BALZIJDE 40 Cts.
G. HENNEBERG's Zijdenfabrieken,
Gemeenteraad van Koudekerk.
fn de gisteren gehouden zitting vraren met den
Voorzitter alle leden tegenwoordig.
Voor kennisgeving werd aangenomen een mis
sive van Ged. Staten, waarbij de gemeenterekeniDg,
sluitende met eon batig saldo van 1170.47, wordt
goedgekeurd.
Mot 6 tegen 1 st., die van deD heer A. Dorre-
paal, werd, op voorstel van don heer Oppelaar,
besloten, de behandeling van het adres om regeling
der onderwijzersjaarwedden uit te stellen tot een
volgende vergadering, opdat de Raadsleden er
alsnog inzage van kunneD nemen.
De notulen werden gelezen en goedgekeurd.
Alleen merkte de heer Oppelaar op, dat in de
vorige vergadering gozegd was, dat er geen .groote"
bemorkingen bg de rekening over 1898 waren to
maken; het had toch de commissio van onderzoek
gefrappeerd, dat er van de hondenbelasting zoo
veel geld achterblijft, waarom 3pr. vroog of or
wel do noodige zorg wordt besteed, om het binnen
te krijgen. De Voorzitter verzekerde dat er zelfs
heel veel moeite voor wordt gedaan. Voorts meende
de heer A. Dorrepaal, in de vorige vergadering
ook gezegd te hebbeD, dat hij het .dwaas" van
mej. Broekbnyzen, onderwijzeres, vond, dat zij de
aangeboden gratificatie niet wildo acceptoeren.
Deze uitdrukking werd alsnog in de notulen opge
nomen.
Een vrij langdurige discussie werd gevoerd over
let adres van inwoners van Koudekerk, om inde
J»age Waard eenige lantaarns ter verlichting te
plaatsen en daartoe B. en Wa de noodige gelden
'toe te staan. De heer G. Dorropaal verdedigde dit
verzoek op de gronden, ook in het adres aange
voerd, en wel uit een veiligheids- en billykheids-
oogpunt. Hij wees op andere, veel broeder wegen,
die ruim verlicht zijn.
Do heer Oppelaar was ook voor inwilliging van
het verzoek; zij, dio bijdragen in de lasten der
gemeente, hebbon ook aanspraak te deolen in de
lasten. De heer A. Dorrepaal was tegen inwilliging,
waarvan hij met 't oog op do vele kronkelingen
van den weg, meer na- dan voordeel ziet. De Voor
zitter herinnerde er aan, dat dezo zaak reeds meer
ter sprake was gebracht in don Raad, doch ver
worpen met 't oog op do nanwte van den weg en
je kosten. De heer Qnalm was niet tegen inwilli
ging, als maar nauwkeurig acht genomen wordt
«p de plaatsing der lantaarns en de belangheb
benden medewerken, om de boomen op te snoeien
laatstgenoemde spreker stelde echtor voor, de
verlichting in tweeën te doen geschiedenhet
serete jaar het eene, meost bebouwde, bettwoede
•ok het andere gedeelte. Conform het voorstel
van den heer G. Dorrepaal, werd nn met 5 tegen
2 stemmen, die der hoeren Qualm en A. Dorrepaal.
in beginsel besloten tot verlichting van de geheele
Lage Waard. De heer v. Egmond, die in dit ver
zoek een officieel scheen te zien, verklaarde zich,
hoewel opziende tegen de kosten, voor inwilliging
en wel nit een billgkheidsoogpunt.
De Voorzitter stelde den Raad alsnn in kennis
met een schrijven van den directeur-geneesheer
van .Endogeest", in zake den toestand van de
aldaar op kosten der gemeente ycrpleegdo P. K.
en met een schrijven van hot algemeen armbestuur,
in zake de opneming vaD die verpleegde, met
goedvinding van genoemden directenr, voorloopig
voor een proeftijd van zes weken, in het armen
huis alhier. Dat bestuur vroeg daarvoor een ver
goeding van 3 per week door de gemeente. Over
deze handelwijze van dat bestnur is do Voorzitter
niet tevreden. Hij weos er op, dat het een jaar-
I ïjksche subsidie van ƒ900 van gemeentewege ge
niet en dat P. K. in het armenhuis baar kost kan
verdienen: die handelwijze qnalificeerde spr. als
.krenterig." De heer v. Egmond verdedigde deze
handelwijze: het is zeer to betwijfelen of K. haar
kost zal verdienen; zij moet met accuratesse wor
den behandeld, wijl zij nog ver van hersteld is.
