N9.11875
Donderdag ÏO November.
A°. löbö
(Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van <§pn- en feestdagen, uitgegeven.
Tweede Blad.
PERSOVERZICHT.
Feuilleton.
MARACKZY.
LEIDSCH
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maanden. 1.10.
Franco per post 1.40.
Afzonderlijke Nommers 0.05.
PRIJS DER ABVERTENTIËN:
Van 1—6 regels f 1.06. Iedere regel meer O-I? Grootero
letters naar plaateruimte. Voor het incasseeren buiten do stad
wordt f 0.05 berekend.
Da Nieuwe Rotterdamsclie Courant dringt
aan op meer zuinigheid in 's lands
beheer dan betracht ie la de ontworpen
begrootingen voor 1899.
Dat de begrootingen niet zyn opgemaakt
zegt het blad met een zuinigheid, die in
overeenstemming is met "den flo'anciëelen toe
stand, kan Inderdaad moeilijk ontkend worden.
En nu blijkens het afdeelingsverslag dé Tweede
Kamer zoo eenstemmig ia in haar oordeel
omtrent de wenschelijkheid van beperking der
uitgaven, „mag worden verwacht, dat men
het niet, zooals vaak, bij woorden laten, maar
door oordeelkundige amendementen de ge-
wenachte beperking aanbrengen zal". In het
bijzonder voor de commissies van rapporteurs
acht de N. R. Cthierbij een belangrijke taak
te vervullen.
Ook Rei Nieuwsblad voor Nederland heeft
de begrooting eens nagegaan en daarop tal
van posten gevonden, waarop reeds door lee-
ken allerlei bezuinigingen zijn te vinden. Het
blad kwam reeds tot een totaal van ruim
7 ton. Ongetwijfeld zullen, by nog meer des
kundige beschouwing, bepaaldeiyk de begroe
tingen van Oorlog on van "Waterstaat nog
wel moer posten opleveren, waarop bezuini
ging is te vinden. In elk geval, ook al be
treffen de in te krimpen posten onkel zaken,
die alleen kunnen worden uitgesteld, dan is
toch zulk uitstel nog beter dan dat mon dade-
ïyk grijpt naar extra-belastingen, zooals de
Regeering thans -heeft voorgesteld.
De Standaard bevatte een woord over de
middelen, aan te wenden tot opwekking
van het politieke leven.
„Winterwerk", dus luidt hét opschrift van
dit aftikel. En wat de schrijver daarmede
bedoelt, is ook voor ons, l£"ath olieken, van
groöte beteekenis, zegt Eet Gentrum.
„De wintermaanden" aldus De Standaard
„staan voor de deur. November deed zyn
intrede; de lange avonden zijn daar en de
tijd voor studie en vergaderen is daarmee
voor de meesten onzer aangebroken.
Zie nu hoe onze tegenparty werkt, hoe op
allerlei gebied vergadering op vergadering
wordt gehouden; hoe men propaganda maakt
•door het gesproken woord; allerlei belang te
berde brengt en rusteloos doorgaat met voor
zyn beginselen aanhangers te winnen.
En zouden wü daartegenover niet de roe
ping hebben om voor onze heeriyke beginselen
alles te doen, wat ook in ons vermogen is?"
Het antwoord, zegt Het Centrumkan niet
twyfelachtig zyn.
En onaanvechtbaar juist is ook het bekende
woord, dat wy ons in dagen van vrede ten
oorlog moeten toerusten.
Van den veldslag by Sadowa wordt gezegd,
dat deze werd gewonnen door den Pruisischen
schoolmeester. M. a. w., dat de deugdelyfce
opleiding der Pruisische jeugd de mannen had
gevormd, in staat, om den vyand op het slag
veld te verslaan.
Met veel meer recht kan men evenwel ge
tuigen, dat de uitslag van een verkbzingsstrlfd
geheel en al afhangt van de voorbereiding.
En wy bedoelen hiermede niet slechts de
voorbereiding van enkele weken, aan den voor
avond van den slag; maar de voorbereiding,'
welke altyd, door het volk, den kiezers belang--
stelling weet in te boezemen voor de behar
tiging der openbare zaak.
Traagheid en onkunde zyn de groote hin
derpalen voor een gezond Btaatkundig leven.
