N°. 11843 Dinsdag 4 October. A\ 1898 geze <§ourant wordt dagelijks, met uitzondering van <§pn- en feestdagen, uitgegeven. Dit nomiiier bestaat uit TWEE Bladen. Leiden, 3 October. Feuilleton. MOOIE NAN. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maandeti. f 1.10. Franco per post i 1.40. 'Afzonderlijke Nommers0.05. PRIJS DER ADVERTENTIËN Van 1-6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17{. - Grootera letters naar plaatsruimte. Voor het tncaseeeren buiten de stad wordt f 0 05 berekend. Eerste Blad. Naar aanleiding van een desbetreffend verzoekschrift van de wed. S. Varossieau deelcn B. en Ws. mede, dat het schoolgeld voor de Hoogere Burgerschool voor oen ge heel jaar verschuldigd is en kwartaalsgewyze betaald wordt, zoodat er geen sprake kan z\jn van het verleenen van restitutie van school geld voor die inrichting, daar het zoontje van adressante in dtn loop van bet laatste kwartaal de Hoogere Burgerschool heeft verlaten. Evenmin kan adressante eenige aanspraak doen gelden op vrijstelling van de betaling van schoolgeld voor de lagere school 2de klasso, waar haar zoon gedurende de maanden Juli en Augustus onderwijs heeft genoten. Aangezien het echter b. i. niet wel aangaat aan adressante het schoolgeld aan beide inrichtingen over denzelfden tijd in rekening te brengen, geven B. en Ws. in overweging haar billijkheidshalve vrijstelling te verleenen van het over de maanden Juli en Augustus betaalde schoolgeld voor de lagere school 2de klasse, ten bedrage van f 3. Zooals bekend is, was de rector van het gymnasium, dr. H. W. Van der Mey, in den loop van dit jaar wegens een ernstige onge steldheid gedurende geruimen ty d niet in staat zijn werkzaamheden te verrichten. Godurende al dien tijd, van 8 Januari tot aan het einde van den afgeloopon cursus, werd zijn betrek king waargenomen door dr. P. H. Damstó, die zich op zoo uitnemende wijze van zijn taak gekweten heeft, dat het Curatoren weo- scbelijk voorkomt hem een gratificatie toe te kennen van ƒ600. Aangezien nu het College van B. en Ws. het gevoflen van Curatoren geheel en al deelt, geeft het den gemeenteraad ia overweging aan dr. P. H. Damstó als be looning der door hem bewezen diensten en erkenDing van de uitnemende wijze, waarop bij het rectoraat heeft waargenomen, een grati ficatie toe te kennen van 600. In de tweede plaats stellen B. on Ws. voor aan dr. J. J. Vürtheim, die als tijdelijk leeraar van Afd. B der gesplitste 2do klasse ten gevolge van de ongesteldheid van den rector wekelijks 5 uren meer onderwijs heeft ge geven dan zijn aanstelling medebracht, in overeenstemming met art. 4 der Verordening van 25 Maart 1897 een toelage toe te kennen, berekend naar ƒ100 'sjaars voor elk door hem gogeven extra-uur, ten bedrage van 250. Door den inspecteur der gymnasia zal, blijkens z|jn bericht aan het college van Cura toren, tegen eventueel door den Raad in dezen zin te nemen raadsbesluiten geen bezwaar worden gemaakt. B. en Ws. zien zich genoodzaakt afwij zend te adviseeren op het verzoekschrift van de Leidsche gymnastiek- en schermvereeniging „Perseus" om het gymnastieklokaal der Hoo gere Burgerschool voor Meisjes of een der ander gemeentelijke gymnastieklokalen gedu rende enkele uren 's weeks te mogen huren. Uit een door B. en Ws. ingesteld onderzoek is toch gebleken, dat hot gebruik van het gymnastieklokaal aan de Garenmarkt zoo laat in den avond het dienstdoend personeel te zeer zou bezwaren, terwijl andere gymnastiek lokalen öf niet meer beschikbaar zijn óf