N°. 11919 Maandag 3 Januari. A". 1899 r 1.10. feze iQourant wordt dagelijks, met uitzondering van gon- en feestdagen, uitgegeven. Vierde Blad. nieuwjaarT" Feuilleton. Dc patiënt ran „San-Salvatore." n - LEIDSCH DAGBLAD. Paus DEZEfi COURANTJ Voor Lelden per 3 maanden, f- Franco per posti Afzonderlijke Nominors 1.40. 0.05. PB1J8 DER ADVERTENTIEN Van 1-6 regels f 1.06. Iedere regel meer f 0.17J. - Grootere letters naar plaatsruimte. - Voor het mcasseoren buiten de stad wordt 0 05 berekend. Oillciëole Kennisjfovlnffen. Inkomstenbelasting 1898. Burgemeester en Wethouders van Lelden brengon in herinnering, dat met 31 Dec. e. k. de zeede ter- tnyn vervalt v^n de Inkomsten boUsting, dienst 1S98, en dat alzoo op den lsten Jad. 1899 de gebeele aanslag moet zijn voldaan. Z\j noodigen mitsdien belanghebbenden uit, om, ter voorkoming van vervolgingenosten, tot de betaling van bet versohnldigde ten kantore van den Gemeente ontvanger ovor te gaan. Burgemeester eo Wethouders voornoemd, Leidon, F. WAS, Burgemeester. 38 Dec. 1898. VAN HEY8T. 8eoretaris. Wy bespeuren uw nadering, vóórlaatste zoon der negentiende eeuwJ- Met jeugdigen ijver bezjtiïd, gaat gij het il oogenblik te gemoet, waaro^tiw voofgafrrgér, aan den eindpaal zijner regeering gekomen, u don schepter zal overgeven; en wij, sinds lang aan die wisselingen gewoon, wij roepen: De Koning is dood, leve de Koning! Uw komst zij vreugde, uw heerschappij zij vrede l Wij heeten u welkom met opge- •wekten zin, en begroeten u met volkomen ver trouwen In uw goode gezindheid. Al uw voorgangers hebben wij met blijdschap inge haald, zonder eerst te vragen wat zij in hun echoot verborgen bielden. Eerstens zou die vraag ons weinig gebaat hebben en eenvoudig als een onbescheidenheid zijn afgewezen; in de tweede plaats, een mensch moet niet alles weten. Het leven zou slecht uit te houden z|jn, als ons vooraf een menu werd voorgelegd. Ook u, geliefden zoon van vader Chronos, ondervragen wij niet Gij-houdt niet van in terviewers, en daar hebt gij gelijk aan] hét zijn *^"in den regel lui, die van iemands woorden |r méér maken dan er elg^eniyirlff'werif gelegd. Maar toch, vóór wy met e&ander de baan opwandelen, welks einde eönïHöogere Macht öln- bepaalt, moeten wy even^-pruten, bgwyfce van kennismaking. Als wij u iets mededeelen van onze wenschen en vorwachtingen, mis- achieD, dat ge dan wel in overweging wilt nemen of er eenige kans bestaat om er aan te voldoen. Als wij u iets vertellen van de verrichtingen uws voorgangers, geeft u dat licht aanleiding óm té voltooien wat hy heeft aangevangen, te herstellen wat hi), zonder opzot natuurlijk, heeft bedorven, of aan degeneD, die van zyn aanwezigheid niet het meest gepaste gebruik hebben gemaakt, ge legenheid te geven om ten uwen opzichte de wijsheid een weinig beter te betrachten. Dat w\j gewoon zijn aanstonds, als zekere geheimzinnige klokslag het aanvangspunt uwer 'a souvereiniteit heeft aangekondigd, aan al onze vrienden en bekenden, in werkelijkheid of in gedachten, een „gelukkig nieuwjaar" te toe wenschon, is u misschien bekend. Gij weet ook, dat die uitingen beantwoorden aan oen wezen- lijke behoefte. Er is wel eens gezegd; dat er veel gewoonte en sleur bjj komt; dat is, in het algemeen gesproken, onwaar. Op hot oogenblik, dat een jaarkring zich opent, een zoo belangrijk deel van een menschenleven, gevoelen wij zeer diep, dat er in de maatschappij niets is uit te richten, als niet een geest van welwillendheid den arbeid heiligt; dat het geluk van den eenen mensch een onmisbaar bestanddeel van