H°. 11851 I>on<ïei-cIa>2: X3 October. A0. 1898 <§eze (Qouiant wordt dagelijks, met uitzondering van <§pn- en feestdagen, uitgegeven Tweede Blad. PERSOVERZICHT. F euilletom ftiOGIE NAft. LEIDSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 8 maanden. o 1.10. Pranco per post 4 0 1-40. Afzonderlijke Noraunere 0.05. PRIJS DER ADVERTENT LEN Van 1—6 regels f 1.05. Iodere regel meer f 0.17jv Grooterö lettere naar plaatsruimte. Voor het incaaseeren buiten de stad wordt f 0.05 berekend. Wij lezen In De Tijd oniler het hoofd: Beperking Tan het recht van amendement, het volgende: Evonals reeds meermalen door ons ge- ischiedde, komt ook De Nederlander (het orgaan ,van den oud-minister Da Savornin Lobman) op tegen het kwade inkruipBel in onze con stitutioneels instellingen, dat door Kamerleden amendementen worden voorgesteld tot ver- h o o g i n g van Begrootingsposten. Dienst vaardigheid voor kiezorsbelangen speelt daarbij meestal een hoofdrol. .Amerika en Frankrijk, zegt De Nederlander, kunnen daarvan mee praten. Uiilioenen worden dfiar uitgegeven voor ponsioenen, buurt- en spoorwezen, enz., die alleen toegestaan zijn om kiozers of invloed rijke kiezer8leld«rs te believen". Men zal zich misschien herinneren, dat ook wü reeds ge- wozen hebben op het voorbeeld van Engeland, waar het voorstellen van budgetverhooging door Parlementsleden wettelijk verboden is, daar men uitging van het gezonde denkbeeld, dat alleen de Regeering, welke de zorg en de verantwoordelijkheid heeft voor het b e- talen van nieuwe uitgaveD, deze in eenige Staatsbogrooting mag opnemen. Het gaat niet aan, rodeneert men in Engeland, dat het Par lement eenvoudig verhooging van uitgaven zou gelasten en daarbij aan de Regeering de zorg zou overlaten, hoe daarvoor de middolen te vinden en het verbroken financieel even wicht to herstellen. De historische rol en be- teekoDls van Kamers of Parlement is daar mede ook volkomen in strijd. Zy hebben de koorden van de boors in handen te honden en te zorgen, dot door de Regeering de uit gaven en daarmede do lasten dor -bevolking niet hooger dan nobdzakeTyk is worden opge dreven het regeeren-zelf, dus ook het voor- Btellen van uitgaven en van belastingheffing, om die uitgaven te bestrijden, hebben zy over te laten aan de ministers. De Nederlander gaat dan verder: „De vraag is, ook voor hen, die zich tegen dit gevaarlijk inkruipsel verzetten: Wat er aan te doen? 4 Zoolang die budgetverhooging niet op een of andere wyze verbodon is, is het onmo gelijk baar te beletten. Immers gaat het niet aan, dat zy, die zo wel geoorloofd achten, er telkens ten eigen behoeve van gebruik maken, terwijl de andereu om des beginsels wille er zich van ont houden. In dezen moet voor allen dezelfde regel gelden. Het Engelsche Parlement, dat nog directer i aandeel aan de wetgeving heeft dan onze Staten-Generaal, heeft al heel spoedig het gevaar ingezien, dat uit de bevoegdheid der Parlementsleden om geldverhoogineen voor te stellen noodzakelijk moet voortvloeien, en daarom zichzelf dezo wet gesteld, dat geen geld mag worden toegestaan, tenzü voor stel daartoe uitgaat van de Kroon; het geld moet worden aangevraagd door een minister voor een in die aanvragen aangewezen doel. Zou de Tweede Kamer voor de Eerste is het onnoodig niet verstandig doen, wanr.oer zy in haar Reglement van Orde een bepaling in gelijken zin opnam? Ongetwijfeld ligt hierin een beperking van het recht van amendement. Maar die ligt ook in de