N°. 11865
Zaterdag 2& October.
A°. 1898
<§eze (gourant wordt dagelijks, met uitzondering
van fan- en feestdagen, uitgegeven.
Tweede Blad.
Arm en rijk verbonden.
LEIDSCI
DA&BLA
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 8 maanden. f 1.10,
Franco per post 1.40.
Mzonderl(jke Nommera e 0.05.
PRIJS DER AD v jsrTÜN T1ÜN t
Van 1 8 regels f 1.06. Iedere regel meer f 0.171 - Grootere
lettere naar plaatsruimte. - Voor het incasseereo buiten de stad
wordt f 0.06 berekend
Gemengd Nieuws.
De wolhandelaars in Friesland
hebben dit jaar slechte zaken gemaakt. Zo
kochten de Friesche wol gemiddeld op tegen
67ets. per K.G. Door de daling dor prezen
konden zy bij verkoop niet meer bedingen
dan 60 ets. Een haüdelaar kocht ruim 12,000
pond. De meeste Friesche wol wordt verzon
den naar de fabrieken te Leiden, Veenendaal,
6dz, om te dienen tot het fabriceeren van
dekens, sajetten, enz. {TJ. D.)
Wederom zjjn de keurige winter-
dienstregelingen der stoomvaart-maatschappij
„Zeeland" verschenen en wel in de Engelsche
en in de Duitscbe taal. Exemplaren daarvan,
alsmede van de kleine uitgaaf in de Neder-
landscbe taal, zjja gratis verkrijgbaar.
Z|j zullen zeker strekken tot meerdere be
kendheid dezer Nederlandsche Maatschappij.
De aanrandingen zijn te Tilburg
bijkans aan de orde van den dag. Eergister-
nacht werd op zekeren P. J. een schot gelost,
hetwelk hem langs het hoofd ging. Den dader,
inmiddels gevat, werd ten politiebureele een
revolver, waarop nog 6 patronen waren, ont
nomen. Zondagavond werd zekere A. v. d. B.,
terwijl h|j zich even buiten zijn woning begaf,
door twee personen zóódanig mishandeld, dat
hjj een snede over den rug, een steek in het
achterhoofd en een gebroken arm bekwam,
hetgeen zijn opneming in het ziekenhuis nood
zakelijk maakte.
De pest te Weenen. Algemeen
is de deelneming met het treurige uiteinde
van den jongen held der wetenschap, ücn
ongelukkigen dr. Müller. Men stelt zijn weten
schappelijke beteekonis op den voorgrond on
gedenkt de groote hoopr oie met don dood
des jongen mans op den dag voor zijn 32sten
geboortedag vernietigd werd. Bijzonder roerend
is hot te vernemen, hoe hij, met den dood
worstelende, die wist, dat bij verloren was,
toch neg rekening hield met de hem ver
plegende barmhartige zuster, door, wanneer
h(j den doodelijkeu hoest uitstiet, het hoofd
naar den muur toe te wenden of snel carbol-
watten voor den mond hield, die by dan, in
andere watten gehuld, de non ter verbranding
overgaf. Hem zal, gelijk gemeld, een gedenk-
teeken in den Arcadenhof der Universiteit
opgericht worden. Hoewel dagbladen reeds
bijdragen verzamelen, toch zullen de medische
collega's zooveel mogelijk alleen de kosten
van het gedenkteeken trachten te dragen, daar
het ln zekeren zin geldt als een teeken van
roem voor den medischen stand. Veel pro
fessoren hebben hem reeds een verterende
gedachtenis gewijd; een rouwplecbtigheid ter
zyner eero wordt aan de universiteit voorbereid.
De afscheidsbrief van dr. Müller luidde:
„Lieve ouders, broeder en zuster l Er is geen
twijfel meer, dat ik aan de pest ziek ben.
