N°. 11868
Woensdag 2 November.
A0. 1898
feze <§ourant wordt dagelijks, met uitzondering
van (§on- en feestdagen, uitgegeven.
Leiden, 1 November.
Feuilleton.
Arm en rijk verbonden,
n»
DAGBLAD.
PRUS DEZER COURANT)
Voor Lelden per 8 tnaandeo, f 1.10.
Franco per post.. f v 0 1.40.
Aizonderiyko Normner9 0.05.
PBU8 DER ADVFR'l'l.iW'l'l ttw
Van 1 6 regels f 1.05. Iedere regej meer f O.J7{, - Groctere
letters naar plaatsruimte Voor het lncasseereD bulten de stad
wordt 0.05 berekend
In de gemeenteraadszitting van 15 Aug.
ji. steUe de heer Den Houter aan de Plaatse
lijke Schoolcommissie de vraag, waarom in
het jaarlyksch verslag dier commissie aan het
Openbaar Onderwijs in het algemeen steeds
lof werd toegezwaaid, terwijl een algemeene
bcoordeeling van het Bijzonder Onderwijs even
constant ontbrak.
Do heer Den Houter verzekerde daarbij, dat
bet gunstig oordeel over den ijver en de
Ipjicbts' etrachting der openbare onderwijzers
hem zoer verheugde en alleszins gerecht
vaardigd toescheen.
Daaroij drukte hy de hoop uit, dat men
voortaan evenzeer het Bijzonder Onderwijs zou
bespr. kenof voor het minst aangeven, waarop
Let afwezig zijn van een gunstige meening
over het Byzondor Onderwijs berust.
Tevens liet h\j niet na te verwijzen naar
do Wet op het Lager Onderwijs, die op dit
punt geen enkel verschil tusschen Openbare
en Bijzondere Scholen kent.
Dank zij de welwillende tusschenkomst van
B. en Ws., kwam van de Plaatselijke School
commissie een schrijven in, welks door den
hetr Den Hout' r gewacardeerde inhoud een
korte bespreking ten volle verdient.
De aangevoerde feiten (rkenn^n^e, verklaart
de commissie aldus haar ge ;rags1yn in dezen
0De reden van deze ongelijke behandeling is
gelegen in den verschillenden aard van het
Openbaar en het Bijzonder Onderwijs. Het
eerste vormt een eenheid, staande onder het
bestuur van een enkel colbge; het tweedo.
daarentegen ia aan de zorg van verscbill nde
vereenigingen toevertrouwd, zoodat ee scholen
hier afzonderlijk zouden behandeld moeten
worden. Een ongunstig oordeel over oen be
paalde school, of zelfs de afwezigheid van
een oordeel, waaT- andere scholen geprezen
worden, zou niet bevorderlijk kunnen wezon
aan de belangen van zulk een inrichting."
Uit deze uiteenzetting blijkt, naar de beer
Den Houter meent:
lo. dat do Plaatselyke Schoolcommissie niet
geheel inneemt het juiste standpunt, door de
wet aangegeven;
2o. dat de oorspronkelijke vraag van hem
onbeantwoord blijft en vervangen wordt door
eeD betoog, dat, op zichzelf juist, evenwel hier
ter Z3ke niet dient.
In de eerste plaats stemt do heer Den
Bouter gaarno toe, dat het Openbaar Onder
wijs van anderen aard is dat het Bijzonder
i Onderwijs.
Maar hy ontkent beslist, dat dit verschil
van aard gezocht moet worden in de omstandig
heid, dat het Openbaar Onderwijs onder één
bestuur staat en het Bijzonder Onderwijs niet.
Waar de commissie over verschil van aard
spreekt, doelt zij blijkbaar op een verschil van
inrichting, inzake bestuur en toezicht op de
schojon, een verschil, dat ni-t onbelangrijk
kan."zyn, maar dat geheel iets anders is dan
het verschil in aard en karakter der beide
soorten van on er wijs.
Bij do vraag hoe te handelen, zegt de heer
Den Houter, moet in do eerste plaats onder
zocht worden, wat de "Wet eischt; en dan blijkt
uit art. 74 der Wet op het Lager Onderwijs,
dat in de omschrijving der taak van de Plaatse
lijke Schoolcommissie geen enkel verschil, hoe
gering ook, tusschen Openbare en Bijzondere
Scholen gemaakt wordt.
De commissie kan dus niet aandeWtthet
recht ontleenen, om bij de beoordeeling van
het Openbaar en Bijzonder Onderwijs tweeërlei
weg in te slaan.
