r 11881
Donderdag XT November.
A®, fcro
<§ez8 jouraat wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Tweede Blad.
PERSOVERZICHT.
Feuilleton.
's Kapiteins uitrusting.
IDSCH
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 8 maanden. i f MO.
Franco per post. ,r,r. 1.40.
i/zonderlüko Nommers 0.0S.
PRIJS DER ADVERT ENT EËN
Van 1-6 regels f 1.06. Iedere regel meer f 0.17}. Grootera
letters naar plaatsruimte. Voor het mcasseeren buiten de stad
wordt f 0.05 berekend.
Do Vaderlander vestigt de aandacht op do
dachten over de slechte verstandhou-
iug, tus8chen do beide (Staats- en Holland-
cbe) Spoorwegmaatschappijen be-
taande, waarvan het publiek de dupe wordt,
aatsteiyk is dat nog uitgekomen by een
erbod aan houders van de door de Staats
spoor wegmaatschappy uitgegeven kilometer-
oekjea, zoodat zy daarop niet meer reizen
mogen in treinen van de Hollandsche IJzeren-
"poorweg-My. op baangedeelten, in gemeen-
chappeiyk gebruik.
De Kamer van Koophandel te Dordrecht
heeft zich by den raad van administratie der
H. IJ.-S.-M. daarover beklaagd en verzocht
op den maatregel terug te komen. Hierop
verkreeg z\j ten antwoord, dat het verbod,
de houders van kilometerboekjes toe to
-ten, het gevolg was van het opzeggen van
n overeenkomst, die nadeelig voor de Holl.
Maatschappy bleek te zyn. Haar voorstellen
voor het sluiten van een nieuwe overeenkomst,
volgens welke de kilometerboekjes weer in
onze treinen zouden worden toegelaten, moch
ten de goedkeuring van de Expl. My. niet
verwerven. Intusschen waren nieuwe onder
handelingen geopend.
Zoo kaatst men, merkt De Vaderlander aan,
elkander ds schuld toe. „En het publiek draagt
den last on mag uitzien naar de verbetering,
die mogeiykniet komt."
De Vaderlander voegt er nog de opmerking
bjj, dat niet alleen de regelingen, waarby twee
Maatschappijen betrokken zijn, menigmaal
weinig, aan het belang van het publiek vol
doen. Dat vaak de diensten zoo gerogeldzyn,
dat by aankomst van den trein der eene
Maatschappy die dor andere, waarmede het
publiek verder zou kunnen reizeD, juist ver
trokken is on aldus do aansluiting gemist
wordt, is algemeen bekend. Maar ook de
aansluiting der treinen van één en dezelfde
Maatschappy scbynt menigmaal opzettelijk
verijdeld te zyn. De regeling is, meent De
Vaderlanderop zyn minst genomen raadsel
achtig. Men bestudeere, zegt zy, maar eens
een spoorwegboekje ©n reize byv. eens van
Zand voort Utrecht per Holl. Spoor of van
Zutfen naar Leiden met de 8taatsspoorMy.
Er zyn veel grieven van dien aard.
Is het te verwonderen, vraagt De Vader
landerdat het aandringen op Staatsexploitatie
gedurig toeneemt? Men zegt ons, dat zy niet
gewensebt is. Maar men handele dan toch een
weinig meer in het belang van het publiek."
Het voorloopig verslag over de Staats
begroting vormt, zooals men weet, een door-
Lopende klacht over de opvoering
d e r r,u i t g a v e n en een aansporing
tot moor zuinigheid.
De Uaasbode acht die klacht niet ongegrond,
en niet alleen voor de begrooting van 1S99,
maar in het algemeen voor het beheer der
liberalen.
„Om ons byv. te bepalen tot het naburige
België, weet men, dat daar onder het liberaal
bewind de begrootingen telken jare sloten
met oen tekort, dat voortdurend grooter werd.
terwyi daarentegen sinds 1884, d. i. sedert
het optreden van een Katholiek ministerie,
de vroegere deficitten verdwenen zyn niet
alleen, maar zelfs vervangen door vry aan-
zieniyke overschotten op de Staatsbegrooting.
