MENGELWERK. Reeds meermalen collegokamors? Eu de studenten onder elkan der, welke taal spreken die? En indien het Fransch is, waarom zyn ze verontwaardigd, £oo ze by gelegenheid der volkstellingen tot de „Walen" gerekend worden? Het is duideiyk, dat wy met groote ingenomenheid spreken van de werken van Virginia Loveling en mr. Anton Bergmann; het Nederlandsch van „Een dure eed" of van „Ernest Staas" is van het beste, dat ooit ln BelgiÖ werd geschreven. Maar van wolke taal bediende zich mr. Berg mann in zijn huis? En is het waar, dat Virgi nia Loveling op haar kaartavondjes met eenige vriendinnen zich van het Fransch bedient? Is het waar, dat zooveel Vlamen en Vlamingan ten, hartstochtelijke theoretici voor de „rechten der duurbare moederspraak", in de practijk des levens deze „duurbare moederspraak" niet schijnen te kennen Maar dan wordt het tijd, dat „do Vlaamsche beweging" eens eindelijk zich ga bemoeien met do omgangstaal harer leden. „In Vlaanderen Vlaamsch" is anders slechts een ijdele strijdkracht, en geen leven wekkend beginsel! Hat Handelblad schrijft: Het Bataviaasch Genootschap voor KuDsten en Wetenschappen heeft, „ten einde zijn tijd schrift meer in het buitenland bekend worde, besloten, dat de daarvoor bestemde opstellen in het vervolg in den regel zullen worden vertaald in een der meer verspreide Euro- peesche talen, tenzij de schrijvers uitdrukkelijk hebben bedongen, dat hun bijdragen in het Nederlandsch behooren te worden uit gegeven." Wij vinden dit een vreemde manier van handelen Wij zouden er niets tegen hebben, dat het Genootschap bijdragen, in Fransch, Duitschof Engolsch geschreven, aldus opnam. Maar dat het ons goede Hollandsch zóó achteruitzet, dat „ongevraagd" de stukken van Hollandsch© schryvers zullen worden overgezetdat die schrijvers vooraf „uitdrukkelijk hebben moeten bedingen", dat de redactie zich niet aan hun taal en stijl vergrijpt.... dat- is krasl De wetenschap is internationaal, zal men zeggen; maar de manDen der wetenschap hebben óók nationale verplichtingen. Ea wan neer wij dan nagaan, dat de inkomsten van het Bataviaasch Genootschap worden gevormd uit contributiön van (meestal in Indiö geves tigde) Hollanders en nit een subsidie van niet minder dan negen duizend gulden 'sjaars uit 'a lands kas, dan begrijpen wij waarlijk niet waarom de Hollandsche taal op de boven aangegeven wijze moet worden verloochend. Het Bataviaasch Genootschap hoeft in den Joop der jaren veel gepubliceerd op het gebi9d Van geschiedenis, ethnologie en taalkunde van Ntderlandscb-Indië. Meent het nu, dat al die publicaties in de eerste plaats van belang zijn voor vreemdelingen? Hoe komt het toch in 's hemelsnaam aan zijn plan, om, in plaats van goede oorspronkelijke opstellen, voortaan in hoofdzaak vertalingen te geven? Zal het daarmee zijn leden ter wille zijn? Wy tegrypen, dat boekon van internationaal belang in een vreemde taal worden uitgegeven om meer nut te stichten, zooals byv. Snouck Hurgronje's beroemd werk over Mekka. Maar van hetgeen het Bataviaasch Genootschap xnefc fijn tijdschrift voor heeft, bogryp9n wy niets; als zyn voorbeeld navolging vond, zou de Hollandsche literatuur op den duur groote schade lyden. In Het Nederlandsche Dagbladhet orgaan der Chr.-Hist. Party, levert eon inzender het betoog, dat men de anarch iston, zonder vorm van proces, onscha- (deiyk moest maken. Hy licht dit aldus toe: „Een mensch moet anders behandeld wor den dan een dier; maar een feit is, dat oen anarchist gevaariyker is dan een wild dier. Stel nu, dat eou leeuw ontsnapt uit „Artis", lal men dairop eerst schieten, wanneer bij 'emand heeft gedood? Zy, van wie ovortuigend bewezen is, dat te anarchisten zyo, behoorden, vóór Z9 een daad kunnen verrichten, voor levenslang te v orden opges oteo of verban non naar een oenzaam, daartoe bestemd eiland, of, waar de doodstraf nog niet (dwaselykl) is afgeschaft, to