N°. 11901 Zaterdag ÏO December. A#. 1898 jouraat wordt dagelijks, met uitzondering van §on- en feestdagen, uitgegeven. GEZELLIGE AVOND, Leiden, 9 December; Feuilleton. TWEE BROEDERS. LEIDSCH DA&BLAD. PRIJS DEZER COUBANTj Voor Leiden por 8 maanden, Franco per post Afzonderlijke Nonimers t 1.10* PRIJS DER ADVERTENTIES: Van 1—6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17$. - Grootera lettere naar plaatsruimte. Voor het incasseoren buiten de stad wordt f 0.05 berekend. Vrijdag 16 December. In aansluiting met onze voorloopige mede- deeling deelen wy thans nadero byzonJer- boden mede over den aanstaanden Vrijdag avond, dien wy hopen, dat zal zijn zooals hierboven staat gedrukt: een gezellige avond! Allereerst maken wij er opmerkzaam op, dat onze lezers reeds in dit blad het bewijs vinden, waarop alléén plaatsen kunnen ge nomen worden, zoodat degenen, die gebruik maken van onzen avond, zich van plaatsen kunnen voorzien. De prijzen zijn gelijk aan die van den Kunstavond; nl. 5© Cents voor de eerste tien rijen en 25 Ctnts voor alle overige. Voor hot bespreken van plaatsen wordt tien Cents berekend. De verdeeliog van den avond zal zyn als volgt Aanvang halfacht. Van !/a8 8 uur Bioscope (Muziek Schutterij). 8 9 Otto Lamborq. 9 '/alO Pauze (Muziek Schutterij). '/jlO-10 Otto hamborg. IO-IO'/ï Bioscope (Muziek Schutterij). De voorstellingen der Bioscope zijn nog niet met juistheid vast te stellen, maar zullen ongeveer zijn als volgt: Aan het strand te Scheveningen. Twee hongelaars op het IJ. Het bruisen der zee. Oefeningen der artillerie. Spaansche dans (gekleurde platen). Spoorlijn-panorama (vóór op een locomotief genomen). Varkensslachterij, enz., enz. Daarna zal de heer Otto Lamborg ons komen vergasten"* op zijn humoristische gavent In onze vestibule hangen afbeeldingen van hem tjjdena zijn voordrachten, die overal succes hebben. De navolgende nummers o.a. staan op het programma: 1. De Familie-Soiree, (Lamborg als piano komiek). 2. „Reich' mir die Hand mein Leben" van Mozart; naar Millöcker, Mascagni, Wag ner, Strauss, Oiïenbach, enz. (Lamborg als zanger). 2. „Slotacte van een opera" (Lamborg als tenor, bariton, bas, prima-donna en koor van heeren en dames). 4. „Het aanbreken van den morgen op het land" (Lamborg als dier-nabootser), enz« Terwijl tijdens de pauze de muziek der Schutterij eenige nummers zal uitvoeren, komt daarna de heer Lamborg nog een paar nummers ten beste geven, terwijl dan de Bioscope den avond zal sluiten o. m. met: Schip op zee. Mexicaanscbe veemarkt. Zwemmende paarden. Manoeuvre in galop, enz., enz., terwjjl aan het einde van den avond tot slot onder het spelen van het Wilhelmus de inhuldigingsbeeldcn zullen worden gegeven Het gaan van H. M. naar de kerk. Terugkomst van H. M. Rijtoer door Amsterdam. Intocht van H. M. de KoniDgin. Plaatsen kunnen ook per telepboon of schriftelijk opgegeven worden, indien men ze slechts laat afhalen. In de gisteravond in de kleine bovenzaal der Stadszaal gehouden December-vergadering der 3-October-Yereeniging werd na lezing en goedkeuring der notulen van de Mei-vergade ring overgegaan tot de benoeming van drie bestuursleden. De aftredenden waren herkies baar, doch de voorzitter, de heer N. Brouwer, had een teleurstelling, waot hy moest mede- deelen, dat de heer A. [Corls niet meer