tegenwoordige bepaling, dat wijzigingen, door leden voorgesteld, om eon onderwerp van beraadslaging uit te maken, door ten minste vijf leden moeten worden voorgesteld of ondersteund. Een lid alleen kan dus geen amendement in beraadslaging doen brengen. Ook is, nadat der Tweede Kamer het recht van amendement was toegekend, in don boe zem van dat lichaam herhaaldelijk gestreden over de vraag: hoe ver een amendement mag gaan? Nooit is beweerd, dat, nu de Grondwet geen grenzen stelt, ook de Kamer zelve geen grenzen zou mogon stellen. By die dis cussies liet men zich enkol leiden door beweeg redenen, aan den aard der zaak of het alge meen belang ontleend; en hoewel do Kamer ten slotte zich in do uitoefening van haar recht van amendement zoo weinig mogeiyk heeft willen beperken, zyn er toch grenzen, die zy, al staat bet niet uitdrukkeiyk in haar reglement, nimmer toelaat to overschryden. Ook ten aanzien van den omvang van het recht vaa amendement vindt men dus begrenzing. Een beperking van het recht van amende ment ten aanzien van een Begrootingswet ligt dus geheel op de lyn, die de Tweede Kamer tot dusvor by haar werkzaamheden gevolgd heeft; zy stemt tevens overeen met den geest der Grondwet, die ten aanzien van de Begrootingswetten het initiatief niet toe kent aan de Staten-Generaa), doch enkel aan de Kroon. Wil de Kamer, om de woorden van mr. Groen van Prinsterer to bezigen, „door ge meen overlég met de Regeering, omtrent den geheelon toestand der ^aken, gezameniyk met do Kroon zedelyk overwicht op de Natie verkrygen en behouden", dan moet zy in de eerste plaats aichzelve eiken band aan leggen, die zy ter rïchtige uitoefening van haar rechten noodzakelijk acht. Ook voor haar geldt de regel,- dat wie over aüderen wil heerachen, allereerst zichzelven beheerschen moet" Of het middel, door De Nederlander voor gesteld, het juiste is, zy voorloopig in het midden gelaten. Veel zou reeds gewonnen zyn, indien de anti-liberale Kamerleden, welke de macht van het Parlement niet in stryd met den geest der Grondwet wenschen uit gebreid te zien, het besluit namen, zich principiöel te verzetten tegen alle pogin gen van Kamerleden, om voor verschillende doeleinden de Regeering gelden op te dringeD, welke door deze zelve niet gevraagd werdeD. Zal men ooit den weg inslaan van bezuiniging, dan zal dit besluit daartoe een eerste en nood- zakeiyke schrede zyn. Verhooging van accjjna. Het Handelsblad gelooft, dat het niet meer van onzen tyd is, allo wynsoorten even zwaar te belasten. Fyno wynen en schuimende wynen zyn weeldezaken, die terecht hoog worden belast, en daarom verdient het zeker aanbe veling den accyns op wyD, die in flesschen wordt ingevoerd, aanmerkeiyk te doen stygon. De vrees, dat de aanvoer dan nog geringer zal worden, komt het blad ongegrond voor; wie zulke duro merken thans kan drinkeD, zal er ook een paar dubbeltjes per flesch meer voor over hebb9D. Is het echter onmogelijk den wyn, evenals andefe aitrkelen, naar waarde te belasten? Is hierby do controle zooveel moeilijker dan by andere ingevoerdo zaken, waarby het invoer recht naar de waarde wordt berekend? Kon dit worden toegepast, dan zou een prijs verlaging van do goedkoopere soorten er het gevolg van zyn, waardoor juist de invoer van die soorten zeer zou stygen en de schatkist ten slotte niet minder ontvangen dan nu met de verhooging wordt verwacht. De Frovinciale Groninger Courant meent, dat het standpunt, waarop de minister zich plaatst, als