worden onfhoafd. Waarom zou de Nederlandsche Regeering nitt bet initiatief nemen, om anarchisten bui ten de wet te stellen? Met al die zoetsappig heid en willen toepassen van „recht" komt rnon niets verder". De reda tie van het blad, door den inzender naar haar meening op dit stuk gevraagd, antwoordt het volgende: „Indien wy overtuigd waren, dat oen der gelijk kras optre len tegen de anarchisten iets zou baten en niet juist nog hun aantal zou vergrooten, zou ons juridisch gewoten niet in verzet komen. Preventief optreden tot voor koming van misdryf is in beginsel geoorloofd. Anarchisten zyn geen politieke misdadigers, maar roovers en moordenaars. MenschoD, die zichzelf buiten de wet stellen en geen gezag willen erkennen, mogen zonder veel omslag, onschadoiyk worden gemaakt: Ook de maafc- schappy heeft het recht van zelfverdediging. Er is een noodrecht voor Staten, even goed als voor menschen. Er ontbreekt, dankt ons, zegt De Ti/id, wel iets aan den gedachtengang in het naschrift. Althans ons is het niet duideiyk, hoe meD, door alle menschen mot anarchistische denk beelden onschadeiyk te maken byv. door onthoofding, zooals de inzender wil h u n aantal sou vergrooten! SCHAAKRUBRIEK. Maandag 8 October 1898. Redactie: L. S.-V. „Mosphy". Adres: W. C. Tan der Heulen, Breestraat 161, Lelden* Onse "WecLstxij c3.proTolexa3.exi. De auteur van No. 9 beeft zich de moeite getroost een idee te beworkon, waarvan de correcte, probleemregels eerbiedigende, uit voering op byna, zoo niet geheel onoverwin bare moeilykbeden afstuit. Hot vrijlaten van de gevangen zwarte dame met opoffering van de witte, een echte probleemzet in de gewone practi8che party ondenkbaar, eischt een stuk- kenstand, waarin de moeiiykheid om de klip pen van nevenoplossingen, duals, triple-mats, onzuivere matstellingen, enz., te ontzeilen, duideiyk te bespeuren is. Er dreigde terstond nemen der dame, hetgoen gepareerd wordt door den zwarten looper, den witten kooing en den pion c7; deze eischt weer vanwege het dame-behalen een witten pion op c 6, welke echter tevens een triple- en quadruple- mat voorkomt, die na pareering der dreiging door D c 6 en D c 7 zouden ontstaan. Duals worden door den witten koning belet. Toch is het niet gelukt alle fouten te verwyderen, en biy ven twee trlplemats na D c 5 en D d 2 (pareerend de dreiging D d 6 vooral het laatste is natuuriyk buitengewoon leeiyk, zonder dat zou het probleem een ernstige concurrent naar een der voornaamste pryzen geweest zyn. De jury heeft het origineele en moeïiyke der constructie, erkennend de com positie een eervolle vermelding waardig ge keurd, ongeacht de triple-mats, die in andere soorten problemen volstrekt niet geduld kun nen worden. "We brengen in herinnering het belangrijke feit dat No. 58 uit deze rubriek, van Meredith, met eon triple-mat en vier duals na pareering der dreiging door zwart den eersten prys behaalde in een tornooi van het „Chess-journal," iets dat door sommigen, die nooit en nergens genoemd zondigen tegen de (probleem)-wet kunnen verdragen, gelaakt wordt. Wy echter kunnen dergelyke afwtj- kingen billyken, als maar niet aangetoond kan worden dat de vorm met behoud van den inhoud te corrigeeren is. Met No. 9 sluit de reeks, waarvan No. 1 door zyu meest volmaakten vorm den zege palm wegdroeg; dan volgt op den vorm lettend No. 3; in 2, 4, 6 en 9 treedt het Idee helderder in 't licht, doch samengaand met mm of meer onjuisten \orrn. Vorm en inhoud, deze twee maken het beoordeelen der relatieve onder linge waarde van eenige problemen zoo moei- ïyk, want waar en in hoeverre mag het een voor het ander wyken Dat te beoordeelen is de zware taak van een jury, waarby haar voorliefde voor een der twee genoemde be grippen natuuriyk ook een rol spoelt. Wil men dus met succes in eon wedstryd mede dingen, men verzorge of den vorm óf den inhoud in 't byzonder, naarmate de smaak