eigen geluk uitmaakt. En het is in dat besef, dat wij onzen medeburgers, speciaal den lezers van het „Leidsch Dagblad," eon welgemeend „Heil u in 't nieuwe jaarl" toeroepen. "Wij zijn er zeker van, dat zij ten onzen opzichte dezelfde vriendelijke gevoelens koesteren. Voor de gemeente onzer inwoning, de aloude Leid8che veste, is uw voorganger, dooreen- genomeD, niet kwaad geweest. Alleen dit moeten wij hem ten laste leggen, dat hi) wel wat onbarmhartig ons mede-ingezetenen heeft ontrukt, die wy zoo noode zagen heengaan, en daaronder vele, wier levensjaren toch nog niet het cijfer hadden bereikt, dat gewoonlijk op de laatste mijlpalen der reis wordt gelezeD. Het is zoo, wij kunnen niet altijd bi] elkander bleven, hetgeen niet wegneemt, dat er droef heid is in ons hart, vooral wanneer een d6r onzen, wiens werkkring en wiens persoonlijke verdienste hem een ruime plaats in de open bare achting verzekerde, ter ruste moet worden nedergelegd. Zoo zal in de ge schiedenis van het Bewaarschoolonderwijs, waarin Leiden zulk een schoone bladzijde geschreven heeft, de naam van Mejuffrouw Louise Hardenberg niet licht worden vergeten. Onze academie verloor niet miDder daü twee harer professoren, dr. W. F. R. Suringar en mr. C. Asser; ook de oud-hoogleeraar dr. J. J. Prins werd van ons weggenomen. Do medische faculteit had het heeDgaan te be treuren van dr. W. P. Weebers en dr. J. D. Doorman; de gemeentelijke administratie ver loor haar geachten eersten ambtenaar, don verdienstelijken secretaris mr. E. Kist. Nog weinigo dagen geleden stond het bestuur van de Leidsch e afdeeling van den Ned. Protes tantenbond aan do groeve van zijn medelid- den heer M. P. Meerburg H.Cz. Gij, 1899, wees ons genadiger; laat by uw1 heengaan niet zooveel leegten achter in de gelederen van heD, die waardig en ten algameenen nutte hun plaats vervullen. Niet wegrukken en afbreken, maar op bouwen zü uw voornaamste taak. Hier in Leiden zullen wij niet klagen; er zijn tal van gemeentoD, waar minder goede toestanden worden aangetroffen dan hier, waar minder voortvarendheid wordt aan den dag gelegd in do zorg voor de algemoene belangen, - doch er is vóór u nog wel wat te doen. Wat uw voorganger in stilte moge hebben voorbereid, is ons onbekend; gij, breng het tot uitvoering. Of zoo met eenige nuttige zaak nog geen begin is gemaakt, laat het u dan een eer wezen, er uw naam aan te verbindeD. Mogen wij misschien een paar bescheiden wenschen uitspreken? Leiden, no? altijd de eerste Nederlandscbe academiestad, brandpunt alzoo der geestelijke verlichting, staat op het gebied der stoffelijke verlichting niet boven aan; uw voorganger ls er zelfs getuige van geweest, dat in een vergadering van weten- 8chappeli)ken aard proeven niet konden gedaan worden wegens gebrek aan of te geringe drukking van gas! Zoo iets mag bier zeker niet plaats hebben. En dan, denk eens aan onze nieuwe stadgenooten, de geannexeer de Leidenaars, die nog altijd zitten te wachten op het begin van de verbeteringen en ver fraaiingen, die de vrucht zouden zijn van hun overgang uit de dorpeliJkbeid. Maar we hebben goeden moed, dat gij dit alles en veel meer nog zult tot stand brengen. Ons wakker Gemeentebestuur zult g\j een jaar van krachtige werkzaamheid doen be leven, opdat het nieuwe aanspraken moge verkrijgen op de achting en de toegenegenheid der burgerij. Gij zult ons, waar wij gevaar loopen in onze medewerking te verflauwen, tot trouwe plichtsvervulling aansporen; gij zult vooral het uwe doen om oos eendrachtig te doen blijven, en onze kleine