N°. T1896
Maandag 5 December.
A*. 1898
feze <§ourant wordt dagelijks, met uitzondering
van <Zpn- en feestdagen, uitgegeven.
Feuilleton.
TWEE BROEDERS.
LEIDSCH
1) A (tRTI A
«•BUS DEZEB COURANTs
Voor Leiden per 3 maanden
Franco por post
Afzonderlyke Nommers
Vierde Blad.
Do Haagsche moordzaak-Yemer
voor de rechtbank.
Vervolg der rechtzitting van gisteren.)
Na de pauze is de eerste getuige de heer
H o t z, kapitein in actieven dienst, die ver
klaart bekl. Yemer sedert 1895 te kennen.
Door familierelatiön ontmoette hy de echte
lieden Vemer; de verhouding was goed; in
Vomers huis heerschto 09n vrooiyke stemming.
Eén keer ontmoette by daar mevr. Moyer.
Don 30sten Mei 1897 kwam deze dame hem
vertellen, dat Vemer z\jn vrouw mishandelde.
Get. vond mevr. Vemer by een kruidenier
(beneden de woning van Vomer), waar zy
zeer kalm zat. Zy beklaagde zich, dat haar
man haar bedreigd had met een hoedenspeld.
doch get. zag geen sporen van mishandeling.
Bekl. was later op den dag zeer kalm. Er
was een aanvankelyke verzoening. Mevrouw
Meyer kwam echter telkens tusschenbeide,
tot mevr. Vemer zeggende: „Cor, ga een jaar
met my mee; het gaat toch niet". Er kwam
echter weder een verzoening tot stand, waarin
mevr. Meyer genoegen scheen te hebben,
oogenscbyniyk althans.
Want mevr. Meyer gaf toen aan get. te
kennen, dat zy wel kans zag er met Vemer
van door te gaan, een opmerking, die get.
hoogst ongepast vond.
Later is zyn tusschenkomst door Vemer
weder ingeroepen. Diens vrouw gaf hem toen,
zonder eenig grondig argument, te kennen,
dat zy Vemer verlaten wilde. Get. had den
indruk, dat Cor (mevr. Vemer) door mevr.
Meyer was geïnfluenceerd.
Een pa^r dagen daarna hoorde hy, dat de
damo3 van Vtmers afwezigheid gebruik haddin
gemaakt om weg te gaan..
Get. had verschillende. ..dingen vernomen,
die hem den indruk gavent-dat-de dames zeer
intiem omgingen.
Bekl. was een zenuwachtig man; hy bad
veel last van slapeloosheid; hy was zeer
matig, doch beklaagde zich vaak over achter-
uitstelling door zyn superieuren. Mevr. Meyers
komst in zyn woning had ongetwyfeld op
bekl.'s toc-stand een verderflyken invloed. Toen
de vrouwen samen woonden, sprak hy van
niets anders; hy deed allerlei malle dingen
op straat, sliep byna niet, klaagde over ver
volging door anderen, 6pionnago en was niet
tot goeden raad te bewegen. Hy gaf te kennen,
dat hem, door den in vlo-d der dames, overal
ihtt huis werd belet. Zyn geheugen verzwakte;
zyn handen beefden voortdurend, hy was con
stant ongerust, dreigde met zelfmoord, doch
bedreigde nimmer de beide vrouwen.
Op Zondag 5 Juni was bekl. by get. Hy
was zeer neerslachtig, dronk veel water, be
klaagde zich over Tromp; doch uitte geen
enkele beJreiging.
Bekl. st-rlt enkele vragen.
Get antwoordt, dat mevr. Meyer den indruk
gaf de verzoening ongaarne te zien. Mevr.
Meyer trachtte Vemer steeds in een kwaad
daglicht te stellen. Vemer had steeds trees
f 1.10.
005.
PRIJS DKK ADVERTENTIES
Van 1—6 regels f L.05. Iedere regel moer f 0.17J. Grootero
letters naar plaatsruimto. Yoor het incasseeron buiten de stad
wordt f 0.05 berekend.
gekoesterd, om mevr. Meyer by zich in huis
op te nemen.
Get. antwoordt op eenige vragen van den
verdediger, dat bekl. zyn pensioen steeds gaf
aan zyn vrouw- dat mevr. Vemer haar ken
nissen verwaarloosde sedert zy mevr. Meyer
kende; dat robvr. Vemer ook haar zieken
echtgenoot blykbaar verwaarloosde voor ciie
dame; dat zyn indruk was, dat bekl. steeds
zyn vrouw terug wilde hebben. Bekl. viel
soms midden op den dag, in de tram of op
bezoek, in slaap.
