N°. II828 JOonderdag 15 September. A0. 1898 Qourant wordt dagelijks, met uitzondering van cZpn- en feestdagen, uitgegeven. Tweede Blad. PERSOVERZICHT. F'eixilleton. LEIDSCI DA&BLAD. PRIJS DEZER COXJRR-TTTt Voor Lolden per 8 maandeo. f 1,10. Franco per post Afeonderiyke Nommers 0.05. Van PRU8 DER AD VERTJ4N TiÜN 1 6 regels f 1.06. Iedere regel meer f 0 \1\. - Groctera letters naar plaatsruimte. - Voor het lncasseeren buiten de etad wordt f 0.05 berekend De staatkundige beschouwingen der bladen stonden in de afgeloopen weok onder den invloed van of min of meer in betrekking tot de inhuldigingsfeesten. Onder het opschrift: Een staatsrech terlijke vraag van den dag" brengt De Tijd zvJn hulde aan het ministerie over een daad, welke het van do huidige raadslieden dor kroon niet had verwacht, nl. dat zy hun porte feuilles ter beschikking vau H. M. zouden stellen. Nu meent het blad echter, dat uit deze daad noodwendig een andere moet voortvloeien dat het ministerio alle aanhangige ontwerpen van wet intrekke. De Tijd motiveert dit op de volgende gronden: Artikel 71 der Grondwet zegt: „De Koning draagt aan de Staten-Generaal ontwerpen van wet voor en doet hun zoo danige andere voorstellen als Hy noodig acht. Hy heeft het recht do door de Staten-Generaal aangenomen wetsontwerpen al of niet goed te keuren." Men lette wel op de uitdrukking: „Als Hy noodig acht", welke woorden beheerschen het karakter van de ontwerpen van wet en andere voorstellen. Nu is immers niets natuuriyker dan dat onze Koningin over de ingediende ontwerpen van wet anders kan denken dan de hooggeachte Rogente8se deed. Daarby komt nog, dat men door de wets voorstellen niet in te trekken"eigeniyk het recht der Koningin tot het al of Diet goed keuren van de aangenomen wetsontwerpen meer of minder Geperkt. Ondenkbaar is het toch niet, dat, waar het kabinet de wetsvoorstellen louter handhaaft, ze niet aan het eigen oordeel der Koningin onderwerpt, deze by het gebruikmaken van Haar recht van veto zich onwillekeurig gebon den acht door de daad Harer moeder. Een eventueel beroep op solidariteit van opvolgende gouvernementen gaat zeker niet op als motief tegen ons advies. Die solidariteit kan niet verder gaan dan de handhaving der Grondwet on andere wetten en der getroffen regelingen op verschillend gebied. Omtrent de noodzakeiykheid der nieuwe wetten of van hervorming zou de beminde Koningin van een andere meening kunnen wezen dan de geëerbiedigde Koningin-Regentes. Handelde het tegenwoordig Bewind niet in onzen geest, dan zouden wy dat moeiiyk kunnen begrypen en, van het eigen standpunt van dit Bewind, moeiiyk verdedigbaar achten. By zyn optreden heeft het al de aanhangige wetsvoorstellen, onder het vorige Kabinet in gediend, teruggenomen. Do ministers achtten dus het optreden van een nieuw bewind ook waar het in richting niet byzonder ver van het vorige afweek belangryk genoeg, om te overwegen, of het al de wetsvoorstellen van hun voorgangers zou handhaven. Wanneer, na de troonsbestyging van Koningin Wilhelmina, de ministers de nog Diet afgedane wetsvoorstellen niet van de parlementaire agenda nemen, om ze aan de overweging der Koningin te onderwerpen, dan moeten zy daardoor, naar ons inzien, toonen, dat zy de troonsbeklimming van Koningin Wilhelmina een minder gewichtige politieke gebeurtenis rekenen dan eenKabinets- vorwisseling. En dat kunnen wy van het tegenwoordig ministerie niet denken. De