N°. 11817
Vrijdag 2 September.
A0. 1898
feze jouraat wordt dagelijks, met uitzondering
van jZon- en feestdagen, uitgegeven.
Burgerlijke Stand.
Feuilleton.
Oe moord op het kerkhof te Hamley.
LEIDSCH
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Toor Leiden per 8 maanden. f 1.10.
Franco per post1-40.
Afzonderlijke Nommers 0.06.
PRUB DER ATll/MK.'MiïW'i'l ftw t
Van 1-8 regels f 1.06. Iedere regel meer f 0.17J. - Groeier#
(etters naar plaatsruimte. Voor het incasseereD bulten de stad
wordt f 0.05 berekend
Tweede Blad.
koloniën.
BATAVIA, 25 Juli 1 Aug.
Met zekerheid deelt de „Soer. Ct." mede,
lat Jhr. mr. J. W. Von Schmidt auf Alten-
>tadt, vice-president van 't Hooggerechtshof,
jn begin September met pensioen naar Europa
tal vertrekken.
Te Makassar slaagde in het klein-notaris-
ucamen de control. 1ste kl. J. J. Ph. Gambier.
Door den gouverneur-generaal van Ned.-Indië
*4jn de volgende beschikkingen genomen:
CIVIEL DEPARTEMENT. Benoomd: Tot
aadsheer in het Hooggerechtshof van Nederl.-
Jndië, de officier van justitie bij den Raad van
lustitie te Batavia Mr. A. C. J. Helfrich.
Bij het Binnenlandsch Bestuur op de bezittingen
Mailen Java en Madoera: tot controleur 2de kl. de
dspirant-controleur J. P. Rambaldo
tot adspirant-controleur P. F. Moolenburgh, thans
•er beschikking van den directeur van Binnen).
Bestuur
tot predikant bij do protestantsche gemeente te
•roboliuggo D. J. Leopel, bij koninklijk besluit van
10 Mei 1698 benoemd tot predikant bij de protes-
antsche gemeente in Nod.-Indië;
Ontslagen: Met ingang van 10 Augustus
893, op verzoek eervol uit 's lands dienst, de
ssistent resident van Ledok (Bagelen), F. K. W.
van Cattenburch.
Bij den post- en telegraafdienst.
Bevorderd: Tot adiunet-commies op ƒ80
'r maands G. G. A. Westhoff, thans adjunct-commies
{p /50 's maands.
Benoemd: Tot adjunctcommies op ƒ50
maands en geplaatst te Semarang A. G. F. Lapré,
Rembang;
tot commies 3do kl. de adjunct-commies J. R.
r. Hoofsteedej.
Bij het Boscbwozen op Java en Madoera.
Belast: Met het beheer over het boschdistrict
flora, met de afdeelingshoofdplaats Blora, als
'andplaats, de adspirant houtvester H. J. Kerbeit';
met het beheer over bet boschdistrict Randoe-
Jitoeng. met de districtshoofdplaats Randoebla-
?eng als standplaats, de adspirant-lioutvester E.
Kunst;
met het beheer over hot boschdistrict Tooban,
oiet Djatiiogo als standplaats, de adspirant-hout-
Vester F. W. Snepvangers;
met het beheer over het boschdistrict Kedoo-
'jokjakarta, met de hoofdplaats Magelaug als
Randplaats, de adspirant-houtvester \V. J. Spaan.
$ij de exploitatie der Staatsspoorwegen op Java.
Benoemd: Tot machinist 1ste kl. de machinist
*3o kl. C. Dnjshart;
tot machinist 2de kl. de machinist 3do kl. C.
Th. J. Van Dijk;
tot tijdelijk machinist 3de kl. de tijd. leerling-
nacbinist J. F. Stolze.
Bij den waterstaat en 's lauds B. O. W.
Bepaald: Dat de opzichter l9te kl. E. F.
xJodiu in het gouvernement Sumatra's Westkust
geplaatst blijft.
Overgeplaatst: Van do res. Semarang
naar het gouv. Atjeh en Ond., ton einde op te
treden als eerstaanwezend waterstaatsambtenaar,
Ie opzichter 1ste kl. J. F. H. Van Leeuwen;
van de res. Banjoemas naar de res. Preanger
legentschappen, de opz. 3de kl. J. G. Las9uB-o.
Verleend. Wegens ziekte een t veejarig verlof
aar Europa, aan den onderwijzer 2de kl. bij het
openbaar lager onderwijs voor Europeanen A. Van
fler Weerdt.