En wanneer deze beide niet stelselmatig,
worden bestreden, versperren zy ons onher-
roepeiyk het pad ter overwinning.
Met De Standaard zeggen wy dusAan den
arbeid, opdat niemand cnzer, die kiesgerech
tigd is, op de kiezerslyst ontbreke en allen
goed doordrongen worden van do groote ver
plichting, welke hun recht met zich brengt.
Onder het hoofd Ons onderwjja zegt
de Haagsche Courant:
Al wederom voor de hoeveelste maal
in de laatste ^kwart-eeuw? is weer ééns
betoogd, dat oen verandering in het voort
gezet onderwy8 hoog noodig is, door de
instelling van driejarige middelbare scholen,
welke zich daarna splitsen in verschillende
richtingen.
Ditmaal is het dr. Gunning, oud-rector van
het gymnasium te Zwolle, thans te Jena,
die in De Gids komt betoogon, dat het leer
plan van de eerste drie leerjaren van gym
nasium en H. B.-school volkomen goiyk-ge
maakt moet worden en het overwicht toege
kend aan de drie moderne talen, met het
oog op de beroepskeuzo.
By de tegenwoordige regoling worden de
jaren vóór en na do puberteit als gelijk
soortig behandeld, een regeling, strydig.met
de natuur van den mwisoh. Eerst na^ -de
puberteit, die phyeisch en moreel een groote
beteekenis heeft, kan een verstandige bei o^ps-
kous wordengedaan de tegenwoordige rege
ling verzet zich daartegen. Dikwyls wordt
nu al op 11- of 12-jarigen leeftyd een beroep
gekozen, zonder te bedenken, dat het voor
elk jeugdig individu, waarin .iets individueels
zit, een schrikbarend gevaar is; in een richting
goleid te worden, die niet met zyn i divi-
dueelen aanleg strookt, dus om niet „terecht
te komen", zooals de gemsenzame term-luidt.
Doch het is niet voldoende, de beroeps
keuze tot na de puberteit te verschuiven,
wanneer niet tegoiykertyd aan de vooraf
gaande jaren een onderwys verzekerd wordt,
dat aan dien leeftyd geadapteerd is. Het
onderwys in de oude talen dient uitgesteld,
te worden tot na de puberteit; de moderne
talen daarentegen zyn zeer geschikte leer
stof voor den leeftyd tusschen 12 en 15 jaar.
De moderne talen zyn met mathesis, alge
meens geschiedenis on elementaire natuur
kennis aangewezen, den hoofdschotel te vor
men voor een.tus8chenschool tusschen lager
en hooger en tusschen lager en middelbaar
onderwys, zooals dat tegenwoordig door vak-
leeraren wordt gegeven.
Verder wenscbt dr. Gunning óón wet op do
middelbare scholen, die-gymnasia en hoogere
burgerscholen èn hun voorscholen omvat.
Dat het gymnasiaal onderwys onder „hoo
ger" onderwys ressorteert, ia z. i. een anomalie
- en een onwaarheidwant -het gymnasium in
don gezonden zin des woords is een middel-
baro school. 3
Men zou tevens kunnen overwegen, of het
;niet wenschelyk is; het Polytechnicura naar
een universiteitsstad -over -te brengen, of-zelfs
min of meer met de q>hilo8opbische faculteit
te-versmelten, in wélk geval men tevens ge-,
legenheid zou hebben om voor zyn kweeke-
hngen den doctors-titel verkrygbaar te stellen.
De H. B. School zou,-evenals thans, opleiden
voor de Polytechnische School; langs dien weg
zou dus de H. B.-School evengoed als het
gymnasium opleiden voor het booger. onder-,
wys, -slechts voor een ander hooger onderwys.
Eindelyk bepleit de heer 'Gunoing de in
stelling van een „schoolraad" met zoor uit
gebreide bevoegdheden; en waarin het des
kundig element het overwicht heeft.
De heer Tak schryft in De Kroniekdat
de wolkon Ramen djyven boven
het hoofd van het ministerie.
De leerplicht is -onderweg en de heer
Borgesius kan z. i geacht worden voor de
keuze te staan om óf zyn ontwerp merkeiyk
in te korten óf et mee te-vallen.
