N°. 11835 Zaterdag; 24 September. A0. 1898 (gourant wordt dagelijks, met uitzondering van (§on- en feestdagen, uitgegeven. De oorsprong van ons Koningschap. DAGBLAD. PRUS DEZER COURANT; Voor Lelden per 8 maandeo, f 1.10k Franco per po6t 1.40. AJxonderl^jko Nommors 0.05. PRLJ8 OER ADVERTENTEÊH Van 1-6 regel» (.06. Iedere regel meer 0.17J. - Grootero letters naar plaatsruimte. Voor het incasseereo bulteD de stad wordt 0.05 berekend Officiëelo Kouuisgevinscn, Burgemeester ea Wethouders van Leiden, Gezien art. 8, late alinea, der wet van don 2den Joni 1875 (Staatsblad No. 95), tot regeling van het loezioht bij hot oprichton vaa inriohtingOD, welke gevaar, ecbado of hinder kunnen veroorzaken Brengen bi) dezo ter algemeene kennis, dat door ben op heden vergunning is verleend aan de FIRMA ff. HOOGENSTRAATEN Co. en rechtverkrijgenden lot het uitbreiden van de fabritk van verduur- (samde levensmiddelen in het perceel Kerksteeg, ff ijk III, No. 7. Burgomeeetor on Wethouders voornoemd, Leiden, F. WAS, Rnrgemeester. 19 Sept. 1898. VAN BEYST, Secretaris. Burgemeester en Wethouders van Leiden Gezien het adres van H, G. VAN EGMOND, hou dende verzoek om, met introkking van de beschik- fci.g dd. 28 April 1898, voor zooveel de plaatsing in in werking-Btelling van eon stoommaohine betreft, een nieuwe vergunning te verleenen tot het plaatsen eo in-wcrking-etellon van oen gasmotor van 4 pjardokrackt in hot peroeel Lange Zandstraat No. 8; Gelet op do artt. 6 en 7 der Hinderwet; Gevón bi) deze kennis aan hot publiek, dat genoemd verzoek met de bglagon op de Seoretarie dezer gemeente ter visie gelegd is; alsmede, dat op Woens dag 5 Ootober a. e., 'e voormiddags te elf uren, op bet Baadhuis, gelegenheid zal worden gegeven, om Jjozwaron tegen dat verzoek in te brengen. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Leiden, F. WAS, Burgemeester. 91 Sept. 1898. VAN HEY8T, Secretaris. In dese dagen, nu ook Leiden heden en morgen zijn inhuldigingefeeaten viert, zal een artikel als dat, hetwelk onlangs de 0Amst. Courant" bevatte over het in het hoofd dezer genoemde onderwerp, belangstelling inboeze men. "WiJ ontleenen daaruit de voornaamste bijzonderheden. Nadat op 18 October 1813 de slag bjj Leip zig over Napoleons lot had beslist, aanvaardde minder dan een maand daarna (17 November) graaf v. Limburg Stirum namens den naar Engeland uitgeweken Prins van Oranje het bestuur over Den Haag, op initiatief van v. Hogendorp, v. d. Duyn v. Maesdam en eenige andere oud-regenten, die den Prins van Oranje wilden terugroepen en het oude herstellen. Als „Algemeen Bestuur der Yereenigde Neder landen" traden (20 Nov.) v. Hogendorp en d. Duyn op; den volgenden dag richtten zü, om dien stap te rechtvaardigen, een proclamatie tot alle Nederlanders en op dat |woord „alle" werd nadruk gelegd, omdat men 'de zaak aanstonds tot een nationale wilde maken en ook de andersdenkenden, de leden der verschillende Staatkundige partijen, wilde insluiten. De oud-regenten waren van zins een 'nieuw Erfstadhouderschap in te stelleD, maar het bleek, dat het volk een souvereinen Vorst verlangde. Toen rees de vraag, wie men die souvereiniteit moest opdragen. Van Hogen dorp, wilde dat de vroegere Staten dit deden. Joan Melchior Kemper was van oordeel, dat het volk die opdracht behoorde te doen. Door het Algemeen Bestuur" werden Kemper en FanniU8 Scholton tot den Prins gezonden. Op 1 December droegen deze beiden hem de kroon op. Hadden z(j daartoe last? Neen; men heeft later die handeling onwottig genoemd en ge zegd, dat de opdracht voorbarig geschied was. Maar in December zelf, te