wel, wegons algeheel gemis van bewaking, in het geheel niet in aanmerking kunnen komen. Naar aanleiding van een adres van H. De Keijzer, houdende verzoek, dat de boom, staande vóór het perceel Stationsweg Nf. 35, zal worden weggenomen, deelen B. en Ws. mede, dat by de Commissie van Fabricage tegen het rooien van dien boom geen bezwaar bestaat. De boom is toch ten gevolge van den bouw van genoemd perceel aan het kwijnen geraakt en zal waarschijnlijk nimmer weer gezond worden. In de gemeenteraadszitting van 28 April jl. werd naar aanleiding van verschillende in gekomen adressen op voorstel van den voor zitter door den Baad besloten de behandeling van het verzoek van den heer P. J. Van Hoeken, om een gedeelte van de westzijde der Kyfgracht in eigendom te mogen bekomen, tot een volgende vergadering uit te stellen, ten einde B. en Ws. in do gelegenheid te stellen de tegen het verzoek ingediende be zwaren nader te overwegen. Uit het dientengevolge door hen Ingesteld onderzoek is hun thans gebleken, dat de ge opperde bezwaren inderdaad van dien aard zijn, dat B. en Ws. zich niet gerechtigd achten het gunstige advies, door hen ter zake uitge bracht, te handhaven. Mogen ook al verschil lende der ingebrachte bezwaren niet van over drijving zijn vrij te pleiten, ontkend kan niet worden, dat inzonderheid het bezwaar van den beer Maryt alleszins gegrond moet wor den geacht. Immers deze, die reeds sinds ettelijke jaren van de westzijde der Kijfgracht ten behoeve zijner vellenplotery gebruik maakt, zou bij inwilliging van het verzoek ernstig in zijn bedrijf worden benadeeld, daar juist die zijde der Kijfgracht gedurende het grootste gedeelte van den dag de zon heeft, en de heer Maryt deze voor alles voor het drogen zyner vellen behoeft. En een poging, door B. en Ws. in het werk gesteld om den heer Maryt te bewegen voor het drogen zyner vellen van een naburig eveneens aan den zonkant gelegen terrein gebruik te makeD, kon geen resultaat hebben, daar hy dan van uit zyn plotery geen toe zicht op de te drogen gehangen vachten kan uitoefenen. Gold het nu een openbaar belaDg, dan zou er zeker alleszins reden bestaan om een ander particulier belang daarby achter te stellen, maar er is zeker geen reden, om, ter bevordering van het eene particuliere belang ten kosto van het andere, in den bestaanden toestand verandering te brengen. Bovendien, ook aan de bezwaren vao de andere bewoners der gracht mag niet alle gewicht worden ontzegd. Min of meer toch zou door de uitbreiding van het bedryf van den beer Van Hoeken het vrye toetreden van licht en lucht voor de bewoners van de andere zyde der gracht worden belemmerd. En waar B. en Ws. nu van meening zyn, dat een openbare weg in het algemeen alleen dan aan den openbaren dienst mag worden onttrokken, wanneer een ander openbaar belang daartegenover staat of althans geen particuliere belangen zich daartegen verzetten, zooals B. en Ws. in dit geval oorspronkeiyk van meening waren, kunnen zy geen vryheid vinden bun gunstig advies op het verzoek van den heer Van Hoeken te handhaven en geven zy den ge meenteraad alsnu in overweging daarop af- wyzend te beschikken. By gemeenteraadsbesluit van 14 April jl. werden in art. 22 van het Reglement voor de Bank-van Leening en in art. 2 van het Reglement voor de hulpkantoren der Bank eenige wyzigingen gebracht met betrekking tot de uren, waarop de kantoren voor het publiek moeten geopend zyn. Blykens een schryven van Ged. Staten van 16/19 Augustus daaraanvolgende kon echter de