Do heer A. Dorrepaal zeide, dat de opneming in
het armenhuis van K. in 't voordeel der gemeente
is: dit zal de gemeente f 3 per week kosten en
de verpleging op .Endegeest" oischt een vergoe
ding van 6 per week. Na nog eenige discussie,
waarbij de heer Oppelaar verklaarde de voorwaarde
van het armbestuur onbillijk te vinden, wordt van
deze zaak afgestapt, doch om, zooals later blijkt,
er weer op terug te komen.
Van de twee leden, door den Commissaris der
Koningin tot zetters van 's Rijks belastingen be
noemd, had de heer v. Egmond de benoeming
aangenomen, doch de heer Kwakernaak verzuimde
binnen den bij de wet vastgestelden tijd kennis
te geven aan den Commissaris, of hij zgn benoe
ming aannam, zoodat hij werd geacht die Diet te
hebben aangenomen. Er rooe9t dus nu een nieuwe
voordracht worden opgemaakt. Hierop werden
geplaatst do heeren J. JoDgencel Sr. en Ph. Qualm.
Besloten werd zoüder hoofdelijke stemming tot
af- on overschrijving op beuevens aanvulling van
de begrooting voor 1898; de eerste was noodig
o. m. voor een subsidie van ƒ126 aan de com
missi e voor do kinderfeesten, aan wie in een
vorigo vergadering een bedrag van ƒ0.60 per school
gaand kind was toegestaan.
Aan de orde was thans de gemeentebegrooting
voor 1899 met memorie van toelichting. Algemeene
beschouwingen werden niet gevoerd, waarna de
posten een voor één, te beginnen met de uitgaven,
gelezen werden. Een voorstel van den heer Oppe
laar, om de jaarwedde van den gemeenteveld
wachter bedragende ƒ350, te verhoogon met de
'gratificatie van ƒ50, die ook nu weer op de bg-
grooting ia uitgetrokken, werd verworpen met
algemceno stemmen op één na, die van den voor
steller. De heeren A. Dorrepaal en v Egmond
voerden o. m. aan, dat do Raad vrij moest blijven.
Bij den ppst kosten van verlichting kwam ook
tor sprake het aantal te plaatsen lantarens in de
'Lage Waard en de uitgave, die dit zou vorderen
Do Voorzitter sprak oorst van 30 lantarens, doch
dit getal achtte men over 't algemeen te veel,
daarna berekende hij de koston van 20 lantarens,
tot eindelijk, op aandringen van den beer Van
Egmond, die bet eerst ©ens met de helft van 30
wildo afzien, besloten werd tot de plaatsing van
15 lantarens; de kosten der verlichting hiervan
werden geraamd op ƒ550.
Kort daarop kwam ook bij den post: aflossing
van geldleeningen (jaarlijksche van 500), de wijze
ter sprake, waarop de meerdere kosten van ver
lichting zouden worden gedekt. Besloten werd, op
voorstel van den heer A. Dorrepaal, om den boofde-
Jijken omslag, geraamd op 2400, vooralsnog niet
te verhoogen, maar B. Ws. op te dragen to onder
zoeken of de jaarlrjksche aflossing van 500 eon
jaar kan worden uitgestold. Met de re9ieerende
50 meerdere onkosten der verlichting worden
du do onvoorziene uitgaven, ten bedrage van
260,69, vennindord.
Goedgekeurd werden de rekening van het alge
meen armbestuur over 1897, in ont-v. f 1974,08,
od uitgaaf 2019,39 bedragende en mitsdien
sluitende met een nadeelig saldo van 45.31.
Besloten werd tot het verieenen van de gewone
jaarlijksche subsidie van ƒ900 aan dat armbestuur
en goedgekeurd zijn begrooting voor 1899, in uit
gaaf op ƒ1961.31, in ontv. op 1962.
Bg de gebruikelijke rondvraag bracht de heer
A. Dorrepaal nog eeD9 de zaak van de verpleegde
P. K. ter sprako en stelde hij weer het voordeel
voor de gemeente in 't licht, om haar bij wjjze
van proef, zes wekeD voor ƒ3 per week in hot
armenhuis te doen verplegen. Aldus werd besloten.