In Nederland is het al niet andera, sinds
In 1891 een liberale regeering aan het roer
kwam. Hoewel sinds dien tyd verschillende
nieuwe belastingen zyn ingevoerd en andere
zyn verhoogd, hoewel in die jaren de con
versie der rente van een groot deel der
Staatsschuld van 31/, tot 3 pCt. tot stand
kwam, waardoor een aanzienlyke besparing
op de uitgaven werd verkregen, gelukte het
maar niet om te geraken tot een kloppende
begrooting, d. i. om de uitgaven en de in
komsten met elkaar in evenwicht te brengen;
zoodat onlangs van regeeringswege weder
besloten moest worden tot het doen van een
voorstel tot belastingverhooging in den vorm
van een vermeerdering van den accyns op
wyn en gedistilleerd."
Het blad had liever gezien, dat de minister
van financiën, tevens hoofd van hot Kabinet,
zyn ambtgenooten tot zuinigheid had aange
spoord, dan nu weer met belastingverhooging
te komen om het geraamde tekort te dekken.
„Verstandiger zou dit sttllig geweest zyn,
en ook meer in bet algemeen belang, dan
de handelwyze, welke nu gevolgd is. Toch is
het verklaarbaar, waarom dit Diet geschiedde.
Het liberalisme, hoewel somtyds in theorie
gekant tegen overdreven Staatsbemoeiing,
gaat toch voortdurend meer dien weg op."
De heer A. C. A. Hoffmano, semi-arta te
Amsterdam, 8chryft omtrent het plan-C ooien
ia Ons Noorden:
Reeds toen notaris Coolon, van Heivoort,
nog secretaris der gemeente Vechel en later
hoofdcommies aan het provinciaal gouverne
ment van Noord-Brabant was, dat is respec-
tieveiyk dertig en vyf en twintig jaren ge
leden, droeg hy hét denkbeeld met zich om,
dat thans algemeen als „plan-Coolen" in den
lande bekend staat. Nieuw is dit plan dus
geenszins. De wet, die ons den persooniyken
dienstplicht bezorgde, was niet de oorzaak,
maar slechts de naaste aanleiding, waardoor
dit plan nader gevormd en openbaar gemaakt
werd.
Welke waren nu de elementen, die reeds
jaren geleden notaris Coolen tot zyn denk
beeld brachten? Deze zyn in hoofdzaak twee:
ten eerste de omstandigheid, dat ten allen
tyde by onze nationale militie het dienstnemen
door vrywilligera als een uitdrukkeiyk in de
verschillende militie-wetten uitgesproken be
ginsel op den voorgrond heeft gostaan. Ook
de nieuwe wet is in dit opzicht ongewyzigd
gebleven. Immers zou, wanneer men dit be
ginsel had prysgegeven in de nieuwe wet,
deze niet meer behooren tot den historischen
ontwikkelingsgang van ons nationale militie
wezen. Want de geest van ons militie-wezen,
de theorie, eischte steeds op de eerste plaats
het dienstnemen van vrywilligers. Ook het
bevorderen daarvan lag steeds in de historische
traditie. Wat echter in theorie, in de leer,
hoofdzaak was, bleek in de practyk byzaak.
Byna altyd was het aantal vrywillig dienst-
nomencjn zoo gering, dat toch immer de
overgroote meerderheid van het bepaalde
contingent door loting uit het steeds nog veel
grooter aantal voor den dienst geschikte
jongelieden moest worden gevonden.
Wat dus in do wet (ook nu nog) hoofdzaak
is, werd in de practyk byzaak.
Het tweede element nu van 's heeren Coolens
plan berust in de groote kracht van den
modernen tyd: vereeniging, coöperalis.
Als oud-secretaris der Kamer van Koop
handel en als oud-leeraar der staats- en
handelswetenschappen aan de Ryks-hoogere
burgerschool te 's-Hertogenboscb, als lid van
het Staatslandbonw-Comité en van het hoofd
bestuur der „Noord-Brabantsche Maatschappy
van Landbouw", voorts als hoofdingeland van
waterschappen, kent notaris Coolen de graote
kracht van de moderne coöperatie. Vooral
waar deze, naar 's Pausen Leo's manend woord,
in Christciyken zin begrepen en geleid wordt.
