N°. 11345
Donderdag October.
A°. 1898
§eze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van <§on- en feestdagen, uitgegeven.
Tweede Blad.
- PERSOVERZICHT.
Feuilleton.
MOOIE NAN.
o.
PRIJS DI5ZJEB COURANT:
zia Voor Leidon por 8 maanden.
Franco per post
Aizondorlyke Nommers
1.10.
1.40.
0.05.
PRUS USE AbVkK'i'WN'j') tfrw
Van 1 6 regels 1.06. Iedere regel meer f 0.]7|.
letters naar plaatsruimte*
wordt f 0.05 berekend
Groctero
Voor het incasseereD buiten de stad
Oihclëole Konnisgeyingoii.
NATIONALE MILITIE.
KENNISGEVING.
jil. Bnrgemoo&ter ea Wethouders tsu LeidoD
Gelet op art. 26 der wet van 19 Auguetue 1831,
otrekkelgk de Nationale Militie (Staatsblad No. 72).
joals zg ia gewijzigd by de wet van 4 April 1892
Itaatsblad No. 6G);
Brengen ter algetoeene kennis:
dat liet register van iDscbrgviog en do alpbab tiecbe
fcamlijst der in dit jaar voor de Nationale Militie
^igetobrevenon van den 26aton September tot en
,ot den 6den Octobar e. k. ter Secretario dezer
J jtneonte voor elk ter lezing worden nedergelegd
dat bezwaar tegen regieter en lijst, binnen den
|d der nederlegging, kan worden ingebracht aan
m Commissaris der Koningin ia deze provincie,
ihrifteltjk, op ongezogeld papier, bij den Borge-
lOester in te leveren.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
uö,
jöq Leiden,
'°d 1 Sept. 1898.
F. WA8, BurgemeoBter.
VAN HEYST. 8ecretaris.
Over het kortelings yerschenen koninklyk
esluit, waarby de vrystellingen van
Qa.en persoonlijken dienstplicht
,ader worden geregeld, zegt Het Centrum,
- ia de bepalingen betreffende de R.-K. geeste-
tJken, enz. te hebben nagegaan:
Hier. voegt het onzerzijds aan de Regeering
oaiulde te brengen voor de billijke en vrijzinnige
i^ijze, waarop zij aan de rechtmatige gemoeds-
Jiezwaren, onzerzijds geopperd, is te gemoet
id.;ekomen. Wat het mogelijk waa te geven
ivenal8 wat het plichtmatig was te verlangen,
verleend. Alle omstandigheden, waarmede
!e Nederlandsche wetgever rekeniDg kan
iouden, zijn door de Regeering in rekening
•ebracht. Hiervoor komt haar een woord van
nbekrompen hulde toe.
- Onder het opschrift Willekeur of wat?"
ia evat Do Zuid-Limburger volgende" klacht
Ieder jaar wordt een groot- gedeelte van
feerlands ingezetenen bedeeld met een groot,
n ayaal stuk papier, dat tot opschrift draagt
'r- B e d r ij f s b e 1 a s t i n g" en dat men vrien-
elijk verzocht wordt aan de bevoegde autori
tten terug to zenden binnen een bepaalden
ermijn, nadat men de inkomsten, aan zijn
ja Bedrijf' verbonden, volgens eer on goweten
pgegeven heeft.
9» Eenigen tijd later krijgt men een nieuw
h, root stuk papier, om kennis te geven, dat
e onfeilbare boeren, belast met de taxatie,
;emoend hebben, dat uw volgens eer en go-
reten opgegeven som van inkomsten „ge-
ogen" is, en daarom spreken zij in hun on-
eilbaarheid het groote woord uit: „buiten
aangifte" en taxeeren met een mathe
matische juistheid het cijfer uwer verdiensten.
ir,l Dat nu ergert ieder rechtgeaard Nederlander
*|n ons vrije Vaderland en dezelfde klachten
"ïoort gij uiten zoowel te Amsterdam als te
tfaastricht, zoowel in stad als op land.
Dat nu rechtvaardigt de vraag: Waarom wij,
ifficiëel gewetenloos verklaarden, dan toch
eigenlijk dat grapje moeten invullen?
Is het om ons voor den gek te houden of
om wat papier te verknoeien? Doelloos immers
is het ons een verklaring to laten afgeven,
waaraan men zich niet móór stoort dan aan
het gegons van een meikever.