Verder geen der leden het woord verlangende,
werd de vergadering door den Voorzitter gesloten.
Vit de „Staatscourant."
K-oninklijke besluiten- Benoemd: Bg
den grooten staf, tot generaal-majoor, comman
dant der stelling van het Hollandsch Diep en het
Volkerak. tevens bevelhebber in do Illdo militaire
afdeeling, de kolonel J. G F. Van Houtum. com
mandant van hot 2de regiment vesting artillerie;
tot kolonel, Hr. Ms. adjudant de luitenant-kolonel
J. E. N. baron Sirtema van Grovestins. van dien
staf, bij het wapen der artillerie, bii deD staf van
het wapen tot generaal-majoor, de kolonel P. W.
Pfeiffer, van dien staf, diiecteur der artillerie-
inrichtingen tot genoraal-maioor, commandant der
beredon-artillerio, de kolonel F. R. Froger, com
mandant van 1ste regiment veld artillerie; tot
geDernal-majoor, commandant der vesting-artillerie,
de kolonel F. G. A. Van Ermel Scherer, comman
dant van bet 1ste regiment vestingartillerie; tot
luiteDant-koloDcl, de majoors van dien staf O. A
Van Maanen, hoofd der constructie-werkplaatsen,
S A. Bisschop, directeur der artillerie-schietschool,
en A. H Van Breda, hoofd der werkplaatsen voor
draagbare wapenentot majoor eerste officier bij
de Koninklijke Militaire Academie de kapitein
S. I Van Nootcn, vaD dien staf. hoofd der Pyro
technische werkplaatsen, uil welke betrekking hij,
in verband daarmeue. eervol is ontheventot
majoor, hoofd de: pyrotechnischc werkplaatsen,
de kapitein J Bueuo de Mesquita, van het lsto
regiment vesting-artillerie; tot majoor, de kapi
tein J. A. Lehrnann, van dien staf, hoofd dor
geschutgieterijbij het 1ste regiment veld-art tot
kol. commandant vnn het corps, de luit.-kol P. J.
Von Stein Callenfels, van het 2de reg veld.-art.; bg
het 2dt reg veld-art., tot kolonel, commandant
van het corps, de luit. kolonel J. J. Schluiter, van
deD staf der artillerie, toegevoegd aan den inspec
teur van het wapen; bg net 3de regiment veld
artillerie, tot kolonel, de lait.-kol. 11. H. Ramaer,
commandant van het corps, en tot luik-kolonel, de
majoor J. C. Hindelopen mede van het corps; bij
het 1ste reg Yeat.-ark, tot kolonel, commandant
van het corps, de luit.-kol. J. B. Van den Ouden
dijk Pieterse comm van het corps torpedistenbg
het 2de reg vest-art., tot kol.-comm. van het
corps, de luit.-kol. W. B. Westholf, comm. van
het corps pants.-art.; tot maj., do kapt. A. J. H.
baron van Lijnden, adj. van net 3de reg. veld.-art.,
en P. C. J. Visser, adj. van het lste reg. vest-art.;
bg het 3de reg. vest-art., tot kolonel, commandant
van het corps, do luit.-kol. J. G. U. Schoch, van
het 2de reg vesting-art.; tot majoor, de kapitein
A. W. Kattenbusch, van het corp9 pantserfort-art.;
bij hot 4de reg. vest.-art., tot luitenant-kolonel,
de majoor S. O. Van der Stranten, van het corps;
bij het corps pantserfort-art., tot commandant van
hot corps, de luik-kol. P. C. De Wilde, thans
ecrste-officier bij de Koninklijke Militaire Academie,
uit welke betrekking hij, in verband daarmede,
eervol is onthevenbg het corps torpedisten, tot
commandant van het corps, de majoor J J. C. H.
Van Pelt, van het 3de rog. vesting.-art.
Belast: Met het bevel over het 4de reg. veld-art.
de luit.-kol. J. J. De Greve, van het corps.
Benoemd tot reservo 2dcn luit. bij het wapen der
inf. bij het 5de reg., de vaandrig H. W. Blceker.
Toegekend de zilveren roedaillo van de Oranje-
Nassau-orde aan D. Van Krimpen, commies, ont
vanger der directe belastingen, invoerrechten en
accijnzen te Oldenkotte.