der jury naar een van beide overhelt. Moge de afgeloopen wedstryd voor alle com ponisten een aansporing geweest zfjn om steeds naar het meer volkomene te trachten en dit in de nog komende gewone wedstryden van den bond merkbaar zyn. De compositie-kunst, deze uitnemende baan- breekster voor het schaakspel, draagt, door de schoonheden er van in 't licht te stellen, by tot den bloei van het verstand ontwik kelende spel. Hoewel door vele practische spelers met den mond verloochend, wordt zy in hunne soms briljante partyen geëerd met mat en andere combinaties, wier fraaiheid en in 't verborgen liggende doel aan probleem-ideeën doen denken. In haar moet men dan ook een tak van het schaakspel zien, de aandacht van beoefenaars overwaard. J. J. C. Probleem No. 90 van B. J. Zwart. II. Marx, Lolden. Adres voor oplossingen J. J. Colpa, Lange Mare 18. Opl. probl. No. 89. Lel Dx D Pc6=F Kc5 Le3=F D c 4 -f- TxDT enz. l) In zelfmatopgaven laat wit zich mat zetten, waartoe zwart natuuriyk gedwongen moet worden; dit wordt met den laatsten zet meestal bereikt door schaakgeven, waarna zwart het schaak dekkend byv. te geiykertyd den witten koning mat geeft. abcdefgh Wit Zelfmat in 2 zetten. Goede opl. No. 84 en 88 ontvangen van L o i d e nJ. v. Beveren, M. v. Beva ren Jzn., R. Paulide8, K. Fraai, G. H. Key, B. C. M. Savij „Anonymus". Noordwyk: H. B. J. H. Middelburg: A. v. Eeldo. Het zoontje van den machinist. Het smalsporigo zylQntje was slechts hon derd kilometer lang. Het had drie machinisten, die zich met een schraal inkomen moesten tovreden stellen, want de zaken gingen verre van voordeelig voor de Maatschappy, De direc teur zelf moest loopen met een jas, welke glom van ouderdom, en zyn vrouw verkocht linnen good9ren. Ongeveer aan het raidden der lyn lag een klein stadje, waar het roodvonk geregeld tweemaal 's jaars een poos heerschte, en waar de nieuwe modes pas verschonen nadat zy schier overal elders reeds oen jaar oud ge worden waren. Aan een uithoek van dit stadje woonde, in oen vriendeiyk, geel gevorfd huisje, waar bloeiende geraniums voor do ramen stonden, een der drie machinisten, Terbrugge geheeten. Achter de bloemen zag men meestal het lieve, bleeke gelaat zflner jonge vrouw, over einde loos naaiwerk heengebogon; en om de naai machine heen (die op afbetaling gekocht was) speelde hun driejarig, blauwoogig zoontje Adolf. Als moeder na een kleine pauzo het rad met de hand ia bewoging bracht en flink begon te trappen, dan zette het kereltje zich in postuur, met een rood vhggetje in de dikke bandjes - net als de stationschef en com- mandeorde: „Trein af!" Het was nu al vier jaar geleden, sedert vader en moeder te zamen „trein af" gespeeld hadden in het onbekende leven. Zy kenden de richting en de reisroute niet vooruit, maar tot nog toe liet het zich aanzien als zouden zy slechts weinig vrachtgoederen mee te voeren hebbeD, en als zou do afstand tusschen do waterstations zeer groot zyn. Maar toch ging het vrooiyk voorwaarts, want do liefde was als stoker mee op reis en wakkerde het vuur met te moer yver aan, naarmate de geidelyke zorgen de lyn in het ongereed© dreigden te brengen. Terbrugges familie beschouwde hem als „ontspoord", nadat hy by de kleine zyiyn dienst genomen had. Denk eens aan 1 Hy had degeiyk onderwys gonoton en zou stellig na een vyf en twintig jaar een mooie, voordeeligo betrekking hebben kunnen krygen, als hy maar voort was biyven studeeren. Maar.... Terbrugge had de vroolyke Marie te diep in de mooie oogen gekekeD, en hield strak en Btyf vol, dat hy een betrekking noodig had, waarmee hy dadelijk zyn brood verdienen kon, al was dat dan ook maar een mager stukje. En zoo was het gekomen, dat zü met hun beidjes en later met den kleinen Adolf er by in het vriendelijke gele huisje woonden, waar d9 geraniums voor do heldere ruiten stonden. Klein en laag was hun woning, dat is zeker, en doodeenvoudig