consideratie, dat de Koningin waarschyn- ïyk al de aanhangige wetsvoorstellen voor weder-indiening vatbaar zou verklaren, do9t niets af aan hetgeen wy ook te dezen aanzien grondwettig noodig en oorbaar gelooven. Zooals wy reeds constatoerden, ligt by de ontwikkeling dezer denkbeelden niets verder van ons dan het bereiken van party oogmerken. Vooral in onzen tyd is er echter veel aan gelegen, dat de hoofdbeginselen van het Grond wettig Koningschap zoo zuiver mogelyk wor den bewaard. Aan de volle rechten der Kroon mag niet worden getornd. Onze Koningin moetdadeiyk ervaren, dat Regeering en Kamers Haar souve- reine rechten in alle kracht en luister willen handhaven. Langs dien weg konden aan den Inhuldi- ging8eed al spoedig practische boteekenissen worden geschonken." De Nieuioe Rotterdamsche Courant betoogt, naar aanleiding van het Tyd-artikel, dat de geopperde quaestie eigerlyk den naam van „Staatsrecbteriyke vraag" niet mag verdienen. Bracht men den voorgestelden maatregel in toepassing, zulks zou slechts ten gevolge hebben een belangryke vertraging in de wet gevende werkzaamheden. Ook acht het blad do voorstelling, als stonden wy aan het einde eener tusschen-regeering, welke sedert 1890 goduurd heeft, onjuist: Koningin Wilhelmina regeert toch sedert 1890, en al wat de Regentes deed, geschiedde in Haar naam. Trok KoniDgin Wilhelmina dus aanhangige wetsontwerpen in, dan zou zy dadon desa- voueeren, die in Haar naam geschied zyD. De N. R. Ct. schryft verder? De KoniDgin, schryft De Tijdkan over de ingediende wetsontwerpen van wet anders denken dan de Regentes deed. Welnu, dan zal Zy ze intrekken; Zy heeft daartoe het onbetwistbaar recht. Het recht van veto, heet het voorts, wordt eenigszin3/heperkt, doordat, waar het Kabinet do wetsvoorstellen louter handhaaft, ze niet aan het eigen oordeel der Koningin onder werpt, deze zich onwillekeurig gebonden kan achten door de daad Harer Moeder. Hoe nu? Is h9t aan het kabinet om de ingediende wetsontwerpen aan het eigen oordeel der Koningin te onderwerpen? Zyn niet die wets ontwerpen aan Haar oordeel onderworpen van het oogenblik der machtsaanvaarding af tot het oogenblik vóórdat de Eerste Kamer er over stemt, d. w. z. gedurende al den tyd, dat de Koningin tot intrekking bevoegd is? Eindeiyk herinnert het blad er aan, dat het tegenwoordige kabinet by zyn optreden alle aanhangige wetsvoorstellen van het vorige introk. Deed het thans niet desgeiyks, dan zou meent De Tijd het kabinet daar mede te kennen geveD, dat het de machts aanvaarding van Koningin Wilhelmina een minder gewichtige politieke gebeurtenis acht dan een kabinetsverwisseling. En dat kan het blad van dit ministerie niet denken. Het ministerie zal er zich inderdaad wel voor wachten tweo zoo ongeiyksoortige groot heden met elkander te vorgoiykeD. Volkomen ten onrechte legt De Tijd tusschen de beide gevallen verband. Waarom werden terecht of niet by het optreden van het kabinet de wotsontwerpen van het vorige ingetrokken? Om de ministers in staat te stellen te onder zoeken, of zy de aldus ingediende ontwerpen met hun verantwoordelykheid konden dekken. Daarom alleen, en geenszins wegens do meer dere of mindere belangrykheid van bun op treden in de plaats van hun voorgangers. Thans echter zyn de ontwerpen op de verant* woordolykheid der ministers zelf ingediend en biyft de Koningin vry ze te onderzoeken en in te trekken. Zelfs daar, waar De Tijd aan het ministerie lof