Donderdag; SO October. geze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van gpn- en feestdagen, uitgegeven. Tweede Blad. PERSOVERZICHT. Feuilleton. MOOIE MAN. PRUS DEZER COURANT* "Voor Leiden per 3 maanden. t f 1.10. Franco per post p 1.40. Afzonderlijke Nommors 0.05. PRUS DER AnvwH'i'KN'i'i t Van 1 6 regels f 1.06. Iedere regeJ meer f 0.17 J. - Groctera lettors naar plaatsruimte - Voor het incasseeroD buiten de stad wordt 0.05 berekend EjUa; fleden Nederlander pleit voor een betere werkverdeollng in de Kamer. I^pet blad schrijft: Wil de Kamer goed werk doen, dan is, duDkt ons, betere werkverdeeling onvermij delijk. m Men beeft reeds een poging in dien geest 1 gedaan door do invoering van de Commissies van Voorbereiding. Daardoor is er ten minste j eenige kans, dat de bestudeerlng van het t<flwerp in hoofdzaak opgedragen wordt aan leden, die geacht kunnen worden reeds eeniger- nate van het onderworp op de hoogte te zijn. aar ook dit is Diet voldoende. De Kamer- weten niet vooruit of zij in zulk een pom missie zullen worden benoemd; daardoor I-moet hun, ook na hun benoeming, lange tijd Ijfi studio worden gelaten, dewijl zy vóór hun p|noeming geen reden hadden tot meer bijzon dere bestudeering. Dit vertraagt den gang der rlken zoer. t'lVeol doelmatiger schijnt het, dat de Kamer réeda in het eerste jaar van haar vierjarig bestaan vaste Commissies voor wet geving benoemde en dan elk ontwerp, dat jzjj niet op de gewone wijze wilde behandelen, naar een dier Commissies verwees. De leden dier Commissie zouden dan van den aanvang af hun aandacht meer bepaald kunnen wijden aan die onderwerpen, waarop de hun vermoe- jdeHIk toe te wijzen ontwerpen betrekking ,llen hebben, terwijl de overige werkzaam- iden vanzelf ten deel zouden vallen aan die idon, die geen lid waren van die speciale romiseies. Evenals thans mot de Commissies van Voor leiding geschiedt, zou de—K-amèr desver- iezende de benoeming dor loden kunnen op- aan den Voorzitter, die natuurlijk loveel mogelijk uit alle partijen kiest. W(j leetren evenwel, dat, als 20 leden iemand poor eon commissie voordragen, de voorzitter aan die voordracht gebonden zou moeten zijn. |Dp deze w\)ze zou de Kamer met minder moeite baar omvangrijken arbeid kunnen ver richten. Ongetwijfeld kan onze vertegenwoor diging, als men let op de werkzaamheid van elk barer leden en op den ernst, waarmee zij haar taak opvat, zich gerust meteii met welke andere volksvertegenwoordiging ook. Maar het is niet zeker, dat dit zoo zal blijvoD, indien zij geen maatregelen neemt om aan de ge stadige toeneming barer werkzaamheden het hiofd te bieden." Eet plan-Coolen komt tot uitvoering. Men heeft or reeds enkele gemeenteraden ^Ketcn voor te spannen, om althans een doel I van het geld in handen te krijgen, dat noodig zal wezen om „vrijwilligers" te koopen, en - 'men heeft een overeenkomst gesloten met «en Militioverzekering-maatschappij, die op zich gBenotnen heeft de noodige „vrijwilligers" te ^leveren. 