geschilleD, van politieken of anderen aard, op z|jde te doen zetten. Eendrachtig kunnen wy wel zijn, als het er op aankomt; vraag het maar eens aan uw voorganger, hij zal zich- nog wel her inneren boe wij ons gehouden hebben om do feesten ter eere van de troonsbeklimming van Koniogin Wilhelmina op waardige wijze te besluiten. Die geliefde Vorstin zult gij zeker niet vergeten by de uitdeeling uwer welda den; geef ze Haar in kwistigen overvloed, geef Haar vooral de ondervinding, dat Haar getrouw volk ten volle bereid is den Troon te schragen, het Koninklijk Gezag hoog te^ houden. Herstel den vrede in onze koloniën, nu er in den laatsten tijd, door het beleidvol optreden van ons dapper Indisch leger, uit-, zicht gekomen is op onderwerping en bovre- diging van Atj9h. Steun al hetgeen er gedaan zal worden om op maatschappelijk gebied hervormingen in te voeren, en maak, dat wij, bij de voorbereiding van en, de gedachten- wisseling over de gevormde' plannen, nooit Vergeten, dat de belangen des eenen in nauw verband staan met die-des aflderen, ,en dat wy zijn éón volk van broeders. Moge alzoo, o naderend jaar 1899, uw komst vreugde, uw verblijf zegen, uw vertrek dank bare herinnering goven. EERSTE KAMER. Voortzetting der "behandeling van de Indisehe Begrooling. Repliceerende, verklaart de heer Fransen v. d. Putte, zijn motie handhavende, dat hij stemming zal vragen over liet bttrekkelyk hoo'dstuk der begrooting, om clen heiren Y. d. Biesen en Viruly en di-ns onbekendo vrienden gel genheid to geven zich te ver klaren. De heer Pijnacker Hordijk was van meening, dat in de verklaring van den Minister, dat er nog voor de invoering tijd van ondtrzoek van de geopperde bezwaren was, de motie had kunnen worden ingetrokken. Waar dit echter niet is geschied, zal bij toch voor de motie stemmen. Daarentegen verklaarle de heer Van Wel- deren Rengershet betreurende, dat de motie niet was ingetrokken, mede namens andere leden, tegen de motie te zullen stemmen, na de pertinente verklaring, door den Minister gisteren afgelegd. Ook de heer Van Zinnicq Bergmann zal tegen de motie stemmen, die hem door toon en vorm weinig constitutioneel toeschijnt. Hoe toch zal b\j aanneming de verhouding zijn tusschen den Minister en de Tweede Kamer, en hoe zal de verhouding wezen tusschen de Eerste Kamer en den Minister voor 't geval de Minister, ook al wordt de motie aangenomen, zich daaraan niet stoort? Nadat de Minister nogmaals verzekerd had, dat de gewichtige bedenkingen, die geopperd zijn, zuil n wor en onderzocht, verklaarde ook de heer Aiberda naar aanleiding van die verklaring de motie overbo ig. De heer Fransen v. d. Putte trok ten slotte zijn motie in. De verschillende hoofdstukken van do Inoische B grooting werden daarop zonder stemming goeigekeurd. Achtereenvolgens werden daarop goedge- keur i onderscheidene wetsontwerpen o. a. betreffende den aanleg van den spoorweg KalisatBanjoewangi; het uitvotrrecht van tin in Ned.-Indiê; nadere bepalingen omtrent den accijns op het gedistilleerd (kleine brande rijen); overeenkomst met Duitschland, Belgiö en Frankrijk, ten aanzien van de meting van linnenscbepen; naturalisatiën; provinciale hellingen; afwijking van de regelen eer Ge meentewet voor Hellevottsluis, Den Helder, ^Vlieland en Vlissingen; suppletoire begroo ting n o. a. betreffende den spoorweg Leiden Woerden; verkoop van gronden te Terneuzen, ^KoevorJen, Gronmgen en Katwyk; voorziening Inaisch kastekort over 1899; zoomede van de Staatsbegrooting voor 1899; Hoofdstuk 1 (Huis der Kodngin); Hoofdstuk VIL4 (Natio nale Schuld) en de wet op de Middelen. Na -.at alzoo niet minder dan b(jna 90 wets ontwerpen onder den hami r van den presi-ieDt waren gepasseerd, is de Kamer op reces uit e ngtgaan, ten einde voor het afdeelings- ond rzoek der hoofdstukken II— XI van de Staatsbegrooting voor 1899 Maandag-aypnd den Oden Januari a. s. itrug te komen. Gemeenteraad van Bodegraven. Voorzitter de Burgemeester. Afwezig dr. W. H. Kaptoijn. Opening der vergadering. Lezing en goedkeuring der notulen van de vorige vergadering. Ingekomen zijn de navolgende stukken: lo. schrijven van N. Van Oosterhout, beuoemd hoofd der school te Langeruigeweide, houdende dankbetuiging voor het reeds met l December eervol verleende ontslag, 2o. proces verbaal van opneming van do boeken en kas van den gemeente-ontvanger, waaruit blijkt, dat op 22 December in kas was 3,654.46, 3o. missive van Ged. Staten, waarbij wordt medegedeeld dat do begrooting van het 5de bat. rustende schutterij voor het dienstjaar 1899 is vastgesteld op ƒ273.50 in ontvangst en uitgaaf, en dat het aandeel dezer gemeente bedraagt ƒ20.81 4o. missive van idom, goedgekeurd terugzendende het raadsbesluit tot regeling van do jaarwedde van den aan te stellen onderwijzer in de vacature- Oosterhout; 5o. missive van idem, waarbij goedgekeurd wordt teruggozonden het raadsbesluit tot aankoop van den grond op bet voormalig land van Costerus, voor de som van 11; 6o. missive van idem, houdende goedkeuring van de gemeente-hegrootiDg dienst 1899. Al deze stukken worden voor kennisgeving aangenomen. Aan do orde is de benoeming van een order- wijzer in de plaats van den heerN. Van Oosterbout. De Voorzitter deelt mede, dat 9 eollicitatiën zijn ingekomendat 8 onderwijzers hebben deel- genomon aan een proofles gehouden in tegenwoordig heid van den arrondissements schoolopzienerdat naar aanleiding van het bericht van het Hoofd der school door B. en Ws. de navolgende voor dracht is opgemaakt, welke is goedgekeurd door den arrondissements schoolopziener; dat de voor dracht bestaat uit de beeren G. Roest te Krimpen a/d Lek, W. D. Van Wyk te Zalt Bommel en I. Do Vries te 's Gravenbage. Alsnu tot do benoeming overgaande, wordt met algemeeno atlromen benoemd de heer G. Roest. Tot gemeente geneesheer wordt benoemd dr. G. Do Niot, tot verloskundige raej. C. De Vliegeren tot lovorancier der geneesmiddelen voor de armen de heer K. Douwes Dekker. Besloten wordt te verhuren op do gewone con ditiën aan J. Zaal de balaoa, schalen en gewichten; do heer Van derGieson vraagt hierbij of de touwen van de balans nog niet versleten zijn, waarom trent de Voorzitter een onderzoek zal laten instellen. Vorhuurd wordt aan L. F. Kra/t op de gewone voorwaardeu do aschschunr, waarbij do beer Brunt vraagt of 't ook wenschelijk is om boomen to planten op hot erf naast de aschschaur, welk punt do Voorzitter toezogt bij B. en W. ter sprake te zullen breDgen. In de geldleening worden uitgeloot de aandeelen 47 en G4 iedpr ad ƒ250. De Raad keurt goed, dat door B. en Ws. aan den laagsten inscbrijvor naar de onderhouds werken van de gemeente, zijnde A. lioogendoorn, het werk is gegund voor ƒ1047. Aan de orde is het voorstel van B. en Ws. om over te gaan tot ainolio van het steencn muartjo op het mai ktplcin. De Voorzitter zegt, dat de meerderheid van het Dagel. Bestuur dit voorstel, doet omdat door het wegbrekon moer ruimte zal verkregen worden tot het plaatsen van kaaswagons en bokken vuor de lammercnmarkt. De heer Rollman is tegen liet voorstel, omdat het drek van dén Wiltelmiiraboom dan van