N°. 11919
Maandag 3 Januari.
A". 1899
r 1.10.
feze iQourant wordt dagelijks, met uitzondering
van gon- en feestdagen, uitgegeven.
Vierde Blad.
nieuwjaarT"
Feuilleton.
Dc patiënt ran „San-Salvatore."
n -
LEIDSCH
DAGBLAD.
Paus DEZEfi COURANTJ
Voor Lelden per 3 maanden, f-
Franco per posti
Afzonderlijke Nominors
1.40.
0.05.
PB1J8 DER ADVERTENTIEN
Van 1-6 regels f 1.06. Iedere regel meer f 0.17J. - Grootere
letters naar plaatsruimte. - Voor het mcasseoren buiten de stad
wordt 0 05 berekend.
Oillciëole Kennisjfovlnffen.
Inkomstenbelasting 1898.
Burgemeester en Wethouders van Lelden brengon
in herinnering, dat met 31 Dec. e. k. de zeede ter-
tnyn vervalt v^n de Inkomsten boUsting,
dienst 1S98, en dat alzoo op den lsten Jad. 1899
de gebeele aanslag moet zijn voldaan.
Z\j noodigen mitsdien belanghebbenden uit, om, ter
voorkoming van vervolgingenosten, tot de betaling
van bet versohnldigde ten kantore van den Gemeente
ontvanger ovor te gaan.
Burgemeester eo Wethouders voornoemd,
Leidon, F. WAS, Burgemeester.
38 Dec. 1898. VAN HEY8T. 8eoretaris.
Wy bespeuren uw nadering, vóórlaatste
zoon der negentiende eeuwJ-
Met jeugdigen ijver bezjtiïd, gaat gij het
il oogenblik te gemoet, waaro^tiw voofgafrrgér,
aan den eindpaal zijner regeering gekomen,
u don schepter zal overgeven; en wij, sinds lang
aan die wisselingen gewoon, wij roepen: De
Koning is dood, leve de Koning!
Uw komst zij vreugde, uw heerschappij
zij vrede l Wij heeten u welkom met opge-
•wekten zin, en begroeten u met volkomen ver
trouwen In uw goode gezindheid. Al uw
voorgangers hebben wij met blijdschap inge
haald, zonder eerst te vragen wat zij in hun
echoot verborgen bielden. Eerstens zou die
vraag ons weinig gebaat hebben en eenvoudig
als een onbescheidenheid zijn afgewezen; in
de tweede plaats, een mensch moet niet alles
weten. Het leven zou slecht uit te houden
z|jn, als ons vooraf een menu werd voorgelegd.
Ook u, geliefden zoon van vader Chronos,
ondervragen wij niet Gij-houdt niet van in
terviewers, en daar hebt gij gelijk aan] hét zijn
*^"in den regel lui, die van iemands woorden
|r méér maken dan er elg^eniyirlff'werif gelegd.
Maar toch, vóór wy met e&ander de baan
opwandelen, welks einde eönïHöogere Macht
öln- bepaalt, moeten wy even^-pruten, bgwyfce
van kennismaking. Als wij u iets mededeelen
van onze wenschen en vorwachtingen, mis-
achieD, dat ge dan wel in overweging wilt
nemen of er eenige kans bestaat om er aan
te voldoen. Als wij u iets vertellen van de
verrichtingen uws voorgangers, geeft u dat
licht aanleiding óm té voltooien wat hy heeft
aangevangen, te herstellen wat hi), zonder
opzot natuurlijk, heeft bedorven, of aan
degeneD, die van zyn aanwezigheid niet het
meest gepaste gebruik hebben gemaakt, ge
legenheid te geven om ten uwen opzichte
de wijsheid een weinig beter te betrachten.
Dat w\j gewoon zijn aanstonds, als zekere
geheimzinnige klokslag het aanvangspunt uwer
'a souvereiniteit heeft aangekondigd, aan al onze
vrienden en bekenden, in werkelijkheid of in
gedachten, een „gelukkig nieuwjaar" te toe
wenschon, is u misschien bekend. Gij weet ook,
dat die uitingen beantwoorden aan oen wezen-
lijke behoefte. Er is wel eens gezegd; dat er
veel gewoonte en sleur bjj komt; dat is, in het
algemeen gesproken, onwaar. Op hot oogenblik,
dat een jaarkring zich opent, een zoo belangrijk
deel van een menschenleven, gevoelen wij zeer
diep, dat er in de maatschappij niets is uit te
richten, als niet een geest van welwillendheid
den arbeid heiligt; dat het geluk van den
eenen mensch een onmisbaar bestanddeel van
eigen geluk uitmaakt. En het is in dat besef,
dat wij onzen medeburgers, speciaal den lezers
van het „Leidsch Dagblad," eon welgemeend
„Heil u in 't nieuwe jaarl" toeroepen. "Wij
zijn er zeker van, dat zij ten onzen opzichte
dezelfde vriendelijke gevoelens koesteren.