Is de vraag tevens niet gewettigd: „Wie
geeft dien heeren het recht, om zoo maar
klakkeloos een groot gedeelte der bedrijfs-
belastingbetalenden het brevet van „eerloos"
op hun gezicht te plakken?" Toch zeker niet,
omdat do Minister van Financiën, die natuur
lijk zeor gaarne de dubbeltjes naar zijn schat
kist ziet rollen, by voorkeur zulke lieden ter
decoratie voordraagt?
Maar zoo'n decoratie geeft toch nog niet
het recht om aan iemand anders getuigenis
te twijfelen en or maar klakkeloos een streep
door te halen want niet omdat men „ridder"
geslagen is, is men ridderiyker en beschikt
men over meer eer en geweten dan een niet
officiéél geridderd?.
Dat is zoo klaar als een klontje.
Nu zal men zeggen: Maar de heeren der
belasting hebben toch leden naast zich staan,
geroepen, om hen in te lichten en te helpen I
Zy treden op als de „advocaten" van het
volk, als de heeren van den fiscus te schrok
kerig zouden worden!
O, gezegende onschuld en sipapele onnoozel-
heid van hen, die een groot vertrouwen op
de macht dezer heeren, die het donkeiyk
allerbest meenen, zouden durven stelleo. Maar
daarover later l
Voor vandaag Is het genoeg te wyzén op
de willekeur, do tirannie, of hoe men het
noemen wil, die een groot gedeelte vanNeer-
lancfs, burgery dwingt meer te betalen 'dan
zy volgens eer en geweten meent te moeten
betalen, Wy zeggen: d.wingen want zich
togen deze gedwongen betaling verzetten, is
tegen een bakoven gapen.
Daartegen protesteerden wij en zullen wy
biyven .protesteeren.
Tegen die handel wy ze zpugeh?.?! .het vrije
volk der Nederlanden de machtige stem van
zyn protest moeten doen hooren l
Naar men weten kan is door de Kamerleden
Harte, Hartogb, De Savomin Lobman, Rethaan
Macaré en Tydeman een wetsontwerp inge
diend tot aanvulling van den acht
tienden titel van het Wetboek
van Strafvordering, of, zooals het
korter heet, tot uitbreiding vau de middelen
tot revisie in strafzaken.
Over de indiening van dit wetsontwerp,
waarvoor het Handelsblad voor een groot deel
eere brongt aan mr. Hartogb, is genoemd blad
verheugd; het komt juist nu het er wezen
moet:
„En er is inderdaad haast by. Ook hier te
lande kan het voorkomen, dat sterke vermoe
dens ryzen van een gerechtelyke dwaling en
dat eon vermoedeiyk onschuldige straf onder
gaat, zonder dat een ander middel dan het
recht van gratie aan het geschokt rechts
gevoel bevrediging kan brengen. Men weet,
dat in het geval van de broeders Hoogerhuis
niet weinigen het bestaan van zulk oen dwa
ling aannemen. Ofschoon nu tot dusver geen
voldoende gronden daarvoor zyn gebleken,
veeleer na het vernieuwd onderzoek het tegen
deel waaröchyniyk is te achten, is het toch
voor ieder, die het recht wil gehandhaafd
hebben, een gruwel, dat, als oromstandigheden
aan het licht komen, die op een gerechtelyke
dwaling wyzen, geen herstel langs den weg
van rechten mogeiyk is.
De voorstellers verklaren uitdrukkeiyk, dat,
„moge het behandelen der zaak van de Ge
broeders Hoogerhuis ia de Tweede Kamer
mede aanleiding gegeven hebben tot dit voor
ste), zy geenszins bedoelen daarmede te willen
aangeveD, dat, mocht het tot wet verheven
worden, in die zaak revisie za( moeten plaats
hebben". Terecht zeggen zy, dat dit uitslui
tend behoort tot de bevoegdheid 4er rechter.;-
lijke inacht. Maar ingeval werkeiyk ernstige
vermoedens van dwaling mochten ryzen, dan
mag ónze wet niet langer herstel, door intrèk-
kipg van het veroordeelend vonnis, onmogelykr
maken".
