55 N». 11922
Donderdag C> .Taimari.
A0. 1899
§eze <§ourant wordt dagelijks, met uitzondering
van (ion- en feestdagen, uitgegeven.
Tweede Blad.
Cl*
PERSOVERZICHT.
feuilleton.
De paticut van „San-Salvatore."
1EIDSCH
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURAHT:
Voor Lelden per 8 maanden. 1.10.
Franco per post 1.40.
Afzonderlijke Nommers 0.06.
PRU8 DER ADVERTENTTËS:
Van 1 6 regels f 1.06. Iedere regej meer f 0.17- Grootere
letters naar plaatsruimte - Voor het Incasseereo buiten de stad
wordt f 0.05 berekend
feit, dat het met de sociale wetgeving
by ons te lande nog niet al te best vlotten
wil. Over wat tot stand kwam is niemand
•Opgetogen van dankbaarheid.
„De werkman niet, omdat hy w&t,
staat hem natuurlijk niet helder voor den
geest, maar dan tocb geheel iets anders had
geboopt; de fabrikant nog veel minder,
omdat die sociale wetten voor hem ware
hinderwetten zyn, hem belemmerend in zijn
Eerzaam bedrijf.
Het is zoo klaar als de dag men kan
hier te lande maar niet rooht op dreef komen
met die sociale wetten.
'"Stukwerk blijft het.
Het óéne Ministerie een stuk, het daarop
volgende een ander stuk; en zoo zullen we,
wannoer de sociale wetgeving voor Nederland
naar het heet geregeld is, een bontgekleurde
r lappendeken verkregen hebben, waarvan de
aaneengeregen stukken de meest schreeuwende
iegenstelling vormen.
Iedere sociale wet staat zoo goed als op
zichzelf, niet in verband tot andere wetten
van dien aard. Eenheid krijgen we zoodoende
niet. Met reeds bestaande organisation wordt
zoo goed als geen rekening gehoudenofwel,
aan het nemen van maatregelen, om de vroe
gere echte volks-organisatie in een anderen
vorm in het leven te roepen of de bestaande
organisation te versterken, wordt niet gedacht".
Hoo komt het, vraagt het blad, dat het
hier, in tegenstelling met Duitschland, zoo
op zijn elf en-dertigsfc gaat? Het antwoordt
aldus:
f? „Heel eenvoudig: de mannen, die.als Mi
nisters onze zoogenaamde sociale wetgeving
ter hand nemeD, deden dat niet gedrongen
door een krachtige, innige- overtuiging. Ze
gingen aan het werk, omdat ze door de
arbeiders-beweging daartoe gedreven werden,
ter elfder ure begrijpende, dat zo toch iets
moesten doen aan do mode van den tijd,
wilde men niet, dat de arbeiders-beweging
hun boven het hoofd zou groeien. Het was
veelal een concossie aan den geest van den
tijd, geen beaef van den plicht en de roeping
om in de allereerste plaats de volle aandacht
te schenken aan de eischeD, die de maat
schappelijke toestanden en verhoudingen aan
den wetgever stelden.
De naïeve en toch zoo jammerlijke verkla
ring van den pro mier van het Kabinet, den
heer PiersoD, dat de verzekering tegen den
ouden dag (de z.g. verplichte pension-
neering) nog op het program van studie
voorkomt, teekent duidelijk en klaar den
chaotischen toestand op het gebied der sociale
wetgeving ten onzent.
Dit geldt met name het terrein der ver-
zekeriDgen. In plaats van vooraf behoorlijk
oa te gaan het verband tusschen de drie
hoofdtakken der verzekering: tegen ziekten,
tegen ongevallen en tegen den ouder
dom; in plaats van vooraf heel het terrein
te overzien; zich rekenschap te geven van
den ei8ch der eenheid, van de gevolgen en
de einduitkomst van heel het verzekerings
wezen; in plaats van dat alles, is men zoo
maar aan het werk gegaan.
Er moest immers iets worden gedaan.
De aandrang werd te sterk.
En zoo begon men alvast ja, waar
mede? toevallig met de verzekering tegen
ongevallen. Heel kunstig in mekaar gezet.
Eón centrale verzekeringsbank met een be
stuur van drie leden, gevestigd in Den Haag
en onderafdeeling van het Departement van
Waterstaat. En aan die drie mannen moeten
patroons en werklieden onderworpen zijn.
Alles van boven af, volmaakt centraliseerond.