Voor de gemeente onzer inwoning, de aloude
Leid8che veste, is uw voorganger, dooreen-
genomeD, niet kwaad geweest. Alleen dit
moeten wij hem ten laste leggen, dat hi) wel
wat onbarmhartig ons mede-ingezetenen heeft
ontrukt, die wy zoo noode zagen heengaan,
en daaronder vele, wier levensjaren toch nog
niet het cijfer hadden bereikt, dat gewoonlijk
op de laatste mijlpalen der reis wordt gelezeD.
Het is zoo, wij kunnen niet altijd bi] elkander
bleven, hetgeen niet wegneemt, dat er droef
heid is in ons hart, vooral wanneer een d6r
onzen, wiens werkkring en wiens persoonlijke
verdienste hem een ruime plaats in de open
bare achting verzekerde, ter ruste moet
worden nedergelegd. Zoo zal in de ge
schiedenis van het Bewaarschoolonderwijs,
waarin Leiden zulk een schoone bladzijde
geschreven heeft, de naam van Mejuffrouw
Louise Hardenberg niet licht worden vergeten.
Onze academie verloor niet miDder daü twee
harer professoren, dr. W. F. R. Suringar en
mr. C. Asser; ook de oud-hoogleeraar dr. J.
J. Prins werd van ons weggenomen. Do
medische faculteit had het heeDgaan te be
treuren van dr. W. P. Weebers en dr. J. D.
Doorman; de gemeentelijke administratie ver
loor haar geachten eersten ambtenaar, don
verdienstelijken secretaris mr. E. Kist. Nog
weinigo dagen geleden stond het bestuur van
de Leidsch e afdeeling van den Ned. Protes
tantenbond aan do groeve van zijn medelid-
den heer M. P. Meerburg H.Cz. Gij, 1899,
wees ons genadiger; laat by uw1 heengaan
niet zooveel leegten achter in de gelederen
van heD, die waardig en ten algameenen
nutte hun plaats vervullen.
Niet wegrukken en afbreken, maar op
bouwen zü uw voornaamste taak. Hier in
Leiden zullen wij niet klagen; er zijn tal van
gemeentoD, waar minder goede toestanden
worden aangetroffen dan hier, waar minder
voortvarendheid wordt aan den dag gelegd
in do zorg voor de algemoene belangen, -
doch er is vóór u nog wel wat te doen.
Wat uw voorganger in stilte moge hebben
voorbereid, is ons onbekend; gij, breng het
tot uitvoering. Of zoo met eenige nuttige zaak
nog geen begin is gemaakt, laat het u dan
een eer wezen, er uw naam aan te verbindeD.
Mogen wij misschien een paar bescheiden
wenschen uitspreken? Leiden, no? altijd de
eerste Nederlandscbe academiestad, brandpunt
alzoo der geestelijke verlichting, staat op het
gebied der stoffelijke verlichting niet boven
aan; uw voorganger ls er zelfs getuige van
geweest, dat in een vergadering van weten-
8chappeli)ken aard proeven niet konden
gedaan worden wegens gebrek aan of te
geringe drukking van gas! Zoo iets mag bier
zeker niet plaats hebben. En dan, denk eens
aan onze nieuwe stadgenooten, de geannexeer
de Leidenaars, die nog altijd zitten te wachten
op het begin van de verbeteringen en ver
fraaiingen, die de vrucht zouden zijn van hun
overgang uit de dorpeliJkbeid.
Maar we hebben goeden moed, dat gij dit
alles en veel meer nog zult tot stand brengen.
Ons wakker Gemeentebestuur zult g\j een
jaar van krachtige werkzaamheid doen be
leven, opdat het nieuwe aanspraken moge
verkrijgen op de achting en de toegenegenheid
der burgerij. Gij zult ons, waar wij gevaar
loopen in onze medewerking te verflauwen,
tot trouwe plichtsvervulling aansporen; gij
zult vooral het uwe doen om oos eendrachtig
te doen blijven, en onze kleine geschilleD, van
politieken of anderen aard, op z|jde te doen
zetten.