Benoemd tot inspecteur dor directe belastingen,
invoerrechten en accijnzen te Venloo, P. C. Van
der Vliet, inspecteur dcrzelfde middelen te Zalt-
Bommel.
Verleend de navolgende pensioenen aan W. Van
Dijk, commies lste kl. bij 's Rijks belastingen, ƒ597
aan W. F. Jenkons, commies lste kl. bij 's Rijks
belastingen, 636.
Eervol ontslag verleend met mgaDg van 1 Nov.
1898, aan J. B. Van Agtmaal, op zijn verzoek, als
burgemeester van Huybergen.
Vergunning verleend aan P. Dutilleul, geboren
te Kaoieryk in Frankrijk, en P Verges, geb te
Laluque in Frankrijk, tot bet geven van hooger
onderwijs aan een bijzondere school van hooger
onderwijs te Wernhout, gemeente Zundert.
Eervol ontslag verleend nit den militairen dienst
aan den met verlof in Europa aanwezigen kapitein
der artillerie van het leger ïd Ned.-lndië AL De
Haan, met ingang op 1 November 1898 en met
toekenning van pensioen
Benoemd met ingang van 1 November 1898, tot
opzichter 2de kl. voor bet stoomwezen M. F.
Speckens, te Vlissingen.
Veevervoer naar België.
D© minister van waterstaat, handel en
nijverheid heeft bepaald, dat, toet ingang van
1 November 1898, voor het doorgaand vervoer
van rundvee uit Nederland naar België zal
gelden de navolgende bepaling:
Mtt toevoeging aan het bepaalde in art.
29 van het Algemeen Reglement voor het
vervoer op de spoorwegen en fn art. 31 van
deel B van bet Algemeen Reglement voor
deo dienst en het vervoer op de spoorwegen,
mag geen rundvee ten vervoer worden aan
genomen, teDzt) voor elk stuk aan de spoor
wegonderneming zfl ter hand gesteld een door
een geëxamineerd veearts ingevuld en onder
teekend certificaat, dat een datum draagt ten
hoogste twee dagen ouder dan dien van den
dag, waarop bet vee ten vervoer wordt aan
genomen. Een model van het bedoelde certi
ficaat is in de ,Sts Ct." te vinden.
RECLAMES,
a 25 Cent3 per regel.
tot f 14.65 p. Meter, zoowel zwartte, witte als
gekleurde Henneberg-Zgdo van af 36 Ct9.
tot f 14.65 p. Meter, glad, gestreept, ge
karteld, gestipt Damast, enz., 240 verschill.
qualiteiten, 2000 verschill. kleuren, teekenin-
gen, enz.) Porto en vrij vaQ invoerrechten
thuis. Monsters omgaand. Dubbel briefporto
naar Zwitserland. 8588 15
(K. en K. Hofl.)
ZURICH.
ACABEM1EAIE17WS.
Leiden: Heden i6 alhier bevorderd tot
doctor ln do rechtswetenschap, na verdediging
van Stellingen, de heer R. Van Goene, geboren
te Zutfen.
Geslaagd is voor het doctoraal-examen ln
de godgeleerdheid de heer K. F. Sparnaay.
Bevorderd is tot aits de heer B. S. H.
Stieler.
De zaak-Dr eyfns Tan het Hof Tan Cassatie.
In den omtrek van het Paleis van Justitie
te Pargs was het gistermorgen niet drukker
dan gewoonlijk; de voorbijgangers werden
niet bemoeilijkt. Er waren geen groepen
betoogers en er werden geen kreten aan
geheven.
De ijzeren hekken voor het paleis waren
gesloten en de gardes républicaines weigerden
den toegang aan hen, die niet voorzien waren
van een kaart
De uitgang van het paleis op de Place
Dauphine was gesloten. Er was een omvangrtJko
dienst georganiseerd voor de handhaving der
orde Aan den ingang van het palels waren
talrijke gardes municipaux opgesteld, die
den toegang weigerden tot de galerijen, die
toegang geven tot het Hof van Cassatie.
Er wareD over het geheel weinig menschen
op de been.
Na een woordenwisseling van een verslag
gever met een commissaris van politie, die
hem niet wildo laten passeeren, werden de
maatregelen van orde nog verscherpt.
