N°. 11868 Woensdag 2 November. A0. 1898 feze <§ourant wordt dagelijks, met uitzondering van (§on- en feestdagen, uitgegeven. Leiden, 1 November. Feuilleton. Arm en rijk verbonden, n» DAGBLAD. PRUS DEZER COURANT) Voor Lelden per 8 tnaandeo, f 1.10. Franco per post.. f v 0 1.40. Aizonderiyko Normner9 0.05. PBU8 DER ADVFR'l'l.iW'l'l ttw Van 1 6 regels f 1.05. Iedere regej meer f O.J7{, - Groctere letters naar plaatsruimte Voor het lncasseereD bulten de stad wordt 0.05 berekend In de gemeenteraadszitting van 15 Aug. ji. steUe de heer Den Houter aan de Plaatse lijke Schoolcommissie de vraag, waarom in het jaarlyksch verslag dier commissie aan het Openbaar Onderwijs in het algemeen steeds lof werd toegezwaaid, terwijl een algemeene bcoordeeling van het Bijzonder Onderwijs even constant ontbrak. Do heer Den Houter verzekerde daarbij, dat bet gunstig oordeel over den ijver en de Ipjicbts' etrachting der openbare onderwijzers hem zoer verheugde en alleszins gerecht vaardigd toescheen. Daaroij drukte hy de hoop uit, dat men voortaan evenzeer het Bijzonder Onderwijs zou bespr. kenof voor het minst aangeven, waarop Let afwezig zijn van een gunstige meening over het Byzondor Onderwijs berust. Tevens liet h\j niet na te verwijzen naar do Wet op het Lager Onderwijs, die op dit punt geen enkel verschil tusschen Openbare en Bijzondere Scholen kent. Dank zij de welwillende tusschenkomst van B. en Ws., kwam van de Plaatselijke School commissie een schrijven in, welks door den hetr Den Hout' r gewacardeerde inhoud een korte bespreking ten volle verdient. De aangevoerde feiten (rkenn^n^e, verklaart de commissie aldus haar ge ;rags1yn in dezen 0De reden van deze ongelijke behandeling is gelegen in den verschillenden aard van het Openbaar en het Bijzonder Onderwijs. Het eerste vormt een eenheid, staande onder het bestuur van een enkel colbge; het tweedo. daarentegen ia aan de zorg van verscbill nde vereenigingen toevertrouwd, zoodat ee scholen hier afzonderlijk zouden behandeld moeten worden. Een ongunstig oordeel over oen be paalde school, of zelfs de afwezigheid van een oordeel, waaT- andere scholen geprezen worden, zou niet bevorderlijk kunnen wezon aan de belangen van zulk een inrichting." Uit deze uiteenzetting blijkt, naar de beer Den Houter meent: lo. dat do Plaatselyke Schoolcommissie niet geheel inneemt het juiste standpunt, door de wet aangegeven; 2o. dat de oorspronkelijke vraag van hem onbeantwoord blijft en vervangen wordt door eeD betoog, dat, op zichzelf juist, evenwel hier ter Z3ke niet dient. In de eerste plaats stemt do heer Den Bouter gaarno toe, dat het Openbaar Onder wijs van anderen aard is dat het Bijzonder i Onderwijs. Maar hy ontkent beslist, dat dit verschil van aard gezocht moet worden in de omstandig heid, dat het Openbaar Onderwijs onder één bestuur staat en het Bijzonder Onderwijs niet. Waar de commissie over verschil van aard spreekt, doelt zij blijkbaar op een verschil van inrichting, inzake bestuur en toezicht op de schojon, een verschil, dat ni-t onbelangrijk kan."zyn, maar dat geheel iets anders is dan het verschil in aard en karakter der beide soorten van on er wijs. Bij do vraag hoe te handelen, zegt de heer Den Houter, moet in do eerste plaats onder zocht worden, wat de "Wet eischt; en dan blijkt uit art. 74 der Wet op het Lager Onderwijs, dat in de omschrijving der taak van de Plaatse lijke Schoolcommissie geen enkel verschil, hoe gering ook, tusschen Openbare en Bijzondere Scholen gemaakt wordt. De commissie kan dus niet aandeWtthet recht ontleenen, om bij de beoordeeling van het Openbaar en Bijzonder Onderwijs tweeërlei weg in te