de kaaswagens te Jijden zal hebben; de heer Broei zal tegenstemmen, omdat men na afbraak een onooglijk gezicht zal krijgen. De Voorzitter zegt, dat cr door het wegbreken een groote ruimte beschikbaar komt du desIuotljDgs do pastorie gedempt i9 en de eigenaren verlof geven tot het gebruiken van dien grond; dit do argumenten tegen de amotie weinig beteekeneo, daar vooreerst door de meerdere ruimte op do markt bet bek juist minder gevaar loopt on ten tweede, mocht dit noodig blijken, door der. schenker zal gezorgd worden voor nfdoendo bescherming op door den Raad aan te geven wijze; dat verder, wanneer er achter het muurtje onooglijke toestanden zijn, het juiai dungeiid noodig is die toestanden aan bet licht to brongen en zoodoende te verbeteren. De hecren Van Dam en Turkenburg zijn voor het amoveoren. Over gaande tot stemming, wordt met 7 tegen 3 stem- raon besloten tot afbraak. Do heeren Brunt, Roll man en Van der Giesen stemmen tegen. Na afloop van de agenda vraagt de heer Van Dam lo. of de weg in Buitenkerk wel goed bo- giind wordt en 2o. of er niets aan te doen is, dat do automobielen met zoo'o woeste vaart door het dorp rijdon, dat 't wondei lijk is dat er nog goen ongelukken gebeurd zijn De heer Van der Giesen zoude gaarne wenschen, dat de steeg naast zijn buis nog eens gezand werd. De Voorzitter beantwoordt do sprekers en sluit do vergadering na den heeicn een aangenaam oude en nieuwjaar to hebben toegewensebt. Onder de landgoederen in hot schoone dal van de rivier de Leitha trekt de heerlijkheid „Wallersbrunn" vooral de aandacht wegens de uitgebreidheid der bezitting en de schoone ge bouwen. Een der vorige bezitters uit het geslacht der baronnon Von Erlenburg had er zyn genoe gen in gehad het kasteel zoo fraai mogelijk te laten verbouwen. Ook het park en de tuin getuigden van zijn zin voor schoonheid. Thans behoort de bezitting aan baron Felix Von Waldheim, die sedert twintig jaren op het kasteel woont. Hy volgde baron Max Von Erlenburg op en was in disn tijd in den omtrek gaarne gezien wegens zijn aangename maniereD. De naam Von Erlenburg raakte alzoo in vergetelheid. Onder de hoogbejaarden werd die naam nog wel eens genoemd en het hoofd geschud over den ondergang van dit machtige geslacht; maar het jongere geslacht kent alleen den naam van den tegenwoordigen baron, van wien eigenlijk niemand weet te zeggen, in welke familiebetrekking hij stond tot baron Max Von Erlenburg. Niemand twijfelde echter, of de schoone Alice, de dochter van Felix Von Waldheim, den rechtmatigen bezitter van de heerlijkheid „Wallersbrunn", zou eenmaal het landgoed erven. Zelden had iemand zooveel geluk in het leven als baron Felix; maar ook hij zag zijn geluks zon tanen. Niet, dat zijn bezitting door onheilen werd getroffen, maar wel door den dood, don vijand der geslachten Von Waldheim. Driejaren geleden stierf de echtgenoote van den baron en nu lag hijzelf op bet ziekbed uitgestrekt, lijdende aan longtering, een erfltyke kwaal in zijn familie. Felix Von Waldheim bad gaarne zijn halve vermogen gegeven, om zijn leven nog een paar jaren te verlengeD, maargeen hoop I De dood naderde met rasache schreden. Weer was de nacht voorbijgegaan. Het was nu dag, een heerlyko lentedag; maar de vreugde, die allerwegen in de natuur heerschte, vond geen weerklank in het kasteel „Wallers brunn/' Iodereen op het kaste«l scheen te begrijpen, dat het stervensuur van den baron weldra zou slaan. Men vormeed daarom met zorg alle drukte en gedruisch; overal zag men bedrukte gezichten; ieder gevoelde, dat de