Ik weet, dal binnen weinige dagen de dood
Intreedt. Daarom moet ik van u, lieve ouders,
afscheid nemen, daar ik u op deze aarde
Diet meer zien zal. Vergeef mij, wat ik u
aan kommer veroorzaakt heb, leeft altoos
wel en woest overtuigd, dat ik rustig en pijn
loos sterven zal. Het testament, dat ik vóór
myn reis naar Bombay schreef, gel Jt nog. Ik
heb in 't geheel geen pijn en hoop ook pijnloos
te sterven. Met een handkus aan u, uw eeuwig
liefhebbende zoon en broeder, Herman.
Naschrift. Ordent mijn vormogensaangelegen-
heden, zegt G bovendien, dat men my, opdat
ik voor niemand eenig gevaar oplever, op een
brandstapel verbranden moet. De asch kan
men verzamelen, nogmaals desinfecteeren en
bij mijn grootmoeder in Döbliug begraven.
De lijken van een Amerikaan
en een Amerikaansche, die by de schipbreuk
van de „Mohegan" zyn omgekomen, worden
met de „Marquette," ook van de Atlintic
Transport Line, naar Niouw-York gebracht.
Vreezende, dat de bemanning van de „Mar
quette" weigeren zou uit te zeilen, als zy
wisten, dat er lyken aan boord waren, dat
geldt als een noodlottig teeken - werden de
kisten in een ruwe beukenkist gedaan en
als machinerie aan boord gebracht. Het schip
is nu op den Oceaan.
Yermoeden van rechterlijke dwaling.
Voor het gerechtshof to 's-Gravtnhage
diende gisteren bet hooger beroep van den
officier van justitie by de Haagsche rechtbank
tegen het vonnis van oit college van 15 Juli
11., waarby Maarten De Graaf, bootwerker te
Rotterdam, is vrygesproken, en "Willem May,
smid aldaar, tot twee jaar gevangenisstraf is
veroordeeld wegens den in den avond van
30 Aug. 1894 in de woning van W. F. Van
E. aan de Oranjoplantage te Delft gepleegden
diefstal, waarvoor destyds, in Dec. 1S94,
Martinu8 Stadhouders en Jacob Rui3 by vonnis
van genoemde rechtbank resp. tot 7 en 4
jaren gevangenisstraf zyn veroordeeld gewor
den, welk vonnis door het gerechtshof voor
noemd by arrest van 21 Febr. 1895 werd
bevestigd met vermindering evenwel van de
aan Stadhouders opgelogdo straf tot 6 jaar.
Bekl. May is in hechtenis, De Graaf op
vrye voeten.
Als getuigen waren voor den Hove ge
dagvaard:
lo. de inspecteur van politie te Rotterdam
P. J. Bongaards, die verklaring aflegde met
betrekking tot het verboor van May in de
strafgevangenis te Rottordam, waarby deze
zeide den bewusten diefstal met De Graaf
gepleegd te hebben;
2o.—3o. twee politie-agenten te Delft, ver
klarende: de een omtrent waarnemingen ter
plaatse van den diefstal nadat deze was ge
pleegd; de ander omtrent de herkenning, door
een vrouw, van een der beide in Dec. 1894
veroordeelden als dengene, alen zy ten tyde
en ter plaatse van den diefstal had gezien;
4o. do evenbedoelde vrouw, met betrekking
tot genoemde herkenning;
5o. de logementhoudster te Delft, die ver
klaarde, dat Stadhouders en Ruis in den avond
van den bewusten 30sten Augustus in haar
logement om logies zyn komen vragen en
dat dit hun toen geweigerd is wegons hun
ongunstig uiteriyk;
alle welke getuigen ook reeds vroeger wer
den gehoord.
Nadat over deze zaak door den raadsheer
mr. Van Manen rapport was uitgebracht,
ondergingen de beide tegenwoordige beklaag
den een uitvoerig verhoor. De waarnemende
voorzitter, raadsheer mr. Van Geuns, wees hun
vooraf op het grooto gewicht van hun
opgaven in deze belangryke zaak, waarin mis
schien twee andere personen onschuldig wer
den veroordeeld.