Bekl. antwoordt den off. van just., dat hy
aanvankelijk, in Febr. 1897, wel bereid was
mevr. Meyer in huis te nemen, doch later
weerzin kreeg en eerst toen hy ziek was toegaf.
Do oud-boofdofficier van het Indisch leger
Van Geel kende bekl. al uit den cadettentyd;
hy was eenzelvig, zenuwachtig, vreesde, in
Indië vooral, steeds achteruitstelling door zyn
chefs. Hy was wantrouwig van aard en sloeg
zyn paard met de sabel. In zyn huwelyk was
Vemer zeer gelukkig; de verhouding was zeer
goed, op het oog althans. De vrouw wa6 een
beetje plagerig. Toen get. in Mei 1897 in Den
H lag terugkwam, lag bekl. ziek aan pleuritus
Vomer's vrouw nam niet veel notitie van
den patient, noch van get. en zijn vrouw,
van wie zy veel vriendschap had genoten.
Met mevr. Meyer was zy zeer intiem. Get.
had niets gemerkt, dan dat de dames zeer
veel pl-zier hadden, t rwyi bekl. ziek te bed
lag. Zelfs gingen de dames samen tot half-
twaalf uit. Aanvankeiyk wilde Vemer mot
mevr. Meyer gaan samenwonen, doch later
liep dit mis. Bekl. had een heel gek huis
reglement opgesteld, waaraan zyn vrouw zich
te houden had, en dat gaf aanleidiog tot
oneenigheid. Bekl. had by get. gedineerd op
den dag dat zyn vrouw van hem wegliep,
2 Juni 1897. Bekl. kwam dat met tranen in
de oogen vertellen: „Cor ia wegl" een katte
belletje vertóonend.
Na dien tyd was bekl. abnormaal, praatte
altyd over zyn vrouw, maar liet nooit bedrei
gingen booren. Bekl. viel bjjna overal in slaap
en werd met schrik wakker.
Bekl. meende vervolgd te worden: wees
zelfs bepaalde personen aan, op straat, zonder
eenigen grond. Hy gaf wel eens te kennen,
dat by in het Ververschingskanaal wilde
springen. Hy gaf te kennen, dat Tromp hem
bedreigd had.
Mevr. Millard kwam by bekl. aan huis na
het heengaan zyner vrouw en bleef daar tot
Mei 1898. Zy bescbryft den opgewonden toe
stand van bekl.; hy was slapeloos, zenuw
achtig, tot niets in staat. Zy kon heel goed
met hem overweg. Hy praatte altyd over zyn
vrouw, van wie hy zeer veel hield; hij zou
gelukkig geweest zyn met een verzoening.
Hy dreigde de vrouwen nooit, maar list zich
zeer ongunstig uit over mevr. Meyer. Deze
getuige bevestigt vereer wat omtrent bekl.'s
gemoedstoestand door de vorige getuigen is
medegedeeld. Hy vreesde gek te worden. Get.
had den indruk dat de dames den bekl. sarden.
Op zekeren avond is mevr. Meyer met
eenige mannen by hem aan huis gekomen,
zeggende: tNu kom ik vragen, wat heb je
tegen me?" Bekl. weigerde te praten beneden
aan de deur; één der mannen ging mee naar
toven, doch keerde weder terug. Bekl. gaf
steeds te kennen, dat hy op allerlei wyzo
geplaagd werd. Op zektren avond kwam.
Tromp een standje maken, omdat Vemer zyn
dochter zou hebben beleedigdTromp dreigde
met een pak slag, doch zag in, dat hy ongo-
lyk had.
Vemers goheugen werd slecht; hy was zelfs
te zenuwachtig om een krant te lezen.
Bekl. zegt, dat zekere Minderman hem in
zyn woning by den kraag beeft gepakt.
Get. bevestigt dit. Zy voegt er by, dat zy
van mevr Meyer brieven ontving van zeer
beleedigenden inhoud ook van anderen,
anonymi.
27 Sept. 1897 schreef mevr. Meyer: „Ik
sprak u gaarne eens, maar dat zou u mis
schien bemoeilyken." Zy (mevr. M.) beschul
digde Vemer daarin o. a. haar geld te hebben
willen afzetten.