minister van binnenl. zaken zich niet ge heel met de voorgestelde wyzigingen ver eenigen, omdat de gewyzigde artikelen 22 en 2 thans niet meer zouden voldoen aan don eisch van art. 28 van het Kon. Besl. van 31 October 1826 No. 132, waarvan de aanhef luidt: „De bureaux zyn allo dagen open." Hy maakte daarom bezwaar de gewyzigde Reglementen ter goedkeuring aan Hare Majes teit voor te leggen. Commissarissen der Bank-van-Leening, in wier handen het desbetreffend Bcbrüveo van Ged. Staten door B. en Ws. werd gesteld, hoewel de opvatting van de Regeering niet deelende, achtten het niettemin raadzaam aan de gemaakte bedenking te gemoct te komen, ten einde niet de geheele Reglomentswyzi- ging te doen mislukken. Het komt hun echter voor, dat het geenszins de bedoeling der aangehaalde bepaling is, dat de Bank nooit of te nimmer één enkelen dag voor het publiek zou mogen gesioten zyn, maar alleen deze, dat de Bank in den regel op alle werkdagOD, en dus niet byv. op bepaalde dagen der week, voor het publiek moet open staan. Maar ook al ware de opvatting van den minister de juiste, dan nog gelooven B. en Ws. niet, dat de voorgedragen wyzigingen met het K. B. van 1826 bepaald in stryd zyn. Dit zou alleen d&n het geval kunnen worden, indien Commissarissen van hun bevoegdheid een zoodanig gebruik maakten, dat zy zoowel het Hoofdkantoor als de beide Hulpkantoren alle te geiyk op één en den zelfden dag voor hot publiek sloten. Dit nu is niet wel denkbaar, te meer, omdat zich dan toch voor allo drie kantoren te geiyk de byzondere omstandigheden zouden moeten voordoen, zonder welke commissarissen niet van die bevoegdheid zouden mogen gebruik maken. Ten einde echter allen twyfel dienaangaande weg te nemen en aan het bezwaar van den minister van binnenl. zaken te gemoet te komeD, geven B. en Ws. den gemeenteraad in overweging aan het laatste lid van het gewyzigde art. 2 van het „Reglement voor de hulpkantoren der Bank" alsnog toe te voegen de volgende woorden: „met dien ver stande, dat een der hulpkantoren niet geiyk- tydig met het hoofdkantoor en hèt aneere hulpkantoor voor één of meer werkdagen gesloten mag worden." Den gemeenteraad deelon B. en Ws. mede, dat het aantal kweekelingen in de 4de klasse der Kweekschool by het begin van den nieuwen cursus 37 bedraagt. Dientengevolge zal het, evenal9 in den afgeloopen cursus, noodig zyn deze klasse in twee parallelklassen te ver eelen voor het onderwya in het schryven, de Nederlandsche taal, de reken-, stel- en meetkunde, de ge schiedenis, de aardrijkskunde, de paedagogLk en den zang, in welke vakken ta zaroen 21 lesuren meer zullen moeten worden gegeven. De kosten daarvan zullen 21 X 75 1575 bedragen. Op de begrooting voor het loopende dienst jaar is evenwel slechts een bedrag van 1050 uitgetrokken, in verband met de splitsing der 4do klasse geJurende de eerste 8 maanden van dat jaar. Het des'ottreffende artikel zal alzoo nog met 525 moetsn worden ver hoogd, van welk bedrag evenwel weder de helft als bydrage van het Ryk in de gemeente kas zal terugvloeien. B. en Ws. geven mitsdien in overweging voor de splitsing der 4de klasso van de Kweek school een bedrag van 525 beschikbaar te stellen. Ten aanzien van een verzoekschrift van A. B. Yan Grasstek deelen B. en Ws. mede, dat de zoon van adressant in den afgeloopen cursus wel gedurende geruimen tyd is ziek geweest, maar niettemin leerling van het gymnasium is gebleven, en dan ook zonder opnieuw toelatingsexamen af te leggen, tot do lessen van dea thans aangevangen