in aanmerking wenschte te komen. Spr. bracht den heer Corts, die reeds verleden jaar zijn verlangen had te kennen gegeven om af te treden, hulde voor diens steeds betoonden ijver voor de belangen der Yereeniging en bracht o. a. in herinnering diens medewerking om in 1897 in de Pieterskerk de Cantate uitvoering te doen plaats hebben. In zyn plaats werd nu, uit hot door het bestuur voorgestelde dubbeltal, bestaande uit de heeren W. Pera en Th. G. Den Houter, eerstgenoemde gekozen; terwijl de heeren C. C. Tieleman en F. Driessen werden her kozen. Den heer W. Pera, niet aanwezig, zal van de op hem gevallen keuze bericht worden gezonden. De heer J. Goedeljee deed als penning meester rekening en verantwoording, waarvan de bescheiden vooraf waren nagezien door de commissie van controle, bestaande uit de heeren W. W. Tieleman, dr. D. C. Hesseling en W. F. Van Wijk Thz., die bi) monde van laatstgenoemde rapporteerde, dat alles in orde was bevonden en de administratie uitstekend gehouden, zoodat het advies luidde: goed keuring en dankzegging voor de moeite on zorgen, aan het financieel beheer besteed. Het applaus der vergadering was het ant woord hierop. Aan die rekening en verantwoording zijn de volgende cijfers ontleend: Ontvangsten: Rente van 1897 f 25.78 2397 leden ad 1 gulden. 2397.00 96 donateurs ad f 2.50240.00 Vrijwillige bijdragen18.00 Toelage van de Gemeente1000.00 Tekort 105.39 f 3786.17 Uitgaven: Nadeelig saldo 1897f 642.00® Geheele uitdeeling1674.28® Verschillende uitgaven 469.88 Aan kapitein Frommann ter te gemoetkoming in de volksspelen. 1000.00 f 3786.17 Uit het door den secretaris, den heer F. Driessen uitgebrachte en door de vergadering, onder dankzegging, goedgekeurde jaarversl g bleek, dat by het bestuur het voornemen bestaat om mist ruiken by de uitdeeling tegen te gaan en die uitdeeling daarom eenigszins te bekrimpen, door byv. te bepalen, dat in één gezin maar óón stel bons worde uitgereikt en niet aan méér dan óén persoon uit dat gezin; dat o.a. de haringen van uitsteken de qualiteit, zelfs prachtbeesten waren; dat daarentegen viel te klagen over het brood van één leverancier, die niet voor voldoend gewicht gezorgd had; zoomede, dat de hoop, op de vorige vergadering door den Voorzitter uitgesproken, dat het toen bestaande tekort in de kas met de wyze van feestviering dit jaar, te geiyk met do inhuldigingsfeesten (waarby voor de leden het recht van toegang tot het avondfeest in de Stadszaal voor f 1000 was afgekocht) zou verdwijnen, wegens de groote kosten der uitdeeling niet werd verwezeniykt, maar wel, dat h6t belangryk is verminderd, daar bet verleden jaar f 042.00'/! bedroeg en thans immers tot f 105.39 is teruggebracht. Wat betreft de inkrimping der uitdeeling werJ, naar aanleiding van een verzoek van een der leden, den heer Van Staden, om nadere inlichting, door den voorzitter medegedeeld, dat het niet de bedoeling was om die be perking te doen uitstrekken tot een getrouwden zoon of dochter, die in hetzelfde huis van de oudera inwonen, want dan vormen dezen hier feiteiyk twee gezinnen; maar het plan is alleen de by oe ouders inwonende ongehuwde zoons, dochters, neefjes of nichtjes, die allen natuuriyk ook wel graag bons willen hebbeD, uit te sluiten. Veel discussie werd er op deze vergadering niet gevoerd. Alleen