Do Indische myawet ié plotseling weer
naar de afdêelingen teruggekeerd. -En nu
komt het Vóorloopig -verslag over Hoofdstuk
I der Staatsbógrooting getuigen van de inner-
lyke weerspraak tusschen een politiek van
8ociile wetgeving, van allerhi nuttige orga
nisatie -van het arbeidsleven, die geld kost,
en een fihatioiêele - politiek, die te rekenen
•heeft met Kainere-, indit opzicht nog niet
tot radicalisme- vergroeid.
„Geld -is er TTóódigrvoor de sociale maat
regelen, waaraan do jong-liboralen ziGh ver-
starvdiglyk hebben gebonden, waardoor zy
voor bet bewogen der arbeiders nieuwe en
ruimere banen zullen plaveien en den klassen-
strijd menige botsing zullen besparen. En
voor dat noodigo geld wordt het oude lystje
der middelen in het verslag afgelezen. Tot
het radicale van mede-erfrecht van den Staat toe.
De heer Tak acht de tegenstelling te
duidelykde strooa.ing gaat beslist naar
sociale wetgeving, die geldelyke eischen stelt,
terwyi men in het zoeken naar de middelen
stuit op bezwaren, waarin do heerschende
klasse zich nog niet kan schikken. Onze
sociaalpolitici .uit de burgery zullen dat pro
bleem moeten oplossen of er het bankroet
van hun program in vinden."
De beer E. Ten Kate Wzn., directeur van
hot Doorgangshuis te Hoenderloo, richt onder
het opschrift Sloyd-onder wijs het vol-
gïndo echryvon aan de redactie van Het
Nederlandsche Dagblad (men herinnere zich,
wat in een vorig Overzieht omtrent dit onder
werp uit dat blad werd overgenomen en het
daartegen ingebrachte in ons blad door mej.
C E. Maclaine Pont)
Uw driestar „Sloyd" lezend, trof my de
weinige waardoering dezer zaak, die uit dat
artikeltje spreekt. Vooral trof my het slot:
„de niet-gegoeden hebben er niet mede nooiig."
Ik ben met u overtuigd, dat alles over
dreven kan worden en ik zou ook niet gaarne
één vak van het lager onderwys voor „Sloyu"
zien ingeruild. -Maar toch is er, dunkt my,
buiten de schooluren nog wel gelegenheid
o d zóóveel van het vak te leerön, dat hot
waariyk als een zeer nuttige en aangename
ontspanning kan dienst doen.
Als ik -my niet vergis, wordt byv. in
Arnhem 's Woensdagsmiddags en des Zater
dags de gelegenheid voor het onderwys in
handenarbeid (3loyJ) opengesteld en juiat door
niet-gegoeden heb ik meer dan eens met veel
waardeering daarover hooren spraken.
Ik zou dan ook liever het slot van uw
artikeltje omkeeren en het zóó zeggen; de
niet gegoeden hebben er het meeste belang
by en den anderen zal het geen kwaad do n.
Wat toch is het geval? In do gegoede
klasse bezit men in den regel wel de noodigo
middelen tot ontspanning in den vorm van
muziek, literatuur, enz., en wanneer zich
daarby dan oenigo kennis van sloyd aansluit,
kan dit zeer goed zyn. By de niet-gegoeden
is dat evenwel geheel anders. De middelen
tot het aanschaffen van goede boeken, enz.
ontbreken heel vaak. Het gevolg daarvan Is,
dat de kinderen by hot gemis aan ontspan
ning hun vryen tyd vaak besteden met, zoo
zy niet buitenshuis zwerven, deel te nemen
aan gesprekken, oi voor kinderen niet passen,
of om den baard zitten, te lujeren.
Wy doen hier in het gesticht ook een
weinig aan deze zaak het is opmerkelijk
ho9 dikwyi8 de minder gegoeden de kunst
stukken van onze verpleegden bewonderen,
en niet zelden gebeurt bet, dat onze verpleeg
den, wanneer zy -buitoa gepliatst, worden,
vragen om materiaal^.om het hier geleerde
pp dat gebied, te. kunnen voortzetten.
Zie 1 dót is een ontspanning,die men zich
zoo heel goedkoop kan veroorloven, waardoor
een vsate hand en eenige vaardigheid verkre
gen worden en zekeropk het schoonheids
gevoel wordt ontwikkeld.