1 Hot wordt dus een complete herleving van het remp!a$antenstelsel! roept de Kamper Courant uit. Zelfs de ronselaars, de romplaijanteiibazen zullen niet ontbrekenEón verschil echter zal er wezen, maar dat de zaak niet boter maakt. Onder de oude wet kwamen de kosten van den plaatsvervanger voor rekening van den belanghebbende; voortaan zal men de openbare klassen daar voor aanspreken. Dat hier oen brutale ontduiking der wet plaats heeft; dat al het kwaad der plaatsver vanging terugkeert; dat gemoentebestureo, die voor zulk een dool over de penningen der belastingschuldigen beschikken, in strijd han delen met de Gemeentewet, bet is zoo dui delijk als do dag. Op afschaffing der plaatsvervanging is van militaire zijde steeds aangedrongen in hot be lang eener goede legervorming. Yan wijlen generaal Van Limburg Stirum was dat het voornaamste argument. By toepassing van het plan-Coolen biyven de elementen, die men in het leger wil brengen, zich aan den miütieplicht onttrekken en de minder goede elementen de remplagmten biyvon behouden. Do sociale beteekenis van den maatregel gaat mede verloren, want de dienstplicht zal uitsluitend blyven drukken op de minderver- mogonden; de rykeren zullen, evengoed als vóór de wet-Eland, bun zoons kunnen doen vervangen door huurlingen. Hot afkeurenswaardige, dat er uit het oog punt van sociale rechtvaardigheid in hetrem- pla<janten3telsel lag, zal nog worden verer gerd, want de vermogende, die zyn zoon door een „vrijwilliger" wil doen vervangen, zal de koopsom niet meer zelf geheel behoeven te betalon; een deel der kosten zal ten laste komen van do openbare kas. Hoe kan een Regeoring, die den moed had de afschaffing der plaatsvervanging voor te stellen, toelaten, dat er aldus met de wet ge; spot wordt l Onder hot opschrift „Gemeentelijke premiën voor vrywilligers" schrijft hot Weekblad van den heer Julius Óppenheim, te GroningeD, o. a.: Van Tilburg zal dus voor do tegenstanders van den persooDiyken dienstplicht „de victo rie" beginneD, indien althans het hooger gezag geen spaak in het wiel steekt, als aan zyn goedkeuring de begrootingspost onderworpen wordt-, zonder bet aanbrengen waarvan het besluit om een toelago van f 80 toe te kennen voor iederen jongeliDg, die zich dit jaar als vrywilliger aanmeldt en wordt toegelaten en iogeiyfd niet is uit te voereD. Nu zyn wy de laatsten, dié beweren willeD, dat eon gemeenteraad op zyn bogrooting geen andere uitgaven mag brengen dan die, waartoe art. 205 der Gemeentewet hem dwingt. Maar evenmin zyn wy en wy vinden daarvoor bondgenooten in De Gemeentestem zoowel als in het Weekblad voor de Burgerlijke Admi nistratie van de meening, die beleden is in het bekende Koniükiyk besluit van 18 Juli 1882, betreffende bet beschikbaar stellen door de gemeente Oldebroek van een subsidie voor de Noordpool-expeditie. De daarin verkondigde, trouwens tegen het advies van den Raad van Stato indruischende stelling, dat hetgeen de wet niet verbiedt, ook „tegenover lichamen, die een zoo groote zelfstandigheid bezitten als de gemeenten, door bet - administratief gezag, althans in beginsel, Diet verboden schyot te moeten worden", gaat ons in haar algemeenheid to ver. Het aanwenden der door allen bfieenge- brachte penningen komt ons alleen ddar ge oorloofd voor, waar by do uitgaaf een g e- meentebelang ls betrokkeD. En nu trekt het de aandacht, dat zelfs in het advies van Burg. en Weths. van Tilburg van zoodanig gemeentebelang niet wordt gerept, doch slechts gesproken wordt van het belang dor ingezetenen. Het Weekblad v. d. Burg. Adm. spreekt dan ook volkomen in onzen geest, waar het opmerkt, dat door het verleenen van gemeen- teiyke 8ubsidiën de niet-dienstplichtige inwo ners eener gemeente in den vorm van belas- tiügen als anderszins zouden moeten bydragen ten behoeve niet van de gemeenschap of in haar buisboudeiyk algemeen belang, maar van enkele ingezetenen in het byzonder in hun privaat belang. De gemeente als zoodanig heeft er geen belang by, of A. dan wel B. zich in den wapen