vroeg een der leden, de heer R. Moquette, nog of het met of zonder voorkennis van het bestuur was, dat er tot het teekenen der presentielyst geen pea en inkt, maar \vel potlood, aanwezig was, welke vraag hy aeed, omuat het kon gebeuren, dat die lyst gebruikt zou moeten worden en dat nu de namen er van konden worden verwijderd. Natuuriyk bleef de voorzitter, alvorens hy de vergadering sloot, ook op zulk een vraag het antwoord Diet schuldig. In de tweede oer vyf wlnterbyeen- komsten van de Christelyke Jongeliogsver- eeniging „Uw Bewaarder zal niet sluimeren", Leidsche afdeeling van het Nederlandsch Jongelingsverbond, in de groote zaal van het wykgebouw „Pciël", trad gisteravond als spreker op de heer W. Van Oosterwyk Bruyn, van Zeist, eere-voorzitter van genoemd Ver bond, dio tot onderwerp gekozen had: „Bil derdyk en De Clercq, de vrienden van Da Costa". Spr. begon met de verklaring, dat het hem aangenaam was andermaal uitgenoodigd te zyn hiar weer te spreken. Mocht hy een vorige maal in denzelfden kring een en ander mededeelen over Da Costa, dien hy het voor recht had gehad persooniyk te kennen, thans zou hy trachten ons Bilderdyk en De Clercq te teekenen, die vrienden van den grooten dichter, dio hy wel niet persooniyk heeft gekend, maar die by toch goed meende te kennen als de vrienden van zyn vriend. Lag er in de verhandeling over Da Costa onge- twyfeld voor jongelingen veel aantrekkeiyks, ia deze over de beide genoemde vrienden hoopte hy, dat veel leerzaams voor hen te vinden zou wezen. Alvorens echtor tot de verdere ontwikkeling van zyn onderwerp over te gaan, ging spr. voor in het gebed, waarna hy, ook met het oog op zyo onderwerp, las den 42sten Psalm. Vervolgens begon by met er op te wyzen boe de toenmalige anti-Oranjegezinde Regee ring den advocaat Bilderdyk beschouwde als een gevaariyk sujet, dat over de grenzen van haar gebied moest gezet worden, en wel voomameiyk om zyn groote Oranjegezind heid, zyn verdediging van de Rotterdam- sche vischvrouw Kaat Mossel, een vurige Oranjeklant, en wegens zyn weigeriDg om den eed van trouw te zweren aan de door hem niet erkende Regeering. Tevens wees spr. op do verschillende opinies omtrent Bilderdyk. Het leven van den geesteiyken vader van Da Costa werd ons duideiyk geteekend, van zyn geboorte, toen het grauw (om welke reden is onbekend) met steenen de ruiten van zyns vaders woning inwierp, tot aan zyn verschei Jen, toen een bevestigend getuigenis van zyn geloof in Jezus Christus van zyn zwakke lippen klonk. Bilderdyks leven was één lijden. Zyn vroegste jeugd werd verkeerd geleid door een vader, die, aanvankeiyk ge neesheer zynde, sterk voor aderlaten was en daardoor den naam van „bloedvergiettr" kreeg, en door een moeder, die om haar groote ge hechtheid aan stipte orde en netheid geen goede moeder voor een zoon kon genoemd worden. De beide boeken, de Heidelbergsche Catechismus en Vader Cats, welke het kind „bestudeerde", waren geen goede vormings middelen. Daarenboven was hy altyd lydend. Het veelvuldige aderlaten en later het over vloedig gebruik van opium brachten zyn zenuwgestel totaal in de war. Toch was hy, die zoo „singulier" was in alles, een groot man,' een genie op elk gebied. Na hem 0D3 ook voorgesteld te hebben in zyn ongelukkig huisiyk leven, vooral met zyn eerste vrouw, en