Welnu, deze twee factoren vormen de leidende
gedachte van Coolens plan.
De eerste factor is het in de wet zelve na-
drukkeiyk neergelegde beginsel, dat het vry-
willig dienstnemen by de nationale militie op
den voorgrond biyft, als vormende de eigen-
lyke kern van een gezond militiewezen en
van den eervollen krygsmansstand in het
algemeen.
De tweede factor vormen de door coöperatie
in het leven te roepen zoogenaamde militie-
vereenigingen, die door haar arbeid het wette-
ïyk beginsel uitvoerbaar moeten maken in de
praktyk.
Coolens plan is dus wettig en in den histo
rischen ontwikkelingsgang gelegen. Coolens
plan is tevens practisch.
Zoowel het een als het ander is reeds vóór
maanden erkend docr de weekbladen van het
notariaat en der registratie.
Tot zoo ver do geschiedenis on de beginselen
van het plan-Coolen.
Ontegenzegiyk vindt het plan-Coolen voor
de verwezenlijking de beste voorwaarden in
zuiver katholieke streken on bovenal in
kleinere gemeenten. Te Gjlze-Ryen, in Noord-
Brabant, by?, hebben de gegoeden door eigen
financióele krachten reeds zooveel vrywilligers
geetald als het contingent voor die gomeente
eisebt om de loting te kunnen uitsluiten.
Hierdoor hebben die gegoeden, hun eigen
zonen willende vrystellen van den dienst,
tevens de arme lotelingen moeten vrystellen,
in zekeren zin vrykoopen! En willen de
laatsten gaarne dienen, zooveel te beter, want
door hot plan Coolon kunnen zy dan vry
willigers worden en geld bekomen, waar zy
anders groot gevaar zouden loopen, toch te
moeten dienen zonder geldelyke vergoeding.
Zoo is my het geval bekend van oen
armen schoenmaker, die wel niet de eenige
kostwinner voor zyn arme ouders is, maar
toch de voornaamste. Tbans komt hy gratis
vry en kan in zyn beroep biyven, waardoor
de ouders tegen gebrek gevrywaard zyn.
Deze joDge man woont in Qilze-RyeD, waar
de jeugdige militie-veroeniging a la „Plan-
Coolen" geen subsidie van den Gemeenteraad
geniet en dus niet in de schorsing begrepen
is. Deze schoenmaker zegent het plan-Coolen,
boswel hy het niet eens begrypt. Dit laatste
komt voorzeker, omdat de eerzame werkman
geen liberaal is, noch de rechtsgeleerde keDnis
bezit van den adviseur dor Arnhcmsche Courant.
Slot)
„U wilt van de twee één maken 1"
„Wacht even!" riep Tommie vol ontzetting.
Maar de kapitein duwde hem ruw terug,
legde de kleedingstukken van zyn neef op de
tafel en knipte ze meedoogenloos met vaste
hand uit elkaar.
„Maar wat moet ik dan aantrekken?"
vroeg Tommie byna schreiend. „Daaraan
hebt u zeker niet gedacht?"
„Wat jy moet aantrekken? Schaam je je
niet in de eerste plaats aan je zelf te denken,
ondankbare, kleine aapl Haal mg als de
drommel naald en draad of spelden, wat je
maar vinden kunt. En als je doet wat ik je
zeg, zal ik probeoron uit de afknipsels nog
eon broek voor jou te maken."
Tommie ging heen en kwam eerst na ge-
ruimen tyd terug met de mededeeling, dat
er op het heele schip geen naald of speld
te vinden was. De matrozen hadden hem
uitgelachen.
Goheel ontmoedigd, byna wanhopend, wierp
zich de kapitein op zyn rustbed.
„En nu hebt u myn kleeren voor niets
verküiptr jammerde Tommie. fU hadt toch
wel kunnon wachten totdat u naald en
draad hadt."
De kapitein van de „Sarah Jane" luisterde
niet. Hy staarde wezenloos voor zich uit.
Opeens hief hy het hoofd op, 6tak zyn hand
In den zak, dien by eerst na lang zoeken had
gevondeD, en zeide plechtig:
„Tommio, je ziet aan je oom, waartoe het
spel en de drank een mensch kunnen brengen.