Eendrachtig kunnen wy wel zijn, als het
er op aankomt; vraag het maar eens aan
uw voorganger, hij zal zich- nog wel her
inneren boe wij ons gehouden hebben om do
feesten ter eere van de troonsbeklimming van
Koniogin Wilhelmina op waardige wijze te
besluiten. Die geliefde Vorstin zult gij zeker
niet vergeten by de uitdeeling uwer welda
den; geef ze Haar in kwistigen overvloed,
geef Haar vooral de ondervinding, dat Haar
getrouw volk ten volle bereid is den Troon
te schragen, het Koninklijk Gezag hoog te^
houden. Herstel den vrede in onze koloniën,
nu er in den laatsten tijd, door het beleidvol
optreden van ons dapper Indisch leger, uit-,
zicht gekomen is op onderwerping en bovre-
diging van Atj9h. Steun al hetgeen er gedaan
zal worden om op maatschappelijk gebied
hervormingen in te voeren, en maak, dat wij,
bij de voorbereiding van en, de gedachten-
wisseling over de gevormde' plannen, nooit
Vergeten, dat de belangen des eenen in nauw
verband staan met die-des aflderen, ,en dat
wy zijn éón volk van broeders.
Moge alzoo, o naderend jaar 1899, uw komst
vreugde, uw verblijf zegen, uw vertrek dank
bare herinnering goven.
EERSTE KAMER.
Voortzetting der "behandeling van de Indisehe
Begrooling.
Repliceerende, verklaart de heer Fransen
v. d. Putte, zijn motie handhavende, dat hij
stemming zal vragen over liet bttrekkelyk
hoo'dstuk der begrooting, om clen heiren
Y. d. Biesen en Viruly en di-ns onbekendo
vrienden gel genheid to geven zich te ver
klaren.
De heer Pijnacker Hordijk was van meening,
dat in de verklaring van den Minister, dat
er nog voor de invoering tijd van ondtrzoek
van de geopperde bezwaren was, de motie
had kunnen worden ingetrokken. Waar dit
echter niet is geschied, zal bij toch voor de
motie stemmen.
Daarentegen verklaarle de heer Van Wel-
deren Rengershet betreurende, dat de motie
niet was ingetrokken, mede namens andere
leden, tegen de motie te zullen stemmen, na
de pertinente verklaring, door den Minister
gisteren afgelegd.
Ook de heer Van Zinnicq Bergmann zal
tegen de motie stemmen, die hem door toon
en vorm weinig constitutioneel toeschijnt.
Hoe toch zal b\j aanneming de verhouding
zijn tusschen den Minister en de Tweede
Kamer, en hoe zal de verhouding wezen
tusschen de Eerste Kamer en den Minister
voor 't geval de Minister, ook al wordt de
motie aangenomen, zich daaraan niet stoort?
Nadat de Minister nogmaals verzekerd had,
dat de gewichtige bedenkingen, die geopperd
zijn, zuil n wor en onderzocht, verklaarde
ook de heer Aiberda naar aanleiding van die
verklaring de motie overbo ig.
De heer Fransen v. d. Putte trok ten slotte
zijn motie in.
De verschillende hoofdstukken van do
Inoische B grooting werden daarop zonder
stemming goeigekeurd.
Achtereenvolgens werden daarop goedge-
keur i onderscheidene wetsontwerpen o. a.
betreffende den aanleg van den spoorweg
KalisatBanjoewangi; het uitvotrrecht van
tin in Ned.-Indiê; nadere bepalingen omtrent
den accijns op het gedistilleerd (kleine brande
rijen); overeenkomst met Duitschland, Belgiö
en Frankrijk, ten aanzien van de meting van
linnenscbepen; naturalisatiën; provinciale
hellingen; afwijking van de regelen eer Ge
meentewet voor Hellevottsluis, Den Helder,
^Vlieland en Vlissingen; suppletoire begroo
ting n o. a. betreffende den spoorweg Leiden
Woerden; verkoop van gronden te Terneuzen,
^KoevorJen, Gronmgen en Katwyk; voorziening
Inaisch kastekort over 1899; zoomede van
de Staatsbegrooting voor 1899; Hoofdstuk 1
(Huis der Kodngin); Hoofdstuk VIL4 (Natio
nale Schuld) en de wet op de Middelen.