handel oefent, of do in te lyven miliciens uit vrywilligers dan wol uit dienstplichtigen wor den gerocrute6rd. "Waar ook de RegeoriDg. erkende, dat do blijkens den aanbef van-dit opstel door enkele Tweede-Kamor-leden gewe^Schte „weerbelas- ling" door de gemeenten „met het karakter van het wetsontwerp volslagen in stryd zou zyn", schijnt het ons niet gewaagd te voor spellen, dat do gemeentebesturen, dio het Tilburgsche voorbeeld zouden willen volgeD, door do hoogere autoriteiten daarin zullen worden tegengegaan. -.4 Als een van tweo nieuwigheden noemt Het Vaderland, dat de mioister van buiten- laBd8Che zakeD, het voorbeeld van collega's in andere landen volgende er was in de Kamer vroeger meermalen daarop aange drongen als byiage tot de begrooting een Oranjebook heeft rondgedeeld. Zulk een boek wekt belangstelling voor internationale zaken on goeft wensebeiyk licht. De andere nieuwigheid, die liet Vaderland met lof noemt, is, dat de minister van koloniën voor het eerst den mood heeft gehad gevolg to geven aan art. 110 der Grondwot, dat gelegenheid ge6ft aan de ministers zich eon regeeringscommi8sari8 toe te voegen, ter verdediging van een wetsontwerp. Dat dit artikel, hetwelk elders uitnemend werkt, by ons zoolang eon doode lettor bleef, acht Het Vaderland voor een deel toe te 6chryven aan oen soort van valsche schaamte. „Al myn voorgangers deden en al myn collega's doen het zelf", denkt de minister allicht „zal ik nu erkenneD, dat ik hot alleen niet afkan?" De minister van koloniën heeft terecht, naar Het Vaderlandaanmerkt, de overtuiging, dat de verdediging van een ingewikkeld en technisch moeiiyk wetsontwerp er slechts by winnen kan, als by zich den steun verzekert van den ambtenaar, dio er geheel „in" is, doen zegevieren over deze en dergeiyke over wegingen. Zyn voorbeeld zal nu, gelooft Het Vaderlandwel navolging vinden. Voor den ambtenaar, op wien dozo eerste keus ▼iel, acht het blad bet een eervolle onder scheiding, die hem zonder twyfel zal prikkelen onder het critisch oog van de Kamer zyn beste beentje voor te zetten. De Arnhemsche Courant acht deze benoeming geheel in den geest der bedoeliDg van de bepaling in de Grondwet, waarby men de mogelykheid op het oog bad, dat voor de verdediging van wetsontwerpen van bijzon- deren tecbnischen aard een speciale vakkennis zou versischt worden, welke van den minister niet zou kuünen verlangd worden. -Moeiiyk kan worden ontkend, meent zy, dat dit met een zoo speciaal onderwerp, als de regeling van het mynwezen in Ned.-Indiö, het geval is, en den minister Cromer „komt do eer toe, met terzijde-stelling van alle persoonlyke overwegingen, ter wille van een deugdeiyke en deekundigo verdediging der wet, voor het eorst, na byna elf jaren sedert het bestaan der grondwettelyke bepaling, met de traditie te hebben gebroken, welke de onrodeiyke leer huldigt, dat een minister in alle onder zyn departement ressorteerende zaken doorkneed 20u kunnen en moeten zijn." De Amh. Ct. hoopt, dat deze eerste proef met het verdedigen van de technische onder - deelen van wetsontwerpen door speciale regee- ring8Commissari88Gn ten volle slagen en tot het navolgen van dit voorbeeld aansporen zal. Het Vaderland schryft onder het hoofd „Hard, maar noodzakeiyk" o. a. het volgende omtrent hot ontwerp tot verhooging van den a c c \j n 8 op wyn en gedistilleerd: Zoo wy ten volle do bezwaren dezer be- Ia8tingontwerpen orkennon, durven wy toch verwerping daarvan Diet aanraden, eenvoudig omdat het geld er wezen