Tegen twaalf uren verzamelden zich groepen
nieuwsgierigen, maar de politie liet door-
loepen. Toen mr. Labori, advocaat van Zola
en Picquart, en mr. Demange, advocaat van
Dreyfus, omtrent den middag kwamen, was
het volmaakt rustig.
Te twaalf uren werden de deuren van de
zaal geopend, en onmiddellijk werd zg geheel
gevuld. Mrs. Demange en Labori zaten op
de voorste bank Yan de verdediging. Mr.
Mornard vertegenwoordigde mevrouw Dreyfus.
Deze was er ook.
De rapporteur van de Kamer van Strafzaken
van het Hof van Cassatie, de heer Bard,
begint met een analyse van het requisitoir van
den procureur-generaal mr. Manau.
Deze brengt in herinnering de beweging,
welke de zaak-Dreyfus heelt teweeggebracht
om tot revisie te geraken.
Hij zegt, dat de veroordeeling van Dreyfus
is uitgesproken voor een misdaad, die af
schuw moet inboezemen, en vooral wanneer
er iemand door getroffen wordt, In wien het
land het meeste vertrouwen moet hebben.
Hij zet daarna de geschiedenis van het ver
zoek tot revisie uitoen en spreker leest den
brief voor van mevrouw Dreyfus aan den
minister van justitie. Mevrouw Dreyfus houdt
daarin vol, dat het borderel niet door haar
man geschreven is.
H(j somt de rapporten der deskundigen op,
die alle eenstemmig zijn in hun verklaring,
dat Dreyfus de schrijver moet zgn van het
borderel Mr. Manau erkent echter, dat het
verzoek van mevr. Dreyfus, gegroni op de
overweging, dat het borderel het schrift van
Esterhazy vertoont, een vermoeden oplevert,
waardoor het verzoek om revisie gewettigd
wordt.
Vervolgens overgaande tot de vraag, of er
nog een nieuw feit Is, zegt hij, dat er een
nota bestaat van Esterhazy, in beslag genomen
bg vrouw Pays, waarin hg vraagt wat hy
doen moat ten opzichte van het borderel.
Mr. MaDau is van oordeel, dat de valschheld,
door kolonel Henry in 1896 bedreven, geen
voldoend voorwendsel zou zgn voor de
revisie, als ze alleen stond. Echter pleegde
kolonel Hecry valschheld in geschrifte en
zfin getuigenis was zeer bezwarend voor
Dreyfus. Ziju verklaring is die van een
falsaris. Dat is een nieuw feit voor de her
ziening. Men moet zich. ook afvragen of
zich niet een ander nieuw feit voordoet en
of het borderel wel van Dreyfus is.
Eet rapport van raadsheer Bard.
Thans gaat de rapporteur tot zijn eigenlijk
rapport over.
Mr. Bard meentt dat de zaak regelmatig
bij het Hof aanhangig is gemaakt, en dat het
Hof zal hebben te beoordeelen of het een sup
plementair onderzoek kan bevelen.
Aan het Hof zgn overgelegd de dossiers
van het proces van 1894, het proces tegen
Esterhazy, de dossiers betreffende de onder
zoekingen over de brieven aan mevrouw De
Boulancy, over de valschheden Speranza en
Blanche, over het verhoor van kolonel Henry,
het rapport Lebrun-Renault, het dossier van
kolonel Picquart, een hrief van Esterhazy aan
den minister van justitie, brieven, die tusschen
de ministers van oorlog en justitie gewis
seld ziju.
Proces-Dreyfus.
Rapporteur Bard geeft lezing van het
rapport van Du Paty de Clam, betreffende
de inhechtenisneming van Dreylus door
Cochefert. Het onierzoek van Du Paty, in
dit rapport neergelegd, constateert, dat Dreyfus
herhaaldelijk zichzelf tegensprak wat betreft
den hydraulischen rem, maar dat hij steeds
ontkend heeft, iets geschreven te hebben
over Madagaskar.
De raad sheer-rapporteur leest het verhoor
van Dreyfus door Du Paty de Clam voor,
en zegt, dat Dreyfas ontkent kennis gehad
te hebben van het ontsehepingsplan op
Madagaskar. Hij legde uit, dat zoo by betrek
kingen onderhiel! met de technische afdee
ling der artillerie, dit alleen was wegens zgn
werkzaamheden en omdat hg belast was
met het opmaken van een rapport over de
Duitsche mobilisatie. Hij bevestigde, nooit in
betrekking gestaan te hebben tot agenten
van vreemde mogendheden of met deze mo
gendheden zelf.