Beklaagde De Graaf sprak met tranen in
de oogen en in opgewonden of zenuwachtigen
toestand do verschillende ten zynen nadeele
afgelegde verklaringen tegen. Zoo gaf hy op
nooit gouden of zilveren voorwerpen of wat
ook van diefstal afkomstig aan den opkooper
E. te Rotterdam verkocht te hebben; voorts
dat hy nooit aan gevangenen iets over de
onderhavige zaak verteld had, en dat hy nooit
te Delft geweest was.
May, die vroeger' op zyn vrywillig afge
legde bekentenis was teruggekomen, doch voor
de rechtbank die bekentenis weder aflegde,
bleef ook nu by die bek ntmis volharden.
De in de vierde plaats gedagvaarde getuige
(die een der vroegere beklaagden herkend
heeft) bleek verhinderd te zyn ter terecht
zitting te verschynen. Het Openbaar Ministerie
verklaarde af te zien van het hooren van
deze getuige en deelde mede alleen de hoofd
getuigen te hebben doen dagvaarden om de
feiten nog eens helder in het licht te stellen;
overigens verwachtte het O. M. van het ver
hoor der getuigen niit veel nieuw licht.
In de toelichting tot zyn requisitoir besprak
advocaat-generaal mr. R itsma, die het Open
baar Ministerie waarnam, uitvoerig de houding
van bekl. May. Hy erkende, dat er veel te
zeggen is voor de meeDing van de rechtbank,
dat deze bekl. moeilik de verschillende
bijzonderheden, welke by omtrent den diefstal
mededeelde, zou kunnen weten, indien hy
niet eon van de daders ware geweest; maar
daartegenover waren er ook veel afwykingen
ia de opgaven van May en omstandigheden,
die niet bevestigd zijn geworden, zoodat
adv.-gen. in verband met dit een en ander,
zich afvroeg of de bekentenis van May wel
zoo gewichtig is, d&t nu de beslissing ten
aanzien van de schuld van Stadhouders en
Ruis, zooals die schuld in 1894 als bewezen
is aangenomen, voor verkeerd most worden
gehouden. Adv.-gen. verklaarde te dezen
aanzien geen beslisto meening te heboen.
Evenwel achtte hy bet met de rechtbank
zeer onaannemelyk, dat bekl. May zich nog
aan eon lange gevangenisstraf zou bobben
willen blootstellen door de bekentenis af te
leggen, indien by ook niet werkeiyk aan den
diefstal schuldig was. En op dezen grond
oischto by bevestiging van het vonnis tot
veroordeeling van May; en voorts de schuld
van De Graaf niet bewezen achtende, eischte
hy ook do bevestiging van het vonnis ten
aanzien van diens vryspraak.
Als verdedigers traden op: voor De Graaf
jhr. mr. De Wyk'.rsloofc, te 's Gravenhage, on
voor May mr. P. J. M. Aalberse, van Leiden.
De uitspraak is bepaald op 10 November.
KOLONIËN.
BATAVIA, 21—27 September.
Na afloop van den tegenwoordigen pacht-
termyn zal in de residentiên Batavia en Kra-
wang de opiumregie ingevoerd worden.
In de „J.-B." wordt geklaagd over ge
brek aan ambtenaren van de in- en uitvoer
rechten te Tandjong-Priok.
Men schryft aan het „Bat. Nbld." uit
Tjimahi:
Welk een haat er bestaat tusschen de Am-
boinoesche en inlandsche soldaten blykt weer
uit het feit, dat een Amboineesche fuselier,
die iu een afgelegen kampong in den voor
avond met zyn vrouw liep te wandelen, als
een hond werd doodgeslagen door vier inland
sche soldaten.
De beste maatregelen, die militaire autori
teiten tegen dergeiyke vechteryen hebben
weten aan te wenden, hebben dus weer ge
faald. De troop is opnieuw geconsigneer 1,
straf exercitiën worien eiken middag gehouden.