moet. Da financieels eisch van het oogenblik is het tekoft op te ruimen, en dat wel zonder verwijl. Er zal in de toekomst nog geld genoog noodig zyn, als de sociale wetgeving, die immers iedor wil, aanklopt by de minister van financiën, als den maD, die baar mogeiyk moet makeD. Ean eerste voreischte is wel, dat de minister een schoono lei heeft, en zy, die bem nu beknibbelen wat hy noodig heeft om zyn budget te doen sluiteD, mogen wel bedenkeD, dat zy de mogelykheid, om met kracht de sociale wetgeving ter hand te nemeD, tegen houden. Gaven zy nu nog maar een bruikbaar advies ten aanzien eener andere belasting I Maar van die verplichting achten zy zich ontslagen. De vage verwyzing naar allerlei weelde-artikelen baat niets, want als men eens zorgvuldig nagaat, hoe die heffingen op weelde-artikelen zouden moeten geschieden en wat zy zouden opbrengen, teleurstelling zou Diet uitblijven. Het eenige artikel, waaruit nog wel wat, misschien heelwat, te halen zou zyn, is de tabak, maar de ondervinding beeft voldoende geleerd, dat het buitengewoon moei iyk is om een belasting van dit artikel te bodenken, die aan handel en verkeer niet groote schade zou toebrengen. Thans in een oogenblik zulk een belasting te improviseeren, is natuurlijk geheel ondoenlyk. Toch zal men wèl doen de tabak in reserve te houden, en den Minister althaDs te vragen, of hy een belasting van dit artikel binnen den kring zijner studiën denkt te nemen. Met de tarief herziening en de hervorming der successierechten verdient een tabaksbelasting in aanmerking te komen. Maar oen en ander ia toekomstmuziek, geiyk een mogeiyko ver- betoring der progrossie in de directe belastin gen, waarvan men echter maar al te geneigd is zich zonder eemgen feitelyken grond gouden bergen te voorspellen. Oozentwoge kan er bygevoegd worden een belasting van de goe deren in do doode hand, waarvan almede heil verwacht wordt, doch die ongetwijfeld, wil zij niet vexatoir worden, ook al bitter weinig zal opbrengen. Inderdaad zien wy, nu er dadeiyk ander half millioen noodig is, geen anderen uitweg dan den door den minister aangobodenon. Slechte één bedenking, die wy nog weinig op den voorgrond gebracht zagen, weegt by ons zwaar. Wat zal Frankryk doen? Wy weten wel, dat wy do handen tegenover Frankryk vry hebben, maar Frankryk heeft ook tegen over ons de handen vry en kan onzen handel hindereD, als het wil. En de vraag dringt zich op, of, nu onze diplomatie er pas in ge slaagd is do chicanes te overwinnen, dio onze kaas door een byna prohibitief recht uit Frankryk trachtten te weren, het 't juiste oogenblik is den invo3r van Franscbo wijnen te gaan bedreigen? Men versta ons wel: dat Frankryk recht zou hebben zich te beklagen, ODtkennen wy ten sterkste. Wy blyven Frankryk behandelen op den voet der* meestbegunstigde natie en treffen alleen een' artikel van invoer, dat wy noodig hebben en dat by ons niet wordt ge produceerd, iets hooger. Frankryk daarentegen trachtte door allerlei vernuftige uitvindsoltjea onze uitvoerartikelen tegenover die van andere landen in ongunstige conditie te brengen en tor wille van eigen productie het betere Neder- landsche fabrikaat te weren. Maar dat is n*" eenmaal de Nederlandache beschouwingswijze Frankryk ziet dat zoo Diet in en houdt tegen over kleine landen nog wel eens hoog der regel: „La raison du plus fort est toujour la meilleuro." Do vraag dringt zich daarom op, of het niet represaillemaatregelen zou kunnen nemeD, ten gevolge waarvan de bats voor onze schatkist