toezwaait, is de N. R. Ct. het met de reden van dien lof niet eens. Zy zegt: „In den aanvang van haar artikel verheugt zich De Tijddat de ministers, van wie het blad een zoo juisto opvatting van wat in deze jegens het koningschap paste niet had verwacht waarom niet? voor de inhuldi ging hun portefeuilles ter beschikking van Hare Majesteit hebben gesteld. Maar ook hier beschouwt het blad als een con3titutioneelen eisch wat zelfs geen quaeslie van staats recht is. Met de aanbieding van hun portefeuilles begingen de ministers een daad van zeer te waardeeren courtoisie. Maar hoe kan ooit als eisch gelden, dat zy, die in naam der Koningin werden benoemd, by de machtsaanvaarding der Koningin een daad zouden doen, welke de veronderstelling zou insluiten van de mogelykbeid, dat zy wel in naam, maar niet overeenkomstig den wensch van de Koningin in hun hoog ambt gesteld werden? Zeker, de Koningin benoemt en ontslaat de hoofden van miDisteriëele departementen naar welgevallen. Doch hieruit volgt alleeD, dat de Koöingm gerechtigd is de ministers, die niet overeenkomstig Haar weDsch zyn benoemd, dadeiyk na Haar machtsaanvaarding te ontslaan. Nooit, dat de positie der ministers wankelend zou worden door het zelfstandig optreden van Haar, in wier naam zy werden aangesteld." Het Weekblad der Ned. Maatsch. tot bev. der geneeskunst is hoogeiyk ingenomen met het geschonk, door de Koningin- Moeder by de aanvaarding der regeeriog van Koningin Wilhelmina voor ons volk be stemd. „Door deze daad is de traagheid overwon nen, die in den geregelden, modernen Staat iDgrypende en kostbare vernieuwingen zoo moeiiyk maakt. Brehmer had practisch aangetoond, dat openluchtbehandeling en longgymnastiek in sanatoria machtige factoren zyn voor de ge nezing van lyders aan long-tuberculose. Andere Duitsche geneeskundigen volgden zyn methode, stichtten op hun beurt sanatoria en brachten in zyn voorschriften nog verbeteringen aan. Na de slechts voor meer gegoeden bereikbare sanatoria, kwamen in Duitscbland do Yolks- sanatoria, die nu reeds in grooten getate over het goheele Rijk zyn verspreid, terwyl er bovendien nog vele in aanbouw of geprojec teerd zyn. Ook in Zwitserland, Engeland en Frankryk werden welgeslaagde pogingen in het werk gesteld om zulke heilzame inrich tingen tot stand te brengen. Nederland bleef achter. Nadat Wynhof, Kooyker en Homoet hun stem hadden doen hooren, kwam in het vorig jaar een Centraal-Comité voor de oprichting van Volkssanatoria tot stand, dat tal van plaatselyke comité's in het leven riep, om het groote werk voor te bereiden en ons waar- scbyniyk over eenige jaren het eerste sana torium zou hebben geschonken. Nu is met één slag aan de groote moeiiyk- heden, welke deze energieke vereeniging te overwinnen had, een eind gekomen. De stich ting van het eerste Nederlandsche Volkssana torium is verzekerd. Wanneer de ervaring de behoefte aan meer sanatoria aantoont, zal het verkrygen van krachten en fondsen niet zooveel weerstand meer vinden. De traagheid is over wonnen l Wy, medici, die het best den omvang van den nood kenneD der kleine burgers, die in oen kleine woning met bekrompen beurs in de onmogelykheid verkeeren de voorschriften van hygiëne, voeding en arbeidsregeling op te volgen, waarvan met grond heil mag worden verwacht; wy, die weten hoo ontzaglyk groot het aantal der gezinnon is, dat getroffen wordt door de ramp der tuborculose; wy voelen hot diepst de beteekenis