midden der alge meene geestdrift, werd geen critiek vernomen. Trouwens, zoo de gang van zaken niet geheel regelmatig was, hoe het dan wèl had moeten gaan, was niet uit te maken naar stellig recht. Maar men mag veilig zeggen, dat de opdracht zooals die onder de gegeven omstandigheden gedaan werd, den toets van moreele en politieke juistheid volkomen doorstaan kon. Da alge meene geestdrift, de nationale instemming heeft deze daad bezegeld en daardoor gerecht vaardigd. Dat Willem VI (als vorst: Willem I) ons land overeenkomstig de bepalingen eener vast te stollen grondwet zou regeeren, stond voorop en werd ook door den souverein in z(jn aan- vaardingsprociamatio (van 2 December 1813) toegezegd. Vier dagen later (6 Dac.) trad het Algemeen Bestuur als zoodanig af en aan vaardde Willem I, voorloopig met onbeperkt gezag, do teugels van het bewind. De grondwet toch kwam eerst 29 Maart van hot volgend jaar tot stand. Over do geschiedenis dier grondwet behoeft hier niet te worden gesproken; herinneren w(j echter aan het feit, dat, toen de souvereine vorst het definitief ontwerp had goedgekeurd, dit op een zeer bijzondere wijze door het volk tot grondwet is verheveneen commissie van personen wees uit lijsten, door de Departementale Besturen van alle provincies opgemaakt, zoo onpartijdig mogelijk 600 nota belen aan, die 29 Maart in de Nieuwe Kerk te Amsterdam bijeenkwamen en daar met 448 stemmen het ontwerp aannamen. Den dag daarna werd Willem I daar ingehuldigd. Deze inhuldiging had, volgens de grondwet van '14, plaats door de Staten-Generaal en de Provinciale Staten, een bepaling, die aan den federalistischen oorsprong van onzen staat (uit de Republiek der vereenigde autonome gewesten) terugdenken doet. De regeeringsvorm was zuiver monarchaal. Den souvereinen vorst staat een adviseerende „Raad van State" (uit do verschillende pro vincies benoemd) ter zijde; voor de uitvoeiing dor wetten en koninklijke besluiten zorgen de ministers. De Staten-Generaal bestaan uit óón Kamer, van 55 ledeD, benoemd door de Pro vinciale Staten; minstens '/4 der leden moest tot don adel behooren. Da Provincialo Staten worden geregeld door reglementen van den „souvereinen vorst"; aan het hoofd van elk „landschap" (provincie) staat een „gouver neur"; de staten zfin samengesteld uit de twee „standen": steden en edelen. De stedelijke besturen zouden ook door reglementen ge regeld worden. De Raadsleden worden benoemd door de „kiozers-collegiën", welke op hun beurt door de zekeren census betalende burgers wor den gekozen. „Daarover brengt elk dier bur goren eens in het jaar zijn stem uit bij behoor lijk geteekende en gesloten briefjes, die aan de huizen opgohaald worden vanwege de regeering". Voor de eerste maal werden de Staten Gene raal, de Provinciale Staten en de Gemeente raden door den Vorst gekozen. In al deze lichamen was de aristocratie overheerschend. De Kamer, door Willem I aangewezen, is in de Parlementaire geschiedenis als „de zwij gende" bekend. De samenvoeging door het „Londensch protocol" van Noord- en Zuid-Nederland bracht in de positie des Konings eenige verandering; de grondwet van '15 is vrijzinniger en doet het constitutioneel karakter van onzen regee ringsvorm meer tot zijn recht komen. Des Konings macht werd beperkt ten aanzien van het by verdrag afstaan van grondgebied, maar een voorstel om des Konings reglementaire macht te omschrijven werd verworpen; de taak van den Raad van State werd juister bepaald. Maar vooral in de Staten-Generaal kwamen groote veranderingen: met het óón- kamer-stelsel werd gebroken de Eerste Kamer zou 40 