er op gewezen te hebben wat het in Bilderdyks dagen zeggen wilde vurig Oranje gezind en orthodox te zyn, beschouwde spr. hem ook in betrekking tot Da Costa, dien hy bracht aan de voeten van Christus. Nu en dan liet hy hem ook zelf aan het woord. Willem De Clercq beschouwde de heer Van Oosterwyk Bruyn als een man van veol- zydige ontwikkeling, als éénig improvisator, als gelukkig echtgenoot en mede als vriend van Da Costa. Hy deed ons opmerken hoezeer deze De Clercq van Bilderdyk verschilde, hoe hy in plaats van „singulier" te zyn een zeer gewoon man was, waarby spr. gelegenheid vond tot de opmerking, dat, moge men, evenals Da Costa, Bilderdyk en De Clercq, elk een anderen weg bewandelen en in alles niet geheel op dezelfde wyze denken en handelen, dit toch niet wegneemt, dat het later biyken kan, dat men allen in hoofdzaak den goeden weg ging. Spr. stond ten slotte in het kort stil by het kenmerkende van elk van het drietal: Da Costa, Bilderoyk en De Clercq. In den loop zyner lezing kon spr. den jongelingen nog menigen nuttigen wenk geven en hun wyzen op verschillende ondeugden van Bilderdyk en haar gevolgen, waarvoor do oogen niet gesloten mocht houden, wilde hy Bilderdyk naar waarheid schetsen. Met dankzegging en Psalmgezang werd de byeenkomst beëindigd. Voor degenen, die meer wenschen te weten van de belangryke beschouwingen van den hoer Van Oosterwyk Bruyn over de vrienden van Da Costa (spr. moest door gebrek aan tyd zyn lezing bekorten en wy konden er hier slechts de hoofdtrekken van vermelden), verwyzen wy naar den loopenden jaargang van „Ons Tydschrift" (uitgave van den heer D. A. Daamen, te Rotterdam). Als er weer eens een lezing in de groote zaal van „Pniël" gehouden wordt, ach, dat het dan wat rustiger zy op de bovenzaal l 't Was nu een voortdurend gerommel en gestommel boven de hoofden der aandachtig luisterenden. Wat of men düar toch wel deed? - Vanwege het departement Leiden der Maatschappy „Tot Nut van 't Algemeen" word gisteravond in het departementsgebouw een vergadering gehouden, die ook toegan- keiyk was voor niet-leden en waarin mr. H. Ph. De Kanter vau Haarlem sprak over: „de rechten der vrouw". Spreker begon zijn rede met een herinnering aan de in het begin van September van dit jaar doorleefde dagen, toen de Koningin- Weduwe aftrad van de booge plaats, die Zy als Regentes in ons staatswezen had bekleed. Ieder vaderlander, die prys stelt op toewyoiDg aan de regeering zyns lands, ziet met waar- deoring terug op Haar achtjarig Regentschap. Eenparig was in die dagen de lof over de wyze, waarop Zy, dio een vreemde prioses was, een echt Nederlandsche vorstin is ge worden, maar ook over de wyze waarop daarna een 18 jarige vrouw, oozo jeugdige Koningin, zich vol majesteit en waar.ikheid aan Haar volk verbond. Waar een jonge vroüw onder dergelyke auspiciën aan de regeeriog is gekomen, belooft zulks veel voor de toe komst. Ook is 1898 merkwaardig om dete's Gra- venhage gehouden Vrouwententoonstelling. Het doel, door de Commissie beoogd, is vol komen bereikt: deze tentoonstelling heeft laten zien, wat de Nederlandsche vrouw ver mag en wat ze nog te kort komt. Een stout stuk was het, aan deze tentoonstelling een aaneenschakeling van congressen te verbiaden, waarvan spr. betwyfelt of ze veel goed hebben gedaan; ryp en