hun levens- wyze; maar als Terbrugge in storm en sneeuw op de locomotief gestaan had, en hy, huive rend van koude on zwart van het roet, zijn warm huisje binnentrad, dan ontdooide hy als in de warme Meizon, bestraald door de schit terende oogen zyuer Marie en met het blonde kopje van zyn zoon togen zich aangedrukt. lederen dag moest Terbrugge den trein tot het zuidelyke eindstation ryden, en des avonds woer terug. Dan was hy vry tot den volgen den morgen, en het vooruitzicht op deze heerlyke thuiskomst bezielde hem den gehee- len dag by zyn werk, dat hy altyd met even groote opgewektheid verrichtto. Daarom verwonderde het don stationschef zoo, toen hy den machinist op zekeren morgen met een somber gelaat on donkere kringen onder de oogen naar zyo post zag gaan. „Iets niet in orde op de lyn, Terbrugge?" „Onze kleine Adolf ligt op sterven, mynheer de chef." En de trein vertrok. Het was oen week lang zeer ongunstig weder geweest. Ook nu bruiste de stormwind en vlogen dikke sneeuwvlokken door de lucht. De trein kwam te laat aan het eerste station, veel te laat aan het eindstation. Op den terugweg scheen het zelfs onzeker, of men het stadje nog wel dien avond zou bereiken. Hot gelukte echter toch; twee uren later dan gewooniyk hield de kleine trein voor het station stil en met een „Goddank l" op de lippen sprong Terbrugge van de locomotief, om zich naar huis te spoeden. „Terbrugge 1" „Mynheer de chef!" „Wy zyn in groote verlegenheid. Do middag trein naar het noorden is moeten torugkeeren om den sneeuwstorm anderhalven kilometer van hier. Vyftig man hebben nu de rails in zooverre afgeschept, dat de trein er misschien door kan. Wy moeten dus onmiddeliyk de pogiDg wagen, maar Den Jong ligt met yiende koorts te bed en de dokter is van oordeel, dat hy zich in dit weer den typhus op den hals heeft gehaald. Gy moet dus den noorde- ïykon trein voeren." „Wat? Nu.."., in den nacht?Mynheer de chef, ik ben verkleumd, doodmoe; myn krachten zyn uitgeput...." „Het is hard, dat begryp ikmaarin de reglementen staat niets van over vermoeienis. Zyt gy zoo ziek, dat de passagiers en hot materiaal onder uw leiding gevaar loopen?" „Dat durf ik niet bewerenMaar, myn heer de chef, myn kleine Adolf sterft mis schien van nacht, als hy niet reeds „Het doet my werkelijk innig leed, Ter- bruggo, maar omtrent zieke kinderen staat ook in het geheel niets in het reglement. Kunt gy uw werk doen? „Hoe laat moet de trein afryden, mynheer?" „Om zeven uur vyftien." „Stook op, Jan! In tien minuten hen.ik weer hierl" Thuis was het erg gesteld. Het voorhoofdje van den kleinen knaap zweette zoo, dat de blonde krullen er op vastgekleefd waren; in zyn keel ging het als een rateltje en de kleine handen waren krampachtig gebald. Hy haalde met moeite adem en in zyn oogen was eon verschrikte uitdrukking, als by een gewond vogeltje. De moeder weende niet meer. Bleek, met styf gesloten lippen, zat zy naast het bed en droogde haar lieveling nu en dan het zweet van het gezichtje. Maar toen de vader in de kamer trad, zocht haar smart opnieuw een uitweg. Bevend en snikkend sloeg zy de armen om zyn hals en riep: „Hy sterft I Hy storft l De dokter heeft gezegd, dat er geen hoop meer is I Maar by kan niet sterven. Hy mag niet. Adolf, ventje, pa is thuis. Hy biyft den heelen nacht by ons. Je herkent hem toch wel, nietwaar, lieveling?" Met moeite opende het kind de oogen. Het ratelende geluid in de keel hield even op. De schaduw van een glimlach vloog over het verhitte gezichtje. Da lipjes stamelden: „Pa moet by Adolfs bedje zitten." Ea weder stond hy op de dreunende machine, weder ging het voorwaarts door storm on sneouw. Hy wist niet hoe hy zich uit Maries armGn had losgerukt, hoe hy op de locomotief gekomen was. Hy stond er nu echter, den blik styf op de met bdoouw be dekte rails gevestigd. I>9 sneeuwploeg door sneed de witte heuvelen en wierp de zilveren