der Koninklyke beslissing, en mogen, als de meest bevoegden, vooraan staan onder degenen, die aan Hare Majesteit de Koningin-Moeder den hartgrondigen dank der natie betuigen voor den krachtdadigen zedeiyken en stoffelyken steun, welken zy aan de onvermoeide, maar dikwerf moedelooze, bestryders der tuberculose verleent. Moge de RegeeriDg harer Dochter, Koningin Wilhelmina, gekenmerkt zyn door vele zulke beslissingen, die toonen, dat het hoofd van den Staat waarneemt en gevoelt, waar door 3teun, aanmoediging on voorbeeld nationale nooden te lenigen, nieuwo wogen van vooruitgang te openen zyn". Onder het opschrift „Het vertrek der Koninginnon" bevatte De Tijd een artikel, waaruit wy'het volgende overnemen: „Het is als een droom, de dageD, die voorbygingen, een verrukkelyk schoono droom. Nooit beeft Amsterdam in zyn volle schoon heid, opgeluisterd door een feestkleedy, die ook in kleine byzonderheden getuigde van de zorg en de liefde, daaraan ton kosto gelegd, zich hoerlyker vertoond dan in de afgeloopen dagen; nooit heeft de bevolking haar goede eigenschappoD, haar waar karakter, dikwyis door een ruwe schors voor bet oog des toe schouwers verborgen, op meer schitterende wyze aan het licht doen komen dan by do viering van de Inhuldiging harer Koningin. Het was, alsof ods volk wist, dat in deze dagen de oogen van geheel de beschaafde wereld op zyn feest gevestigd waron. Het scheen, alsof ieder overtuigd was van den gemeenscbappelyken plicht, rustende op ieder, die aan do feestvreugde deelnam, om to zorgen, dat elke wanklank werd vermeden, om den goeden naam van de Nederlandsche natie voor vreemden te bandhaven. Voor vreemden?Wie heeft by de uiting van zyn vreugde ook maar een oogenblik aan vreemden gedacht? Het volk is, als het feestviert, niet bereke nend: het vraagt niet, wat in binnen en buiten- landsche bladen over zyn houding en ge dragingen zal gezegd worden. Juist het meest kenmerkende van de feestviering dezer dagen was de volkomen echtheid. Het volk gaf zich gehcol zooal3 het was: alles, wat ook maar naar aanstellery zweemde, zoowel ten goede als ten kwade, bleef aan zyn gedragingen vreemd. En toch dat volk kan ruw, kin grof dieriyk wezen. Nist ten onrechte werd geklaagd over weerzinwekkende tooneelen van woest heid, openbare dronkenschap en buitensporig heid by menige gelegenheid. Niet geheel zonder reden werd van het Amsterdamsche volk meermalen gezegd, dat het een moeiiyk te regoeren en te leiden volk was; een volk, hetwelk do geest van vyandelykheid tegen degonen, aan wie de handhaving van orde en tucht word toevertrouwd, als ware het werd aangeboren. Gelukkig Nederland echter, waar in de volksziol één hooge en heilige hartstocht troont, dio, waar hy zich doet geldeo, al het onodele verdringt, allen lagen hartstochten het zwygen oplegt. Gelyk een reine liefde, waar zy het h;.rt vervult, den mensch verheft, hem beter en grooter maakt dan hy in het gewone leven is, zóó de vereering van Oranje, de voreering van onze jeugdige Koningin by het Neder landsche volk. Neem deze achttienjarige uit ons midden en gy ontneemt aan millioeDen, aan geheel een natie een kapitaal van onbewuste, doch levende kracht; gy hebt den hechten band van een heid on volkszin by ons volk verscheurd; gy hebt een onuitputtelyke bron, waaruit de vaderlandsliefde, het plichtsbesef, de zelf opoffering ten bate van het algemeen steeds opnieuw worden gevoed en gesterkt, voor altyd doen opdrogen." Eet Centrum behelst do volgende nieuwe waarschuwingj: Wederom broDgt een verraderlijke moord, op eenhooggeplaatstpersoongepleegd, Europa in berooring. Een vrouw, een keizerin, die zich steeds op den achtergrond hield en nimmer een politieke In welke qualiteit? 