slaan. Betreffende het tweedo punt merkt de heer Den Houter op, dat hy om een algemeen óórdeel over htt Bijzonder Onderwijs gevraagd heeft, ovenals dit jaarlijks van het Openbaar Onder wijs gegeven wordt. Daarop antwoordt do commissie, dat het zoo moeilijk is de scholen afzonderlijk te beoordeelen. Volkomen juist, maar een oordeel over iedore Bijzondere School werd niet gevor derd en b>.t wordt van de verschillende Openbaro Scholen evenmin gegeven. Een algemo ne opinie omtrent beide soorten van onderwijs sluit toch de mogelykbeii niet uit, dat op een of andere school een toestand aangetroffen wordt, met die algemeene opinie in stryd. Voorzeker, een ongunstig oordeel over een bijzondere inrichting is niet aangenaam voor het personeel dier school. Maar evenzeer zou een afkeuring van den toestand op een Openbare School de be trokken onderwijzers treffen. Op dezen grond is dus het maken van verschil tusschen het Openbaar en Bijzonder Onderwijs niet wel te verdedigen, aangezien een algemeene beoordeeling van beide even gemakkelijk of even moeilijk is. De commissie vreest, dat een min gunstig oordeel aan de belangen van een inrichting v.n onderwas zou kunnen schaden. Best mogelijk, zegt de heer D:n Houter vervolgons in zyn adres aan den gemeenteraad, maar veel hooger dan het belang van een kleinen schoolkring geldt bi) hem de bloei van het onderwijs in zijn geheel. Een ernstig oordeel van betrouwbare, des kundige mannen zou misschien voor korten tijd een minder goede inrichting kunnen schaden; maar ongetwijfeld zal de heilzame vrucht daarvan aan het onderwijs ztlf ten goede komen. De commissie begeert blijkbaar zelfs den schyn van partijdigheid te myden; zjj wil niet door eer.ig oordeel of zelfs door het afwezig zyn van een oordeel, waar andere scholen ge prezen worden, de eene bijzondere school be neden de andere stellen. D^ze voorzi.htigh.id is zeer lofwaardig; maar heeft de commissie dan niet de moge- Hjkh iJ overwogen, dat door haar stelsel matige ongelijkheid in teoordecling van het Openbaar en Bijzonder Onderwijs in zijn ge heel, die stbyn van partijdigheid door haar eigen toedoen kan worden gevoed? De ho-r D n Houter meent voor ditmaal met dtze ènkole kanttekeningen op de missive van de Plaatselijke Schoolcommissie te kunnen volstaan. E n bepaald voorstel is nu, van hem althans, ni'^t te wachten. Hij blijft nog hopen, dat de Schoolcommissie zich in dit opzicht zal wiJLn plaatsen op het standpunt der Wtt. Mocht die hoop teleurgesteld worden, dan zouden vooretellen, om aan do bestaande onge- lykbeii een einde te maken, alleszins de overweging verdienen. De plechtige opening en in-gebruik- sttlling van het nieuwe pharmaceutisch lal oratorium op „Vreewijk" alhier, zal plaats hebben op Donderdag 3 Nov. a. s's namid dags te twee uren. De feestrede zal worden uitgesproken door prof. dr. H. P. Wysman. Tot bewoning der plecbtigheid zijn uitgenoo"igd de minister van binnenl. zaken, het college van curatoren der universiteit, heeren pro fossoren en tal van andere rijks en gemeente- autoriteiten. Met de leiding der verschillende opleidings kassen voor de verschillende graden bij het 4de reg. inf., alhier in garnizoen, welke regeling niet meer, zooals voorbeen, bataljons- gewyzo, doch garnizoensgewijze, zal plaats hebben, met uitzondering echter van de cate gorie miliiien korporaals voor den graad van milicien-sergeant, welke opleiding alleen in de standplaats van den staf van het corps (dus corpsgewyze) plaats hec-ft, wordt belast de kapitein Hemmes, van het 2de bataljon van genoemd regiment. Voor de vrije- en orde oefeningen der gymnastiek zyn geslaagd de dames L. J. J. Van der Kloes, J. Enders en W. J. Eynd- hoven, allen van Leiden, en de heer J. P. Chardon, van Zegwaard. Bcro9pen is by de Ned.Herv. Gem. te Zwartewaal de heer W. Van Leeuwen Boom kamp, candidaat te Leiden. Bedankt ia voor het beroep naar de Ned.