Door den verdediger ondervraagd, zegt get.,
dat bekl. dikwerf "meende stemmen te hooren.
Get. juffrouw Eek kende het echtpaar Vemer
goed; de kennismaking was sedert begin 1896
zeer intiem. De verhouding was goed. Een
half jaar na do kennismaking leerde get. ook
mevr. Meyer kennen. Mevr. M. gaf te hooren,
dat hat echtpaar V. niot by elkaar hoorde.
Get. kreeg den indruk, dat mevr. M. mevr.
V. van haar man wilde afhalen. Get. kreeg
een belee.igende anonieme briefkaart. Nadat
mevr. Vemer was weggeloopen, werd de ver
houding met den heer Vemer afgebroken, om
praatjes te ontgaan. Haar indruk was ook,
dat de dames Vemer hebben geplaagd. Op de
vrageu v.n oen verdediger geeft pet. nog eenige
inlichtingen over bekl.'s gemoedstoestand.
Get. Wéry kent bekl* Vemer en kende
diens vrouw; de verhouding was goad, het
gaf den indruk, dat 2y pas gehuwd waren.
Bekl. was buitengewoon zenuwachtig. Nadat
zyn vrouw weg was, was hy daar steeds vol
van, deed vreemd op straat en had huilcuien.
Van mevr. Meyer sprak hy steeds kwaad,
van zyn vrouw minder, maar bedreigen deed
hy nooit.
Op een vraag van bekl. geeft get. te kennen,
dat hy omgang met bekl. weigerde op grond
van een scbandelyken brief van mevr. Meyer
aan juffr. Eek. Maar get. zag in, dat hy Vemer
onrecht aandeed en bood excuses aan.
Bekl. zegt, dat iedereen hem de deur wees
op het aanstoken van mevr. Meyer.
Een dienstbode van bekl.'s moeder zegt,
dat de verhoudiDg der echtelieden Vemer heel
goed was; zy stoeiden zelfs samen. Toen
mevr. wa6 wegg loopen, barstte Vemer tegen
over haar in huilen uit. Later werd hy ver
ward, klaagde over vervolging door mevr.
M. en zyn geheugen werd minder. Hy gaf
te kennen, dat, als men hem bleef vervolgen,
hy op zelfbehoud zou bedacht zyu. De buren
zagen hem voor gek aan, vroegen „of er niet
een streep door liep" en of get. niet bang
was voor den heer Vemer.
Op den dag van den moord kwamen de
dames tweemaal voorby de woning van mevr.
de wed. Vemer.
Zy bevestigt hetgeen door de andere ge
tuigen omtrent den zenuwtoestand van bekl.
en zyn hallucinaties is medegedeeld.
De off. van just.: Heeft de oude mevr.
Vemer niet brieven ontvangen van mevr.
Meyer?
Get.: Ja, en zeer gemeene ook, vooral toen
de oude mevr. getracht heeft de jonge met
een briefje te doen ontbieden, ten einde een
verzo.-ni g te bewerken.
Zy verklaart verder, op een vraag van den
verdediger, dat bekl. verteld had een huis te
gaan huren in de Newtonstraat, omdat hy
meende, dat zyn vrouw zou terugkomen.
Get. geeft nog to kennen, dat bekl. zeer
verward was en 's nachts meen'e, dat de
vrouwen in zyn kamer waren. Mevr. Meyer
beschuldigde haar (de dienstbode), dat zy tot
den heer Vemer ia ongeoorloofde betrekking
stond.
Bekl. voegt er aan toe, dat mevr. M. hem
zóó zwart maakte, dat hy geen dienstbode
kon vinden.
Een vroegere dienstbode van den bekl, tie
2jaar by de echtelieden diende, tot 1897,
verklaart, dat de heer en movr. Vemer goed
leefden. Er waren nooit onaangenaamhe len.
Zy sto=iden wel eens en dat gaf by de buren
aanleiding tot de praatjes, dat by zyn vrouw
mishandelde. Mevr. lichte om die praatjes.
Mynheer had een hekel aan mevr. Meyer;
van een ongeoorloofde verhouding bleek get.
niets.
De dames waren zeer intiem en kusten
elkaar dikwerf.