ATJEH.
Biykens een van den gouverneur van Atjeh
onder dagtoekening van 24 Sept. ontvangen
telegram is het in de Pedirstroek geheel
rustig.
De troepen voor Passangan embarkeerden
op do „Coen", de „Van Lansberge" en de „De
Myer"; in de Perirstreek blyven 2 bataljons
infanterie, 1 peloton cavalerie en 2 sectiën
artillerie en genietroepen.
Gló Gapoei biyft nog bezet voor terrein
opneming en voor don aanleg van don wog
naar Keumala; de yzeren brug over de Pedir-
rivier in den weg naar de VII Moekims is
gereed, terwyi met den bouw van de yzeren
brug over de Banggalang begonnen is.
De gezondheidstoestand is zeer goed, de
geest der troepen is opgewekt, terwyi de
weergesteldheid nog goed is.
Een ander, op 2G Sept. uit Kotta-Radja
ontvangen telegram meldt, dat de ter West
kust ageerende colonne den 21sten te Kwala
Bosboen bivak betrok en den volgenden dag
Tjot Soembrong en Lho Boeloen verkende.
Den 23eten werd opgerukt naar Kwala
Wallah, waar een bivak betrokken werd cn
den volgenden dag de Radja van Tenom,
komende van Lam Balik boven Waildh, zich
meldde.
Den 25sten rukte de colonne op naar Kwala
Bakongan, waar T. Aroen (een neef van T.
Oemar) twee bentings heeft bezet.
Het bivak Wailah biyft bezet. T. Oemar
bevindt zich in Tenom en Tjoct Din in L gen.
De werkzaamheden aan de trambaan na»r
Selimoen zyn zoo ver gevorderd, dat met
1 October een beperkte dienst kan worden
aangevangen. (B. N.)
Door den gouverneur-generaal van Nod.-Indië
zijn de volgende beschikkingen genomen:
CIVIEL DEPARTEMENT. Verleend: We
gens ziekte een tweejarig verlof naar Europa, aan
den controleur '2do kl. bij het binnenlandsch be
stuur op Java en Madoera B. L. Van Bijlevelt.
Ontslagen: Met ingang van 7 October 1898,
op verzoek, eervol uit fs lands dienst, de onder
wijzer 1st© kl. bij het openbaar lager onderwijs
voor Europeanen D. M. Kruseman;
wegens volbrachten diensttijd, eervol uit 's lands
dienst, de gewezen fungeorend posthouder van
Sojra (Amboiua) B. Soatnolul, laatst tijdel|jk belast
geweest met de waarneming der betrekking van
klerk bij het departement vao Binnenlandsch
Bestuur.
Benoemd: Met ingang van 7 October 1898
tot onderwijzer lsto kl. bij het openbaar lager
onderwijs voor Europeanen, de onderwijzer 2de kl.
C. J. F. Gaillard;
tot adspirant-houtve8ter bij het boschwezen op
Java on Madoera A. J. Van Deventer en W. F.
C. Van Bosse, beiden gesteld ter beschikking van
don gouverneur-generaal, om to worden benoemd
tot technisch ambtenaar bij het boschwezen;
tot letterzetter lsto kl. bjj do landsdrukkerij le
Batavia, de letterzettors bij genoemdo iuricliting
F. Van den Brugge en II. \V. Th. Boorboom;
tot notaris tevens vendumeester te Probolinggo
W. Th. P. Martens, thau9 notaris tevens vendu
meester te Poerworedjo Bagelon)
tot commies-boekhouder bij de Wees- en Boedel-
kamor to Soerabaia, de commies-boekhouder bij do
Wees- en Boedelkamer te Semarang, M. E. Kopp,
en te Semarang C. A. Sichting, thaus belast met de
waarneming dor betrekking van 3den commies bij
die Kamer.