Gesteld: Ter beschikking van den directeur
an Binnenlandsch Bestuur, ten einde werkzaam
e worden gesteld bij het kadaster, W. Munniks
le Jongh, laatst bewaarder 2de kl., thans van
•crlof uit Europa teruggekeerd.
Verlengd: Met een jaar of zooveel korter
\s zal blijken noodig te zijn, do termijn waarvoor
de rechterlijke ambtenaar mr. G. J. Heyligers
i belast met de betrekking van buitengewoon
oorzitter van de landraden te Pandeglang, Menos
'<n Rangkasbetoeng (Bantam).
de ambtenaar X. E. R. Calbo, ter beschikking
van voornoemden buitengewonen voorzitter gesteld,
ten oinde met griffiersvverkzaamheden bijgemelde
landraden te worden belast.
Bij het openb, lager ond. voor Europeanen
Ingetrokken: Do overplaatsing van dehulp-
ondorwijzeres C. H. Haighton van ae 3de meisjes
school te Soerabaia naar de gemengde school te
Bandjermasin.
Overgeplaatst: Mot ingang van 3 Aug.
1898, van de 1ste meisjesschool to Batavia naar
de lsto gemengde school A aldaar, de hulponder
wijzeres A. J. Scheuer en zulks met intrekking
harer overplaatsing naar do 2de meisjesschool te
Soerabaia
met ingang van 4 Augustus 1898, van de 2de
gemengdo school te Batavia naar de gemengde
school te Pekalongan, als hoofd der school, de
benoemde onderwijzer 1ste klasse J. E. G. Van
Lookeren.
Bij do exploitatie der Staatsspoorwegen op Java.
Met ingang van den datum der overname van
het bedrijf der Bataviasche Oosterspoorweg-maat
schappij
Benoemd: Tot tijdelijk machinist 3de klasse
P. H. Konig. tot tijdelijk" stationschef 3do klasse
C. Th. F. M. Cordesius, tot tijdelijk telegraafop-
zichter F. W. Barbord, wordende allen geplaatst
bij do Westorlijnen.
G e p 1 a a t s tBij de Westerlijnen, de benoemde
opzichter machinist 1ste klasse W. Baars.
DEPARTEMENT VAN OORLOG. Overge
plaatst: Bij het subsistentenkader te Batavia
ao kapitein bij het 10de bat. inf. te Weltevreden
J. B. Snepvangers;
bij het 11de bat. inf. en teruggevoerd van a la
suite van zijn wapen, de 1ste luitenant der inf.
bij de Militaire School te Meester-CornelisS.L. Blok;
bij de Militaire School en gevoerd a la suite
van zijn wapen, de l3to luitenant bij het 11de
bataljon inf. te Meester-Cornelis, B. Teensma;
by liet 1ste depot-bataljon de lste luitenant der
inf. bij de garnizoens compagnie van Benkoelen
(in subsistentie) bij het subsistentenkader te
Batavia H. A. Kooij;
bij de troepenmacht in Atjeh t. n. i. de lste
luitenant dor inf. bij het garnizoensbataljon der
Oostkust van Sumatra (in subsistentie) bij het
subsistentenkader te Batavia G. J. Velds;
bij het commandement der artillerie van Atjeh
en Onderhoorigheden te Kotta-Radja, de majoor
commandant der artillerie in de lste militaire
afdeeling op Java te Batavia F. E. Granpré Molière.
Bevorderd: Tot lsten luitenant bij het wapen
der infanterie, de 2de luitenants R. E. Filet en
C. A. Rogge.
Bij het wapen der artillerie,
tot kapitein, de lste luitenant G. H. Knoop;
tot lsteu luit. de 2do luit. H. Kerremans.
Gemeenteraad van Wassenaar.
Zitting van 31 Augustus.
Voorz. de burgemeester. Afwezig baron Van
Brienen.
Do Voorzitter opent de vergadering en zegt
daarna:
„Mijne Heeren! Het verheugt mij, op dezen voor
gansch Nederland zoo beuglijken en gewichtigen
dag, den Raad om mij been te zien, niet om in
het bijzonder de belangen der gemeente te behar
tigen, maar om als vertegenwoordigers van een
deel der natie uiting te geven aan de gevoelens,
die ons dozen dag bezielen. De laatste telg uit
het beminde Huis van Oranjo aanvaardt den troon,
d;en zij van haar Vader geërfd hoeft bij de gratie
Gods.