tot 60 leden tellen, 'door den Koning voor het leven benoemd; de Tweede Kamer, welker leden door de Provinciale Staten werden aangewezoD, zou 110 (2 maal 55) ledon be vatten. De zittingen worden openbaar. De ministers hebben in beide Kamers zitting. De begrooting (tot nog toe gesplitst in een „gewone" voor altijd en een „buitengewone" voor elk jaar) wordt gewijzigd, doordat do gewone (d. i. van de altijd wederkeerende vaste uitgaven) althans om de 10 jaar zal herzien worden. Tot de keus der Provinciale Staten zal de „derde" of „landelijke stand" voortaan meewerken. De jaren, die nu volgden, zijn die van het „personeel gouvernement" des Konings, tot dat na de afscheiding en de onafhankeiyk- verklaring van België, na de afgedwongen en toch onbeteekenende grondwetsherziening van '40, Willem I afstand van de kroon deed. Het was vooral de Grondwetsherziening van '48, die van belang was voor de beteekenis van ons Koningschap. Die grondwet is de grondslag geworden van een heel nieuw tijd perk. Leiden, 22 September. Met 15 October a. e. worden de officieren van administratie 2de klasse T. Akkerman en J. A. Van Veen resp. gedetacheerd te LeideD, en geplaatst aan boord van Hr. Ms. wacht schip te Willemsoord. De Koninginnen zijn gistermiddag te halfvier van Renkum in de residentie terugge keerd en door den Burgemeestet ontvaügen aan het Staatsspoorstation. Gistermiddag te 5 uren ontving de Ko ningin de commissie uit de Tweede Kamer, belast met de aanbieding der voordracht van het voorzitterschap. Met dtn gewonen expressetrein van omstreeks negen uren koerde gisterochtend de erfprins van Wied van Den Haag naar Neuwied terug. De heer Diotz, administrateur der eigendommen van de vorstelijke familio, en de kunstschilder Bisschop, vergezelden den Prins tot aan den trein. Uit Den Haag wordt van gisteren gemeld De genegenheid, welke zooveleri koesteren voor de Vorstin Von Wied, dochter van wylen prins Frederik, en voor Haar gezin, uitte zich weder hedenochtend by bet vertrek der prinses met Hare dochters, te 11.35, naar Amsterdam, van waar de familie niet Vry iag e.kgeiyk aanvankeiyk het voornemen was, doch Zater dag naar Neuwied zal terugkeeren. Een zeer groot gezelschap dames en heeren was op het perron aan de 6tadszyde van het Staatsspoorstation byeen gekomen, om de verwanten van onze Koninginnen uitgeleide te doen. In de eerste plaats de vertegenwoordiger van Hare Majesteiten baron Clifford, Hr. Ms. Hofmaarschalk, die zyn ambtsgewaad droeg. Voorts de vice-president van den Raad van State; de Ministers van Financiën, Buiten- landsche Zaken, Koloniën en Justitie; de Commissaris der Koningin in dit gewest; de burgemeester der Residentie; de burgemeester van Wassenaar en de oud-burgemeester dier gemeente, baron Van Rhenen; de Duitsche gezant by ons Hof met den militairen attaché by die legatie; enkele leden van Hr. Ms. Hofhouding en voorts, geiyk gezegd, onder scheidene dames en heeren, die de eer go- noten gedurende het verbiyf der vorsteiyke familie te ScheveDingen in haar salons te verkeeren. Opgemerkt werden o. a. de voorzitter van het uitvoerend comité voor de inhuldigings- feesten, graaf C. Van Bylanot, de kunstschil ders Bisschop en Smit6, de gep. kolonel De Bas, fceschryver van het bven van wylen prins Freaerik, enz. Als altijd verraste baronesse Sirtema van Grovestins de prinses met een bloemtuil. Met alle aanwezigen onderhielden de prinses on Haar dochter zich langdurig. Op het plan kier drukte prinses Marie, alvorens in don trein plaats te nemen, de hand van eenige oude dienaren van de hofhouding van Prins Frederik. Volgens