Het Handelsblad herinnert, dat ons straf
proces slechts drie gevallen kent, waarin een
geslagen strafvonnis kan worden vernietigd,
en wei:
„1. als een tweede persoon later wegens
hetzelfde feit wordt veroordeeld, en beide
vonnissen onvëreenigbaar zyn;
2. als een vermeend slachtoffér nog in leven
biykt te zyn en dus een veroordeeling wegens
moord of doodslag op een feitelyke dwaling,
berust
S. als een of meer der in een strafgeding
gehoorde getuigen, wegens hun verklaring in
dezelfde strafzaak als mcineedigen wordet*-
vervolgd."
Er kunnen nog meer gevallen zyn; by v.:
„Dj ware schuLdige kan zjjn overleden,
vaak komt zyn schuld eerst,door bekentenis
op het sterfbed aan den dag - maar dan is
zya vefvolging uitgesloten On" biyft het tweede
vonnis achterwege, dat met het eerste 1h
stryd zou wezen.-De meineethge getuige kan
overleden zyn, alvorens'zyn misdryf aan het
licht komt, zoodat hy niet meer „in rechten
kan worden betrokken." Er kan recht zyn
gGd^an op valache stukken, op vólkomen on
ware, maar te goeder trouw afgelegde ver
klaringen van deskundigen, en toch laat de
wet dan geen herziening toe."
Die toestand mag niet bestendigd worde»
en om daarin verandering to brengen, hebben de
voorstellers den oenig juisten weg ingeslagen:
„Zy stellen voor, by de drie bovengenoemde
gevallen van herziening nog eon vierde toe te
voegen, in zóó ruime bewoordingen vorvat,
dat elk geval van ernstigen twyfel omtrent
de juistheid der feiten, waarop een veroordee
ling berust, er onder behoort.
Het luidt aldus:
„Op grond van eenige andere omstandig
heid dan bedoeld is by artikel 375 kan her
ziening van een in kracht van gewysde ge
gaan arrest of vonnis plaats hebben, iodien
die omstandigheid ten processe den rechter
niet bekend was on op zichzelve of in verband
met de vroeger geleverde be wyzen de vry-
spraak of het ontslag van rechtsvervolging
van den veroordeelde zoude kunnen ten ge
volge hebben."
Dat is het juiste beginsel. Opsomming van
andere gevallen zou weder tot onvolledigheid
leiden en nieuwe aanvulling Doodig kunnen
maken. De vraag ryst zelfs, of het niet wen-
scheiyk ware, de drie reeds in de wet genoemde
gevallen niet meer op te sommen en enkel
den hoofdinhoud der nieuwe bepaling in de
plaats te stellen, te meer, omdat die gevallen
z-JVen onvolledig zyn omschreven. Wy heb
ben reeds gezien, dat zy, volgens do bewoor
dingen der wet, niet toepaöseiyk zijn als de
werkeiyke dader of de meineedige getuige
reeds is overleden. Zoo spreekt art. 375 2°.
van het geval, dat een vermeend overledene,
verondersteld slachtoffer van moord of dood
slag, „nog in leven is", ofschoon by by de
ontdekking der dwaling re9ds overleden kan
zyn.: Bdbooren deze leemten niet te worden
aangevuld? En vallen die „omstandigheden"
onder het nieuwe artikel; blykt dan niet, dat
met dit artikel kan worden volstaan?"
Het Handelsblad heeft nog een bedenking
en wel deze:
„De voorstellers willen de revisie echter
beperken tot het geval, dat zy tot vry spraak
of ontslag van rechtsvervolging kan leiden,
niet tot strafvermindering. Het gerechtshof,
waarnaar de zaak tot nieuw onderzoek ver
wezen wordt, mag dus enkel het vroegere
vonnis vernietigen als dat onderzoek tot vry-
spraak of ontslag van rechtsvervolging leidt,
maar het mag niet, als het den beklaagde
opnieuw schuldig verklaart, hem een lichtere
straf opleggen. Is dit wel biliyk? Kan Diet
by het nieuw onderzoek aan den dag komeD,
dat verzwarende omstandigheden, die op de
mate der straf invlped hebben gehad, ont
broken hebben? Kan het nieuwe feit niet
juist hierin bestaan, dat verkeerdelijk zulke
omstandigheden als bestaande zyn aange
nomen eD, als de waarheid bekend ware
geweest, In plaats van veeljarige of-levenslange
gevangenisstraf slechts een korte vryheids-
straf ware opgelegd? Is het rechtegovoel be
vredigd, indien dan de veel te strenge straf
onverkort biyft? In zulk een geval kan dan
wel gratie worden verleend, maar ia het
niet verkio3iyk, dat de rechter hier de straf
kan verminderen
Nog andere kleine opmerkingen heoft het
blad, dat ten slotte goedkeurt, dat dit wets
voorstel'niet gewaagt van schadeloosstelling,
aan onschuldig veroordeelden toe te kennen;
een onderwerp, waaraan do wetgever afzon-
deriyk zyn krachten zal hebben te beproeven.