In plaats van op het dek van myn schip, zit
ik bier alsals
„Als een van de komedie," zeide Tommie,
zonder een beleediging te bedoelen.
„Indien gy ooit in de verzoeking mocht
komeD," hernam de kapitein, „om een glas
meer te drinken dan gy verdragen kunt, denk
dan aan my en aan den toestand, waarin
ik my thans bevind. Wat zul je dan doen,
Tommie?"
„Dat weet ik Diet," antwoordde Tommie
bedrukt.
„Kom, wat zul-je doen?" drong de oom aan.
„Ik denk, dat ik zal moeten lachen," ant
woordde Tommie eindelyk.
Klets, daar had hy een klap om de ooren beet.
„Je bent een ondankbare schelmzeide de
kapitein toornig. Je verdient niet, dat een
goedhartige oom voor je zorgt."
„Ik wil hem graag kwyt zyn, dien oom,"
huilde Toromie met de hand aan zgn oor, én
verliet snel de hut van ztfa oom. Do eerste
opwelling van den kapitein was den knaap af
te ranselen en dan over boord te werpen,
maar by nader inzien achtte bg het beter,
dat plan te laten varen en een pgp op te steken.
Toen zy in het ruime sop waren, vertoonde
by zich weer op het dek, gaf zyn bevelen
en hield zich volmaakt blind voor de spottende
blikken der bemanning. De eenige verandering,
welke hy in zyn kostuum had gebracht, was,
dat hy zgn zuidwester had opgezet. De drie
dagen op zee verliepen als een akelige droom.
De blikken van den kapitein waren zóó onheil
spellend, dat de matrozen zooveel mogeiyk uit
zyn onmiddeliyke nabyheid bleven.
In stilte had tie kapitein zich voorgenomen
in den nacht de haven van Battleaea binnen
te loopen, maar ook het noodlot bad anders
beschikt. De wind was gaan liggen, en de
zon stond aan den hemel, toen zy Battlesea
in het zicht kregen.
Tot op e;n myi afatands van de haven
hield de kapitein moedig stand; toon begon
hy angstig om zich heen te kyken.
„Waar is Bob?riep hy.
„Bob is erg ziek, kapiteiD," antwoordde Ted.
„Ziek!" herhaalde de kapitein. „Hier, Ted,
jy aan het stuur; ik kom dadeiyk terug."
Hy snelde naar beneden.
De stuurman hing half binnen, half buiten
zgn hangmat en kermde hartverscheurend.
tWat scheelt je?" vroeg de kapitein.
In een tweetal artikelen, waarin de wen-
scheiykheid van maatregelen tegen
anarchisten wordt aanbevolen, zegt do
Nieuwe Rotter damsche Courant o. a.
Het is volkomen waar, d2t in den regel
alleen de daad wordt gestraft, indien zy
voltooid is of althans tot een begin van uit
voering is gekomen, niet de misdadige ge
dachte of het misdadige voornemeD, noch
voorbereidende maatregelen; maar dit belet al
aanstonds niet, dat de strafwaardiged a a d
alloen in woorden kan bestaan; tet Inlet ifiet,
dat ten aanzien van sommige zeer gevaariyke
misdrijven handelingen strafbaar worden ge
steld, die inderdaad niet anders zyn dan voor
bereidende maatregelen, noch dat zelfs de
bloote overeenkomst om het misdryf te plegen
als een afzonder!yk misdryf wordt gestraft.
Niet onraadzaam mag het daarom geacht
worden te onderzoeken, of er voldoende aan
leiding bestaat om ook in andere gevallen van
niet minder ernstigen aard op dezelfde wyze
en met inachtneming van dezelfde beginselen
te handelen.