Na -.at alzoo niet minder dan b(jna 90 wets
ontwerpen onder den hami r van den presi-ieDt
waren gepasseerd, is de Kamer op reces uit
e ngtgaan, ten einde voor het afdeelings-
ond rzoek der hoofdstukken II— XI van de
Staatsbegrooting voor 1899 Maandag-aypnd
den Oden Januari a. s. itrug te komen.
Gemeenteraad van Bodegraven.
Voorzitter de Burgemeester. Afwezig dr. W. H.
Kaptoijn.
Opening der vergadering. Lezing en goedkeuring
der notulen van de vorige vergadering.
Ingekomen zijn de navolgende stukken:
lo. schrijven van N. Van Oosterhout, beuoemd
hoofd der school te Langeruigeweide, houdende
dankbetuiging voor het reeds met l December
eervol verleende ontslag,
2o. proces verbaal van opneming van do boeken
en kas van den gemeente-ontvanger, waaruit blijkt,
dat op 22 December in kas was 3,654.46,
3o. missive van Ged. Staten, waarbij wordt
medegedeeld dat do begrooting van het 5de bat.
rustende schutterij voor het dienstjaar 1899 is
vastgesteld op ƒ273.50 in ontvangst en uitgaaf,
en dat het aandeel dezer gemeente bedraagt
ƒ20.81
4o. missive van idom, goedgekeurd terugzendende
het raadsbesluit tot regeling van do jaarwedde
van den aan te stellen onderwijzer in de vacature-
Oosterhout;
5o. missive van idem, waarbij goedgekeurd wordt
teruggozonden het raadsbesluit tot aankoop van
den grond op bet voormalig land van Costerus,
voor de som van 11;
6o. missive van idem, houdende goedkeuring van
de gemeente-hegrootiDg dienst 1899.
Al deze stukken worden voor kennisgeving
aangenomen.
Aan do orde is de benoeming van een order-
wijzer in de plaats van den heerN. Van Oosterbout.
De Voorzitter deelt mede, dat 9 eollicitatiën
zijn ingekomendat 8 onderwijzers hebben deel-
genomon aan een proofles gehouden in tegenwoordig
heid van den arrondissements schoolopzienerdat
naar aanleiding van het bericht van het Hoofd
der school door B. en Ws. de navolgende voor
dracht is opgemaakt, welke is goedgekeurd door
den arrondissements schoolopziener; dat de voor
dracht bestaat uit de beeren G. Roest te Krimpen
a/d Lek, W. D. Van Wyk te Zalt Bommel en I.
Do Vries te 's Gravenbage.
Alsnu tot do benoeming overgaande, wordt met
algemeeno atlromen benoemd de heer G. Roest.
Tot gemeente geneesheer wordt benoemd dr. G.
Do Niot, tot verloskundige raej. C. De Vliegeren
tot lovorancier der geneesmiddelen voor de armen
de heer K. Douwes Dekker.
Besloten wordt te verhuren op do gewone con
ditiën aan J. Zaal de balaoa, schalen en gewichten;
do heer Van derGieson vraagt hierbij of de touwen
van de balans nog niet versleten zijn, waarom
trent de Voorzitter een onderzoek zal laten instellen.
Vorhuurd wordt aan L. F. Kra/t op de gewone
voorwaardeu do aschschunr, waarbij do beer Brunt
vraagt of 't ook wenschelijk is om boomen to
planten op hot erf naast de aschschaur, welk
punt do Voorzitter toezogt bij B. en W. ter sprake
te zullen breDgen.
In de geldleening worden uitgeloot de aandeelen
47 en G4 iedpr ad ƒ250.
De Raad keurt goed, dat door B. en Ws. aan
den laagsten inscbrijvor naar de onderhouds
werken van de gemeente, zijnde A. lioogendoorn,
het werk is gegund voor ƒ1047. Aan de orde is
het voorstel van B. en Ws. om over te gaan tot
ainolio van het steencn muartjo op het mai ktplcin.