zouden de directe belastingen niet voor verhooging vatbaar zyn, geenszins onaanvechtbaar is. Wel stemt zy toe, dat do vermogens- en bedrijfsbelasting en het personeel evenzeer de gegoede burgery, den middenstand en de ambtenaars getroffen en uitgedrukt hebtr&n tot het punt, waarboven het niet moer aan gaat hun nieuwe offers af te vragen. Maar er kan geen enkel overwegend be zwaar zyn om van vermogens boven tweemaal honderd duizend gulden een hoogere percen tage in de vermogens? en bedryfsbelasting te heffon dan thans geschiedt^ Geen enkel be zwaar ook om de vermogens beneden f 200,000 schier alle te scheren over één kam. „Met -andere woorden: voor de-gr^otere vermogens dio boven -de-^-BO^OOO bijvoorbeeld be hoort de bevreesdheid te worden prysgege- ven, die met betrekking tot do progressie te hunnen aanzien in de wet op de vermogens- en bedryfsbelasticg is betracht." Daar zal bet heen moeten, zat het geld voor sociale maat* regelen er komen. En onverklaard biyfthaar, waarom van deze wyze, om de middelen althans op den duur te versterken, door den minister niet is gewaagd. De nieuwe verhooging van het gedistilleerd en den wyn zal er wel doorgaan. Het geld is dadeiyk noodig en een voorstel in andere richting toovort men maar niet zoo even te voorechyn. Maar by uitstek wenscheiyk acht »y h9t, dat het verder doorvoeren der pro gressie voor de groote vermogens by vermo gens- on bedryfsbelasting by deze gelegen heid ernstig ter spraak kome. „Want op den duur zullen zy en de herziene successie-be lasting de nieuwe zoden moeten brengen op den dyk." De Maasbode doet opmerken, dat de oppositie tegen de voorgenomen verhooging van den wynaccyns een vry algemeen karakter begint aan te nemen. Zelfs de verdediging in ministeriëele bladen is uiterst zwak en gunt den tegenstander meer terrein dan den minister lief kan wezen. Een bestryding levert ook Het Nieuwsblad voor Nederland. Dit blad doet uitkomen, dat wyna c c y n s hier te lande Diets anders be- teekent dan wyn-i nvoerrecht, omdat in Nederland geen wyn gemaakt wordt. Dit Invoerrecht nu brengt twee millioon 'sjaars op, door welke heffing het gebruik van wyn reeds buiten het bereik van den burgerman wordt gebracht Het zou van belang zyn te weten, hoe de staathuishoudkundige Pierson dacht over do verbooging, door den minister Pierson zoo maar rauwelings opgeworpen, zonder te be denken, dat er zal ontstaan óf een nog geringer wynverbruik (niet door de ryken, maar door heD, voor wie wyn een feestdrank is) öf een vervalecbiug op nog grootor schaal dan nu reeds bestaat. Immers, een opslag van f 2 per anker hindert niet voor de dure soorten, maar voor de mindere qualiteiten is het ver schil te groot. En aangezien het uit do leDgte of uit de breedte moet komen, zal de onsolide handel wel zorgen, dat de pryzen dezelfde blyven, on verhaal halen op de qualiteit. Het blad is van omening, dat de minister, strevend naar een eenvoudig middel om zyn tekort te dekkeü, zich te veel gehaast heeft. Het zou niet te verwonderen zyn, ala hy er nu reeds berouw over bad eD, zyn ontwerp, natuuriyk, warm verdedigend, in zyn hart wensebte, dat het maar verworpen zou worden, opdat hy de gelegenheid kreeg, met iets ver standigere voor den dag to komen. In bot Sociaal Weekblad schryft de heer Rutten o. a. „Indion het voorstel van den minister werd aangenomen, zouden nieuwe laston op den. middenstand gelegd wordeD. Het verdient daaróm aanbeveling by invoer op flesschen den wyn