Mevr. .M-yer trachtte get. te intimideeren
om een verklaring ten nadeele van Vtmeraf
te leggen. Zy zeiüe: „Ik zal wel zorgen, dat
mevr. Vemer van haar man afgaat."
Op een vraag van den verdediger, zegt get.,
dat bekl. haar f 25 beloofde als zy zyn vrouw
by hem terugbracht.
Een winkelierster had een briefje bezorgd
van movr. Meyer aan de oude mevr. Vemtr.
Mevr. M. was bly, „d.\ bet oude wyf het
in handen had gekregen". Mevr. M. zeide vaak,
dat zy Vemer wel in de gevangenis zou
trengen.
Do verdediger wyst op de wenschelykbeid,
dat althans één of meer anonieme trieven,
in het dossier aanwezig, worden voorgelezen.
Get De Vries kent bekl. reeds 9 jaren. Hy
hield later kennis met het eebtpaar Vemer;
het kwam hem een gewoon huwelyk voor.
Bekl. was, zelfs vóór zyn huwelyk, een vreemd,
heftig en pessimistisch, klagend man. Mevr.
Meyer deed wel moeite om by hem aan huis
te komen, doch get. Bneed haar den weg
daartoe af. Bekl. had aan get. erkend, dat
hy een betrekking had gehad met mevr.
Meyer; later, toen hy vreeselyk opgewonden
was, zelde Vemer dikwerf: „^-ls dat maar niet
kwaad afloopt." Get. beschouwde hem als niet
normaal.
Get. antwoordt den off. van just., dat hy,
op Vemers verzoek, een poging tot verzoe
ning probeerde, doch dit mislukte, omdat
mevr. Vemer weigerde by hem te komen.
Get. las een brief van mevr. Meyer aan
Vemer, waarin zy hem schreef: „Ik heb Cor
op de hoogte gestel! van onze verhouding
(nl. de ongeoorloofdo verbonding van mevr.
Meyer met den bekl.) en die lieve Cor is er
niet eeas boos om!"
G*. De Looze heeft bekL dikwerf 's avonds
afgehaald by diens moeder, omdat bekl. bang
was om alleen te gaan. Hy wilde bekl. over
tuigen, dat de zg. vervolging verbeelding was.
Hy kent bekl. ree!s 12 jaar en geeft een
boscbryviog van ciens gemoeJstoestand en
diens leven.
Veriedon jaar Oct. heeft mevr. Meyer get.
f 200 geboden, om haar te vertellen wat hij
van Vemer wist. Zij wilde Vemer doen aan
klagen wegens overspel.
Gel. Marescot heeft wel eens een enkelen
koer in het gezin Vemer kleine onaangenaam
heden bijgewoond, „zooals die in elk huis
houden wel eens voorkomen." Mevr. -imer
was een beetje plaagziek by lastige opvlie
gend. Tijdens zyn ziekte liet zyn vrouw hem
vaak alleen.
Een onderbuurman van bekl. spreekt van
onaangenaamheden en handtastelijkheden
tusschen het echtpaar Vemer; althans dat
meende hy. Hy zou niet denken, oat dit
gekheid geweest is. Mevr. Yem r vluchtte
twee keer by hem in, wegens mishanueling
en had eens een wondj'.
Get. Ilotzopnieuw voorgeroepen, ontkent dit-
BekL zegt, oat getuige liegt.
De voorzitter vermaant hem tot kalmte.
Verdediger vraagt, waarom get. in de echt
scheidingsprocedure niet van aie mishanueling
hecit gesproken.
Get. z gt, dat hem daarnaar niet is gevraagd.
Een overbuurman vau bekl. zegt, van zyn
vrouw te hebben gehoord, dat mevr. Vemer
in Juni 1897 by bem was binnengeloopen,
omdat zy haar leven niet zeker was. Liter
heeft by mevr. Meyer gewaarschuwd voor
Vomer, omdat bij vreesde, dat deze haar te
ïyf zon gaan. Vemer bad Lts by zich.
BikL: Was het soms een dynamietbom
De voorzitter veroiedt don bekl. dergelyke
uitdrukkingen. Hot is hier, vooral voor u,
een zaak van hoogen ernst, waarby geen
grapjes te pas komen.
Een meisje uit de buurt zag mevr. Vemer
eens op een avond om 12 uren buiten do
dear staan, in Nov. 1896. Zy zag mevr. eens
by Groenendyk, den winkelier; toen was mevr.
zeer ontdaan.