Betreffende het tweedo punt merkt de heer
Den Houter op, dat hy om een algemeen óórdeel
over htt Bijzonder Onderwijs gevraagd heeft,
ovenals dit jaarlijks van het Openbaar Onder
wijs gegeven wordt.
Daarop antwoordt do commissie, dat het
zoo moeilijk is de scholen afzonderlijk te
beoordeelen. Volkomen juist, maar een oordeel
over iedore Bijzondere School werd niet gevor
derd en b>.t wordt van de verschillende
Openbaro Scholen evenmin gegeven.
Een algemo ne opinie omtrent beide soorten
van onderwijs sluit toch de mogelykbeii niet
uit, dat op een of andere school een toestand
aangetroffen wordt, met die algemeene opinie
in stryd.
Voorzeker, een ongunstig oordeel over een
bijzondere inrichting is niet aangenaam voor
het personeel dier school.
Maar evenzeer zou een afkeuring van den
toestand op een Openbare School de be
trokken onderwijzers treffen.
Op dezen grond is dus het maken van
verschil tusschen het Openbaar en Bijzonder
Onderwijs niet wel te verdedigen, aangezien
een algemeene beoordeeling van beide even
gemakkelijk of even moeilijk is.
De commissie vreest, dat een min gunstig
oordeel aan de belangen van een inrichting
v.n onderwas zou kunnen schaden.
Best mogelijk, zegt de heer D:n Houter
vervolgons in zyn adres aan den gemeenteraad,
maar veel hooger dan het belang van een
kleinen schoolkring geldt bi) hem de bloei
van het onderwijs in zijn geheel.
Een ernstig oordeel van betrouwbare, des
kundige mannen zou misschien voor korten
tijd een minder goede inrichting kunnen
schaden; maar ongetwijfeld zal de heilzame
vrucht daarvan aan het onderwijs ztlf ten
goede komen.
De commissie begeert blijkbaar zelfs den
schyn van partijdigheid te myden; zjj wil niet
door eer.ig oordeel of zelfs door het afwezig
zyn van een oordeel, waar andere scholen ge
prezen worden, de eene bijzondere school be
neden de andere stellen.
D^ze voorzi.htigh.id is zeer lofwaardig;
maar heeft de commissie dan niet de moge-
Hjkh iJ overwogen, dat door haar stelsel
matige ongelijkheid in teoordecling van het
Openbaar en Bijzonder Onderwijs in zijn ge
heel, die stbyn van partijdigheid door haar
eigen toedoen kan worden gevoed?
De ho-r D n Houter meent voor ditmaal
met dtze ènkole kanttekeningen op de missive
van de Plaatselijke Schoolcommissie te kunnen
volstaan. E n bepaald voorstel is nu, van hem
althans, ni'^t te wachten. Hij blijft nog hopen,
dat de Schoolcommissie zich in dit opzicht
zal wiJLn plaatsen op het standpunt der Wtt.
Mocht die hoop teleurgesteld worden, dan
zouden vooretellen, om aan do bestaande onge-
lykbeii een einde te maken, alleszins de
overweging verdienen.
De plechtige opening en in-gebruik-
sttlling van het nieuwe pharmaceutisch
lal oratorium op „Vreewijk" alhier, zal plaats
hebben op Donderdag 3 Nov. a. s's namid
dags te twee uren. De feestrede zal worden
uitgesproken door prof. dr. H. P. Wysman. Tot
bewoning der plecbtigheid zijn uitgenoo"igd
de minister van binnenl. zaken, het college
van curatoren der universiteit, heeren pro
fossoren en tal van andere rijks en gemeente-
autoriteiten.
Met de leiding der verschillende opleidings
kassen voor de verschillende graden bij het
4de reg. inf., alhier in garnizoen, welke
regeling niet meer, zooals voorbeen, bataljons-
gewyzo, doch garnizoensgewijze, zal plaats
hebben, met uitzondering echter van de cate
gorie miliiien korporaals voor den graad van
milicien-sergeant, welke opleiding alleen in
de standplaats van den staf van het corps
(dus corpsgewyze) plaats hec-ft, wordt
belast de kapitein Hemmes, van het 2de
bataljon van genoemd regiment.
Voor de vrije- en orde oefeningen der
gymnastiek zyn geslaagd de dames L. J. J.
Van der Kloes, J. Enders en W. J. Eynd-
hoven, allen van Leiden, en de heer J. P.
Chardon, van Zegwaard.