de „N. R. Ct." heeft de heer Yves Guyot den wensch te kenDen gegeven, dat de hem toegedachte hulde ook zal worden overgebracht op zyn medewerkers in de Liguo pour la defense des droits de l'homme et du citoyen, tot welke vereeniging de hteren Trarieux, Clémenceau, Labori, Picqnart en Reinach tehooren. Uit Eindhoven komt het bericht, dat aldaar is overleden de heer J. Th. Smits van Oyen, oud-burgemeester van die gemeente, oud-lid van de Eerste Kamer. Tevens verneemt men bovendien, dat de toestand van den zoon van den overledene, thans burgemeester en lid van de Tweede Kamer, aanleioing geeft tot ernstige be zorgdheid. Zooals bekend is, kon laatstbedo 1de heer Smits van Oyen wegens ziekte sinds geruimen tyd de zittingen der Kamer niet bywunen en kon hy om dezelfde reden ook niet >y do inhuldiging der Koningin tegenwoordig zijn. Uit Rome wordt gemeld, dat de Paus heeft laten onderzoeken, of er precedenten konden worden gevonden, die veroorloofden, dat de Gouden Roos aan een niet-katholieke 6ouvereino word aangeboden. De H. Vader had nl. het voornemen dit kostbaar geschenk aan de jonge Koningin van Nederland te ver eeren, maar de precedenten verzetten zich daartegen. De H. Vader heeft toen eon prachtig mo zaïek aan H. M. Wilhelmina gezonden met oen eigenhandig schryven, om haar zijn gelukweBschen by do troonsbestyging aan to tioden. {Centrum.) Het stoomschip „Generaal" arriveerde 19 Sopt. van Hamburg en Antwerpen te MombaBsa; de „Kaiser", van Oost Afrika naar Rotterdam en Hamburg, arriveerde 20 Sept. te Aden; de „Koningin-Regentes", van Amster dam naar Batavia, passéTde 21 September 0ue8sant; de „Oranje-Nassau" vertrok 20 Sept. van Paramaribo naar Amsterdamdo „Prinses Amalia" vertrok 21 September van Batavia naar Amsterdam; de „Prins Hendrik", van Amsterdam naar Batavia, arriveerdo 20 September te Port Said; de „Prins Maurits" arriveerde 19 Sept. van Amsterdam te Para maribo"; de „Reichstag", van Oost Afrika naar Vlissingen en Hamburg, arriveerde 20 Sept. te Merseille; de „Merapi", van Java naar Rotterdam, passeerde 21 Sspt. Wight. Examens gymnastiek. By beschikkiDg van den minister van bin- nenlandscbe zaken, van 19 September, is bepaald, dat het examen ter verkryging van akten van bekwaamheid voor huis-en scbool- ooderwy8 in de vrye- en orde oefeningen der gymnastiek voor het jaar 1898 zal aanvangen op 17 October e. k. en dat de commission, met het afnemen van dit examen belast, zitting zullen bouden te Nijmegen, Rotterdam, Haarlem, Zwolle, Gronl gen en Maastricht. In de commissie te Haarlem zyn benoemd: tot lid en voorzitter F. J. Poutama, school opziener in het district Haarlem; tot loden: J. A. Van der Boom, onderwijzer aan de Rykskweekschool voor onderwijzers te Haar lem; C. Henner, onderwijzer aan de kweeksch. voor onderw. en onderwijzerossen te Leiden; mej. A. M. Tit, onderwijzeres aan een open bare lagere school te Haarlem; mej. J. S. De Haan, onderwyzeres aan de vormschool voor bowaarschoolhouderessen te Amsterdam; tot plaatsvervanger van den voorzitter: G. Rooden- burch, schoolopziener in het district Hoorn; tot plaatsvervangende leden: J. A. H. Eek- hardt, onderwijzer in do gymnastiek by het openbaar lager onderwys te Amsterdam; mej. Th. A. Aler, onderwijzeres in de gymnastiek by het openoaar lager oaderwys te Amsterdam. Rotterdam: a. tot lid en voorzitter mr. A. M. De Cock, schoolopziener in het district Rotterdam; b. tot leden: A. Flotbuis on A. Van Dyk, onderwyzers in de gym nastiek by het openbaar lager onderwijs te Rotterdam; mejuffrouw A. Riseeuw, leerarea aan de hoogere burgerschool voor meisjes to Leiien; mejuffrouw Joh. Berkhout, onder wyzeres in de gymnastiek by hi-t openbaar lagtr onder wys te Dordrecht; c. tot plaats vervanger van den voorzitter: G. Blokhuis, schoolopziener in het district Dordrecht; d. tot plaatsvervangende ledon: G. C. A.Meurs, onderwyzer in de gymnastiek by het openbaar lager onderwijs te Rotterdam'; mejuffrouw I. De Zwaan, onderwyzeres aan een openbare lagere school te 'a Gravenhage. GILES. 