En het blad besluit de artikelen aldus:
Afgescheiden van de gevaren van anarchis
tische aanslagen, van „dyoamiet-misdryven",
zooals onze minister van buitenlandsche zaken
ze noemt in den brief aan zyn ambtgenoot
van justitie, is er reden te over om zoowel
ons "Wetboek van Strafrecht als onze Uit-
leveriügswet aan te vullen. De aanvulling
wordt echter min of meer spoedeischend, zoo
wy althans willen vermyden te eeniger tyd
op een voorstel tot het sluiten van een uit-
leveringstractaat te moeten antwoorden, dat
wij aan die uitnoodiging niet kunnen voldoen,
eensdeels omdat onze uitleveringswet het niet
toelaat, anderdeels omdat de feiten, ter zake
waarvan een uitleveringstractaat wordt voor
gesteld, naar ons strafrecht zelf niet strafbaar
zgn, ofschoon wy moeten -erkennen, -dat er
voor het een evenmin als voor het ander een
redeiyke grond bestaat.
Intusschen kunnen, in afwachting van de
vereischte wetswyziging, maatregelen geno
men worden, om algemeen gevaariyke p< r
sonen in het oog te houden. Nederland i3
altyd voor vreemdelingen een gastvry land
geweest en hoopt dat te blyven; maar wy
zyn aan onazelven verplicht toezicht te
houden op sommige bezoekers, en vreemde
lingen, gevaarlgk voor de publieke rust,
kunnen wy over do grenzen zetten. Als wy
toezicht houden op personen, die als zakken
rollers bekend staan, is er zeker oven vol
doende reden om personen, die op andere
wyze niet minder gevaarlgk zgD, niet uit het
oog te verliezen.
By-oogmerken, om minder gewilde politieke
partyen te treffen, kunnen by een Neder-
landscbe Regeering niet worden ondersteld.
In onderhandelingen met vreemde Mogend
heden zal zg zich daarvoor weten te wachten.
In het toelaten en het uitzetten van vreem
delingen hebben wy alleen mot onze eigen
beginselen en inzichten te rade te gaan, en
tot uitlevering aan vreemde Staten zgn wy
alleen bereid ter zake van bepaalde feiten',
die ook in ons land volgens de Strafwet
misdryven zyn, niet ter zake van staat
kundige of godsdienstige begrippon. Wat
onder een politiek misdryf verstaan moet
worden, was tot nog toe nimmer duidelijk
maar zooveel is zeker, dat wat onze wet tob
misdryf stempelt en waarvoor zg uitlevering
wil toestaan, niet kan ophouden misdryf te
zyn, indien het gepleegd wordt door aan
hangers van een zich noemende staatkundige
party, of iodien de dader zich gelieft te be
roepen op wat hy verkiest te Doemen een
politiek of sociaal beginsel.
Staatsbegrooting 1890.
Voorstellen in protei tionistischen geest zyn
niet van de Regeering te verwachten, maar
zy zal niet nalaton vooretellen te doen tot
wyziging in socialen geest van het tarief van
invoerre hten, met het oog op de sociale maat
regelen, die reeds aanhangig zyn, of het eerlang
zullen worden. Bebalvo uit deze bron zal ge
put gunnen worden uit een h rzitning der
successie en overgangsrechten. Verschillende
aangegeven middtlcn, als tabaksbelasting, ver
hooging van Lieraccyns, belasting op beurs
transactiën, noemt de Regeering miJdelen,
welke men, als de nood daartoe dringt, maar
ook dan alleen, kan aangrypen.
Het nut van ten sam< nsmelting der ver
mogens- en bedryfsbcldsting tot een inkom
stenbelasting, is den Minister nLt duidelyk.
Een ontwerp tot aanvulling der wet op do
vermogensbelasting, waarvan vermindering der
oneerlyke aangiiten te verwacht n is, is ia
onderzoek bg den Raad van State. Reeds nu
verklaart de Regetring ernstige bedenking te
hebben tegen verzwaring van het progressieve
tarief.
Do Rogecring zal haar aandacht wyden aan
de klacht over weelderigheid by hot stichten
van Ryksgebouwen.
Vermindering der uitgaven op het hoofdstuk
Oorlog zou ook aan do Regcering wenscheiyk
zyn voorgekomen, indi-n zy had kunnen
geschieden door middelen, die onze weerbaar
heid niet in gevaar brengen.
Een wetsontwerp tot aanvulling en wgziging
van het kon. besluit van 31 Dcc. 1874,
houdende vaststolliog van bepalingen omtrent
de bezoldiging van referendarissen, enz. by
do ministeriëole di partementen, is by den
Ministerraad in overweging.