De Nieuwe Rotterdamsche Courant jüicht
eveneens levendig bet initiatief der genoemde
Kamerleden toe, en meent, dat de Minister
wèl zal doBD, zich er niet gevoelig over te
toonen, dat de genoemde heeren een deel
van don arbeid hebben verricht, waarmee de
minister reeds bezig was.
Het blad heeft er echter bedenking tegen,
dat de voorstellers zoo maar eenige nieuwe
bepalingen tusschen de bestaande invoegen,
zonder te vragen of de nieuwe en de be
staande met elkander overeenstemmen.
tMet allen eerbied voor de bekwaamheid
on den juridischen zin der vyf rechtsgeleerden,
die hot voorstel deden en de Memorie van
Toelichting teekenden, kunnen wy over deze
onverschilligheid omtrent wat dan toch op
zyn minst een inelegantia juris zou zyn, ons
niet zoo gemakkeiyk beenzotten als zy.
Iodien men artikelen in oen bestaanden titel
inlascht, dan maken zy daarmee een geheel
uit, dan moeten zjj daarmee overeenstemmen.
Naar zoodanigo overeenstemming te zoeken,
daarin bestaat juist dan de kunst van wet
geving.
Gemis aan zoodanige overeenstemming
noemden wy op zyn minst een inelegantia
juris. Maar het bezwaar ia grooter. Al weten
wy zeer goed, dat, indien oude en nieuwe
bepaliogen naast elkaar gelden, elke groep
vooreerst naar haar eigen historie moot
worden geïnterpreteerd, toch is 6r ook een
systematische interpretatie-methode, weten-
schappeiyk de meest aanbevelenswaardige,
en deze kan het verband van het geheel niet
voorbygaaD. Ook is zy reeds daarom gerechtigd
om op het verband tusschen de oude en de
nieuwe bepalingen te letten, omdat de wet
gever, die de niöuwe bepalingen maakte,
de oude kende en de nieuwe daaraan heeft
vastgehecht. Nu mogen voorstellers in een
toelichting al verklaren, dat hun aanhechting
als zoodanig niets beduidt, deze men
▼ergeve het or.e alweer zondeilingo en
ongewone opvatting behoeft daarom nog niet
beschouwd te worden als door „den wetgever"
zeiven geykt."
Het blad toont dan aaD, dat in de oude
bepalingen zeor bedenkeiyko onnauwkeurig
heden voorkomeD, en zou hot.gowenscht achten,
dat daarmede rekening werd gehouden.
Meende het Handelsbladdat de voorstellers
den eenig juisten weg hebben ingeslagen, de
N. jR. Ot. zegt:
„O. i. had, wat den vorm aangaat, een van
deze twee wegen moeten z|jn gekozen:J>f een
affcendeTiyko- wet, geldend naast den acht-
tieüdon titel, maar geheel onafhankelijk daar
van; óf een herziening van den achttienden
titel in zyn geheel.
Wy hebben, by do bestudeoring van dit
ontwerp, lang overgeheld tot de eersto oplos
sing en bevelen die nog aan, voor het geval
do tweede te bezwaarlyk schynt.
Na herhaald overwegen echter schynt ons
do tweede weg do beste en do veiligste. En
ook uitvoerbaar."
In een tweede artikel bespreekt de N. R.
CL bovengenoemde twee wegen, om tot bot
beoogde doel te geraken; spreekt de meening
uit, dat ook voor het vraagstuk der schade
vergoeding aan onschuldig veroordeelden een
partiéele regeling gewenscht is, en levert
voorts een uitvoerige bespreking van den
inhoud van het wetsvoorstel, welks indiening
het met sympathie begroet.
Ook Het Centrum noomt het wetsontwerp
urgent.