Nu ik er eenigermate het nut van heb
leeren inzien, zou ik harteiyk wen.^chen, dat
deze zaak moer algemeen werd gekend en
beoefend, want er zit, naar myn overtuiging,
waariyk opvoedende kracht in.
De redactie teekent hierby aan:Wybiyven
er by, dat iemand, die een ambacht moet
leeren om naderhand met handenarbeid den
ko3t te verdienen, niet eerst moet leeren
knutselen. Hy moet als wit papier, onbeschre
ven, op den wiükel komen. Van een muziek
leeraar uit de oudheid verhaalt men, dat hy
voor kinderen, die reeds van anderen les
hadden gehad, meer honorarium verlangde
dan van andere, omdat die eerstgenoemde
kinderen niet alleen moesten aanleeren, maar
ook afleeren. Het nadeel van sloyd is ook,
dat de kinderen van alles wat leeren en zich
niet by een onkelen handenarbeid bepalen,
alsof er niet reeds genoeg versnippering is
van krachten. Dat het sloyd vormende kracht
kan hebben en ook aan de kinderen der niet-
gegoeden vermaak kan geven, ontkennen wy
volstrekt niet, maar om de bovengenoemde
redenen achten wy de nadoelen voor die kin
deren grooter dan de voordot lib.
„Al te goed is buurmans gek" is het op
schrift van onderstaand artikel in Het Huis
gezin: v.vu
Teen onze minister van buitenlandsche zakor
voor eenige weken in de Tweede Kamer mee
deelde, dat B e 1 g i zyn grenzen voor
ons vee weder zou openstellen, weer
klonk in de vergadering een luid bravo, dat
weerklank vond in het geheele land, inzonder
heid in die strekeD, waar do veeteelt het
eenige, of althans het voornaamste middel
van bestaan is. i
Maar op die biydschapsbetuiging volgde
spoedig bittere ontgoocheling. De Belgische
grenzen werden inderdaad opengesteld, doch
met zulke beperkende bepalingen, dat het
byna met een sluiting gelyk stond. De boop,
dat ODze veeboeren eens een flinke opruiming
zouden kunnen houden op bun stallen, is niet
vervuld; daarentvg-n bekruipt hun ieder oogen-
bhk de vrees, dat de B Igische Regeering (wie
een bond wil sl lan, kan immers gemakkelyk
een stok vinden!) het eene of andere voor
wendsel zal te ba t nomen, om opnieuw tot
algeheele sluiting d r grens over te gaao.
Nu is één ding ons niet geheel duidelyk,
dit nameiyk, dat ons dep irtement van buiten
landsche zafce-n zich do r do Belgische Regee
ring een knol voir. n citroen in de hand
heeft laten stoppan. Onzo minister van buiten-
laDdsche zaken wiit, totn hij het heuglyk(l)
nieuws van de ape.'urt Hing der Belgische
grens in do Kimer aankondigde, natuurlyk
niet, dat dit onder zoo bezwarende voorwaarden
zou geschieden. Ardors bad - hij ^et er als
eoriyk man bijgevoegd, in plaats van door een
onvolledige meeled* o i vorw.icfctingen op te
wekken, die zoo-epoo lig door-da f.-iten zoyden
worden beschaamd. M i »rzoo vragen wy
ons af hoe is het dan mogelyk, dat onze r
gezant te Brussel en-onzo minister van buiten
landsche zaken zich niet te voren degeiyk
vergewist hebben, wat dj openstelling der
grens eigeniyk beteekend", aan wtlke voor
waarden di9 zou zyn gebonden. Dit verzuim -
wy weten er geen anderen naam voor ver
wondert ons te meer, daar het niot de eerste
maal is, dat do Belgische Regeering ons zoo
deeriyk teleurstelt, en het duszaak was,
haar voornemens nauwkeurig te kennen, ten
einde niet, zooal9 thans feitelyk geschied is,
onze veeboeren biy te maken met een doode
musch.
In de afdeelingen der Tweede Kamer bleok
algomeene ontstemdheid over de houding van
het Belgische Gouvernement en met klem
werd by den minister van buitonlandscbo
zaken op vordere pogingen aangedrongen, ten
einde van de Belgische Regeering ODbeperkte
openstelling der grenzen voor alle soorten van
vee te verkrijgen.