-Herv. Gem. te Rynzaterwoude door ds. H. Visser, te Idsegahuizen. In het „Hotel des Indes", te's-Graven- hage, is aangekomen mr. H. A. Van der Poel, gewezen vice-president van het Hoog gerechtshof in Noderlandsch-Indié. Te 's-Gravenhage is op 57-jarigen leef- tyd overleden de gep. majoor-intendant by het Nod.-Indi8che leger F. J. H. Van Houtum. Als soldaat in dienst getreden, ging hy in 1864 als sergeant naar Indiö, alwaar hy vier jaren later werd benoemd tot tweeden luitenant kwartiermeester. In 1883 werd de heer Van Houtum benoemd tot majoor-intendant,, uit welke administratieve betrekking hy in 1888 op zyn verzoek werd ontslagen. De begrafenis is bepaald op morgen, Woens dag, te 12 uren van het sterfhuis naar Nieuw- Eik en-Duinen. Den 26sten November vertrekt van Amster dam per „Koning Willam I" naar Padang een afleeling aanvullingstroepen, sterk 3 onder officieren en 40 minderen, onder bevel van den by het leger in O.-I. godetacheerden lsten luit. der inf. E. J. M. Ochsendorf en onder het raodegeleide van de 2de luits. van dat wapen F. J. J. Feirabend en A. H. Treu. Een wyziging is gebracht in de gods dienstoefeningen, welke ter reede en in zee aan boord der oorlogsschepen gehouden worden. Werd het tot nu toe aan de keus van ótat major en schepelingen overgelaten dezo oefeningen al of niet by tjfcvonen, thans is in beginsel aangenomen, dat de kerk door een ie Jer, die niet door ziekte of eenige dienst verrichting daarin verhinderd is, zal worden bezocht. Alleen by, die gemotiveerde bezwaren kan doen gelden, wordt daarvan vrygesteld Waar het mogeiyk is, zullen gebed en leer rede, voor te lezen door den officier, die door den commandant van den toiem bet meest geschikt geacht wordt en waarby in de eersto plaats gelet moet worden op hen, die een bijzondere rocpiüg mochten gevoelen, van psalmgezang vergezeld gaan. Meer speciaal wordt de comman lant met het toezicht belast. In hot adres van den Nederlandschen Uitgeversbond aan den minister van binnen- landsche zaken omtrent aansluiting aan de Berner-Conventie worden de voordeelen van aansluiting aldus opgesomd: geiyk recht voor alle uitgevers in Nederland, om zich het uitsluitend vertalingsrecht van eenig boek te verzekeren; bescherming van den uitgever, die reeds prioriteitsrecht erlangde, tegen concurreetende, nitt-gekochte vertalingen en tegen het plaatsen van vertalingen in de dagbladen (feuilletons); daarenboven acht de Bond uit een lillykheids-oogpunt aan sluiting tot de Berner conventie wenscheiyk. Veel uitgevers in Nederland komen meer en mo:r tot de overtuiging, dat de eischtn der scbryvers, om eenig honorarium voor het recht van vertalen hunner werken te genieten, biliyk zyn. De „Sts.-Ct." van heden bevat esn nieuw reglement voor onderzoekingen aan de Ryks- lanlbouwproefstations. Htt tot dusver geldende tarief der kosten van onderzoekingen is inge trokken. Het stoomschip „Prins Willem V" arri veerde 28 Oct. van West Indië te Nieuw-York; de „Rotterdam" arriveerde 30 Oct. van Rot terdam te Nieuw-York; de „Prinses Sophie," van Batavia naar Amsterdam, vertrok 30 Oct. van Genua; de „Prinses Amalia," van Batavia naar Amsterdam, passeerde 31 Oct. Ouessant; de „Reichstag," van Hamburg en Antwerpen naar Oost-Afrika, arriveerde 31 Oct. te Port- Said; de „Cluden" (gecharterd door de Hol- land-Amerika-Lyn), van Amsterdam naar Nieuw-York, passeerde 31 Oct. Prawlepoint; de „Salak" arriveerde 31 Oct. van Rotterdam te Batavia; do „Merapi", van Rotterdam naar Batavia, vertrok 31 Oct. van Perim; de „Madura", van Amsterdam naar Batavia, pas seerde 31 Oct. Kaap Blanc. Noordwykerhout. Op de voordracht ter benoeming van een hoofd der school te Zilk zyn geplaatst de beuren C. v. Hurk, te Haarlem, No. 1; A. H. v. d. Lint, te Haar lemmermeer, No. 2; G. Bulten, te Nieuw- Schoonebeek, No. 3; en ET. F. Immens, te Oostburg, No. 4. Warmond. Aan het postkantoor alhier werd gedurende de maand October ingelegd ƒ7103.60, verdeeld over 81 inlagen; terug betaald f 3723.65, verdeeld over 26 terugbe talingen. Hot laatste, door dat kantoor uitgegeven, boekje draagt het nummer 823. Gedurende de maand October werden aan het Rykstelepboonkantoor alhier behan deld 126 telegrammen, waarvan er 41 acn kwamen en 85 werden verzonden. Uit de „Staatscourant.* Koninklijke besluiten. Benoemd to( ridder in do orde van den Nederlandschen Leeuw; de bij do landmacht in West-Indië gedetacheerde majoor der infanterie van hetNederlandsche leger, W. A. T. De Meestor, commandant van de troepen en van het garnizoen in Surinametot kanton rechter te Oirschot mr. E. M. Gompertz, thans substituut-griffier bij de arrondissements rechtbank te Breda; tot onderwijzer aan de Rijkskweekschool,, voor onderwijzers te Middelburg, K. Wiersma, thans to Tiel; tot hoogheemraad van de Krimpener- waard, prov. Zuid Holland, C. Oskam Az. De kapitein H. 0'. G. Visscher, van het lste reg. infanterie, krachtens punt 4o. van art. 38 der wet van 28 Augustus 1851 (Sts.-bld. No. 128), op non-activiteit gesteld. Pensioen verleend aan. M. C. Roos, wed. L. J. Otterapoor, commies lste klasse bij 's Rijks belas tingen, 63C. Tissen of Thissen, wed. L. Van 'tSant,rijksveldwachter 3do klasse, ƒ163; M. Van den Berg, wed. H. Massink, brieven- en telegram besteller, 175; L. Adr. Vughts of Vugts, wed. J. Broeders, directeur bij's Rijks telegraaf, f 600; J. De Pril, wed. II. J. Kroulen, hulp onderwijzer aan boord van het opleidingsschip voor joDgens te Amsterdam, 450; K. Vos, wed. S. Ten Kampe, brievengaarder, ƒ259; C. J. Roe- lants, wed. 13. J. Boek, directeur der Rijks werkinrichting voor vrouwen te Leiden, ƒ660; B. Druntink of Bruntinck, dochter uit het huwelijk van wijlen den rijksveldwachter J. W. Bruntink of Bruntinck, laatstelijk echtgenoot van B. Do Jong, met wijlen R. Holmer, 54. Examen voor machinisten. üe Rijkscommissie voor de examens ter ver krijging van een diploma als machinist aan boord van koopvaardijschepen zal, aanvangende 22 No vember a. s., te halftien 's voormiddags, zitting houden in het Nutsgebouw te Amsterdam. Om tot een van die examens te worden toege laten, zal de candidaat, onder overlegging van een geboorteakte en met opgave van woonplaats en laatsten werkkring, de aanvraag hiertoe vóór 15 November a. 8. schriftelijk en portvrij b|j den voorzitter der commissie, J. J. Stooker. gep. kapt. ter zee, te Hilversum, moeten inzenden, waaruit tevens dan moet blijken voor wolk diploma hij verlangt geëxamineerd te worden. Voor nadere bijzonderheden zie de „Sts.-Ct." van hedeD. Gremengd IVieuws. De 7 2-jarige persoon J. v. Z., die verleden week op den Ouden Singel is over leden, leed niet aan toevallen, maar stierf aan de gevolgen van een hartverlamming. De Hoogo Raad verwierp giste- ren het cassatieberoep van den burgemeester en don wethouder der gemeente We stervoort tegen het arrest van het Gerechtshof te Arnhem, waarby zy tot geldboete zyn ver oordeeld wegens smaadschrift jegens den ont slagen ontvanger der genoemde gemeente. Do Hooge Raad besliste bierby 0. a., dat het voor de uitsluiting van