De thans bestaande bepalingen laten veel
te wenschen over, zegt het blad, on in afwach
ting van de sinds lang aangekondigde alge-
heele herziening van het wetboek van straf
vordering, is het pryzenswaardig, dat men op
k3)
O,
„Allemaal redenen te meer, om niet met
haar te speten", viel Alan hem in de rede.
„Gy weet, evengoed als ik, dat gy geen plan
hebt haar tot vrouw te nemen. Er is geen
Bprake van. Hoe zoudt gy een meisje als zy
nop „Fairholt" kunnen brengen haar aan uw
moeder en ons nichtje Frances als uw vrouw
kunnen voorstellen? Zy is goed en mooi,
de mooiste vrouw, die ik ooit zag maar
zy is totaal ongeschikt door geboorte en
^opvoeding om uw vrouw te zyn."
„Dak zie ik niet in. Waarom zou ik haar
niet tot vrouw nemen? Daar hebt ge Sir Mark
Conway. Hy trouwde een actrice, en zy haalde
niet by Nan wat schoonheid betreft 1" ant
woordde Malcolm op gebelgden toon. „Waarom
zou ik zyn voorbeeld niat opvolgen?"
Alau lachte sarcastisch.
„Om een maand na het huweiyk van uw
vrouw genoeg te hebben, zooals hy," zeida hy,
„zoodra het nieuwtje van een lief gezichtje
1 er af is I Neen indien go een voorbeeld voor
4 dergelyke dwaasheid zoekt, kie3 dan een beter
dan Mark Conwayl"
Zy zwegen eenigo oogenblikken, Malcolm
rolde een sigarette, streek een lucifer af en
j Itak aan, eer hy antwoordde.
„Ik vermoed, dat ge zeer verontwaardigd
suit zyn, als ik u vertel, dat ik haar liefheb
zeide hy op uitdagenden toon.
Alan schrikte.
„Het zou my veel verdriet doen en ik zou
my vreeseiyk over u schamen", zeide hy op
gestrongen toon. „Maar het is toch niet waar?"
„Ja zeker. Ik heb het haar van middag
gezegd", mompelde Malcolm ongeduldig.
„En wat heeft zy u geantwoord?"
„O, nietsI Zy lachte, maar ik geloof, dat zy
het wel aardig vond."
Malcolm glimlachte zóó vergenoegd, dat Alan
lust kreog hem eens door elkander te schudden.
„Zoo", zeide hy boos. „Nu, het ia myn
zaak niet, en ik bemoei my er niet meer mee;
alleen, als ge berouw hebt en wanneer zy u
verveelt, kom dan niet by my, zooals gy meer
dan eens gedaan hebt, om u uit uw moeiiyk-
heden te redden, want-, ik waarschuw u, dat
ik het niet zal doen."
„Best! Hot Zdl niet noodig zyn. Maat waarom
deze heilige verontwaardiging, Alan,? Gewoon-
ïyk oordeelt ge niet zoo streng oyer myn
dwaasheden. Ge waart vroeger bereid genoeg
my te helpeD."
Alans oogen schoten vuur.
„Toen waren de omstandigheden geheel
anders", zeide hy uit de hoogte.
„Zyt ge soms zelf verliefd op haar, on
waart ge zelf van plan haar tot uw vrouw
te nemen?" lachte Malcolm.
Alan schrikte. Hy werd zeer bleek en zag
Malcolm woedend aan.
„Neen dat is onmogelyk. Als ik trouw, als
ik het ooit doe, moet myn vrouw in ieder geval
een dame zyn", zeide hy op trotschen toon.
Geen der beide mannen had opgemerkt,
dat het kleine venster achter hen openstond,
of had er aan gedacht, dat alles, wat zy zeiden,
duideiyk verstaanbaar was voor iemand, die
zich toevallig in die kamer bevond. Ongeluk-
kigerwqze was Nan er een paar minuten
geleden ingekomeD, en zy hoorde de laatste
volzinnen, toen zy zich naar het venster be
gaf, om hen voor het avondeten te roepen.
Zy bleef plotseling staan, het bloed vloog
naar haar gelaat en toen terug naar haar
hart, zoodat zy uiteriyk bleek en strak was
als een beeld, terwyi haar hart, door gekrenkte
trots on woede, onstuimig klopte.