Bcro9pen is by de Ned.Herv. Gem. te
Zwartewaal de heer W. Van Leeuwen Boom
kamp, candidaat te Leiden.
Bedankt ia voor het beroep naar de
Ned.-Herv. Gem. te Rynzaterwoude door ds.
H. Visser, te Idsegahuizen.
In het „Hotel des Indes", te's-Graven-
hage, is aangekomen mr. H. A. Van der
Poel, gewezen vice-president van het Hoog
gerechtshof in Noderlandsch-Indié.
Te 's-Gravenhage is op 57-jarigen leef-
tyd overleden de gep. majoor-intendant by
het Nod.-Indi8che leger F. J. H. Van Houtum.
Als soldaat in dienst getreden, ging hy in 1864
als sergeant naar Indiö, alwaar hy vier jaren
later werd benoemd tot tweeden luitenant
kwartiermeester. In 1883 werd de heer Van
Houtum benoemd tot majoor-intendant,, uit
welke administratieve betrekking hy in 1888
op zyn verzoek werd ontslagen.
De begrafenis is bepaald op morgen, Woens
dag, te 12 uren van het sterfhuis naar Nieuw-
Eik en-Duinen.
Den 26sten November vertrekt van Amster
dam per „Koning Willam I" naar Padang een
afleeling aanvullingstroepen, sterk 3 onder
officieren en 40 minderen, onder bevel van
den by het leger in O.-I. godetacheerden lsten
luit. der inf. E. J. M. Ochsendorf en onder
het raodegeleide van de 2de luits. van dat
wapen F. J. J. Feirabend en A. H. Treu.
Een wyziging is gebracht in de gods
dienstoefeningen, welke ter reede en in zee
aan boord der oorlogsschepen gehouden
worden. Werd het tot nu toe aan de keus
van ótat major en schepelingen overgelaten
dezo oefeningen al of niet by tjfcvonen, thans
is in beginsel aangenomen, dat de kerk door
een ie Jer, die niet door ziekte of eenige dienst
verrichting daarin verhinderd is, zal worden
bezocht. Alleen by, die gemotiveerde bezwaren
kan doen gelden, wordt daarvan vrygesteld
Waar het mogeiyk is, zullen gebed en leer
rede, voor te lezen door den officier, die door
den commandant van den toiem bet meest
geschikt geacht wordt en waarby in de eersto
plaats gelet moet worden op hen, die een
bijzondere rocpiüg mochten gevoelen, van
psalmgezang vergezeld gaan. Meer speciaal
wordt de comman lant met het toezicht belast.
In hot adres van den Nederlandschen
Uitgeversbond aan den minister van binnen-
landsche zaken omtrent aansluiting aan de
Berner-Conventie worden de voordeelen van
aansluiting aldus opgesomd: geiyk recht voor
alle uitgevers in Nederland, om zich het
uitsluitend vertalingsrecht van eenig boek te
verzekeren; bescherming van den uitgever,
die reeds prioriteitsrecht erlangde, tegen
concurreetende, nitt-gekochte vertalingen en
tegen het plaatsen van vertalingen in de
dagbladen (feuilletons); daarenboven acht
de Bond uit een lillykheids-oogpunt aan
sluiting tot de Berner conventie wenscheiyk.
Veel uitgevers in Nederland komen meer en
mo:r tot de overtuiging, dat de eischtn der
scbryvers, om eenig honorarium voor het
recht van vertalen hunner werken te genieten,
biliyk zyn.
De „Sts.-Ct." van heden bevat esn nieuw
reglement voor onderzoekingen aan de Ryks-
lanlbouwproefstations. Htt tot dusver geldende
tarief der kosten van onderzoekingen is inge
trokken.
Het stoomschip „Prins Willem V" arri
veerde 28 Oct. van West Indië te Nieuw-York;
de „Rotterdam" arriveerde 30 Oct. van Rot
terdam te Nieuw-York; de „Prinses Sophie,"
van Batavia naar Amsterdam, vertrok 30 Oct.
van Genua; de „Prinses Amalia," van Batavia
naar Amsterdam, passeerde 31 Oct. Ouessant;
de „Reichstag," van Hamburg en Antwerpen
naar Oost-Afrika, arriveerde 31 Oct. te Port-
Said; de „Cluden" (gecharterd door de Hol-
land-Amerika-Lyn), van Amsterdam naar
Nieuw-York, passeerde 31 Oct. Prawlepoint;
de „Salak" arriveerde 31 Oct. van Rotterdam
te Batavia; do „Merapi", van Rotterdam naar
Batavia, vertrok 31 Oct. van Perim; de
„Madura", van Amsterdam naar Batavia, pas
seerde 31 Oct. Kaap Blanc.