zwaarder te belasten, al is de aan voer gering; wordt dan minder aan de eiscben van de fiscaliteit voldaaD, met do eiscben van de rechtvaardigheid is dan ten miDste rekening gehouden. Een verhooging van den accyns op het ge distilleerd komt vooral ton laste van den minderen maD, omdat do klare in ons land volksdrank is, behalve in bot zuiden, waar het goedkoope bier de jenoverflosch wel Diet verdringt, maar toch een geduchte concurrent is. Dat de verhooging van dezen accyns een eenvoudige maatregel is, blykt uit zyn bor- haalde toepassing door verschillende ministers van financiën, die gewoonlyk hun desbetref fend voorstel door de Staten-Generaal zagen aannemen, omdat een soort van bestryding van den volkskanker, het misbruik van sterken drank, er mede verbonden was." En na dan opgesomd te hebben, hoe sedert 1855 do accyns op het gedistilleerd reeds zevenmaal verhoogd is, besluit by aldus: „Dat de minister Pierson nu nog durft komen met een voorstel om den accyns op het gedistilleerd van f 63 op f 66 te brengoo, vervult my met bewondering voor zyn moed tegenover de gevaren, waarmede deze kolos saal hooge premie op de clandestiene verbaar* diging en dan clandestienen invoer denfis:us bedreigt. Het beste argument voor de indiening is, dat voorloopig niets te wachten is van directe belastingen, of zooals De Maasbode den minister toeroept: „Meer directe belastingen heff.'n kunt ge nietl" Toch zyn nog wel correctieven in te voeren op bestaande directe belastingen en leemten aan te vullen. Een dergelyke leemte, die reeds veel te lang bestaan beeft, is het ongerechtvaardigd privilegie, dat hier te lande nog altyd de goederen in de doodo hand door hun vrydom van belastiDg genieten, niettegenstaande successierechten in alle liniën en vermogensbelasting, die op alle andere be zittingen drukken. Aan deze onrechtvaardig heid een einde te maken, zou een taak zyn, den minister Pierson meer waardig, dan nog eens aankomen met een verhoogiDg van don accyns op het gedistilleerd." Do redacteur van het Sociaal Weekblad, mr. Treub, keurt iDSgeiyks de voorgestelde belasting af. Verhooging der belasting op sterken drank kaD, meent by, aanbeveling verdienen, indien zy, gepaard met andere maatregelen, ten doel heeft het drankmisbruik tegen te gaan. Doch verzwaring van den jeneveraccyns met oen bloot fiscaal oogmerk acht hy niet verdedigbaar. Van tweeën éóD, zoo redeneert hy, „men stelt zich ten doel bet jenever- verbruik te bestryden, en een „sociaal" ministerie, geiyk het zittende ministerie wil zyn, behoort zich dat ten doel te stellen maar dan is het in stryd niet alleen met alle regelen van belastingpolitiek, maar ook met het gezonde verstand, de staatsinkomsten boe langer hoe moer te doen afhangen van het verbruik, dat men wenscht tegen te gaan; of wèl, men ziet in het jeneververbruik een „eenvoudig" object van belastingheffing, geiyk het zittende ministerie in werkelykbeid doet maar dan moet men dat „eenvoudige" object ook niet afbreken." Hy gelooft, dat do smokkelary zal toenemen en de vervalsching van de jenever door de vorhooging van de belasting nog scbromelyker afmetingen zal aannemen dan zy thans reeds heeft En al betreurt by, dat de jenever hier to lande een volksdrank is, men kan, zegt hy, dat feit niet ignoreoren, en naar zyn oordeel past het den wetgever niet ter wille van fiscale „eenvoudigboid" een maatregel te nemeD, die er onvermydeiyk toe leiden zal, dat meer nog dan reeds geschiedt onder don