Daarna leest de rapporteur het tweede
verhoor door Du Paty de Clam voor. Deze
liet Dreyfus de ten laste gelegde stukken
schrijven: lo. zittende, 2o. staande, 3o. zit
tende, met een handschoen, 4o. staande,
zonder handschoen, 5o. zittende, met een
rondschrfjfpen, 6o. staande, met een rond-
Bchrijfpen, 7o. staande, mot handschoen en
rondschrijfpen, 8o. staande, zonder handschoen
en rondschrijfpen.
Mr. Bard doet bet Hof opmerken, dat, in
strijd met het proces-verbaal van Du Paty
de Clam, uit de photographic van den brief,
dien men Dreyfus liet schrgven bij het verhoor,
geen ontroering blgkt. Verrassing
In het laatste verhoor zwoer Dreyfus bij
het leren van zijn kinderen, dat hg onschuldig
waa. Du Paty weigerde hem gehoor bij den
minister van oorlog, als hy geen bekentenis
aflegde.
Da heer Bard bespreekt het rapport
d'Ormescbeville, waarin verschillende getuigen
bevestigen, dat Dreyfus gerechtvaardigde ver
denkingen op zich bad geladen door zgn
verdachts handelingen. Hg leidde geen voor
beeldig leven. Reeds vóór zijn huwelijk had
hij een aantal uitverkoren meisjes. De rappor
teur gaat z\jn leven na. Hü onderwerpt zijn
conduitelijsten aan een onderzoek:
g lste halfjaar 1893. Goed officier. Gaat een
goede toekomst tegemoet. Kolonel De Germiny.
p2de halfjaar 1893. Onontwikkeld officier,
ononderlegd, eigenwijs, voldoet niet aan de
vereischten om in den état-major te blijven.
Kolonel Fabre.
lste halfjaar 1894. Ontwikkeld officier, zeker
van zichzelf, kent de Duitsche taal. Kolonel
De Sancy."
Niets van dit alles heeft kracht van bewijs.
Slechts het borderel blijft over, gaat Bard
voort, om de aanklacht te handhaven. Thans
rest nog te onderzoeken of Dreyfus werkelijk
een bekentenis heeft afgelegd op den dag
van zgn degradatie.
De zitting word geschorst en te vijf minuten
over hal/dria hervat.
Mr. Bard gaat over tot het vraagstuk van
de bekentenis. Hg vraagt zich af hoe in hst
algemeen bekentenissen moeten zijn en ver
klaart, dat hg niet behoort tot degenen, die
aan een bekentenis een groote waarde hechten.
Zoo heeft vrouw Pays byv. eerst een be
kentenis afgelegd en ten slotte heeft de Kamer
van in-beschuldiging-stelling die bekentenis
niet aanvaard.
Mr. Bard leest eerst de stukken voor en
geeft daarna zgn persoonlijke meening. Hg
leest het rapport-Guérin over de verklaring
van kapitein L9brun-Renault voor. (Tijdens
de voorlezing van dit rapport hoort men buiten
het publiek Drumont toejuichen op het ©ogen
blik, dat deze de zaal der Achtste Kamer
verlaat, waar de zaak tegen Guérin behandeld
werd.)
Hg merkt op, dat het rapport van kolonel
Guérin eerst drie jaar nadat Dreyfus da be
kentenis zou hebben afgelegd, werd opgesteld
en nadat kapitein LebrunRenault zeer licht
vaardig over Dreyfus' woorden tot zgn kame
raden sprak, die op hun beurt weer met anderen
er over spraken. Zoo van mond tot mond gaande,
werden de woorden van Dreyfus verdraaid.
De rapporteur leest een verklaring voor van
een vriend van kapitein d'Attel, aan wien
Dreyfus eveneens bekend zou hebben.
Hg doet opmerken hoe vaag al deze lezingen
zgn en hoezeer zg elkander weerspreken. De
lezing van kapitein Lebrun Renault verschilt
in den tekst met do lezing van kolonel Gnéxin,
die den dag na de degradatie de vertrouwe
lgke mededeeling van dezen kapitein der gen
darmerie ontving. En deze lezing verschilt
weder van die van kapitein d'Attel.