Hoewel de Regetring den ernstigen wensch.
koestert om de uitgaven tot het noodige te
beperken, moet men toch indachtig zyn aan
de sterke vermeerdering van bevolking in de
laatste jaren, waardoor de behoeften zich
allerwegon hebben uitgebreid. Z.l die toe
nemende bevolking niet gepaard gaan met
vtrorming, zal Nederland op het gebied van
landbouw, nyverheid, handel en scheepvaart
een wedstryd met bet buitenland kunnen
volhouden, dan mogen wy niet stilzitten, ook
van de belangen der defensie mag men de
aandacht niet afwenden.
In het nu loopende legislatieve tydperk zal
een technische herziening der kieswet inden
geest als bg de behandeling der Staatsbegroo
ting voor 1898 werd aangegeven, alsnog aan
hangig worden gomaakt.
Een wetsvoorstel t>.t afschaffing der Ryks-
tollen op land- en waterwegen is amhangig
by den Raad van State.
"Wctteiyke regeling van den tyd acht d<?
Regeering nog niet van zoo dringend belang.
Het verdient aanbeveling de wetteiyke
regeling der stry ikrachten by gedeelten voor
te stellen.
„Ik sterf," antwoordde Bob. „Ik verbrand
en bevries van binnen. Ik kan niet zitten en
niet liggen."
De kapitein schraapte zyn keel.
„Ik zou me in jouw geval uitkloedeD,"
sprak hy. „Kom, laat my je helpen."
„Neen»... neen!" riep de stuurman. „Ik
wil niet worden uitgekleed. Ik heb altyd
gewensebt in mijn kleeren te sterven, 't Is
misschien dwaas, maar ik ben nu eenmaal zoo."
„En je weu3ch zal eenmaal vervuld worden,
ellendige schurk 1" riep de kapitein woedend.
„Ik zie heel goed, dat je je ziek houdt om my
te dwingen boven op het dek te biyvenl"
„Waarom zoudt u beneden zitten?" vroeg
de stuurman, met voorgewende verbazing.
„Het is uw plicht als kapitein op het dek te
zgn. Ea ik zou maar gauw gaan."
„'t Is hier overal gevaariyk."
De kapitein spande al zyn krachten in om
zichzelf meester te biyven. Hy begaf zich weer
op het dek, en het stuur in do hand nemende,
sprak hy tot de bemanning over de gehoor-
zaamheid, welke zy hem schuldig waren, en
over do vreeseiyke straf, die op muitory stond.
Toen vroeg hy ten laatsten male of zy geneigd
waren hem een pak kleeren te bezorgeD, maar
geen hunner verroerde zich. En intusschen
naderde het scheepje de haven.
Er stonden slechts een paar menschen op
I do kade, toen do „Sarah Jane" binnenvoer,
maar ia een ommezien verzamdde zich een
ontelbare menigte. De menschen riepen elkaar
uit de verte toe toch een3 gauw te komen
kgken. Ook de eigenaar van het schip was
toevallig in de nabybeid. Hy begaf zich on-
middeliyk aan boord en kwam juist, toen de
kapitela zich aan het oog van het publiek
wilde onttrekken.
De heer Pearson was geen gemakkeiyk
patroon. Hy was van plan den kapitein ge
ducht de waarheid te zoggen en hem dan uit
zyn dienst te ontslaan. Doch nauwelijks stond
hy tegenover den schuldige, of hy barstte in
lachen uit, en wel zóó, dat hy niet meer tot
bedaren kon komen. Eindelyk viel hy afgemat
neer en zei hygend:
„Ik heb nog nooit zoo gelachen, Bross. Je
ziet er prachtig uitl Ik ben de heelo week
uit myn humeur geweest, maar jy hebt me
opgeknapt. Wat, wou je weg? NeeD, hoor,
je biyft in myn dienst. Maar voor myn part
kun je een ander schip en andere matrozen
kiezen, onder één voorwaarde: je gaat met
my naar huis en laat je zoo aan myn vrouw
kyken. Zo is aan het sukkelen en ik wed,
dat ze heelemaal beter wordt als zo je zoo
ziet. Kom, ik zal het goed met je maken.
Geef me maar een arm.''