Hoe het nu verder met de ziektever
zekering zal gaan en met de verzekering
tegen den ouderdom daar maakt men
zich vooralsnog niet druk mede. Eerst één
stukje, dan zal de rest wel komeD. Maar hoe
die rest er uit zal zien, weet men op geen
voeten of vamen. De ouderdom-verzekering
staat intusschen op het program van studie;
on de ziekte-verzekering, daar heeft men nog
in het geheel niet aan gedacht.
Zéé krijgt men een sociale wetgeving zonder
leidende gedachte, zonder een vast stelsel,
zonder eenig plan."
Na deze meening verder te hebben aange
drongen met een heenwyzing naar de dezer
dagen verschenen brochure van den heer
Malefljt, kwam De Hollander tot het uitspre
ken van dezen wensch:
„Het ware intusschen wellicht maar het
veiligst, indien de Ongevallen-wet werd inge
trokken en de Regeering zich eerst behoorlijk
rekenschap gaf van het verband, waarin deze
regeling heeft te staan tot de regeling van
andere verzekeringen.
Beter eenig uitstel dan stukwerk, dat de
industrie zal belemmeren en den werkman op
den duur onprofijtelijk zal blijken."
De Volksbanier, orgaan van den Ned. R.-K.
Volksbond, schrijft:
De verzekering tegen de geldelijke
gevolgen van invaliditeit en ouder
dom is dan door de Regeering op haar „pro
gram van studie" geplaatst.
Men kende tot nu toe verschillende soorten
van programs.
Men sprak van een program van beginselen,
waarin de hoofdlijnen eener staatkundige rich
ting werden aangegeven.
Men had een program van actie waarin
de desiderata eener party werden opgenoemd.
Een verkiezingsprogram waarin den
kiezers werd kond gedaan wat ze van heD,
die dit program aanvaardden, te wachten
hadden.
Een program van urgentie dat opsomde,
wat het eerst moest worden afgedaan.
Een Regeeringsprogram of program van
beloften, waarmee een nieuw ministerie zich
aan het volk en zyn vertegenwoordigers
voorstelde.
Na Is er een nieuwe soort bijgekomen.
Het program van studie lil
De eer van deze vinding komt den minister
van financiën toe.
By de algemeene beraadslaging over de
Staat8begrooting werd den minister Pierson
er op gewezeD, dat in de Troonrede van 1891
in welk jaar het eerste kabinet Pierson optrad
gesproken was van de verzekeriog van het
lot van oude en verminkte werklieden. En
nu meende men, dat wat in 1891 reeds door
de RegeeriDg in uitzicht gesteld was en in
haar program van beloften, was opgenomen,
ook nu van haar verwacht zou mogen wordeD.
Het bleek echter, dat men zich vergist had.
De heer Pierson beeft het vraagstuk van
de verzekering tegen invaliditeit en ouderdom
overgebracht van het program van beloften
naar een program van studie,
Nu zou men kunnen zeggen: Is het niet
verstandiger éérst iets te plaatsen op het
program van studie en er eeret dan mee
op dat van beloften voor den dag te
komen? Zoodoende spaart men zich althans
het toch ietwat beschamend gevoel van wat
men beloofd heeft weer terug te moeten nemen.
Tenzy men, gedachtig aan het spreekwoord,
er belang by heeft de gekken in vreugde te
doen leven.
In ieder geval: Wanneer er een program
van studie moet bestaan, dan mag daarop in
de eerste plaats wel voorkomen de veel studie
eischende vraagHoe komen we aan
geld?
Da Synode der Ned.-Horv, Kerk heeft zich-
gewend tot den minister van oorlog, met het
verzoek, om den oudera of voogden der
miliciens, die in dienst treden zullen, te
doen verzoeken aan hun storten of pupillen
mee te geven een verklaring, dat zy al of
niet verlangen, dat de jeugdige manschappen
ter kerke gaan. Wordt het verlangd,
dan zouden zy naar de kerk geleid worden,
en de kerkparado weör' worden 'gehouden.
Dezelfde regeling is getroffen voor de cadetten
aan de Militaire Academie te Breda.
„Naar wy vernamen," schrijft dr. A, W.
Bronsveld in zyn Stemmen kroniek, „heeft
Z. E. de Minister het gevoelen ingewonnen
van de verschillende corps commandanten, en
luidt hun advies ongunstig. Deze militaire
autoriteiten meenen, dat het aan ieders ge
weten moet worden overgelaten, of hy naar
de kerk gaan wil of elders den Zondag
morgen doorbrengen.