Belast: Met de waarneming der betrekking
van tijdelyk 3den commies bij de Weeskamer to
Batavia, de commies boekhouder bij de Wees- on
Ëoedolkamer te Soerabaia A. Ch. L. F. Schefer.
Bij het Binnonl. Bestuur op Java en Madoera.
Benoemd: Tot controleur 1ste kl. C. Ch. A.
M. W. V. üaije, ambtenaar op non-activiteit, laatst
dio betrekking bekleed hebbende, met bepaling,
dat hij geplaatst wordt in do residentie Cheiibon.
Bij den waterstaat cn 's lands B. O. W.
.Toegevoegd: Aan den chef der 2de water-
8taatsafdeeling voor de werken on opuemingen ter
verbetering vRn de bevloeiing door de Sindoprodjo-
en Doetamalie-loidingen (afd.: Indramajoe, Cheri
bon) de opzichter 3de kl. P. J. Klink.
DEPARTEMENT VAN OORLOG. Verleend:
een maand verlof wegens ziekte naar Soekaboemi,
aan den Isten luit. der inf. bij bot subsistenten-
kader te Batavia, geëvacueerd van Atjeh, Tb. U.
Wefers Bottink.
Verlengd: met een maand liet verleend ver
lof wegens ziekte: naar Magelang, aan den kapt.
der inf. bij bot subsistentenkader te Batavia J. L.
Th. Sanders, naar Djokdjakarta, aan den lsten
luit. der inf. hij bet subsistentenkader te Batavia
J. E Romswinckel, met een maand het verleend
verlof wegens ziekto: naar Pajacombo, aan den
kapitein der inf. bij bet subsistentenkader te Padang
P. R. De Rochomont, naar Fort-de-Kock, aan den
lsten luit. der inf. bij bet subsistentenkader te
Padang II. Pok, naar Soekaboemi en Sindanglaia,
aan den lsteu luitenant der inf. bij het subsistenten
kader te Batavia U. J. L. Muskoiin; naar Soeka
boemi en Garoet, aan den lsten luit. der inf. bij
bet subsistentenkader te Batavia F. Ch v. Swieten.
BeDoemd: Tot onderluitenant bij hun corps:
de adjudant-onderofficier dienstdoende officier bij
bet 3de bat. A. C. G. StefFen, de adjudant-onder
officier dienstdoende officier bij het 2de reciuten-
b.italjon II. Van Keulen; de adjudant onderofficier
dienstdoende officier bij bet 18de bat. B. Stoen-
huijzen; de adjudant onderofficier dienstdoende
officier bij het 2de bat. J. Knijper; de adjudant-
onderofficier dienstdoende officier bij het 2do depot-
bataljon A. Van Linden; de adjudant onderofficier
bij bet late garnizoens bat. van Atjeh en Onder-
hoorigheden J. Nieuwmeijer.
O v o r g e p 1 a a t s tBn het 1 ste depot-bat., de
kapitein der inf. bij do militaire 9chool te Mcestcr-
Cornelis J. H. Do Quant; bij bet garnizoen te
Buitenzorg, de lsto luitenant-kwartiermeester by
de Vdo afd. van bet departement vau oorlog S.
T. F. Bausch; bij do artillerie en cavalerie als
kwartiermeester te Batavia, do lste luitenant-
kwartiermeester van bot garnizoen te Buitenzorg
A. H J. G. P. Scheepons; bij de Vdo afd. van
bet departement van oorlog te Batavia, do lsto
luiteuant-kwartiermeesler op bot bureau van don
gewestelyken intendant to Batavia P. A. C. Balto.
DEPARTEMENT VAN MARINE. Benoemd:
tot licbtopzicbter 2de kl., do hchtopzichter 3do kL
A. A. Leijman.
2)
Hoe lachten al die schatten haar tegen I
Waariyk, een koningin zou zich over zulke
sieraden niet behoeven te 6Chamen.
„Is dat allemaal voor mij? Alleen voor
mü?" vroeg Cordelia met gloeiende wangen
en schitterende oogen.