massa's aan beide kanton van den weg neer. Zoo, juist zoo, even scherp en onverbiddelyk, sneed de smart door zyn ziel. Hoe koud, lioe koud moest het daar wezen, onder de diepe sneeuw, in de harde aardel.... Ea daar zou weldra de rustplaats zyn van zyn kleinen AdolflNimmer meer zou by „trein al" spelen; nimmer meer zou hy z\jn vader te gemoet komen trippelen Nimmer, nimmer meer zou het vriendelyke stemmetje hem toeroepen: „Dag, lieve pal".... „Ach!" „Wat is er, Terbrugge?" „Niets, Jan." „Het leek my net alsof je zoo pynlyk zuchtte en my riep. „Je droomt, man! Ik heb geen woord gezegd. Stook maar eens flink opl" Aan het volgende station steeg de welgedane heer uit. Hy was de eenige passagier in dezen trein. In een pels gedoken, had hy eerste klasse gereisd. Zyn koetsier stond op het perron om hem te ontvangen. De machinist kon hun gesprek woordeiyk verstaan. „Hoe gaat het thuis, Peerson?" vroeg de heer. „Alles wèl, mynheer." „Myn vrouw en do kinderen gezond?" „Ja zeker, mynheer, allen gezond." De machinist voelde een steek in zyn hart. Die gelukkige reed nu in zyn slede vrooiyk en wel naar de warme woning, waar zyn vrouw en kinderen hera met gejubel zouden ontvangeD. Maar hy, de arme machinist, wat zou hy vinden, als hy morgen thuiskwam? Een door smart gebogen moeder by het lykje van haar kind Yoort ging het weer door sneeuw en noordenwind l Het laatste stationMeer kolen Eerst den volgenden dag moest de trein terug, om, zooals het toegezonden telegram meldde, „als trein No. 3 weer geregeld te loopen na het einde van don sneeuwstorm." De natuur was bedaard en vierde Sabbat, met een stralende zon aan don hemel en een schitterend wit kleed over de aarde gespreid, als ovor een onmoteiyk altaar. Sneeuwdiaman- ten glinsterden op de donkergroene, onder het gewicht gebogen dennen, en in de huizen, waar de trein voorby stoomde, zaten tevreden menschen, die het aangenaam schenen to vinden, dat de lyn weer in orde was. Plotseling wendde de machinist zich af. Twee dikke tranen rolden hom over de wangen. Was de wind zoo scherp? O neenl Hy had een vrouw in het oog gekregen, die voor een raam zat en het jongetje op haar schoot naar de locomotief liet kyken. Eindeiyk zy waren er IHy wilde aan geen zyner kameraden aan het station vragen hoe het thuis stond hy wilde zyn vonnis hooren van de lippen, die alleen op de geheele aarde de macht hadden om de bitterheid der tyding ©enigszins te verzachten en dus yide hy naar huis, zonder een woord te zeggen. In het gele huisje hingen de gordynen nog zooals anders en ook de geraniums stonden er als altyd. Het was hem echter net alsof zy hom toewenkten: „Kleine Adolf is dood; kloine Adolf is dood." By opende de deur. Daar vloog Marie hem snikkend, maar jubelend in de armen, en in het ledikantje zat *yn jongen, bleek en zwak, maar buiten gevaar. Hy speelde met de kleine roods vlag en commandeerde met een heel zacht stemmetje: „Troin af! Trein af! Lieve pat" Staatsbegrooting voor 1899. Hoofdstuk VIIA Nationale Schuld.) Do eerste afdeeling van hot hoofdstuk be treffende de Nationalo Schuld (interesten,, enz.) wordt voor den dienst 1899 voorgedragen tot f 31,601,635 96, dus meer f 1,303,640 52. Voor 1899 is wegens rente en kosten dor onder- werpelyke Staatsleening van 1893 meer ben noodigd f 1,289,450. Voorts worot aangevraagd voor den dienst 1899 wegens rente, door Nederland aan België verschuldigd (overneming van eenige in Nederland en België gelegen spoorwegen)' ƒ198,000, zoodat het totaal der verhoogingoh bedraagt f 1,'487,450: Tegenover die verhoogragen staan eenige verminderingen tot een bedrag van f 183,809 48. Voot den dienst 1898 werd tot amortisatie en aflossing van Nationale Schuld toegestaan f 2,686,100, welk bedrag zoo na mogelyk is besteed tot inkoop van een nominaal kapitaal van ƒ2,691,300 3 pCts. Nationale Schuld en tot afkoop tegen penning XXV van een erfpacht ten laste