door schade voor handel, nyvorheid en landbouw te duur kon zfjn ge kocht. Is de minister dit zouden wy wilier vragen in staat ornstigen waarborg te bieden, dat dergeiyko vrees ongegrond is? TWEEDE KAMER. Op het wetsontwerp, houdende nadere bepalingen omtrent den accyns op gedistilleerd (verscherping van de controle in de branderyen der 3de en 4de klasse in Noord-Brabant en Limburg) werd aangenomen mtt 65 tegen 6 stemmen een amendoment van de 15) „Jack en je vader speelden kaart. Zy waren keon van beiden nuchter, en dit wordt verteld. Nan, maar ik kan voor de waarheid piet instaan Jack beschuldigde uw vader valsch spelen, terecht ot ten onrechte, Bat kan ik niet zeggen." „O, het zal wol terecht zijn geweest I" zeide Nan op bitteren toon. „En toen was er zeker een gevecht?" i zj) vochten en uw vader werd door ÊÜ^bart geechoten 1" voegde Will er aan toe. 3oe lang geleden?" jBUna veertien dagen. Het bericht kwam van middag met de post." „Veertien dagen geleden 1 Hg ie al veertien agon dood en begraven, en deze gansche iveek heb ik naar bom uitgekeken en tegen zijn komst opgezien!" ging Nan voort op een vreemden, droomerigen toon. „En hy was nood? Ik had my niet bezorgd behoeven te naken - is het wel, Will?" „Ncen Nan, hy zal het u nimmer meer maken, dat ia éón troost", zeide Will hartelijk. „Ja het is een troost." Nan sprak nog flroomerig. zy keek Will aan met peinzende oogen. „Ik geloof, dat ik bedroefd moest zijn jen schreien moest ik niet, Will? En ik |heb geen traan gestort 1 Ge zult me wei vreeseiyk ongevoelig vinden, maar ik kan niet schreien ik kan zelfs niet bedroefd zynl Ik kan alleen maar voelen, het is vreeselijk, maar het is zoo dat het een opluchting is 1" „Vreeselyk volstrekt niet, Nan 1 Het zou onnatuurlijk zijn, ala je iets anders vooldet", antwoordde Will geruststellend. „Hy heeft zich nooit als een vader jegens je gedragenwaarom zou je voorwenden van hem te houden?" „Er was een tyd, dat ik van bem hield", en Nan zag hem met diep treurige oogen aan. „Ik herinnor my, jaren geleden, toen ik een klein kind was, dat by vriondelyk voor my was en dat ik hem liefhad! Ik placht met hem uit ryden te gaan. Ik herinner my den dag, waarop hy oen pony voor my meebracht, en boe bly ik was, en hoe ik hem om den hals viel en bom kuste. Ik geloof, dat hy ia dio dagen ook van my hield, denk je ook niet, Will?" „Doe je best dat t« denken, als je dat troost geeft," antwoordde Will vriondelyk. „O, arme vader! Misschien als moeder geleefd had, zou hy anders geweest zyn," zeide zy treurig. „Eu ik was altyd hard togen hem, altyd gereed het slechtste te gelooven, en hy wist het; hy zeide het dikwjjls. Ik wilde, dat ik anders geweest was." Haar tranen vloeiden thans en brachten haar verlichting aan. Will liet haar kalm uitschreien, hy boog zich over de toonbank heen, nam haar band in de zyne en zeide een paar vriendelyko woorden. Langzamerhand werd Nan kalmer. Zy glimlachte treurig tegen hem over de toonbank. „Wat zyt ge vriendeiyk! Maar zou je nu willen heengaan, Will?" vroeg zU. „Ik zou graag een poosje alleen zyn. Ik heb zooveel om over te denken, het is alles zoo plotse ling. Hom later op den dag nog eens aan; wil je?" „Ja ik zal straks nog eens terugkomen," zeide Will. By ging heen en liet haar alleen met haar droefheid. Dat die niet zeer diep of van langen duur zyn zou, wist hy. Nau was geen huichelaarster; zy zou geen smart voorwenden, die zy niet voelde. Voor het oogenblik waren haar gedachten teruggegaan naar de dagen harer