naam van jenever allerlei voor de gezond heid verre van onscbadeiyk tuig door het volk zal worden gedronken. Wil de Regeering uit de belasting van den sterken drank hoogere inkomsten trekken en te geiyk er voor wakeD, dat de staat door zyn belastingheffing niet meewerkt tot bena- doeling der volksgezondheid, maar integendeel daarin tevens een middel heeft om vervalsching tegen to gaan en bet gebruik van sterken drank te controloeren en te beperken, dap zal zy, meent mr. T., bet sedert eenige jaren in Zwitserland werkende monopolie van don 26) Kyk ik heb precies twee duizend drie honderd gulden, dus zevenhonderd gulden minder dan de som, die zy in den gordel hadden. Wilt gy het my leenon? Dat is het, wat ik van u verhang, geen wraak, alleen geldi" j „Is dat alles, Nan?" Will lachte verachtelyk. Het spel was boog geweest en hy had dien avond buitengewoon veel geluk gehad, en nu wees hy naar een hoopje goud en banknoten, dat op een tafeltje naast hem lag. Hy was bezig geweest het te tellen, toen Nan binnenkwam, en hy had het daar laten liggen, terwyi zy sprak. Nu vestigd9 hy er baar aandacht op met een achtelooze beweging zyner hand. „Tusschen u en my is geen sprake van leeneD, Nanl Wat het myne is, is het uwe. Noem, wat gy wilt; er ligt daar meer dan duizend gulden, dat weet ik." Maar dit wilden de andere mannen niet toestaanzy waren allen oven bereid om Nan te heipon als Will Crosby, en zy drongen om haar been en wierpen hun geld op de toon bank voor haar, zoodat NaD, indien zy gewild had, driemaal de som had kunnen krygen, die zy vroeg. Met moeite bracht zy er hen toe, het overige geld weder op te nemen, nadat zy de benoodigde som had uitgeteld. Zy stonden om haar heen en sloegen haar gade, terwyl zy een naald en draad en een stuk voering uit haar zak haalde, en do banknoten en bet goud handig in den gordel naaide. Zy loosde een diepen zucht van voldoening en verruiming, toen zy de laatste steken voltooid had. Zy zag den kriDg rond m6t een glimlach van dankbaarheid om haar lippen, en gaf hun allen éón voor één de hand. Zy stond in hun midden als een koningin, omringd door haar hovelingen. Will Crosby stond het dichtst by haar en zij stak hem het eerst haar hand toe. Hy nam die in zyn eigen sterke, gebruinde vingers en bracht ze aan zyn lippen, en éón voor één volgden de anderen zyn voorbeeld. Terwyi zy daar stond, omringd door haar bof, en tegen de mannen glimlachte en hen dankte met haar zachte, lievo stem, kwam Alan Courtenay, terugkeerend van een lange wandeliDg, voorby de deur. Hy was vermoeid en flauw door het verre loopen, en de deur nog open ziende en Donald achter de toonbank, wilde by nog even binnengaan, om een glas bier te drinken. Toen hy vlak by de deur was, zag hy Nan staaD, stralend en glimlachend, terwyl zy den gordel in haar hand hield. Zy zag er niet uit als een dievegge, dacht hy. Welke dievegge zou zóó kunnen glimlachon, zoo onbevangen in het rond zien? Had hy haar verkeerd beschuldigd en was zy toch onschuldig? Zyn hart sprong op van vreugde by de gedachte. Hy durfde de gelagkamer niet binnengaan. Hy sloop hoen en ging het huis binnen, en bleef by de deur staan wachten op haar komst, met een hart, waarin hoop en vrees om den voorrang streden. X. Het scheen een lange tyd, eer Nan kwam. Alan hoorde, hoe zy afscheid nam van do mannen, die weldra voorby de deurkwameD, gelukkig voor hem onbewust van zyn naby- heid; hy hoorde haar een paar laatste aan- wyzingen geven aan