der domeinen groot 90. Volgens art. 9 der wet van 27 Sept. 1841 nopens den vervroegden overgang van uitgestelde in werkeiyke schuld, moet jaarlyks eene som tan minste gelykstaande met het bedrag der besparing, door die wet verkregen, op de bo- grootingen van Staatsuitgaven wordon gebracht om te kunnen strekken fcot vermindering van den rentelast. Te dier zake is een rondo som van ƒ114,600 opgenomen. De verplichte amortisatie bedraagt in 189^ ƒ1,388.249.25. Daar niet te bepalen is of inkoop van inschryvingen of van schuldbe kentenissen, dan wol aflossing na uitloting van schuldbekentenissen de voorkeur verdient meent de Minister voor 1899 wegens amorti satie ƒ1,392,000 to moeten uittrekken. Voor amortisatie van rentegevende Nationalo Schuld, daaronder bogrepen de van tot het domein beheer bohoorendo renten, vaste lasten en uitkeeringsD, is voor den dienst 1899 uitge trokken ƒ3,152,600. Als gewooniyk geeft artikol 2 dor begroo- tingswet de bevoegdheid om de renten van het waarborgfonds dor muntbiljetten tot amortisatie van Nationale Schuld aan te wen- deD, indien er termen mochten bestaan om van öi9 bevoegdheid gebruik te maken. Hoofdstuk IX (Waterstaat). Het ligt in de bedoeling nog in den loop van dit jaar tot de oprichting der Noordooster Loc&alspoorwegmy. over te gaan. Voor een tramweghaven te Lemmer, welke door een verbindingsspoor met het tramemplacement zal worden verbonden, en welke buiten de schutsluis zal uitmonden, is 15,000 subsidie uitgetrokken. Een college van curatoren zal worden inge steld voor het Kon. Ned. Meteorologisch Instituut. De 3 ton voor de Parysche tentoonstelling strekt om te bestryden de kosten, voort vloeiende uit de bemoeiingen ten behoeve der inzendingen van de Dept. van Oorlog en Water staat. Voorgesteld wordt aanneming van een vaat stelsel van bevordering der ambtenaren vara het stoomwezen en vermeerdering van het corps met een adspirant ingenieur en een opzichter. Voorts twee ambtenaren, een chef de bureau en een klerk toe te voegen aan de iaspectenrs en adjunct inspecteurs van het toezicht, bedoeld by de Veiligheidswet en de Arbeidswet, het corps aan te vullen met twee adjunct inspecteurs en over te gaan tot de benoeming van een adjunct-inspectrice van den arbeid. By de uitgaven voor de posteryon is gere kend op een vast jaarlyksch verlof voor de ambtenaren. Hoofdstuk X (Koloniën). Voor 1899 wordt geraamd ƒ1,300,696, of minder 426,813.43. Meer is geraamd voor: Traktementen vac den secretaris-generaal, van de hoofd- en vei'dere ambtenaren en bedienden 2800, pensioenen en gagementen van personen, tot de landmacht in Suriname behoord hebbende, 2400; pen sioenen en gagementen van personen, tot de landmacht in Curasao behoord hebbende ƒ1600: Minder voor: schadeloosstelling aan db ambtenaren voor bet gemis van leges, ƒ363, k03ten van de ontvangst van inlandsche groo- ten en andere personen uit Nederlandsch-Inaië by gelegenheid der inhuldiging van H. M. de Koningin ƒ75,000, kosten van de lancimachi, in de kolonie Suriname 12,000. Byurage aan de kolonie Suriname 64,613.22; pensioenen van oud-gouverneurs en hunne weduwen 1200, kosten van de landmacht in de kolome Cura<; o ƒ8000. Êydrago aan de kolonie Curasao ƒ271,191.21; pensioenen en gagementen van gewezen landsdienaren in de voormalige bezit tingen ten westen van Guinea 250, wacht gelden van gewezen ambtenaren by het depar tement 1096. is het voorgekomen, dat brieven, waarin acht blauwe postzegels waren gesloten voor een kleine advertentie, niet aan hun adres door de post werden bezorgd. Wy raden daarom ernstig aan, voor da toezending der 40 cents gebruik te maken van een postwissel, ook d&Lrora, omdat de advertentie zelve aan den achterkant van het strookje geschreven kan worden, dat door ons mag worden afgesneden. De franke erkosten bedragen 2f/a cent,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1898 | | pagina 6