Minister De Beaufort zal ongetwyfeld ia
den geest van de groote meerderheid der
7»
Hy zag den tuin van zyn groot huis in
Grosvenor Square eD, op het grasperk, twee
kleine meisjes, die vrooiyk kraaiend aan het
spelen waren. Het eene, waggelend op de
kleine beentjes, trachtte het andere na te
loopen en riep met haar zilveren stemmetje:
„Maudl Maudl"
Het andere stond stil, ging op het vochtige
gras zitten en nam haar zu3je op haar
knieën, nu reeds moedertje den arm geslagen
om het blonde kinderkopje.
En hy, nog jong, weduwnaar sinds nauwe
lijks twee jaren, keek met een van zachte aan
doeningen vervuld hart op dit tooneeltje toe.
Hy deed zichzelf de belofte, dat hy uitsluitend
zou leven voor deze beide aangebeden wezentjes
en nimmer te zullen hertrouwen, hoeveel
moeite er ook werd gedaan om hem daartoe
over te halen.
Zoo had hy gedaan en de beide kinderen
waren opgegroeid in volmaakte zielsrust, zon
der eenig verdriet te kennen. Het waren
nu een paar jonge meisjes geworden en haar
vader, die alles voor haar had opgeofferd,
kon straks den droom van zyn leven ver-
wezenlykenhaar gehuwd te zien, moeder, en
zjjn oude dagen doorbrengen in de zoete omgs-
vicg van een nieuw gezin.
Met hoeveel vreugde zou hy de haad sfcry-
ken door de zachte zyden haren zyner klein
zonen 1 Hy zag hen reeds huppelen op do
grasperken van het oude familiekasteel. Zy
althans zouden hun moeder hebben, om met
ongerusten blik hun schreden te volgen.
En wanneer het mannen zouden zyn ge
worden, zou de oude lord, opdat de naam
Mellivan-Grey niet zou verdwynen, der Koningin
vragen zyn pairschap te doen o verg an op
den oudsten. O, wat schoone plannen, wat
zoete droomen! En van hoe korten duur waren
zy geweest I
Plotseling veranderde het tooneel en de
markies zag voor zich het park van „Dunloê."
Het was op een zomeravond; Maud bad zich
overdag niet vertoond en toen mis Harriett
naar boven was gegaan om haar voor het
diner te -halen, vond zy de kamer ledig. De
bedienden waren, onder leiding van den ouden
markies, gaan zoeken in de groote, donkere
lanen. Zy riepen de freule luidkeels by haar
naam en zochten langs de oevers van den
vyver, vreezende voor eenig ongeluk.
Helaas, het ongeluk was grooter dan men
had durven vermoeden! De dochter van den
markies kon nergens gevonden worden. Zy
was vertrokken met den mao, dien zy beminde.
En voor het oog van den markies verscheen
het bruine gelaat van Stonio met zyn gloeiende
oogen en zyn door inspiratie verlicht vóór-
hoofd.
Hoe vaak was, sedert drie jaar, dat be
wonderenswaardige gelaat den grysaard in
den geest verschenen 1 Grynzend en duivel
achtig zag hy hst voor zich, als van den
boozen engel. O, hoe had die Marackzy hem
leed gedaan 1 En hoe zou hy er ooit voor
boeten! De edelman was in zyn trots gewond;
den vader was het harte verscheurd met gelijke
wreedheid. Yaak zeide de grysaard tot zich-
zei ven: „Als by te een of andoren dag eens
in myn handen viel, als hy eens van myn
genade afhing, als ik hem eens naar hartelust
kon beleedigeD, hem kon treffenWelk een
wraak! Wat zou ik kunnen uitdenken, wreed
genoeg om hem te doen boeten voor alles,
wat ik geleden heb?"