.Zeker, kindl Slechts is de voorwaarde er
aan verbonden, dat deze sieraden altijd in
onze familie moeten blijven. Geen eigenares
mag ze verkoopen en slechts de Baronessen
Van Eeken mogen ze dragen."
.Het zou ook schande zjjn er iets van te
verkoopen en ik zou ze liever alle willen
missen dan te in onredelijke handen laten
overgaan."
Zoo eprak Cordelia op trotschen toon
en beschouwde aandachtig den kostbaren
schat. Zjj moest immers daaruit eenige siera
den kiezen om op het huidige feest te dragen 1
Met voel geDot deed zij bet eene stuk na
hot andere om en bewonderde dan overge
lukkig haar eigen stralend beeld in den spiegel.
Sedert haar schoonheid hem behaagde, had
zU duizendvoudige waarde voor Cordelia ge
kregen. Want wolk meisje zou niet gaarne
schoon zijn in de cogea des geliefden?
Miar waar bleef Graaf Duri? Cordelia had
er vast op gerekend, dat h(j vóór do aDdere
gasten komen en dan de groote beslissende
vraag stellen zou nu gingen do uren
voorbij zonder dat bjj kwam. De gezant had
hem zeker weer met bezigheden overladen.
Immers, hjj iedereen stond hjj hoog aange
schreven, en hoezeer haar dit anders ver
heugde, heden was zy er boos over, het
angstig wachtende meisje, dat plotseling door
een ongekende vrees bevangen werd.
Daar wordt geklopt.
Dat zal een boodschap zyn! Graaf Duri
wacht zeker in het salonmisschien heeft hy
reeds met grootpapa gesproken.
Eon gloeiende blos bedekt haar gelaat; in
blyde spanning luistert zy.
Maar ach, hoe bitter wordt zy teleurge
steld I Niet naar den geliefde wordt zy ge
roepen het ie haar oude kindermeid, die
naar Cordelia gevraagd heeft. Plotseling
doodziek geworden, liet de oude Karin Cor
delia vragen haar dadeiyk te bezoeken.
Hoe kon zy dit verzoek weigeren? Alle
kleur verdween uit Cordelia's gezicht. .Arme,
oude Karinl" lispelde zy. ,Hoe akelig, dat zy
juist vandaag ziek moest wordou. Maar mis
schien is het wel van voorbygaanden aard
en zal zy gauw weer beter zyn. In alle geval
zal ik even naar haar toegaan.
De oude kindermeid Karin Tehi was van
Tartaar8che afkomst en reeds by de ouders
van Cordelia in dienst geweest. De jonge erf
gename waB van haar eerste levensdagen af
aan Karin's hoede toevertrouwd. Karin had
Cordelia's moeder zien sterven en zy was
het ook, die het jonge weesje by den groot
vader had gebracht. Hoewel de geschiedenis
oen beetje onnauwkeurig luidde, zooveel was
toch zeker, dat Karin Tehi op de lange zee
reis met haar jonge beschermelinge menigen
storm en menig gevaar had doorgemaakt;
oen reden te meer, om de trouwe dienstbode
een genoeglyken ouden dag te bereiden. En
inderdaad, Karin Tehi had het zeer goed
gehad. Wel was Cordelia, toen zy ouder werd,
meer en meer van haar vervreemd, maar
hiervan was Karin zelve de schuld. Want
wat er ook de oorzaak van mocht zyn, bet
was duideiyk, dat Karin een soort van vrees
voor haar jonge meesteres had en deze niet
gaarne ontmoette.
„Het schynt haast, dat haar geweten niet
zuiver is," had Cordelia wol eens tegen haar
grootvader gezegd, als zij over deze eigenaar
digheid van Karin sprak, en langzamerhand
was het verkeer met de oude meid ook haar
onaangenaam geworden. De oude vrouw uitte
somtyds zulke vreemde en onbegrypeiyke taal
en haar oogen hadden zulk een eigenaardige
uitdrukking, als zy Cordelia onderzoekend aan
keek, dat deze onwillekeurig aan een toover-
heks dacht. Zy kon ook nu een lichte sidde
ring niet onderdrukken, toen zy by Karin
binnentrad.