Noordwykerhout. Op de voordracht ter
benoeming van een hoofd der school te Zilk
zyn geplaatst de beuren C. v. Hurk, te
Haarlem, No. 1; A. H. v. d. Lint, te Haar
lemmermeer, No. 2; G. Bulten, te Nieuw-
Schoonebeek, No. 3; en ET. F. Immens, te
Oostburg, No. 4.
Warmond. Aan het postkantoor alhier
werd gedurende de maand October ingelegd
ƒ7103.60, verdeeld over 81 inlagen; terug
betaald f 3723.65, verdeeld over 26 terugbe
talingen.
Hot laatste, door dat kantoor uitgegeven,
boekje draagt het nummer 823.
Gedurende de maand October werden
aan het Rykstelepboonkantoor alhier behan
deld 126 telegrammen, waarvan er 41 acn
kwamen en 85 werden verzonden.
Uit de „Staatscourant.*
Koninklijke besluiten. Benoemd to(
ridder in do orde van den Nederlandschen Leeuw;
de bij do landmacht in West-Indië gedetacheerde
majoor der infanterie van hetNederlandsche leger,
W. A. T. De Meestor, commandant van de troepen
en van het garnizoen in Surinametot kanton
rechter te Oirschot mr. E. M. Gompertz, thans
substituut-griffier bij de arrondissements rechtbank
te Breda; tot onderwijzer aan de Rijkskweekschool,,
voor onderwijzers te Middelburg, K. Wiersma,
thans to Tiel; tot hoogheemraad van de Krimpener-
waard, prov. Zuid Holland, C. Oskam Az.
De kapitein H. 0'. G. Visscher, van het lste
reg. infanterie, krachtens punt 4o. van art. 38
der wet van 28 Augustus 1851 (Sts.-bld. No. 128),
op non-activiteit gesteld.
Pensioen verleend aan. M. C. Roos, wed. L. J.
Otterapoor, commies lste klasse bij 's Rijks belas
tingen, 63C. Tissen of Thissen, wed. L. Van
'tSant,rijksveldwachter 3do klasse, ƒ163; M. Van
den Berg, wed. H. Massink, brieven- en telegram
besteller, 175; L. Adr. Vughts of Vugts,
wed. J. Broeders, directeur bij's Rijks telegraaf,
f 600; J. De Pril, wed. II. J. Kroulen, hulp
onderwijzer aan boord van het opleidingsschip voor
joDgens te Amsterdam, 450; K. Vos, wed. S.
Ten Kampe, brievengaarder, ƒ259; C. J. Roe-
lants, wed. 13. J. Boek, directeur der Rijks
werkinrichting voor vrouwen te Leiden, ƒ660; B.
Druntink of Bruntinck, dochter uit het huwelijk
van wijlen den rijksveldwachter J. W. Bruntink
of Bruntinck, laatstelijk echtgenoot van B. Do
Jong, met wijlen R. Holmer, 54.
Examen voor machinisten.
üe Rijkscommissie voor de examens ter ver
krijging van een diploma als machinist aan boord
van koopvaardijschepen zal, aanvangende 22 No
vember a. s., te halftien 's voormiddags, zitting
houden in het Nutsgebouw te Amsterdam.
Om tot een van die examens te worden toege
laten, zal de candidaat, onder overlegging van
een geboorteakte en met opgave van woonplaats
en laatsten werkkring, de aanvraag hiertoe vóór
15 November a. 8. schriftelijk en portvrij b|j den
voorzitter der commissie, J. J. Stooker. gep. kapt.
ter zee, te Hilversum, moeten inzenden, waaruit
tevens dan moet blijken voor wolk diploma
hij verlangt geëxamineerd te worden.
Voor nadere bijzonderheden zie de „Sts.-Ct."
van hedeD.
Gremengd IVieuws.
De 7 2-jarige persoon J. v. Z., die
verleden week op den Ouden Singel is over
leden, leed niet aan toevallen, maar stierf
aan de gevolgen van een hartverlamming.
De Hoogo Raad verwierp giste-
ren het cassatieberoep van den burgemeester
en don wethouder der gemeente We stervoort
tegen het arrest van het Gerechtshof te
Arnhem, waarby zy tot geldboete zyn ver
oordeeld wegens smaadschrift jegens den ont
slagen ontvanger der genoemde gemeente.