Donald. Toen kwam zy eindelyk. Zy kwam niet dadelyk in huis, zy bleef by do deur staan, met haar bleek gelaat afge wend, opziende naar de borgen. Beschenen door het maanlicht, scheen zy schooner dan ooit, niettegenstaande de treurige uitdrukking harer oogen en den pynlyken trek om haar mond. Zy leunde vermoeid tegen den deurpost, haar handen waren gevouwen, de gordel hing achteloos over haar arm. Alan sloeg haar eenige oogenblikken zwy- gend gade; toen kwam hy naar voren en nam haar hand in de zyne. „O, NaD, zeg my om 's Hemelswil, dat ik my vergist heb. Zeg my, dat er geen smet op u ru8tl" riep hy hartstochteiyk uit. Een oogenblik zweeg Nan; zy trok haar hand niet weg. Terwyl z<j wachtte, nam de maan nog toe in glans, de schaduwen op de heuvels werden dieper, de rivier flonkerde en glinsterde, in de stilte drong het zachte gemurmel tot hen door, over de vlakte woei een zachte koelte hun tegen, een ster schoot door do lucht. „Spreek, om 'sHemelswil, spreek, Nanl" riep Alan eindelyk ongeduldig uit. Nan zag hem niet aan; haar stom, toen zy hem eindelyk antwoordde, was zoer koud en kalm. „Er rust oen smet op my", zeide zy lang zaam. „Zy is onzichtbaar, doch zy is erl Zy kan nimmer worden weggewasschen!" En zy maakte baar hand los uit de zyne en ging hem voorby, het huis binnen. Alan had plan gemaakt den volgenden morgen heel vroeg te vertrekken, maar kort vóór het uur van vertrek was aangebroken en zy waren aangezeten aan een zeer zwygend ontbyt, kwam een knecht vertellon, dat een der paarden, die by den vorigen dag had gekocht, kreupel was geworden. Do eigenaar had echter een ander te verknopen en Alan liet haastig zyn ontbyt in den steek en ging met den knecht mede, om naar het nieuwe paard te zien. Dit oponthoud en Alans afwezigheid waren Malcolm zeer aangenaam, daar hy nu nog een praatje met Nan kon houden. Hy maakte een eind aan zyn ontbyt en ging naar den winkel, waar zy een klant hielp. Hy wachtte tot de vrouw vertrokken was; toen ging hy achter de toonbank eu stak zyn band door Nans arm. „Nan, we hebben nog een uurtje eer wy vertrekken. Sluit den winkel en ga met my mede naar de rivier, dan kuDnen wy daar afscheid nemen." Nan glimlachte vviendelyk tegen hem. „Malle jongen l Wat zullen myn klanten zoggeD, als zy komen en den winkel gesloten vinden?" vroeg zy. O, dat is niets, het is voor de laatste maal. Wie weet, wanneer wy elkander terug zien!" zeide Malcolm op treurigen toon. „Waarschynlyk nimmer," zeide Nan gelaten. Malcolm fronste zyn wenkbrauwen. „Ik wil niet hebben, dat jo dat zegt, Nan Het klinkt alsof je my niet vertrouwt," zeide hy ongeduldig. „Ik kom je binnenkort hal.^ misschien over een paar maanden zyn laatst over een jaarl" Hy glimlachte zoo vriendeiyk tegen haai, hy zag er zoo knap en vertrouwend uit, da' Nan er door getroffen werd. „Kom, laten we niet aan de toekomst den ken, lieve jongen," zeide zy vriendelyk. „Het tegenwoordige behoort ons in ieder geval en we zullen het niet bederven door gedachten aan de toekomst. Kfik ik heb myn belofte niet vorgeten. Ik heb uw gordel voor u klaar, maar ik zou hem u liever het is misschien oen mal idee by de rivier geven dan hier. Laten we dus gaan." Arm in arm liopon zy naar de rivier. De morgen was zeer fraai, de zon scheen on or woei een zachte wind, die de hitte temperde. Nan ging op oen grooten steen by de rivier zitten en Malcolm zette zich naast haar, {Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1898 | | pagina 5