Mr. Bard haalt zelfs de verklaringen aan
door Cavaignac in de Kamer omtrent deze.
bekentenissen voorgelezen, en constateert dat
deze verklaringen al weder een nieuwe lezing
geven.
Hg maakt daaruit de gevolgtrekking dat
al deze vrg laat ingekomen stukken een zeer
vaag element vormen, waaruit mets zekers is
af te leiden.
Dreyfus hoeft daarentegen herhaalde malen
verklaard, dat de minister van oorlog wist
dat bg onschuldig was en betuigde zgn
onschuld nog op den morgen van zgn degra
datie, er bgvoegonde dat als hg stukken
had uitgeievord zg van geen belang en van
onwaarde waren en enkel waren overgegeven
met het doel er andere voor in de plaats
te krggen. Als Dreyfus een spiering heeft
uitgegooid om een kabeljauw te vangen (zich
heeft schuldig gemaakt aan het misdrgf van
amor^age) dan volgt daaruit nog niet, dat hg
bekend heeft hoogverraad te hebben gepleegd.
Eet kaartetelegram.
Komende tot de zaak van het kaartetelegram
(petit bleu) zegt de rapporteor, dat hg op het
oogenblik de rol van kolonel Picquart in deze
zaak niet kan onderzoeken. Het Hof moet
een groote reserve in acht nemen, ten einde
op de meening van de rechters van den kolo
nel geen invloed te oefenen.
Bovendien zfln de voornaamste stukken, die
op deze zaak betrekking hebben uit het dos
sier genomen, dat aan bet Hof is voorgelegd,
en kunnen zg dus niet in do debatten worden
betrokken.
Esterhazy.
De rapporteur wgst op de stukken, die op
bevel van rechter Bertulus bg Esterhazy in
beslag zgn genomen.
In een van deze stukken schreef Esterhazy
„Wanneer de schriftkundigen tegen mij con
cludeer cn, zal ik verplicht zgn te bewgzen,
dat het borderel door Dreyfus naar mgn
handschrift is nagetrokkon".
Mr. Bard gaat vervolgens over tot de in
structie tegen Esterhazy op grond van de
aanklacht van Matthias Bieyus. Het komt
hem vreemd voor dat Esterhazy verwittigd
werd van wat hem boven het hoofi hing.
Hg leest brieven van Esterhazy aan u6Q
minister van oorlog voor, geschreven vóór de
aanklacht door Matthias Dreyfus werd ingQ.
diend. In deze brieven betuigt Esterhazy krach
tig zgn onschuld; hg spreekt over zgn eer
en de eer van zgn familie, waarvoor hg moet
waken. Hg doet daarin een beroep op het
getuigenis van een buitenlandsch vorst, wiens
naam mr. Bard verzwggt. Esterhazy zegi:
„Deze vorst is een soldaat evenals ik. Hjj
zou nooit hebben gedold, dat een officier be.
trekkingen aanknoopte, die niet in overeen
stemming waren met zgn stand."
Bard spreekt zgn verwondering uit over d»
wgze, waarop de instructie is gevoerd, zeg.
gende: „Wat zien wg? Er worden huiszoe-
kingen gedaan bg Esterhazy op grond vat
een aanklacht en bg Picquart m diens af
wazigheid". Vervolgens valt hg het rappoit
Ravary in da zaak-Esterhazy aan en betuigt
zgn spgt, dat de krggsraad de zaak van de
gesluierde dame niet heeft kunnen ophelderen,
waarover Du Paty en Henry inlichtingen
hadden kunnen geven.
Do rapporteur haalt uittreksels aan van
kladjss van brieven, die bg Esterhazy in be.
slag werden genomen en waarin deze zich
beklaagt over de wgze, waarop de schrift
kundigen in de zaak der brieven aan mevrouw
Dö Boulancy hebben geconcludeerd en hem
hebben aangewezan ala den schrgvervan deze
brieven.
In een van dezé brieven zsgt hij: „Bel-
homme en Varinard zgn papierverknoeiers.
Dat blgkt welmen kan hen niet vertrouwen."