Do Hooge Raad besliste bierby 0. a., dat
het voor de uitsluiting van een veroordeelmg
wegens smaad of smaadschrift niet voldoende
is, dat de beklaagde naar zyn inzicht l y het
plegen van het feit handelde in het algemeen
belang of ter noodzakelijke verdediging, maar
dat bet daarvoor noodig is, dat het den
rechter klaarblykelyk is geworden, dat in het
algemeen of ter noodzakelyko verdediging
word gehandeld.
Voorts overvroog de Hoogo Raad, dat het
Hof terecht heeft beslist, dat een beroep op
art. 263 Strafwetboek (omtrent het toelaten
„Men kan zoo prettig en gemakkeiyk met
hem omgaan," zeide zy op haar onbevangen
wyz9 ofschoon de oude heer over dezen
gemakkelyken, prettigen omgang zyn eigen
gedachten had. Zy mochten elkaar blykbaar
goed lyden, nicht Cordelia en neef Hendrik.
En ofschoon met leedwezen, eindelyk had de
oude Baron zich verzoend met de gedachte,
da Cordelia zich misschien zoo diep zou ver
nederen, om haar hand aan den kunstenaar
te" schenken. Dit zou wel vreemd zyn, want
hoe beminneiyk neef Hendrik ook was, hy kon
toch niet by den knappen, ridderlyken Graaf
Duri vergeleken worden. Maar in de afwyzing
van den Graaf lag ook een raadselachtig ge
heim verborgen. Een sterke, bygeloovige vrees
had het geluk van Cordelia en Graaf Emma
nuel verstoord, naar het scheenen de groot
vader had zyn kleindochter te zeer lief, om
niet te zien hoe zy nog daaronder leed. Hoe
vroolyk zy soms ook scheeD, haar vroeger
"wezen, haar rustige kalmte van voorheen had
zy nooit meer teruggekregen. Zy gevoelde
ook niet voor haar neef hetzelfde als vroeger
voor Graaf Duri, 0 neen; de kunstenaar was
aangenaam in haar oogen, hy bezorgde haar
afleiding; hy maakte het haar gemakkeiyk
het offer te volbrengen, dat van haar ver
langd werd; daarenboven droeg by haar eigen,
veelgeliefden naam.
De oude heer kon niet ontkennen, dat deze
laatste omstandigheid het moest ertoe bydroeg
om oen huweiyk tusschen Hendrik en Cordelia
in zyn oogen mogeiyk te doen zyn. Door
dit huweiyk der erfgename van den ouden
stam werd deze als het ware weer in den
ouden wortel overgeplant, en het zou zeker
niet aan Cordelia liggen als haar echtgenoot
zich niet tot de grondbeginselen en traditiën
van het oude geslacht bekeerde.
Zoo overlegde en oordeelde de grijsaard.
Zyn vermoedens waren niet zonder grond.
Cordelia bemerkte met genoegon, dat neef
Hendrik haar bewonderde en werkelyk over
woog zy, wat haar grootvader veronderstelde.
Een huweiyk met neef Hendrik kon het
einde zyn, ach, misschien haar eenige redding 1
Maar was het niet vernederend voor haar,
die iedereen aan haar voeten zag, dat zy
niet kon bespeuren of de vereering van
Hendrik Van Eeken liefde was? Of hy trachtte
haar te veroveren? Of als zy te ver boven
hem scheen te staan, zou by dan gelukkig
en dankbaar haar aangeboden hand aan
nemen? Neef Hendrik was kunstenaar en
dikwyls kwam het Cordelia voor, dat hy baar
slechts als model bewonderde. Ja, zyn kun
stenaarsoog zag haar met verrukking, dit had
hy oprecht en vol geestdrift bekend, maar
of zy ook zyn hart in bezit had, dit bleef nog
steeds een vraag. Nu, misschien was er nog
een andere uitweg; misschien was het spook
slechts een schrikbeeld, dat uit de koorts was
achtergebleven en door haar zwakke zenuwen
niet was overwonnen. Had haar grootvader
niet meermalen in diens geest gesproken en
kon hy geen geiyk hebben?
Wat verhinderde haar om de laatste, be
slissende proef te nemen? Word zy er niet
als het ware toe gedrongen?
Capii's too verachtig landschap kwam haar
voor den geest; was het dan waarheid, dat in
die heerlyke dreven ook haar ongeluk ge-
boroa was, dat nog vreeselyker dreigde te
worden dan dat van haar grootvader l?