cursus is toegelaten. Mitsdien bestaan er met het oog op het Raadsbesluit van 14 October 1886 geen termen om aan adressant de gevraagde restitutie te verleenen, en geven zy dan ook in overweging afwyzend op het verzoek te beschikken. Yerder stellen zy voor den heer D. Stigter, arts, wederom voor den tyd van 3 jaren in zyn betrekking van stads-genees- en -heel kundige te continueeren. By gelegenheid van don 324sten gedenk dag van Leldens ontzet werd hedenmorgen al vroeg van vele woningen de vaderlandsche driekleur ontplooid. Ook van de ryksgebouwen, alsmeie van molens en enkele torenspitsen wappert hoog het nationale dundoek. Voor liefhebbers van kamermuziek is Donderdag in den Foyer iets buitengowoona te hooren. Het concert, door de Trio-VereeDiging Pauer, Hess en Grünfeld te geven, moet werkelyk, naar al hetgeen men daarvan leest, het vol maakte naby zyn. Daarby hebben de loden der beide Maat- scbappyen op toonkunstgobied nog een Diet te versmaden voordeel by niet-leden, zoodat wy vermoeden, dat Donderdag de élite van het muziek kennende en dievende publiek tegenwoordig zal zyn. Door het bestuur van de Leidsche Zonaven Broederschap „Fidei et Viriuti", afdoelicg: Alg. Nederl. Zouavenbond, is gis teren het volgende telegram gezonden: Hare Maj?sttit ce Koningin, te 's Gravenbage. De Zouaven Broederschap „Fidei et Virtuti", afdeeling Leiden, op do vergadering van heden den aanvang Uwer Regeering gedenkende, betaigt Uwe Majesteit haar gevoelens van eerbiedige hulde en trouw. L. J. Hensino, seer. B. J. Staphorst, voorz. Daarop is het volgend antwoor] ontvangen: Staphorst, voorzitter Zouaven Broeder schap „Fidei et Yirtuti", Leiien. Hare Maj-steit draagt my op de Zouaven- Broederschap „Fidei et Yirtuti", afJeelmg Leiden, Hoogstderz.-lver dank te zeggen voor aangeboden hulde. Adjudant van dienst: Van der Staal. By beschikking van den minister vin oorlog zyn de navolgende reserve sergeanten van het 4de reg. inf. benoemd tot vaandrig, t. w. G. H. Fabius en H. C. Van B rgeD, van het 1ste bat.; J. Dekker, van het 3de en G. P. Peppelman van Kampen, van ht 5 ie bat. van bet corps. De Scphiastichtng te Scheveningen is gesloten. Er werden in den afgeloopen zomer 143 kinderen van verschillende gezindten verple-gd. Het aantal zeebaden, coor de kinderen gebruikt, is 2598. Door een Delftsch student is dezer dagen een circulaire tot de leden van de twee aldaar bestaande studentencorpsen gericht, betoo- gende de wenschelykheid om meer bepaald voor Delft een nieuw studenten-weekblad op te richten. In hoofdzaak geven de herhaalde onaange naamheden tusschen den hoofdredacteur van het weekblad „Mintrva" en de plaatselyke DelftBche redactie den stoot aan cit plan; tot uitvoering kon hot echter eerst komen t09ü de Delftsche redactie van „Minerva" besloot haar mandaat terug te geven. In „Minerva" wordt dientengevolge over het D. S. C. niet geschreven. Op grond hiervan en ook, omdat de andere studentenbladen „Vox Stunosorum" en „Pro pria Cures" meer bepaald eeu plaateelyk karakter hebben, 13 nu by den uitgever J. Waltman het eerste nummer van het „Delfcsch Studenten-Weekblad" verschenen; door de abonnés zal eerst later een vaste redactie worden gekozen. Pangeran Ario Mataram bracht mtt zyn beide zoons een btzoek aan Leiden. Naar vry vernemen, worden do kolonels P. W. Pfeiffer, directeur der artillerie inrich tingen te Delft, J. F. Diemer, commandant van het 2de reg. veld art. alhier, F. G. A. Van Ermel Scherer, commandant van het late reg. vesting-art. te