dag treurig zou eindigen. Toch wist niemand de mate van treurigheid te gissen en niemand heeft die later geweten dan Alice. Niemand wist, welke zielesmart den landheer in zijn stervensuur tot waanzin dreef en dat do vrees voor de gerechtigheid des Hemels hem ontzettende dingen deed openbaren. HU lag daar als een zondaar, die om genade smeekt. Maar sprak hy in waanzin? Deed de ziekte hem zoo zwaar ïyden, dat zijn verstand verbijsterd werd? Dit laatste was moeiiyk aan te nemen by een teringiydor en toch lag hy doodeiyk afgemat met vaalbleek gelaat io een leunstoel en keek droomerig naar hot purper der ondergaande zon. Zyn borst ging zichtbaar op en neer, de adem stokte hem in de keel. Het scheen, of hij wilde uitspreken hetgeen er in hem omging, maar de hevige pyo belette hem dit. Hy bleef onbeweegiyk liggen en slechts een zucht ontsnapte aan zyn beklemde borst. Groot moest zyn lyden wezen en zeer zwaar scheen het hem te vallen de rechte woorden te vinden, waarmede hy vergiffenis en verzoening wilde verwerven. Thans was de strijd ten einde, by wendde het hoofd om en riep mot bevende stem: „Alice!" Vol liefderijke bekommering rustte de blik van het meisje op haar vader. „Alice", herhaalde hij en stak zijn dorre band naar zijn kind uit. „Hoor je de stem, die my oproept? Bid voor me, Alice! Smeek den Hemel om erbarming voor de zware zonde, die op my drukt. Die zonde zal mij in hot eeuwig verderf storten. O, God, erbarming!" Met ontzetting en vrees greep Alice de toe gestoken hand; zy ontstelde hevig door de woorden, die haar vader in yiende koorts (naar zy meende) gesproken had. „Hoor je wel, Alice?" vroeg de baron nog maals met trillende stem. „Smeek dan met my om erbarming.... Je weet niet, hoeveel ik lyd; je begnjpt niet, welke smarten mijn ziel verduren moet." Alice voelde de tranen in haar oogen opwel len en drukte vol medeiyden een kus op de klamme vingers van haar vader. „Ik bid God, dat Hy uw zonden moge ver geven. Stel uw vertrouwen op Hem, vader!" zeide het meisje ontroerd. „De liefde uwer dochter! „De liefde mijner dochter!" riep de baron hartstochtelijk uit. „Van do dochter, wier .Hoor Jo wol, Allee?" hoofd ik met schande ga beladendie door myn misdryf tot armoede zal vervallen, terwyi myn ziel voor eeuwig „Vader, vader „Voor eeuwig verloren is." „Vader!" riep Alice ontsteld uit. Angstig hield zij haar oogen op den baron gevestigd. Ofschoon zy sedert eenige weken dergelijke woorden reeds meermalen gehoord had en ze als oen gevolg van den ziektetoestand beschouwde, werd het haar toch b.ng om het hart, toen zy die uitdrukking van wilde vor- twyfeliog op het gelaat hairs vaders zag. Zy beefde. Eenige oogenblikken bleef zy onbeweegiyk zitten; toen zonk baar boofd op haars vaders knieëa en begon ze bilteriyk te woonen. „Alice wy moeten weldra scheiden Alice „O, vader „De dood wenkt my. Heb medeiyden - woes barmhartig „Wallersbrunn" het landgoed „Spreek toch zoo niet, vader." „Bet moet er uit, Alice I„Wallers brunn" het landgoedis myn eigendom Hy k30 kook in ademlooze spanning naar het ge>ïaat zyner dochter, die hem met diep medelyden aanzag. „Versta je my-nietAlice?" stotterde hy. „Wil je my niet verstaan?Is de vloek waarmee ik je belaad „Neen!" riep Alice uit „geeD vloek kan do liefde myns vaders op myn hoofd doen nedordalen." Het matte hoofd van den laüdheor zonk terug in do kussens van den leunstosl. Zyn oogen konden wegens het bewustzyn van schold den reinen blik van zyn dochter nie' verdragen. Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1899 | | pagina 13