De oude vrouw was erg ziek. Met haar
geel, uitgedroogd gezicht geleek zy wel oen
mummie en alleen in de zwarte oogen glom
nog een levensvonk.
„Goddank, dat gy gekomen zyt," fluisterde
zy; „maar ik bid u, doe de deur op slot;
dan kan niemand ons overvallen. Wat ik te
zeggen heb, is voor u alleen."
.Arme Karin," zeide Cordelia zacht. „Ik
wist niet, dat ge ziek waart; anders was ik
al eerder gekomen, 't Is to hopen, dat ge
spoedig beter wordt."
Kirin schudde het hoofd en fluisterde nog
dringender: ,Ik bid u, doe do deur op slot
en den grendel er voor."
Nu deed Cordelia wat de zieke verlangde.
„Wy zyn alleen, lieve Karin; maar als gy
iets te bekennen hebt, zal een priester u
beter kunnen helpen. Wil ik om een geestelyke
sturen
Karin Tebi Bteundo.
„Ja, ja, de priester, hy moet komen, ik
wil van dien zwaren last af zyn maar
daarom moet gy my ook aanhooren gy
eerst. Gy zult my wel willen vergeven, tor
wille van do schoone, zonnige jaren uws levens,
en o, gy zult wel voor my bidden en zooveel
goed maken ais gy kunt."
En nu begon de zieke haar handen te
wringen en te jammeren en te klagen in
vreemde klaDken en in vreemde taal, zoodat
Cordelia benauwd en angstig werd en met
groote, vorschrikte oogen de oudo dienstbode
aankeek. Maar nauwelyks maakte het jonge
meisje aanstalten om hulp te halen, of Karin
riep smeekend: „O neen, o neenl Nog een
oogenblikl Wilt ge?"
Cordelia deed wat de oude vrouw vroeg en
de zieke werd kalmer; deze haalde nu een
sleuteltje voor den dag, dat zy aan een bandje
om den hals droeg. Zy gaf het aan Cordelia
en zeide geheimzinnig:
„Maak den ouden koffer open; gy weet,
welken ik bedoel; vooraan rechts ligt het
pakje."
Cordelia huiverde weer onwillekeurig. Zeker
kende zy den ouden koffer van Karin I Van
haar prilste jeugd af was zy er bang voor
geweest. „Ik laat het spook uit den koffer
komen, als go niet daleiyk zoet en gehoor
zaam zyt," had de oude vrouw meormalon
tegen het eigenzinnige kind gezegd, en zy
had dairby dan zóó eigenaardig gekeken,
dat het volstrekt niet vreesachtige kind wer
keiyk bang werd. Zelfs toen Cordelia grooter
werd, was haar angst voor den koffer grooter
gewoest dan haar nieuwsgierigheid om te
weteD, wat er wel in zou zyn. Later vergat
zy natuuriyk de heele geschiedenis. Karin's
woorden brachton haar alles weer te binnen
en veroorzaakten weer op onverklaarbare
wyze haar oude kinderachtige vrees.
Aarzelend nam zy den sleutel in ontvangst.'
„Lieve Karin, willen we maar niet stilletjes
in den koffer laten wat er in ligt? Ik maak
er volstrekt geen aanspraak op."
Hoofdschuddend en op treurigen toon antr
woordde Karin:
„Het mag niet, het moet er uit I Do zee
bruist te geweldig en de golven stygon hoe
langer hoe hooger! Ze ovorweldlgen my en
benemen my het verstand, juist zooals in dien
nacht."
Intusschen was Cordelia by deD koffer ge
komen. Zy had dezen geopend en bekeek den
inhoud.
Hoe nietig en eenvoudig scheen die inhoudt
(Wordt vervolgd.)