Utrecht, in de r ng- Ijjst voorkomende als no. 4, 5 en 6 voor bovordering, binnenkort bevorderd tot generaal- majoor, en zulks ter vervulling van de be trekkingen van commandant in de stelling van het Hollandsch Diep en het Volkerak, commandant der boreden artill-rie en com mandant der vesting arti'lerie. Generaal C. L. W. Morrees, commandant 10) Van waar hy stond kon hy do meeste aange zichten der toehoorders zien, en terwyi de fraaie stem zich verhief en daalde, en de yzingwek- kende geschiedenis voortgiDg, merkte hy op, hoe uit verscheidene handen de kaarten onop gemerkt op den grond vielen, de glazen onaan- j geroerd blevoD, do pypen uitgingen. Ean kwartier lang hield Nan haar gehoor in de grootste spanning; zelfa Alan, hoewel hy het gedicht dikwyis gelezen had, kon een gevoel vatt griezeling niet weerhouden, toen Nan vertelde hoe de oude zeeman alleen op het dek--stond, de eenige levende onder een doode bemanning, hoo hy de dooden zag opstaan en het schip besturen en de zeilen hyschen, en het verbaasde hem niet, toen hy zag, dat er een rilling door het gehoor voor. De woestelingen, zooals hy de mannen straks terecht had genoemd, waren inderdaad geheel getemd getemd, zooals Nan voor speld had, door een Bchoon gelaat en een fraaie stem. En toch was er voor hem iets zeer pynlyks in het geheele tooneel. De be wondering en het applaus, die klaarblykeiyk zeer in Nans smaak vielen, waren in zyn oogen vernederend. Hy vond hot vreeselyk haar daar te zien staan in een kamer met halfdronken mannen, die haar bewonderend aanstaarden, en hy keerde zich plotseling om en ging heen, toen zy het laatste couplet begon op te zeggen, en begaf zich naar Mal colm terug. Hy sliep nu rustig, met zyn wang rustend tegen zyn hand, en de oude Martha zat by zyn bed gehurkt. Zy stond op, trok haar deken om zich heeD, toen Alan binnen kwam, en verdween naar de keuken, terwyi Alan met een dankbaar hart op den vloer knielde en zyn hoofd op Malcolms kussen liet rusten. Hy had de laatste drie nachten zeer weinig geslapen, en nu suste de fraaie stem, die flauw weerklonk door den dunnen muur, hem in slaap. Door Nans binnenkomen en door het leven, dat Donald maakte by het sluiten der gelag kamer, word hy na verloop van eenigen tyd wakker. Hy schrikte, toen hy haar nog in haar fraaie kleeren voor zich zag staan, en hy staarde haar half wezenloos aan. Zy lachte om zyn verwonderd gelaat. „Nu, ben ik geslaagd? Heb ik de woeste lingen getemd?" vroeg zy achteloos. Alan stak haar dankbaar zyn hand toe. „Hoe kan ik u ooit genoeg danken?" zeido hy, met een stem, die beefde van aandoeniDg. „Maar het moet nimmer weer gebeuren nimmer l Ik zou het niet kunnen toestaan." „Maar waarom niet?" Nan zag hem aan en fronste haar wenk brauwen, zooals haar gewoonte was, wanneer zy over iets verbaasd was. Alan kleurde en zweeg. Hy kon haar de ware reden niet zeggen. Zy was geen kind, zy was oud genoeg om voor zichzelf te oordeelen, en als zy er niets vernederends in vond zich door half dronken mynwerkers te laten bewonderen, dan was het zyn taak niet, haar dit onder het oog te brengen. Nan was verbaasd en een weinig beleedigd, dat hy niets zeide; maar zy was er ver van af de reden te begrepen. Zy zweeg een oogenblik; toon zeide zy plotseling „Mynheer Courtenay, u hebt, geloof ik, de meeste groote actrices en zangeressen gehoord nietwaar? Nu dan zegt u my eens spreek de waarheid zeg precies, wat u denkt en wee3 niet bang my te beleedigen of myn ydelheid te kwetsen. Denkt u, naar wat