een veroordeelmg wegens smaad of smaadschrift niet voldoende is, dat de beklaagde naar zyn inzicht l y het plegen van het feit handelde in het algemeen belang of ter noodzakelijke verdediging, maar dat bet daarvoor noodig is, dat het den rechter klaarblykelyk is geworden, dat in het algemeen of ter noodzakelyko verdediging word gehandeld. Voorts overvroog de Hoogo Raad, dat het Hof terecht heeft beslist, dat een beroep op art. 263 Strafwetboek (omtrent het toelaten „Men kan zoo prettig en gemakkeiyk met hem omgaan," zeide zy op haar onbevangen wyz9 ofschoon de oude heer over dezen gemakkelyken, prettigen omgang zyn eigen gedachten had. Zy mochten elkaar blykbaar goed lyden, nicht Cordelia en neef Hendrik. En ofschoon met leedwezen, eindelyk had de oude Baron zich verzoend met de gedachte, da Cordelia zich misschien zoo diep zou ver nederen, om haar hand aan den kunstenaar te" schenken. Dit zou wel vreemd zyn, want hoe beminneiyk neef Hendrik ook was, hy kon toch niet by den knappen, ridderlyken Graaf Duri vergeleken worden. Maar in de afwyzing van den Graaf lag ook een raadselachtig ge heim verborgen. Een sterke, bygeloovige vrees had het geluk van Cordelia en Graaf Emma nuel verstoord, naar het scheenen de groot vader had zyn kleindochter te zeer lief, om niet te zien hoe zy nog daaronder leed. Hoe vroolyk zy soms ook scheeD, haar vroeger "wezen, haar rustige kalmte van voorheen had zy nooit meer teruggekregen. Zy gevoelde ook niet voor haar neef hetzelfde als vroeger voor Graaf Duri, 0 neen; de kunstenaar was aangenaam in haar oogen, hy bezorgde haar afleiding; hy maakte het haar gemakkeiyk het offer te volbrengen, dat van haar ver langd werd; daarenboven droeg by haar eigen, veelgeliefden naam. De oude heer kon niet ontkennen, dat deze laatste omstandigheid het moest ertoe bydroeg om oen huweiyk tusschen Hendrik en Cordelia in zyn oogen mogeiyk te doen zyn. Door dit huweiyk der erfgename van den ouden stam werd deze als het ware weer in den ouden wortel overgeplant, en het zou zeker niet aan Cordelia liggen als haar echtgenoot zich niet tot de grondbeginselen en traditiën van het oude geslacht bekeerde. Zoo overlegde en oordeelde de grijsaard. Zyn vermoedens waren niet zonder grond. Cordelia bemerkte met genoegon, dat neef Hendrik haar bewonderde en werkelyk over woog zy, wat haar grootvader veronderstelde. Een huweiyk met neef Hendrik kon het einde zyn, ach, misschien haar eenige redding 1 Maar was het niet vernederend voor haar, die iedereen aan haar voeten zag, dat zy niet kon bespeuren of de vereering van Hendrik Van Eeken liefde was? Of hy trachtte haar te veroveren? Of als zy te ver boven hem scheen te staan, zou by dan gelukkig en dankbaar haar aangeboden hand aan nemen? Neef Hendrik was kunstenaar en dikwyls kwam het Cordelia voor, dat hy baar slechts als model bewonderde. Ja, zyn kun stenaarsoog zag haar met verrukking, dit had hy oprecht en vol geestdrift bekend, maar of zy ook zyn hart in bezit had, dit bleef nog steeds een vraag. Nu, misschien was er nog een andere uitweg; misschien was het spook slechts een schrikbeeld, dat uit de koorts was achtergebleven en door haar zwakke zenuwen niet was overwonnen. Had haar grootvader niet meermalen in diens geest gesproken en kon hy geen geiyk hebben? Wat verhinderde haar om de laatste, be slissende proef te nemen? Word zy er niet als het ware toe gedrongen? Capii's too verachtig landschap kwam haar voor den geest; was het dan waarheid, dat in die heerlyke dreven ook haar ongeluk ge- boroa was, dat nog vreeselyker dreigde te worden dan dat van haar grootvader l? Zy bad slechts eens even gezinspeeld op