groen, ervaren en onervaren liet er zyn stem hooren en er zijn debatten gevoerd, die meer dan een op bet gebied der vrouwenbeweging hebben doen terugschrikken. Komende tot zyn onderwerp, zeidespr. het oog te hebben op do rechten, die de vrouw nog niet heeft, w.int de recbteD, die zy bezit, zyn zoo weinige, dat spr. er binnen een paar minuten over uitgepraat zou zyn. De vraag stellende, hoe ver de rechten der vrouw gelJen, veroordeelde spr. het standpunt der ultrafeministen en wees hy er op, boe door zeer velen deze quaestie is 89) Hy kon toch niet aan allen de ontvangen uitnoodiging toonenl Had zyn vader geen ge lijk? Gaf by dan geen aanleiding tot nieuwe praatjes, waDneer hy zich zoo angstig van iedoren omgang met zyn naaste bloedverwan ten terugtrok? Was het dan geen plicht tegen over zichzelven, zyn vrouw en zyn kind, dat hy zyn schuwheid overwon en aan den eere dag der familie deelnam? Het einde van dien tweestryd was, dat hy besloot de uitnoodiging voor zich en Helena aan te nemen. Hy wilde zyn vrienden en ver wanten bewyzen, dat hy geen reden had zich angstig voor hen te verbergen. Denzelfden dag in den namiddag verscheen geheel onverwachts Otto in de werkplaats. Karei was alleen; zyn gezellen waren aan het eten. Het was op een eigenaardige wyze, dat zyn broeder naderdein gebaren en gelaat drukte zich geheel het wezen van iemand uit, die een onaangename zaak heeft af te handelen. Karei was echter door het onverwachts zien van zijn broeder zóó vreugdevol verrast, dat hy dit niet bemerkte. „Ik dank u," zeide hy, zyn broeder te ge- ttoet yiende en hem de hand toestekende, nik dank u en uw schoonvader voor de vriendeiyke uitnoodiging." „Gygy komt?" vroeg de ander, zyn broeder in angstige spanning aanziende. „Jawel, ik neem de uitnoodiging in dank aan, voor Helena zoo goed als voor myzelven." Het was gelukkig voor Karei, dat hy na deze verklaring Otto's gelaat niet kon zien, want hy boog zich over zyn werkbank voor over om een nyptang te zoeken. Zoo gingen stilzwygend eenige minuten voorby. Eindelyk nam Otto weder het woord, en zyn blik zoekend door de ruimte latende gaan, vroeg hy: „Hoe staan de zaken, Karei?" „Ik heb niet te klagen," was het antwoord; „het kon slechter en beter gaan; maar ik bon tevredenik arbeid met bescheiden maatstaf men komt er met zyn gezin fatsoeniyk, dat is voorloopig alles." Otto legde zyn hand op den schouder zyns broeders. „Wanneer gy nu maar weer niet styfboof- dig zyt," zeide hy op gedwongen hartelyken toon; „ik heb het u reeds meer aangeboden: wanneer gy uw zaak vergrooten wilt, het geld staat te uwer beschikking." Karei maakte een afwyzend gebaar met de hand en schudde ontkennend het hoofd. „Gy weet toch wel, dat ik daar niets van weten wil?" En om het gesprek een andere richting te geven, voegde hy er by: „Het zal zeker oen schitterende bruiloft zyn?" Deze vraag werd op merkwaardige wyze met een zucht beantwoord. „Jawel," zeide Otto^ met een gebaar, als bracht men hem een treurige boodschap, „het zal schitterend zyn. De geheele familie van myn schoonvader is genoodigd, en daaronder bevinden zich... een overste, een procureur- generaal, een Kamerlid, en zoo verder, en dan nog een aantal collega's. Zoo gemoedelyk als by uw bruiloft zal het wel niet gaan. Het zal er vormelyker en styver zyn. Ik weet, dat