De Voorzitter zegt, dat de meerderheid van het
Dagel. Bestuur dit voorstel, doet omdat door het
wegbrekon moer ruimte zal verkregen worden tot
het plaatsen van kaaswagons en bokken vuor de
lammercnmarkt. De heer Rollman is tegen liet
voorstel, omdat het drek van dén Wiltelmiiraboom
dan van de kaaswagens te Jijden zal hebben; de
heer Broei zal tegenstemmen, omdat men na
afbraak een onooglijk gezicht zal krijgen. De
Voorzitter zegt, dat cr door het wegbreken een
groote ruimte beschikbaar komt du desIuotljDgs
do pastorie gedempt i9 en de eigenaren verlof
geven tot het gebruiken van dien grond; dit do
argumenten tegen de amotie weinig beteekeneo,
daar vooreerst door de meerdere ruimte op do
markt bet bek juist minder gevaar loopt
on ten tweede, mocht dit noodig blijken, door
der. schenker zal gezorgd worden voor nfdoendo
bescherming op door den Raad aan te geven
wijze; dat verder, wanneer er achter het muurtje
onooglijke toestanden zijn, het juiai dungeiid
noodig is die toestanden aan bet licht to brongen
en zoodoende te verbeteren. De hecren Van Dam
en Turkenburg zijn voor het amoveoren. Over
gaande tot stemming, wordt met 7 tegen 3 stem-
raon besloten tot afbraak. Do heeren Brunt, Roll
man en Van der Giesen stemmen tegen.
Na afloop van de agenda vraagt de heer Van
Dam lo. of de weg in Buitenkerk wel goed bo-
giind wordt en 2o. of er niets aan te doen is, dat
do automobielen met zoo'o woeste vaart door het
dorp rijdon, dat 't wondei lijk is dat er nog goen
ongelukken gebeurd zijn De heer Van der Giesen
zoude gaarne wenschen, dat de steeg naast zijn
buis nog eens gezand werd.
De Voorzitter beantwoordt do sprekers en sluit
do vergadering na den heeicn een aangenaam oude
en nieuwjaar to hebben toegewensebt.
Onder de landgoederen in hot schoone dal
van de rivier de Leitha trekt de heerlijkheid
„Wallersbrunn" vooral de aandacht wegens de
uitgebreidheid der bezitting en de schoone ge
bouwen.
Een der vorige bezitters uit het geslacht der
baronnon Von Erlenburg had er zyn genoe
gen in gehad het kasteel zoo fraai mogelijk te
laten verbouwen. Ook het park en de tuin
getuigden van zijn zin voor schoonheid.
Thans behoort de bezitting aan baron Felix
Von Waldheim, die sedert twintig jaren op
het kasteel woont. Hy volgde baron Max
Von Erlenburg op en was in disn tijd in den
omtrek gaarne gezien wegens zijn aangename
maniereD.
De naam Von Erlenburg raakte alzoo in
vergetelheid. Onder de hoogbejaarden werd
die naam nog wel eens genoemd en het hoofd
geschud over den ondergang van dit machtige
geslacht; maar het jongere geslacht kent
alleen den naam van den tegenwoordigen
baron, van wien eigenlijk niemand weet te
zeggen, in welke familiebetrekking hij stond
tot baron Max Von Erlenburg.
Niemand twijfelde echter, of de schoone
Alice, de dochter van Felix Von Waldheim,
den rechtmatigen bezitter van de heerlijkheid
„Wallersbrunn", zou eenmaal het landgoed
erven.
Zelden had iemand zooveel geluk in het leven
als baron Felix; maar ook hij zag zijn geluks
zon tanen. Niet, dat zijn bezitting door onheilen
werd getroffen, maar wel door den dood, don
vijand der geslachten Von Waldheim. Driejaren
geleden stierf de echtgenoote van den baron
en nu lag hijzelf op bet ziekbed uitgestrekt,
lijdende aan longtering, een erfltyke kwaal
in zijn familie.
Felix Von Waldheim bad gaarne zijn halve
vermogen gegeven, om zijn leven nog een paar
jaren te verlengeD, maargeen hoop I De
dood naderde met rasache schreden.
Weer was de nacht voorbijgegaan. Het was
nu dag, een heerlyko lentedag; maar de
vreugde, die allerwegen in de natuur heerschte,
vond geen weerklank in het kasteel „Wallers
brunn/'
Iodereen op het kaste«l scheen te begrijpen,
dat het stervensuur van den baron weldra zou
slaan. Men vormeed daarom met zorg alle
drukte en gedruisch; overal zag men bedrukte
gezichten; ieder gevoelde, dat de dag treurig
zou eindigen.