Koba Trompdoor den voorzitter op het
gowicht van den eed gewezen, diende by
Vemer en is met de dames medegegaan toen
dozen Vemers huis verlieteü. Een enkelen
keer wtrden onaangename woorden gewisseld;
mynheer kneep mevrouw wol eens, niet uit
gekheid. Zy"heeft nooit hooren gillen of huilen.
Do dames hielden veel v<*n elkaar, ook
toen zy samen waren gaan wonen. Zy sliopon
eerst by elkaar, later niet meer.
Git., met mevr. Millard geconfronteerd,
erkent, dat zy tot deze uame wel eens gezegd
hoeft nooit mishandelingen te hebben gezien.
Bokl. zegt, dat get. heel goed weet, dat hy
steeds lief was met z\jn vrouw.
Get., nader ondervraagd, zegt, dat bekl. baar
op 21 Ferr. op straat een duw g.f en haar
,29)
Op den middag van don volgenden dag,
toen het gezin van den kassiersknecht Koster
zich pas aan tafel gezet had, verscheen on
verwachts hun schoondochter Helena, buiten
adem, bleek en met verstoorde gelaatstrekken.
Een geweldige schrik doorvoer de leden van
'Otto; een beklemd voorgevoel steeg in hem op.
„Is er iets gebeurd, is Fritsje soms ziek?"
vroeg moeder deelnemend.
De aangesprokene schudde het hoofd ont
kennend en barstte in tranen los. Het was
06D krampachtige oogenblikkelyke losbarsting,
die na urenlange opwinding zich een uitweg
baande.
„Karei is al sedert halfnegen vortrokken
en nog niet terug," verklaarde zy snikkend.
„En zooevon verschenen twee gerechtsdienaren
en doorzochten het geheele huis."
De oude Koster sprong van zyn stoel op.
„Doorzochten het geheele huis herhaalden
zyn bevende lippen. De groote, sterke man
sidderde over het geheele lichaam, wyd
openden zich zyn oogen en staarden verschrikt
Helena aan.
„Wat heeft dat te beduiden?"
„Het kan slechts voor die geschiedenis zyn,
"Waarvoor hy reeds als getuige gehoord is,"
antwoordde Helena, de laatste sporen harer
tranen uit de oogen wisschende. Bleek, maar
vast keek zy haar schoonvader in de oogen
on vervolgde:
„Ik bogryp niet, dat men op de onzinnige
gedachte is gekomen, dat Karei
Zy sidderde en sloeg de handen voor het
gelaat; uit haar borst welden zuchten op.
,Gy meent toch nietstamelde de oude.
„Dat zy hem voor den dief houden", ver
volgde Helena, de handen van het gelaat
afnemende. „Zeker moet ik dat denkenwaarom
anders de«huiszoeking, en waaromHy moest
reeds lang terug zyn."
Zy liet zich op den naast haar staanden
stoel vallen, zette de ellebogen op de tafel
en ondersteunde haar hoofd met beide bandon.
Juffrouw Koster had tot dusver, als versteend
van schrik, de handen wringend, zwygend
toegehoord en wenddo zich nu tot Otto.
„Wat zegt gy daarvan, Otto?"
Als verlamd zat deze daar neder, terwyl
een vreeselyke onrust in zyn lichaam brandde;
nu sprong hy op en greep naar zyn hoed.
„Ik ga naar de politie I" bracht hy opge
wonden uit, terwyl zyn blik op don grond
gevestigd was, als vreesde hy de anderen in
de oogen te zien.
Helena zag hem aan.
„Ik dank u, Otto", zeide zy harteiyk, „gy
bewyst my en Karei eon grooten dienst; ik
zal wachten, tot gy terug zyt."
Hy knikte kort en stormde weg. In een
opgewonden toestand, versuft, zonder na te
deoken of een bepaald besluit te nemeD, rende
hy naar het politiebureel. Het was een ver-
geef8cho reis, want de inspecteur, die de zaak
in onderzoek had, was niet meer aanwezig;
zyn bede, om met den gevangene te spreken,
was echter nutteloos. In den namiddag zou
Karei naar de gevangenis voor preventieve
gevangenen overgebracht worden, en de rechter
van instructie zou dan de zaak in banden
nemen. Tot dezen moest hy zich dan
wenden.