u van avond gezien en gehoord hebt, dat, indien ik gelegenheid had les te nemen, ik op het tooneel eenige kans van slagen zou hebben?" Zy sprak kalm, maar in haar oogen was groote spanning te lezeD, en Alan zag, hoe zy zenuwachtig plukte aan de bloemen in haar ceintuur, terwjjl zy op het antwoord wachtte. Hy was biy, dat hy haar een ant woord geven koD, dat haar genoegen zou doen. „Zeer veel kans, dunkt my," zeide by, met overtuiging. „Gy hebt een prachtige stem, die slechts leiding en oefening behoeft om vol maakt te worden; ook hebt gy, oordeelend naar wat ik van avond gezien heb, aanleg voor het tooneel. Maar waarom vraagt gy my dat? Hebt gy plan tooneelspeelster te worden?" Nan sloeg haar handen ineen. „Het is myn vurigste wensch tooneelspeel ster to worden," zeide zy op zachten, ernstigen toon. #Ge weet niet hoe gelukkig ik was, toen ik van avond dat gedicht opzeide, en ik den kring van aangezichten rondkeek en zag hoe verdiept zy waren en hoe verschil lende aandoeningen zich op hun gelaat afspiegelden. U zult zeggen, dat dit myn werk niet was, dat zy getroffen waren door het geniale van het gedicht. En tot op zekere hoogte was dat zoo, maar wie van deze man nen zou er toe gekomen zyn, dat gedicht zelf te gaan lezen, en zoo hy het al gedaan had, zou hy de beteekenis er half van begrepen hebben? Ik was de tolk, ik maakte het begrypeiyk voor hen. Het was myn stem, die do bedoeling vaD den dichter aan hun ver stand bracht, en hen do schoonheid van het gedicht waardeeren deadl Ik voelde myn macht en ik genoot er van. Ik voelde, dat ik met hen kon doeD, wat ik wilde, dat ik hen kon laten lachen of weenen, zooals ik verkoos I Wel, daar was van avond geen man in die kamer, die my iets, waarom ik zou hebben willen vragen, had kunnen weigeren 1" riep Nan hartstochteiyk uit. „Dat kan wel zyD." Maar Alans stem was koud en in zyn oogen was een afkeurende uitdrukking, die door Nan werd opgemerkt en waarover zy zich beleedigd voelde. Zy hief haar hoofd trotsch op. U denkt zeker, dat dat niets is om trotsch op te zUd," zeido zy met een gemaakt lachje. „Dat zeide ik niet." „Maar ik las het op uw gelaat! U denkt, dat do hulde van die halfdronken mynwer kers niets waard is," zeido Nan. „Nu, op dat punt deüken wy dan verschillend, mynheer Courtenay". „Laten we ons daar dan by neerleggen en or niet verder over spreken! In ieder geval hebt gy Malcolms leven gered en daar kan ik u nimmer dankbaar genoeg voor zyn." Nan glimlachte. „Hy slaapt zoo rustig; hy zal nu stellig beter worden", zeide zy. „Ja ik zal niet alleen terug behoeven te gaan Goddank 1" zeide Alan hoopvol. „Maar, Nan, zeg my, waarom hebt gy van avond die treurige ballade gekozen?" „Ik houd veel van die ballade", antwoordde Nan eenvoudig. „Ik kwam die tegen in een boek met verzen, dat Will Crosby my gaf. U kent Will nietwaar? Hy is opzichter by de mynen en een uitstekende jonge man. Maar kom, ik moet nu al dit moois eens uit gaan trekken en dan zal ik uw plaats innemen en moet u naar bed gaan". Nan kwam weldra terug. Zy was thans weder gekleed in haar katoenen japon en zag er voel jonger en in AUds oogen oneindig veel schooner uit dan in haar feestgewaad. Hy kon byna niet gelooven, dat dit bedaarde, vriende- ïyko meisje, met haar kalme manieren en droomerige oogen, de schitterende tooneel speelster was, die hy een half uur geleden tegen zyn zin had moeten bewonderen. Zy liep de kamer door en zag neder op Malcolm' {Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1898 | | pagina 1