Natuuriyk hebben wy," vervolgt dr. Br.,
„achting voor dit militair saluut, aan de ge-
weten8vryheid gebracht. Doch men veroorlove
ons enkele vragen l Een groot aantal der
jongeliogen, die in dienst treden, zyn gewoon
getrouw ter kerk te gaan. Hoe komt het
toch, dat zU, zoodra zy de kazerne zyn
binnengetreden, byna allen terstond de kerk
vermyden? Ze zyn volkomen vry, zoo wordt
ons gezegd; maar, nog eens, boa komt het,
dat zy van die vryheid byna zonder uitzon
dering gebruik maken, om thuis te blyven?
Blijkt daar niet uit, dat men in de kazeroe
er aan gewoon is geraakt de kerk te negeeren
Zfin er geen officieren, die op Zondag hun
bureau houden; die op den Zondagmorgen
uitryden en corvé's verordenen? Zyn er ge n
onderofficieren, die hun minderen het kerk-
gaan moeiiyk maken? En is het niet de
adat, de regel geworden, dat een soldaat
niet meer de kerk bezoekt? Zeker, ze zyn
vry; maar hun officieren geven hun byna
allen een slecht voorbeeld; de mannen, met
wie zy omgaaD, vermaken zich met hun
vroomheid, en geven geestigheden ten beste,
gekruid met de Kraftsprache der kazerne.
Zeker, de miliciens zya vry, maar do lust
en de moed, om tegen den geweldigen stroom
op te roeien, gaat er spoedig uit.
Veel ouders zien dien achteruitgang aan
met verdriet. En zou dat nu krenkiDg zyn van
de gewetensvryheid, indien het den miliciens,
op verzoek van hun ouders, gemakkeiyk werd
gemaakt om met do gemeente op te gaan naar
het huis des Heeren? Indien de Hoogedel
gestrenge corps-commandanten op dien grond
een ongunstig advies tebben gegeven, dan
hopen wy," aldus besluit dr. Bronsveld, „dat
desalniettemin de minister van oorlog zal
gehoor geven aan het verzoek van de Synode.
Zfin Excellentie zou daardoor mede een
groote vreugde bereiden aan veel ouders, die
niet zonder eenigen angst hun zonen zien
heengaan, om deD dienstplicht te verrichten,
waaraan zy nu niet (tot onze biydschap) ont
komen kunnen."
Mevrouw Waszklewicz van Schilfgaarde,
presidente van den Nederlandschen Vrouwen
bond ter Internationale Ontwapening, wekt
ia de Bredasche Courant op tot medewerking
aan het plan van William Stead om in massa
op te gaan naar den Czaar, ten einde dezen
te doen zien met hoeveel sympathie zyn
vredeplannen worden toegejuicht. „Een
reuzenplan", schryft zy, „een grootsch en
schitterend plan, waar wy, Nederlanders, ons
niet aan mogen onttrekken. Die schande, nadat
onze jeugdige Koningin^do eerste der Vorsten
is geweest, dié Hare hooge ingenomenheid
met het vredeplan des Russischen Keizers
heeft uitgesproken, mogea wy niet op ons
laden.
Wy moeten dus ook onze gedachten er
over laten gaan, wie wy zullen afvaardigen,
man of vrouw, om het even, mits do persoon,
die men kiest, uiting wete te geven aan den
wensch naar vrede, die ook het Nederlandsche
volk bezielt."
Onlangs werd in de Arnhemsche Courant
een bedroevend tafereel opgehangen omtreDt
de teleurstelling der Nederlandsche arbeiders,
die in de Duitsche grensstreken werk waren
gaan zoeken, maar helaas in het land van het
„dure brood" honger moesten ïyden.
Kennelijk had dat schryven do strekking,
te betoogen, dat het in het protectionistische
Duitschland toch niet zoo gunstig gesteld was
met de nyverheid en welvaart, dio het dankt
aan het beschermend stelsel, lezen wy in
De Tijd.
Er was natuuriyk geen reden de waarheid
dier mededeelingen in twyfel te trekken;
alleen kwam o. a. De Gelderlander op tegen
ü<s gevolgtrekkingen, oio er uit gom .ixt
werdeü, en toonde aaD, dat die geheel onjuist
waren.
In verband met andere feiten betoogde ge
noemd blad, dat wel degeiyk in het land van
het „dure brood" de werkman gemakkelyker
en overvloediger werk en brood vindt dan
ten onzent, ondanks het goedkoops brood.