9) De man, dien by volgde, ontstelde, keerde zich om, keek dec bankier met oen wezenloos gezicht aan en wandelde toen door. Nu durfde de bankier den man, van wiene identiteit hy thans volkomen zeker was, stouter naderen. Naast hem tredende, zeide b(J„Nietwaar," mr. Gile3, gy herkent mi) toch?" „Neen, mijnheer," was het antwoord, en de man stond stil. „Niet?" fNeen, mijnheer 1 QvJ rijt mij daarin vóór." „Misschien wel, in deze drukke straat, onder de* tegonwoordige omstandigheden, maar de laatste maal, toen wij elkaar aantroffen, mr. Giles, hadt gij het voordeel en een zeer beslist voordeel op mij. Toen boodt gij mij uw hand aan. Wilt gij nu de mijoe aan nemen?" En de bankier trok zijn bandschoen uit en stak zijn hand toe. „Ik zeg u, mijnheer, dat gU u vergist," herhaalde de aangesproken persoon, terwijl hij z(jn armon stijf ovor de borst kruiste. „In ds eerste plaats, mijnheer, hoe woet gij, dat ik Giles heet?" „Dat is het juistI Bevredig mijn nieuws gierigheid I Zeg mi), wie gij werkelijk zijt, en ik beloof u, op mijn woord en eer van gentle man, dat onze kennismaking hier zal eindigen «m nimmer weer vernieuwd te worden." „Wat bedoelt gij, mijnheer?" „Wat ik gezegd heb. Maar ik heb nog een voorwaarde te stellen, die is, dat gij mij een kleine zilveren munt uit den tijd van Ivarel I teruggeeft, welke munt verscheidene jaren lang in myn bezit was en daarna in het uwe over ging. Er ia een gaatje in, en de innerlijke waarde der munt is minder dan een halven shilling." „De eenige gevolgtrekking, mijnheer, waar toe ik kan komen, is, dat g(j krankzinnig z(jt, en als er oen politieagent bij da hand was, zou ik niet aarzolen u te doen arresteeren." „Dan zal ik u vóór zijn," riep de bankier, en de aangesproken persoon bij den kraag van zijn jas grijpende, hield h(j hem stevig vast, luid schreeuwende: „Help, helpi Een dief, een dief 1" Spoedig was er een menigte volks rondom hen verzameld, en weldra verscheen een politieagent, die den „gentleman" arresteerde op beschuldiging van straatrooverij. Toen bij naar zijn naam gevraagd werd, antwoordde hij, op den bankior wtjzendo: „Deze man zegt, dat mijn naam Giles is. Laat zijn Giles 1" Den volgenden dag werd op het politie bureau van Bowstreet do instructie geopend. De bankier, wion toegestaan werd de rechter hand van den beschuldigde te bekijken, zwoer beslist, dat dit de persoon was, die hem op een zekeren datum op den grooten weg had aangehouden en hem een beurs, bevatteDde zeventig pond sterling in goud en bankpapier, benevens een zilveren munt uit den tüd van Karei I, ontnomen had. Toen den gevangene naar zijn adres gevraagd werd, weigerde bi) het op to geven, httgeen zeer in z(jn nadeel werd opgenomen, en hij werd weer naar zijn cel teruggezonden, tc-n einde den hotelhouder te Bath gelegeuheid te geven getuigenis af te leggen. Behalve zijn weigering om een adres op te goveD, was er nog een omstan digheid, die grootelijks tot zijn nadeel getuigde, of om eeu meer gebruikelijke uitdrukking te bezigen, die „tegen hem sprak." Toen hij gearresteerd werd, droeg hij een zegelring aan zijn vinger, doch tusschen Piccadilly en zijn opsluitiog had bij dien weten te ver