Met dit bescheid kon Otto den terugweg
naar huis aanvaarden. Zyn passen waroD dit
maal kleiner dan by hot gaan; zyn voeteu
kleefden als het ware aan het trottoir, toen
hy in do Rugener8traat aankwam.
Hoe zou hy Helena te geraoet gaan? Wat
zou hy haar zeggen? Hy schilderde zich haar
smart, haar vertwyfeling en zyn levendigen
angst voor haar blik; een heftig verlaDgen om
terug te keeren kwam in hem op. Eens maakte
by halt en deed een paar passen in de tegen
overgestelde richting; maar schieiyk keerde
hij dan weder om. Wat nut had het, wanneer
hy terugging? Eens moest hy toch naar huis
gaan en zyn schoonzuster onder do oogen
komen
Toen hy boven was, kwam in koortsachtige
verwachting Helena hem te gemoet.
„Hoe!Komt hy niet?.Komt Karei
niet moe?" riep zy uit.
Otto trok de schouders op en verhaalde
stootend, wat men hem op het politiebureel
had verteld. Hy waagde het niet den blik tot
de jammerenden en weenenden op te beffen.
„Morgen zal ik den rechter van instructie
spreken," voegde hy by zyn bericht. „Ik zal
hem overtuigen, dat Karei onschuldig is."
Helena scheen voor dezen troost niet toe
gankelijk; zy was op een stoel neergezonken,
had haar gelaat in de handen verborgen en
weende bitter.
Juffrouw Koster stond naast haar; zy boog
zich tot haar en deed haar best troost aan te
brengen.
De oude trad aan haar andere zyde en onder
steunde de bemoeiiagen zynor vrouw met allerlei
troostreden.
„Zyn onschuld zal aan hot licht komen, hy
kan hot niet geweest zyn, onmogelijk! Dat
doet myn kind niet, hy handelt immers nooit,
of hy moot een paar dagen er over nagedacht
hebben."
Otto kon het gejammer niet langer ver
dragen. Hy sloot zich in zyn kamer op, maar
toch moest hy aan do deur staan en het oor
luisterend tegen het sleutelgat aandrukken.
De klachten van Helena drongen hem als
dolksteken in het hart; meer dan oen9 legde
hy de hand aan den deurknop; de lust be
kroop hem, om de deur te openen en den
weenenden toe te roepen:
„Troost u, droogt uw tranen, want Karei
is onschuldig, ik ben het geweest, ik!"
Maar het volgende oogenblik ontzonk hem
de mo9d; het ging zyn krachten te boven,
hier, in het aangezicht zynor ouders, zich-
zeiven als een dief te beschuldigen. Morgen,
voor den rechter van instructie, zou hy alles
zeggen; morgen!
De rechter hoorde don advocaat met wel
willende opmerkzaamheid aan, hoe hy met
warmte de jeugd zyns broeders schilderde,
zyn opeo, trouw karakter, zyn rechtzinnig eid
on zyn goed, offervaardig hart.
„Geloof my, mynheer, myn broeder is on
schuldig; hem geschiedt een zwaar onrecht.
Dat betuig ik u, dat bezweer ik u by alles,
wat my heilig is."
„Het vurig optreden voor uw broeder doet
uw hart alle eer aan," antwoordde de rechter,
„en ik bon bereid te gelooven, dat in den
loop van het onderzoek zyn onschuld gewis
aan het licht zal komen, maar op hit oog'n-
blik zyn er ten zynen nadeele zulke verzwa-
ronde omstandigheden gerezen, dat ik zyn
invrijheidstelling met myn beroepsplichten
niet kan vereenigen.
Dat nw broeder e9n dag voor den diefstal
in do ouderlyke woning is geweest om oen
som van ongeveer dezelfde grootte als het
bedrag, dat by uw vader gestolen is, is een
feit," ging de rechter voort.
„Het Is een ongelukkig toeval," kreunde
Otto, en haalde zyn zakdoek nit den zak,
om zich het brandende voorhoofd af to
wisscheD.
„Niet minder verzwarend is," vorvolgdedo
rechter, zonder op den uitroep van den jongen
man acht te slaan, „de omstandigheid, dat
uw broeder juist in den tyd, dat de diefstal
is geschied, zich in de woning uwer ouders
bevond. Wat had by daar te doen?"
„Hy kwam, om de heftige woordeD, welke
hy zich daags te voren by den twist met
vader had laten ontvalleD, terug te nemen."
Wordt vervolgd.)