Maar die zoo vurig gewenschte dag had
nooit dichtby geschenen. Stenio schitterde;
hy was machtig en gelukkig. Alles gelukte
hem. Hy hief zich waariyk op tot het peil
van hem, die hem had geiöinacht, en de
gevierde musicus begon de eer waardig te
8chynen de schoonzoon te zyn van den
afstammeling van een der helden uit den
veroveringBtyd. De markies haatte hom er
slechts te meer om en aan zyn wrok paarde
zich de spyt, dat hy hem verkeerd beoordeeld
had. Hy zou hem hebben willen doodon,
omdat Stenio hem zyn dochter had ontnomen
hy zou hem hebben willen pynigen, omdat
hy zich harer waardig had gemaakt.
En nu was men hem plotseling komen
zeggen: Hy is in uw nabyheid en hy wil u
sproken. Met één enkel woord kunt gy hom
tot den allerongelukkigste aller menschon
maken of hem balsem in het hart gieten.
Gy zyt het, die zyn eenige hoop kunt ver-
wezeniyken. De dag, die nooit scheen te
zullen komen, was eindoiyk aangebroken:
binnen een oogenblik zou Stenio verschynen.
De markies bleef voor de patryspoort staan
en staarde met somberen blik naar buiten.
Ia het verlengde van de haven, boven de
masten der schepen uit, tusschen het want
en de raas door, teekende zich de krytaebtige
kust af, waarboven zich de kapel van Bon-
Secour8 verhief. Een stralende zon verschroeide
de dorre hellingen van den heuvel en als
zilveren bliksemstralen schoten de meeuwen
door de blauwe lucht. De klok van de kerk
van Pollet begon zwakjes te luiden en het
klonk zoo droef uit de verte, dat de grysaard
zyn gemoed voelde verteederen. Het scheen
hem toe, dat men voor een doode de geloo-
vigen opriep, en hy bedacht, dat het morgen
wellicht voor zyn dochter zou zyn. Hy onder
drukte een snik, sloot het raampje, om Diets
meer to hooren, en, het voorhoofd vol drei
genden haat, bleef hy onbeweeglyk staan met
bevend hart en machtelooze handen.
Op hetzelfde oogenblik deed een zware stap
de trap van het tusachendek kraken en do
deur werd door den bootsman geopend. In
de schemering teekende de hooge gestalte
van Marackzy zich vaag af.
Da markies maakte een beweging met de
hand, de zeeman boog, liet de passage vry
en de echtgenoot van Maud trad binnon.
Een oogenblik bloven de beide mannen
tegenover elkander staan, oog in oog, elkander
onderzoekend aanziende en hun smart afmetende
naar de kleurverandering van hun gelaat.
Mauds vader was nu geheel bleek en zyn
witte lippen hadden een bitteren trek. Marackzy
zag er vermagerd en gekromd uit en zyn
oogen droegen de sporen van stil vergoten
tranen. Zonder een enkel woord te spreken,
gaf lord Mellivan Stenio een teeken om nader
te treden, en om niot genoodzaakt te zyn
hem een stoel aan te bieden, bleef hy staan,
gereed hem aan te hooren.
Marackzy boog het hoofd en langzaam, alsof
de woorden moeite hadden om uit zyn be
klemde keel te komen, zeide hy:
„Ik dank u, Mylord, dat gy er in hebt toe
gestemd my te ontvangen. Gy kent reeds de
8marteiyke beweegreden, die my tot u brengt.
Ik kom bier smeekend, met gevouwen handen.
Ik kom u genade vragen voor uw dochter."
„Uw vrouw 1" viel de grysaard hom met
harde stem in de rede.
„Voor haar, die gy Maud hebt genoemd
en die gy liefhadt, toen zy nog een kind was.
Vergeet, dat zy myn naam draagt, en herinner
u, dat zy den uwen gedragen heeft. Redeneer
niet mot my, redeneer zelfs niet met uzelvent
Laat alleen uw hart beslissen. Indien zy
sterk ware ou krachtig, dan zoudt gy haar
kuDnen overstelpen met uw toorn; maar zy
is zwak, zy lydt, óón wreed woord zou haar
doodeD. "Wees edelmoedig, denk niet aan uw
leed. Helaas, het is nu de tyd niet meer om
te straffen; het is het uur om te vergeven.
Tegen stervenden is men niet streng."
„Het is dan waar, dat zy in gevaar ver-
keert?" vroeg de grysaard, ten prooi aaa
een angst, dien hy zich nog moeite gaf te
ontveinzen.
(Wordt ctwolgcL)