hetgeen Hendrik Van Eeken over de eerste liefde van haar grootvader verteld had, maar zy wist, dat de grysaard dadelyk als zy het verlangen uitte om Capri te zien, bereid zou zyn om aan haar wensch te voldoen, niet slechts omdat hy altyd gaarne haar wenschen vervulde, maar ook omdat hy zelf inwendig verlangde het eiland weer te bezoeken, waar de droom zyner eerste liefde was afgespeeld. Zy behoefde dus slechts een enkel woord te spreken en de toebereidselen voor de reis ntar Capri zouden gemaakt worden. Zy zou het ook doen, zeker zou zy dat, zoodra het in Rome te warm werd en zoodra zy wist, dat Hendrik Van Eeken haar genoeg liefhad om met haar gelukkig te zyn in alle om standigheden. Grootvader en kleindochter hadden afge sproken elkander op een bepaald uur in het atelier van neef Hendrik te ontmoeten. Cor delia moest eenige inkoopen doeo en Baron Van Eeken had geldzaken af te handelen. De oude heer had het beste op zyn tyd gepast en werd hartelyk door zyn neef ontvangen. Cordelia's portret stond reeds op den schil dersezel. „Gy hebt myn kleindochter zeer goed in haar eigenaardige schoonheid getrof fen", zeide Baron Van Eeken. „I3 het niet zoo? Heeft zy niet iets koninkiyks over zich? Is zy niet een geboren aristocrate?" „Inderdaad," antwoordde neef Hendrik, „mis schien is dit de beste vertolking voor Cor delia's schoonheid. Als kunstenaar zou Ik liever zeggen, dat zy een klassiek gezicht heeft met echt Grieksche lynen. Van de fami lietrekken der Van Eekens heeft myn schoon model volstrekt niets". „Gy hebt gelyk. Zy heeft niets van haar vader en evenmin van haar moeder, die een blonde schoonheid was." Onder dit gesprek was Cordelia ongemerkt binnengekomen; zy had de laatste woorden gehoord en een verschrikte, vreesachtige uitdrukking kwam een oogenblik op haar gelaat; maar toen zy grootvader en neef be groette en vorgeviDg vroeg voor haar te-laat- komen, was ieder spoor van ontroering verdwe nen. Zy was zelfs byzonder opgewekt, en eerst toen haar grootvader vertrok om persooniyk een aangeteekenden brief van het postkantoor te halen, verzonk Cordelia weer in gedachten. Maar misschien was dit oogenblik den kunstenaar juist welkom; by ruilde nu haar portret voor een andere schets en werkte stil en viytig door, zonder haar te storen. Neef Hendrik was immers zoo gemakkeiyk in den omgang. Plotseling ontwaakte Cordelia uit haar gepeins. „Waarom spreekt gy niet, nosf Hendrik? Ik was haast ia slaap gevallen." „Dat geloof ik niet." „En waarom niet?" „Omdat er niets van op myn doek staat." „Niet? Nu, laat my eens kyken." En haastig sprong Cordelia op, om het werk van haar neef te bezichtigen, voordat deze tyd kon vinden om haar portret weer in de plaats van do schets te stellen. Een smartelyke uitroep ontvlood aan Cor delia's lippen. „Heb ik u leed gedaan? Vergeef my, Cor delia," zeide hy zacht. Verlegen, byna angstig keek zy hem aan en zeide met een gedwongen lach: „Hoe komt gy op de gedachte om my zóó voor te stellen? Waariyk, gy zoudt iemand doen schrikken van zoo'n gezicht." En zy had gelyk. Het schoone gelaat, dat spekend, 0 zoo sprekend op haar geleek, toonde zulke hartstochteiyke, diepe smart, dat hy haar wel goed moest doorgrond hebben. Wat Cordelia zoo verschrikte, was do vreese- lyko zekerheid, dat Hendrik Van Eeken in haar ziel had gelezen, dat de angst har er ziel in onbewaakte oogenblikken op haar gelaat had afgespiegeld. O, miste zy dan de kracht om haar leed voor de oogen der wereld te verbergen? Stond het zoo duideiyk in haar oogen geschreven, dat hy het lezen kon? Wordt vervolgd

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1898 | | pagina 1