8) „O, ik zal je wat beters laten hooren dan dat," zei ze. „Luister maarl" Zy speelde een paar maten van opgewekte muziek en ging toen, met een snellen blik over haar schouder even naar hem opziende, over tot: „Knocked 'em in the Old Kent Road." „Kan je het refrein niot meezingen?" vroeg ze. „Och, je bent een stumperdl Heb je het van Chevalier gehoord?" Het pianostoeltjo verlatende, sprong zo op, en de melodie vervolgende zonder een accom pagnement, begunstigde zy hem met een impromptu imitatie. „Laughed-there, I thought I should ha' died „Knocked 'em in the Old Kent Road!" Haar stem vulde het geheele vertrek, haar houding was onbeschryfiyk grappig. Er was iets zoo aanstekelijks in haar vroolykheid, dat hy met het refrein mee instemde, en zy zongen het samen heelemaal, tot zy zich buiten adem in een stoel liet neervallen. Toen Gerald Singleton dien avond op zyn kamer kwam, keek hy in verbazing de muren aan en vroeg met Bill Nyl: „Is zoo iets mogelyk?" Maar do muron gaven geen ant woord, zoodat hy ten laatste het ODderzoek opgaf en met Dundreary opmerkte, dat het een van die raadsels was, die geen sterveliog koa doorgronden. Mrs. Singleton daarentegen scheen in het minst niet te aarzelen omtrent haar gedrag; zy behandelde hem het eene oogenblik alsof zy een rnan was en het andere of ze honderd jaar oud was, met onvergelykeiyken ernst. „Je moest trouweD," zei ze op zekeren namiddag tot hem, toen zy in een grooten leuningstoel hazelnoten zat te kraken; „je moest trouwen, Gerald. Je hebt alles in je voordeel; een mooi meisje met wat geld zou gemakkelyk gonoeg voor je te vinden zyn." „Trouwen 1" herhaalde hy; „dat idee is nog nooit in myn hoofd opgekomen." „Dan mocht je er wel eens over gaan denken," hield zy vol; „we moeten eens zien, wat we voor je kunnen doen. Ik hoop, ik hoop in allen ernst dat je geen belacblyke ideeën over dat onderwerp hebt, geen roman tische begrippen, bedoel ik, die je in den weg kunnen staan?" „Ik heb in 't geheel geen begrippen," ant woordde hy, min of meer geïrriteerd. Haar wereldwysheid stond haar kluchtig. „Maar ik 7.0u niet met een meisje trouwen, daar ik niet om gaf, al was ze zoo ryk als Croesus." „Dan heb jo begrippon!" riep zy uit. „Hoe onuitstaanbaar van je I Je bent natuuriyk nog heel jong; maar ik dacht, dat je voor zulke dwaasheden te verstandig zoudt zyn; ik dacht, dat je meer practisoh waart. Beste jongen, je moet werkelyk iemand met geld trouwen; ik heb de zaak eens ernstig overdacht; ik zie niet in, wat je anders doen kunt. Je voelt je in het minst niet aangetrokken tot de recht bank, en dat begryp ik, en de kunst is veel minder een beroep voor je dan een amusement. Je wilt, natuuriyk altyd tot op zekere hoogte, onafhankeiyk zyn; maar ieder jongmensch moet iets voor zichzslf in de wereld doen. Als by goen geld kan verdienen, moet hy trouwen." Zy sprong op en schudde een schoot vol doppen in den haard. „Je stelt my teleur, Gerald, werkelyk 1 Wat ter wereld maakt hot uit, of eon meisje mooi is of niot? Een aardig gezichtje geeft je geen goed huis, of een park, of wild. Zie uit naar een vrouw met iets solide op de manier van bezittingen of dingen, die