gy aan vergeiyken een gruwel hebt, en daar omwil ik geengeen dwang op u uit oefenen maar het zal je toch geen genoe gen verschaffen ofindion je slechts komt uit beleefdheid tegenover my, dan dan „Dan?" vroeg Karei, zyn broeder mot groote oogen aanziende. „Nu, dan zou ikvervolgde Otto, zyns broeders blik ontwykende, „dan wil ik niet graag, dat gy u om mynentwil in ongelegen heid brengt." Hy nam de nyptang ter hand en bekeek deze oplettend, als ware ze een geheel vreemd soortig instrument. Karei stond ter zyde van zyn broeder; zyn gelaat was kleurloos; zyn wenkbrauwen frons ten zich dreigend en met gedempte stem vroeg hy: „Beteekent dat soms, dat gy myn aanwe zigheid op uw bruiloft niet wenscht?" „Maar, Karei, ik bid jel" verzekerde Otto. „Hoe kunt gy zoo iets denken?... Ik, uw broeder, zou niet wenschen Wie, na myn ouders, is my nader?" „Uw schoonvader dan?" „Die heeft u toch een uitnoodiging gezonden „Zeker pro formal Dat moest hy doen, omdat ik van de familie ben, maar hy zou het niet ongaarne zien, dat ik hem afschreef?" En hy zag zyn broeder aan, als wilde hy tot in het diepste zyuer ziel lezen. Otto wendde zyn oogen Diet van het werk tuig af. „Hy meent slechtshy meent slechts, dat het pyniyk voor u zal zyn mot sommigen der gasten kennis te maken. Daar is byv. do rechter Kurth „Kurth?" „Hy is oen der rechters in de tweede straf kamer, die toenmaalsin uw Da woorden kwamen zóó langzaam uit zyn mond, alsof hy bevreesd was zo uit te spreken. Karei viel heftig in: „Ik versta ui Zeg aan mynheer uw schoon vader, dat hy gerust kan zyn: ik kom nietI" Otto stiet een geluid uit, dat droefenis of verluchting kon beteekenen. „Maar uw vrouw komt toch?" „Neen!" „Waarom niet? Moeder kan haar afhalon en onder haar hoede nemen." „Neenniemand uit dit huie zal u of uw schoonvader compromitteeren." Otto liet de nyptang uit zyn hand vallen; hy bevond zich in een pyniyk geval. „Nu spreekt gy weer zoo", stotterde hy; „daar is toch geen enkele reden voor. Myn schoon vader meent slechts in uw belang hy gelooft slechts dat het u onaangenaam zou zyn." Karei maakte een driftige handbeweging. „Goed! Gy behoeft n niet te verontschul digen." Hy draaide zich om, greep een voorhamer en begon daarmedo yverig op een stuk zink, dat op een werkbank lag, te slaan. Otto stond nog steeds in een afwachtende houding. Door het leveD, dat de hamer ver oorzaakte, kon hy zich niet verstaanbaar maken. En toch, hoe gaarne had hy nog iets gezegd! Eindelyk ging hy naar Karei en stak hem de hand toe. Karei moest goed- of kwaadschiks met hameren ophouden en raakte Otto's hand mot de vingertoppen aan. „Adieu, Karei, neem my myn openhartigheid niet kwaiyk. Wanneer het van my afhing want gy weet toch hoezeer ik van u houd en welk een dank ik u verschuldigd ben" Karei schudde afwerend met het hoofd, dan greep hy wederom zyn hamer en sloeg er krachtig op los. Eerst toen do deur achter den vertrekkende in bet slot viel, hield hy op; mot een toornig gebaar slingerde hy den hamer op den grond on mompelde voor zich heen: „O, kon ik dien schurk maar vinden, wiens daad al dat leed over my heeft gebracht! O, wanneer er nog gerechtigheid is, dan zal het nog eens aan het licht komen wie do werkeiyke dader i*,®' Wordt vervolgdJ

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1898 | | pagina 1