wijderen. By een doorzoeking vond men op hem een zakboekje en een beurs. Het eerste bevatte eenige aanteekeningen in cyferscbrift, onleesbaar voor degoneD, die ze vonden; de laatste bevatte twee baDknoten van 10 pond, vier guiojes in goud en een paar shillingen in zilver. Zgn linnen, dat niot gemorkt was, en zyn kleoding, met inbegrip van hoed en laarzen, waren zoodanig als in die dagen slechts „gentlomen" plachten te dragen. Toen de botslbouder van Bath met den gevangene geconfronteerd werd, herkende hy hem zonder de minste aarzeling als mr. Giles, dsn gentleman, van wien hy de bank biljetten ontvangen had, van welke er óón (No. 53/14) voor den rechter vertoond werd. Deze magistraat, die niet den minsten twyfel koesterde nopens het geval, gelastte, dat de gevangene, „George Giles," in een der vol gende zittingen zyu vonnis moest hooren uit spreken. II. Zes weken lang bleef George Giles in zyn cel te Newgate in hechtenis. Na afloop van dien termyn kwam de dag, dat hy voor de rechtbank moest verscfaynen. By had geen advocaat, maar verdedigde zichzelvon op hoogst handige wyze. Geen rechtsgeleerde had be hendiger of met meer succes kunnen pleiten, sommige tegenwerpingen van teohnischen aard boter kunnen in het midden brengen dan hy, o. a. die, welke hy bezigde omtrent oen voor stel, zyn gezicht met een masker te ver mommen (geiyk aan dat, hetwelk by volgons de aanklacht gedragen zou hebben), terwyl de beschuldiger naar de aebterzyde van zyn hoofd en naar zyn nek keek. „Indien," zeide hy, „de beschuldiger zweren wil, dat het hier voor de rechtbank aanwezige maskor hetzelfde is, dat door den man, die hem uitschudde, gedragen word, dan heb ik er niets tegen; maar als hy dat niet bezweren kaD, dan verzoek ik, in naam der gerechtigheid en der ki68Chheid zoowel als in naam der rechtbank en der gezworenen, dat het van myn gelaat verwyderd moge worden." „Maar, edelachtbare," voerde de raadsman dor beschuldiging aan, „het is juist zulk een masker als door den roover gedragen werd." „Eu ik," riep de gevaDgene uit, „kan juist zulk een man wezen als de man, die den aanklager beroofde, maar toch ben ik die man mei." Evenzoo was zijn pleitrede voor de jury Diet minder vernuftig dan zyn tegenwerpingen gedurende het verhoor. „Wat betreft het niet opgeven van een adres," zoo redeneerde by, „zou ik u willen vrageD, heeren van de jury, of er geen schande verbonden is aan een be schuldiging alleen, van dezen aard, hoe valsch zo ook zyn moge? Onschuldig als ik ben, eu verzekerd als ik beu vrygesproken te worden, zou ik voor de geheelo wereld niot willen, dat myn betrekkiDgen en vrienden wisten, dat ik van zulk een misdaad zelfs verdacht werd. Evenmin zou ik wenschen, dat myn vyanden en iedereen heeft vyanden in dezo wereld het wisten. Want zouden zy wel ooit nalaten my er aan te herinneren? Ia er iemand onder u, myne heereo, die de hand op het hart kan leggen en zeggen: Ik heb geen vyand, die er zich in verheugen zou te vernemen, dat ik in zulk een ellendig geval gekomen ben? De vraag is niet, wis ik ben, of waar ik woon, maar: Ben ik Je man, die den beschuldiger beetolen heeft? Men heeft den vorm van myn achterhoofd in de aaQklacbt opgenomen. Er zyn duizenden menscbon in dit koninkryk, en zonder twyfel velen in dit gerechtshof op het oogenblik, wier hooiden golyk het myne gevormd zyn. Maar do bo- BChuldiger heeft er slechts twee opgemerkt: het hoofd van den man, die hem bestal, en myn hoofd. Een vergelyking van handschrift is voor het gerecht niet geoorloofd, meen ik. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1898 | | pagina 1