te wachten zyn dat is de raad, dien je moeder je geeft. En schel nu als jo blieft eens voor me: de keukenmeid moet mo de stroop en de bruine suiker in de bibliotheek sturen, dan ga ik wat balletjes maken." „U gaat....? Wat blieft uvroeg Gerald en keek haar met open mond aaD. „Ik ga balletjes maken - balletjes bal letjes balletjes 1 Heb je daar nooit van gehoord? Kom maar mee, dan kan je zien, hoe het gedaan wordt." Hy volgde haar heel gehoorzaam. Hy be proefde niet langer om haar te begrypen, hy beschouwde die pogingen nu als verloren tyd maar in haar rykdom van afwisselende stemming was een bekoorlykbeid, waaraan hy onmogeiyk weerstand kon bieden. Hy begon zelfs mr. Justice Singleton ver giffenis te schenken. Zy was betooverend, bedwelmend. Of ze zostion jaar was of zestig, of ze hem de les las als zyn grootmoeder en of ze by den haard neerhurkte en haar wangen half verbrandde onder het omroeren van een zekere brei iu een pannetje: zyn stiefmoeder was om voor to knielen. Nu is bet natuuriyk zeer wenscheiyk, wanneer de vader van een jongmensch weer trouwt, dat zyn zoon het voorwerp van zyns vaders keus goedkeurt; maar als de kinder- ïyke critiek zoo ver gaat van de dame in quaestie „om voor te knielen" te vinden, dan is dat niet verkiesiyk en, wat meer zegt, het is zelfs gevaarlyk voor do gemoedsrust van het jonge mensch. Er zyn dingen, die wy maar noode duideiyk aan onszelf bekennen, en Gerald was niet oprechter dan de meerderheid in zyn droomon maar heel vaag en zonder het in woorden te brengen, werd hy er zich langzamerhand bewust van, dat hy heelwat meer aan zyn stiefmoeder dacht dan hy, zy of zyn vador nuttig kon vinden. Voor een paar dagen, nadat hom dit ge beurde, zei by: „Nonsens!" en „Ocb, kom," maar nog etn paar dagen van voortdurend samenzyn met een meisje, tot wie wo ons reeds aangetrokken voelen, ontwikkelen de gevoelens verbazend, en zoo zei hy dan toen ook niet meer „Ocb, kom!" maar blies pein- zend blauwe wolkjes omhoog, met opgetrokken wenkbrauwen, en overlegde by zichzelf, hoo hy het best weg kon komen. In deze periode, terwyl by overdacht welk excuus hy kon voorwenden, was er verande ring waar te nemen in do houding van mrs. Singleton, Zy begunstigde hem niet meer met haar grappig6 moederlykheid en gedroeg zich ook niet als een schoolmeisje. Het was hard om het te erkeDneD, maar zy scheen zelfs wel verlegen. Zy vermoed hem ook. Eens, toeu by haar Kate noemde, verschoot zy van kl.ur. Een week te voren zou hy om uitlegging verzocht hobben; maar nu ontbield hy zich daarvan een gebrek aan nieuwsgierigheid, waaruit men iets zou kunnen afleiden. De veertien dagen van afwezigheid van mr. Justice Singleton waren byna verstreken, en dat feit maakte Geralds plicht nog moeilyker. Na zoo lang op zyn terugkomst gewacht te hebben, leek het zonderling, juist heen te gaan tegen dat hy verwacht werd. Toch stond zyn plicht duideiyk voor hem, al mocht er ook iets onaangenaams in wezen; en op zekeren morgen ging hy naar beneden in do ontbytkamer, vast besloten zyn plan mee to deolen en er ook naar to handelen. Zy zat aan tafel en las een brief, die voor haar gokomen was. Hy zag niet, dat er ook voor hem oen lag, doordat zyn attentie te veel werd mgenomen door haar bleek en verward uitzicht. „Geon slecht nieuws, hoop ik?" vroeg hy. „Noen," zei ze zenuwachtig „neen, 't is niets." Slot volgt.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1898 | | pagina 5