Zy bad slechts eens even gezinspeeld op
hetgeen Hendrik Van Eeken over de eerste
liefde van haar grootvader verteld had, maar
zy wist, dat de grysaard dadelyk als zy het
verlangen uitte om Capri te zien, bereid zou
zyn om aan haar wensch te voldoen, niet
slechts omdat hy altyd gaarne haar wenschen
vervulde, maar ook omdat hy zelf inwendig
verlangde het eiland weer te bezoeken, waar
de droom zyner eerste liefde was afgespeeld.
Zy behoefde dus slechts een enkel woord te
spreken en de toebereidselen voor de reis
ntar Capri zouden gemaakt worden. Zy zou
het ook doen, zeker zou zy dat, zoodra het
in Rome te warm werd en zoodra zy wist,
dat Hendrik Van Eeken haar genoeg liefhad
om met haar gelukkig te zyn in alle om
standigheden.
Grootvader en kleindochter hadden afge
sproken elkander op een bepaald uur in het
atelier van neef Hendrik te ontmoeten. Cor
delia moest eenige inkoopen doeo en Baron
Van Eeken had geldzaken af te handelen.
De oude heer had het beste op zyn tyd gepast
en werd hartelyk door zyn neef ontvangen.
Cordelia's portret stond reeds op den schil
dersezel. „Gy hebt myn kleindochter zeer
goed in haar eigenaardige schoonheid getrof
fen", zeide Baron Van Eeken. „I3 het niet
zoo? Heeft zy niet iets koninkiyks over zich?
Is zy niet een geboren aristocrate?"
„Inderdaad," antwoordde neef Hendrik, „mis
schien is dit de beste vertolking voor Cor
delia's schoonheid. Als kunstenaar zou Ik
liever zeggen, dat zy een klassiek gezicht
heeft met echt Grieksche lynen. Van de fami
lietrekken der Van Eekens heeft myn schoon
model volstrekt niets".
„Gy hebt gelyk. Zy heeft niets van haar
vader en evenmin van haar moeder, die een
blonde schoonheid was."
Onder dit gesprek was Cordelia ongemerkt
binnengekomen; zy had de laatste woorden
gehoord en een verschrikte, vreesachtige
uitdrukking kwam een oogenblik op haar
gelaat; maar toen zy grootvader en neef be
groette en vorgeviDg vroeg voor haar te-laat-
komen, was ieder spoor van ontroering verdwe
nen. Zy was zelfs byzonder opgewekt, en eerst
toen haar grootvader vertrok om persooniyk
een aangeteekenden brief van het postkantoor
te halen, verzonk Cordelia weer in gedachten.
Maar misschien was dit oogenblik den
kunstenaar juist welkom; by ruilde nu haar
portret voor een andere schets en werkte
stil en viytig door, zonder haar te storen.
Neef Hendrik was immers zoo gemakkeiyk
in den omgang.
Plotseling ontwaakte Cordelia uit haar
gepeins.
„Waarom spreekt gy niet, nosf Hendrik?
Ik was haast ia slaap gevallen."
„Dat geloof ik niet."
„En waarom niet?"
„Omdat er niets van op myn doek staat."
„Niet? Nu, laat my eens kyken."
En haastig sprong Cordelia op, om het
werk van haar neef te bezichtigen, voordat
deze tyd kon vinden om haar portret weer
in de plaats van do schets te stellen.
Een smartelyke uitroep ontvlood aan Cor
delia's lippen.
„Heb ik u leed gedaan? Vergeef my, Cor
delia," zeide hy zacht.
Verlegen, byna angstig keek zy hem aan
en zeide met een gedwongen lach:
„Hoe komt gy op de gedachte om my zóó
voor te stellen? Waariyk, gy zoudt iemand
doen schrikken van zoo'n gezicht."
En zy had gelyk. Het schoone gelaat, dat
spekend, 0 zoo sprekend op haar geleek,
toonde zulke hartstochteiyke, diepe smart, dat
hy haar wel goed moest doorgrond hebben.
Wat Cordelia zoo verschrikte, was do vreese-
lyko zekerheid, dat Hendrik Van Eeken in
haar ziel had gelezen, dat de angst har er ziel
in onbewaakte oogenblikken op haar gelaat
had afgespiegeld. O, miste zy dan de kracht
om haar leed voor de oogen der wereld te
verbergen? Stond het zoo duideiyk in haar
oogen geschreven, dat hy het lezen kon?
Wordt vervolgd