Ten opzichte van de brieven van Esterhazy
aan mevrouw De Boulancy merkt Bard op :„De
gevoelens, in deze brieven neergelegd, zgn
noch dia van een Fianschman, noch die van
een soldaat."
Be schriftkundigen.
De heer Bard is thans genaderd tot do
rapporten der schriftkundigen over bet borderel.
Hij verklaartdat twee schriftkundigen het
schrift van Dreyfus niet herkenden in het
bordereltwee andere meenden, het te herkennen,
maar maakten ecnig voorbehouden de vijfde
beweerde, dat het schrift was nagetrokken.
Verier bespreekt hg de rapporten der
schriftkundigen CuuarcL, Belhomme en Varinard
en merkt op, dat, wanneer het borderel het'
hoofdbewgsstuk is, waarop Dreyfus werd
veroordeel 1, cit in het vonnis gereleveerd
behoorde te worden, m. a. w. dat Dreyfus dan
moei worden ontheven van zijne vcroordeeling.
Eet valsche stuk
Overgaande tot het tweede middel van
herziening (de valscbheid van Henry) leest
de rapporteur de verklaring van Picquart voor
rechter Bertulus voor. Hg vertelt hos Cavaig-
nac htt stuk van Henry in de Kamer mede
deelde en wffdt in den breode uit over het
verboor, dat de minister van oorlog den kolonel
liet ondergaan. Kolonel Henry begon met te
ontkennen, maar zeide later: „Toen ik het
stnk van 1896 von i, was ik zser ontroerd.
Ik nam het stuk van 1894 en maakte aan
het eind deze woorden daarbg: „Men moet
het nooit weten f" De minister wild© kolonel
Hsnry reeds laten vertrekken, toen hU zich
bezon en hem terugriep. De kolonel legde
daarop een volledige bekentenis af en ver
klaarde dat hg geen medeplichtigen hail.
Ra een tweede sehorsing werd de zitting
te vfff minuten over haffviif hervat
Mr. Bard gust dan na welk aandeel de
getuigenis van majoor Henry in de veroor-
deoiing van Dreyfus heeft g^-had en keurt de
mis laad van dezen offkr.r in scherpe bevroor*
dfogeo af. Hg betoogt dat de herkomst van
het borderel op geen enkele verklaring berust
dan op die van den falsaris Henry.
Brief van Picquart aan Sarrien.
De rapporteur leest den brief van kolonel
Picquart aan den minister van justitie voor.
De kolonel zegt daarin o. a.:
Dreyfus is enkel in hechtenis genomen op
hst vermoeden, dat hg het borderel had ge-
maakt. De stukken, in het borderel genoemd,'
zgn van geringe waarde; als Dreyfus verraad
had willen plegen, had hg wel veel belang.»
rgk.r documenten kunnen vinden.
^en heeft getracht het dossier-Dreyfus to
▼er=terken door daaraan toe te voegen de stuk
ken, aan den Krggsraad medegedeeld in
raadkamer.
„Dreyfus heeft steeds zgn onschuld betuigd;,
de bekentenis, waarvan Lebrun-Renault spreekt»
la een manoeuvre van zgn daarbg belaaghab-
bende tegenpartg.
Q, Generaal Bülot en generaal Da Boisdcffre
lielben nooit tegenover de bewijzen, die ik hun
gaf can de onschuld van. Dreyfusbewijzen ge
steld van zijn schuld.)
„Henry en Du. Paty de Clam habben mis
dadige praktgkan gepleegd om Dreyfus te doen
veroordeelen.
„Ikzelf ben blootgesteld geweest aan knoeie
rijen, toen ik met de stukken in de hand
hun de onschuld van Dceyfus aantooade.
„Met de bewijzen in handen overtuigde ik
generaal Gonse van Dreyfus' onschuld.
91 Wat kamt er dat nis op aan", antwoordde
de generaal mij, Dreyfus toch op het, Duif
velseiland zit", waarop ik antwoordde;
„Maar, generaal, hij is onschuldig V*
$En toen hernam generaal Gonse:
„„Waar denkt ge aan? Ge weet wel, dat de
gene)-aal3 Mcrcier en Saussier bij deze zaak zijn
betrokken wilt gij ze dan compromitlecren
„Tegen het eind van 1896 versterkt© men
het dossier-Dreyfus, daar mes het niet be
zwarend genoeg achtte; men nam toen zgn
toevlucht tot valsche stukken."