Toch wist niemand de mate van treurigheid
te gissen en niemand heeft die later geweten
dan Alice. Niemand wist, welke zielesmart den
landheer in zijn stervensuur tot waanzin dreef
en dat do vrees voor de gerechtigheid des
Hemels hem ontzettende dingen deed openbaren.
HU lag daar als een zondaar, die om genade
smeekt. Maar sprak hy in waanzin? Deed de
ziekte hem zoo zwaar ïyden, dat zijn verstand
verbijsterd werd? Dit laatste was moeiiyk aan
te nemen by een teringiydor en toch lag
hy doodeiyk afgemat met vaalbleek gelaat io
een leunstoel en keek droomerig naar hot
purper der ondergaande zon. Zyn borst ging
zichtbaar op en neer, de adem stokte hem in de
keel. Het scheen, of hij wilde uitspreken hetgeen
er in hem omging, maar de hevige pyo belette
hem dit. Hy bleef onbeweegiyk liggen en slechts
een zucht ontsnapte aan zyn beklemde borst.
Groot moest zyn lyden wezen en zeer zwaar
scheen het hem te vallen de rechte woorden te
vinden, waarmede hy vergiffenis en verzoening
wilde verwerven.
Thans was de strijd ten einde, by wendde
het hoofd om en riep mot bevende stem:
„Alice!"
Vol liefderijke bekommering rustte de blik
van het meisje op haar vader.
„Alice", herhaalde hij en stak zijn dorre
band naar zijn kind uit. „Hoor je de stem,
die my oproept? Bid voor me, Alice! Smeek
den Hemel om erbarming voor de zware zonde,
die op my drukt. Die zonde zal mij in hot
eeuwig verderf storten. O, God, erbarming!"
Met ontzetting en vrees greep Alice de toe
gestoken hand; zy ontstelde hevig door de
woorden, die haar vader in yiende koorts
(naar zy meende) gesproken had.
„Hoor je wel, Alice?" vroeg de baron nog
maals met trillende stem. „Smeek dan met
my om erbarming.... Je weet niet, hoeveel
ik lyd; je begnjpt niet, welke smarten mijn
ziel verduren moet."
Alice voelde de tranen in haar oogen opwel
len en drukte vol medeiyden een kus op de
klamme vingers van haar vader.
„Ik bid God, dat Hy uw zonden moge ver
geven. Stel uw vertrouwen op Hem, vader!"
zeide het meisje ontroerd. „De liefde uwer
dochter!
„De liefde mijner dochter!" riep de baron
hartstochtelijk uit. „Van do dochter, wier
.Hoor Jo wol, Allee?"
hoofd ik met schande ga beladendie door myn
misdryf tot armoede zal vervallen, terwyi
myn ziel voor eeuwig
„Vader, vader
„Voor eeuwig verloren is."
„Vader!" riep Alice ontsteld uit.
Angstig hield zij haar oogen op den baron
gevestigd. Ofschoon zy sedert eenige weken
dergelijke woorden reeds meermalen gehoord
had en ze als oen gevolg van den ziektetoestand
beschouwde, werd het haar toch b.ng om het
hart, toen zy die uitdrukking van wilde vor-
twyfeliog op het gelaat hairs vaders zag. Zy
beefde.
Eenige oogenblikken bleef zy onbeweegiyk
zitten; toen zonk baar boofd op haars vaders
knieëa en begon ze bilteriyk te woonen.
„Alice wy moeten weldra
scheiden Alice
„O, vader
„De dood wenkt my. Heb medeiyden
- woes barmhartig „Wallersbrunn"
het landgoed
„Spreek toch zoo niet, vader."
„Bet moet er uit, Alice I„Wallers
brunn" het landgoedis myn
eigendom
Hy k30 kook in ademlooze spanning
naar het ge>ïaat zyner dochter, die hem met diep
medelyden aanzag.
„Versta je my-nietAlice?" stotterde hy.
„Wil je my niet verstaan?Is de vloek
waarmee ik je belaad
„Neen!" riep Alice uit „geeD vloek kan
do liefde myns vaders op myn hoofd doen
nedordalen."
Het matte hoofd van den laüdheor zonk
terug in do kussens van den leunstosl. Zyn
oogen konden wegens het bewustzyn van
schold den reinen blik van zyn dochter nie'
verdragen. Wordt vervolgd.)