Zoo sprak dus deze ernstige, beleefde man,
van wien zy zooveel was gaan houdeD, over
haart Hy, die haar niet met meer eerbied en
hoffeiykheid had kannen behandeleD, indien
zy de voornaamste dame uit het land ware
gewesst, achtte haar tbch ver beneden zich!
Onderscheid in stand was byna onbekend
in de Gouden Vallei, en van de groote golf,
die een dochter van een slecht ter faam
bekend staanden Afrikaanschen winkelier
scheidt van een Engolschman van goede ge
boorte, had Nan nooit eenig besef gehad.
Maar nu werd het haar duideiyk, en zy zag
zich nu, of meende zich nu te zien, zooala
zy Alan moest voorkomen een mooi,
onwetend meisje, dat, wonend op een ruwe,
onbeschaafde plaats, onder ruwe, onbeschaafde
menschen, geheel de goede vormen en den
beschaafden toon miste, die hy gewoon was
aan te treffen by de vrouwen van zyn stand,
en wier schoonheid, foiteiyk, haar eenige
aanbeveling was.
Zy was „geen dame!".Nu, dat was waar,
dacht Nan droevig, maar daarom had hy niet
zoo minachtend, niet op zulk een trotschen
toon behoeven te spreken.
Haar gedachten gingen terug naar dien
avond, meer dan drie weken geleden, toen
Malcolm zweefde tusschen leven en dood, en
zy door haar schoonheid en haar heerlyke
stem de stilte voor hem had gekocht, waar
zyn leven van afhing. Zy herinnerde zich de
vreemde uitdrukking van medtiyden en ver
bazing, die op Alans gelaat te lezen was,
toen zy, verrukt over baar triomf, binnen
was gekomen om ook zqn lof in te oogsteD.
Zg had er zich toen over verwonderd, zy
begreep haar nu maar al te goed, en by de
herinnering steeg haar het bloed naar de
wangen on schoten haar oogen vuur. Zy
stampte met haar voet op den grond. Hoe
durfde hy medeiydetr "met haar hebben? Hoe
durfde hy zoo verachteiyk van haar spreken
haar zoo ver heneden zich achten? Haar,
de mooie Nan, die in de gansche Vallei werd
aangebeden en bewonderd, die, slechts een
week geledeD, den grooten Will had afgewezen,
den ryksten man uit do buurt, die haar een
fraai huis, juweelen, een rytuig en alles, wat zy
wenschte, geven kon! Maar zy wastetrotsch
om zich daarvoor te verkoopen, en zy had
„neen" gezegd en hem weggezonden.
Tot dusver had Malcolms hofmakery haar
volkomen koud gelaten. Zy had die behandeld
als een grap en hem slechts schertsende
antwoorden terug gegeven. Maar nu dacht zy
aan Malcolm met een zekere dankbaarheid en
teedorheid, omdat :iyn gedrag jegeDS haar zoo
gunstig afstak by de trotscbe minachting,
die Alan voor haar koesterde. Het was een
kleine troost voor haar bedroefd hart te
weteD, dat iemand, die, volgens Alans eigen
woorden, in stand en rykdom zyn meerdere
was, haar tot vrouw begeerde en zyn liefde
waardig keurde. Zy veegde de tranen af, die
schaamte en trots in haar oogen gebracht
hadden, en trad dó keukon binnen, waar de
avondmaaltyd gereed stond en waar Alan
en Malcolm haar wachtten, met oen kalm
gelaat, waarop geen sporon zichtbaar waren
van den stryd, die zooeven ln haar hart ge
streden was.
VI.
Nan was dien avond in een vreemde stem
ming, dacht Alan. Zy sprak weinig tegen hem,
en dan alleen als hy haar bepaald wat vroeg,
maar zy was zoo buiton gewoon vrïendelyk
tegen Malcolm, dat Alan, het eindelyk niet
langer kunnende uitstaan, opstond en de
kamer verliet, en toen, zeer tot Malcolms
teleurstelling, veranderde zy plotseling in
haar houding tegenover hem. Toon hy haar
een paar lieve woordjes toevoegde, verklaarde
zy op scherpen toon, dat zyn onzin baar ver
veelde, dat het hoog tyd voor hem was om
naar bed te gaan, en dat zy, wat haarzelve
betrof, eon massa in den winkel te doen had.
(Wordt vervolgd.)