Nu biykt echter achteraf, dat de mededee
lingen van het Arnbemscbe blad geheel geen
vertrouwen verdienen. Ten minste uit Duis
burg wordt aan de to Amsterdam verschynende
Deutsche Wochenseitung het volgende ge
schreven:
„De mededeelingen van de Arnh. Ct. zyn
geheel onwaar of verdraaid en do3Q ons,
Hollanders, werkeiyk geen goed bier. Als de
Arnhemmer eerst eens informeerde by de
burgemeesters barer stad en omstreken, dan
zonde de Arnhemmer zich toch moeten afvra
gen: Wat doen die duizenden arbeiders uit
de provincie Gelderland wel in die strekeü,
als het er zoo slecht is, en waarom blyven
ze dan niet liever by moeders pappot? Het
familieleven is vooral in Arnhem en Nymegen
en omstreken beduidend goedkooper dan hier,
maar daarvoor wordt hier ook veel meer
verdiend. Een flink en viytig workman kan
5 Mark per dag rekenen en een vlytig dag-
looner in de fabrieken 3.6 tot 4 Mark. Het
kostgeld is hooger, hier 1.5 Mark minstens
per dag, maar dan is het ook oneindig beter;
wy bekomen tweemaal daags warm eten, des
middags en des avonds.
Waar is het, dat, als men in een fabriek
aangenomen wordt, do eerste veertien dagen
geen loon wordt betaald, maar dan alle veer
tien dagen; in enkele groote fabrieken, waar
duizenden mannen werken, wordt eens por
maand afgerekend, maar dan kan men den
15den van de loopende maand voorschot
krygen. In de kolenmynen wordt het loon
uitbetaald den lOdon 12den van de volgende
maat d; daar wordt, natuuriyk, eerst uitge
rekend hoeveel men in de vorige maand ver
diend hooft, en by een 1500 tot 2000 man
op één myn gaat dat niet zoo snel; echter
ook hier kan men eiken löden van de maand
voorschot krygen; hiervan wordt, natuuriyk,
gebruik gemaakt en door allen samen 60,000
tot 70,000 ark M voorschot opgenomen.
Voor een vlytig en oppassend mensch, die
zyn vak verstaat, het zy wat het zy, is hier
geld te verdienen, als men maar zyn papie
ren goed in ordo heeft on omtrent dienstplicht
bewyzen kan, dat mon daaraan voldaan heeft
of vry is geweest; voorts moet men vooral
een bewys van Nsderlanderschap medebren
gen. Ook in het voorjaar kunnen gerust dag-
looners hier komen en is ook voor polder
werkers wat te doen. In do steden is er geen
sprake vaD, dat mon winkelwaren ergens
koopen moet; er is daar in de groote fabrie
ken gelegenheid voor in een „Consum-Verein";
daar koopt men echter goed cd goedkoop;
hoe dat nu op hot land by de steenfabrieken
toegaat, weet ik niet; maar daar behoeft men
niet to blyven, als men gelooft, dat men beet
genomen wordt; ze zijn daar blyde, als ze
goede werklieden krygeo."
6)
Z\jn voorhoofd vertoonde diepe rimpels
en hy blies driftig by tusschenpoozen den
rook van zyn sigarette weg, terwyi hy de
papieren inzag, wier inhoud hem niet scheen
te bevallen. Hy hoorde niet, dat iemand voor
de deur stond en reeds tweemaal geklopt had.
Eerst toen de deur geopend werd, keek hy op.
I „Wat wil je?" vroeg de dokter driftig.
„Neem my niet kwaiyk", stamelde de man.
„Wat wil je?" herhaalde de dokter driftiger.
„Is het in „San-Salvatore" gewoonte, om maar
ieder oogenbllk myn schryfvertrek binnen te
^dringen?"
De man, die de gewoonten van zyn patroon
kende, week achteruit on stamelde:
„Een persoonlyke zaak, die niet als dienst op
bet algemeen rapport 's morgens of 's avonds
kan behandeld worden."
De dokter keek den man doordringend aan
en zeide op trotschen toon:
„Ik denk, dat die persoonlyke zaak zoo'n
jk groote haast niet zal hebben."
k A Da man stond oerst verbluft, maar zeido
- oa oenige oogenblikken op tameiyk vasten
toon
DMet uw verlof, mynheer de directeur, ik
diende u eeriyk en trouw, maar ik wensch nu
deze betrekking te verlaten."
De directeur keek heen met bliksemende
oogen aaD, zyn wangen werden rood van
toorn en hy mompelde halfluid:
„Lige knochtl"
„Mynheer
„Als de nood het volk dryft, komen ze hier
om een betrekking bedelen," viel de direc
teur in.
„Ik verzorg je, geef je loon, bereid je een
warm nest en zorg voor je ouden dag. Maakt
je dat soms te weelderig?"