eerste jeugd en naar den vader, die haar had liefgehad, en toen teeder en vriondelyk voor baar was geweest, en bet was om hem, en niet om den wreeden, ruwen tiran der laatste jaren, die haar het leven tot een last had gemaakt, dat zy thans weende. Zy zou spoedig ge troost zUd, dacht Will. Later op den dag ging by nogmaals naar Nan on vond haar, zoo3is hy verwacht had, bioek en ernstig, maar heel kalm. Haar gelaat had zelfs een rustiger uitdrukking dan in langen tyd het geval wa3 geweest. Zy had de gekleurde linten op baar japon door zwarte vervangen, maar dit was het eenige toeken van rouw, dat zy droeg. Zy keek op en beotte Will met een glimlach welkom, toen hy den winkel binnentrad. „Ik hoopte, dat je komen zoudt. Ik zou graag eens met je spreken," zeide zjj; „en ik ben nu weer volkomen kalm. Ik kan geen huichelaarster zyu, Will! Ik kan geen droef- beid voorwenden. Ik heb een gevoel, alsof een groote last van zorg en angst van myn schouders is afgevallen in" zy rilde „zyn graf, en voor de eerste maal na veel jaren kan ik myn hoofd weder opbeuren en vry in hot rond zien. O, welk een verlichtingI Hit ia vreeselyk, dat ik zóó voel, maar ik kan er niets aan doen." „Kom, tob er maar niet over, en als je vader toch moest sterven, kon het op geen beter tyd voor je gebeurd zyn, Nan." „Een beter tyd! Hoe bedoel je dat, Will?" „Ik bedoel, dat die aandeelen, die je vader in de River-Company gekocht heeft, de laatste veertien dagen enorm gestegen zyn," antwoordde Will. „Hy kocht ze voor een bagatel, dat weet ik, want ik kocht er vijftig by dezeKde gelegenheid, en ik wilde, dat ik er toen duizend in plaats van vyftig genomen had. Zy zyn ineens in de hoogte gegaan, en zullen waarschyniyk binnonkort weder even gauw in de laagte gaan; indien ge dus myn raad opvolgt, verkoopt ge ze onmiddellyk." „Dat zal ik dan stellig doen. Wie zou zoo dwaas zyn, om den raad niet op te volgen van den gelukkigsten man uit den omtrek antwoordde Nan met een dauwen glimlach. „Ja, golukkig in alles, behalve in het ééne ding, waar hy zyn hart op gezet heeft," zeide Will op zachten toon. Nan kleurde, maar zy eloeg verder geen acht op zyn woorden; in plaats daarvan ver liet zy haar stoel en ging de kamer door naar de deur. De zon was op het puut onder te gaan, en het was buiten heerlyk koel in tegenstelling met in de warme kamer. Nan leunde tegen do deur en keek peinzend vooi zich uit. Will volgde haar en stond eenige minuten zwygond aan haar zyde. Eindeiyk zeide hy: „Je zult bier toch zeker niet blyven, Nan? Je zult, zoo al niet ryk, toch in ieder geva onafhankelijk zyn, en je zult hier je leve;; □atuuriyk niet verknoeien. Heb je ai eenip plan voor de toekomst gemaakt?" „Al wel honderd; maar natuuriyk heb i' nog geen bepaald besluit genomen het i te gauw en myn hoofd etaat daar nog nt □aar. Maar zóóveel kan ik u wel zeggen: il zal hior niet blyven. De Gouden Vallei i' voor my niet anders geweest dan een valb der vernedering, en ik zal baar met vreugd, vaarwel zeggen. Ik verlangde altyd iets van de wereld te zien. Ja, ik ga hier etelli"' vandaan." „Maar waarheen, Nan?" „Dat weet ik nog niet; natuuriyk moi ik afwachten over hoeveel geld ik te be schikken zal hebben, als de aandeelen en d' winkel on alles hier verkocht zyn. Ale ik ryk genoeg ben, zou ik gaarne naar Europa gaan." „Kunnen wy niet samen gaan, Nan?" En Will legde zyn hand op Nans arm, die Iuste loos langs haar zyde hing. (TTprdf vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1898 | | pagina 5