„Mynheer de directeur," begon de andere
nu driftig, toen
„Arm en ellendig heb ik je opgenomen, als
een bedelaar, die niet in staat was zyn ellendig
bestaan te rekken. Ik nam je in dienst, ge-
deelteiyk omdat ik je gebruiken kon, gedeel
telijk uit medeiyden. Ik gaf je hooger loon
dan aan de andere oppassers en schonk je
myn vertrouwen, omdat ik eenvoudig genoeg
was te gelooven, dat je dat vertrouwen waar
dig zoudt blyken. Maar het biykt, dat ik my
vergist heb. Je wordt weelderig, neemt een
houding aan en voert een toon, dien een
knecht tegenover zyn heer niet behoort aan
te slaan!"
„Myoheer," stamelde de man: „uwbeschul
diging is onwaar
„Ellendeling t"
„Is onwaar," herhaalde de knecht driftig.
„U hebt my in dienst genomen; ik was broo
deloos, dat is waar; maar ik wist ook alles,
wat No. 40 betreft. Omdat
„Zwygl" gebood de directeur heftig.
„Jawel," antwoordde Giacomo gekrenkt.
„Die geschiedenis van mynheer Von Ludwig
gaat geen mensch aan. Ik heb echter in die
twintig jaar getoond, dat ik kon zwygon en
een geheim bewaren."
Dr. Rimali wierp hem een vernietigenden
blik toe en zeide:
„Als je wijt, kan je het gevraagde ontslag
Ik was broodeloos, dat is waar;
krygen. Ik zal je het verschuldigde loon uit
betalen en een getuigschrift geven, dat je
behulpzaam kan zyn tot het verkrygen van
een andere betrekking.''
Giacomo keek hem aan. Het was zyn plan
zonder aarzelen zyn ontslag te vragen, maar de
maDier, waarop zyn heer het hem geven wilde,
beviel hem niet, en daarom zei hy langzaam
„Het was myn bedoeling niet op staanden
voet te vertrekken; ik ben tevreden als ik
over een half jaar myn ontslag kryg."
Dr. Rimali lachte en zei hoonend:
„Zulk gespuis ben jelui 1 Eerst brutaal on
dan handig omdraaien, wanneer men jelui
flink onder de oogen ziet."
Zonder acht te slaan op de toornige uit
drukking van Giacomo's gelaat, stond hy op,
trad aan het venster en vroeg kortaf:
„Hoe laat is het?"
„Zeven uurl"
„Dan moeten de patiënten opgesloten
worden."
Dr. Rimali liep naar zyn schryftafel en
begon de papieren te rangschikken, terwyi
Giacomo zich na een onderdanige buiging
verwyderde.
De directeur keek nog somberder dan te
voren.
„Die zaak met Ludwig zal my ten slotte
nog last veroorzaken," mompelde by. „Von
Waldheim gestorven en geen bericht."
In wrevelige stemming ruimde hy de pa
pieren weg 6Q begaf zich naar de vertrekken
van zyn patiëDton, om te zien of alles in ordo
was, waarby elk nummer afzonderiyk werd
nagegaan.
IV.
De volle maan bescheen het schoone land
schap rondom Rome en zond ook haar stralen
neer op het gesticht „San Salvatore."
Niemand zou op de gedachte gekomen zyn
eon verbiyf van diepe rampzaligheid te zoeken
achter die schoone groepen reusachtige note-
boomen en die majestueuze, bloeiende oiyf-
boomen. Scheen het niet een wreede spotternij,
dat de maan aan dien scboonen IUliaanschen
hemel ook haar licht zond in de cellen der
ongelukkigen, wier verstand in diepe duisternis
is gehuld?
De zilveren maan bescheen een beeld van
jammer. Z^al by zaal was gevuld met onbe
middelde krankzinnigon. Dan volgden de ka
mers, die ryker gestoffeerd waren, sommige
zelfs met uitgezochte weelde. Verder had men
do cellen der ongelukkigsten onder die vele
beklagenswaardigen, n. L van heD, die soms
tot razerny oversloegen.
Een der fraaiste kamers was zeker wel No.
40, sedert twintig jaar bewoond door den heer
Von Ludwig. Ofschoon het uur van naar-bed-
gaan reeds lang was geslagOD, stond No. 40
nog voor het venster on staarde in de betoove-
rende pracht der schepping, die hy, naar alle
mon8cheiyke berekening, nimmer meer als een
vry mensch zou mogen bewonderen.
Lang bleef by zwijgend staan; eindeiyit
ontsnapte een zucht aan zyn beklemde borst.
(Wordt vervolgd.)