Met weemoed zagen we de leden van ons Konink
lijk Huis éen voor één ten grave dalen. Wij
treurden, doch niet als zij, die geen hoop hebben.
Er blyft één loot over en dat i9 onze Koningin
Wilhelmina. We zijn door de geschiedenis aan het
Huis van Oranje verbonden on al zijn er enkele
bladzijden, waarop dio naam niet voorkomt, we
zouden wenschen, dat die er waren uitgescheurd.
Achttien jaar lang is onzo Koningin toever
trouwd geweest aan de hoede harer Koninklijke
Moeder, die we in dien tijd hebben leeron kennen
en liefhebben. De wijze, waarop zij haar taak
heeft vervuld, is boven uweu en mijnen lof ver
heven.
Binnen weinige dagen zal onze Koningin gehul
digd worden te Amsterdam en daar zal Zij den
eed afleggen, dien ik u zal voorlezen, want het
volk dient dien eed to kennen. (Do Voorz. leest
den bij de Grondwet voorgeschreven eed.) En nu,
mijne boeren, waar Hare Majesteit zooveel tegen
over ons belooft en waar wij denkeu aan het
woord, dat Haar Vader eenmaal gesproken heeft:
„Oranje kan voor Nederland Diet genoeg doen",
daar mogen we ons afvragen, wat kunnen wij
doen voor onze Koningin. Het schijnt, dat we
niets kunnen doen en toch kunnen wo veel doen.
We kunnen de wetten eerbiedigen en ons ge
dragen als ordelievende burgers. Ik eindig, mijne
heeren, met den wensch, dat Haro regeering moge
strekken tot heil van ons vaderland. Leve de
Koningin!"
Die uitroep wordt herhaald door den Raad en
de talrijke aanwezigen.
Op voorstel'.van den Voorzitter wordt het vel
gend telegram verzonden."
„De Raad der gemeente Wassenaar, in buiten
gewone vergadering vereenigd, biedt Uwe Majes
teit zijn eerbiedige hulde aan en spreekt den
wensch uit, dat God Uwo Majesteit tot in lengte
van dagen moge sparen en Haar regeoring moge
doen strekken tot heil van ons dierbaar Vader
land."
Hierna spreekt de Voorzitter de hoofden der
scholen aan. Hij reikt hun een portrot van H. M.
de Koningin uit met de woordjen: Aanvaardt dit
geschenk der Regeering, geeft het een eereplaats
in uw scholen, wijst de jeugd dikwijls op deze
beeltenis en kweekt de liefde aan voor ons vorsten
huis, de liefde die elk Nederlander is aangeboren.
Tot de aanwezigen op de publieke tribune richt
de Voorzitter nog het woord. Hij wijst op de
feesten, die weldra in de gemeente gevierd zullen
worden. Hij spreekt den wensch uit, dat de be
volking van Wassenaar dit feest moge vieren,
sooals hi«r nog geen feest gevierd is; dat er geen
enkele wanklank gehoord moge worden. De her
bergiers mogen hun inrichtingen open honden tot
des nachts één uur onder uitdrukkelijke voor
waarde, dat na tien uren geen sterke drauk
meer mag wordon verkocht. De Voorzitter koopt,
dat de bevolking tooncn zal, dat ze ook feest kan
vieren zonder jenever.
Hierna sluit de Voorzitter de vergadering.
NOORD WIJK. Geboren: Elisabeth, D. van
A. Hazenoot en J. Spaanderman. Marijtje, D.
van J. Van Roon en T. Duindam. Jacob, Z.
van J. Duindam en K. Van der Luijt. Nicolaas,
Z. van J. A. Melkert en M. A. Waasdorp. Dirkje,
D- van A. Van Duin en J. Van der Doijl.
Johannes Jacobus, Z. van J. Van Wees en H.
Raaphorst. Herke Johannes, Z. van H. A. Van
der Berg en A. Meijlink. Cornelia Jeroen, Z.
van C. Th. Van den Berg en II. Hoogoveen.
Getrouwd: J. Verkade en C. A. Van Sterjn.
Ondertrouwd: M. H. Schneiders 25 j. en
A. Bierman 23 j.
VOORHOUT. Geboren: Hubertus Henricus,
Z. van A. J. Dijsselbloem en W. A. Van Alphen.
Cornelis, Z. van A. Colijn en P. Cramer.
Overleden: M. Vrijburg, wed. van H. Schulte
74 j. A. Van Schooien 5 m.
Getrouwd: D. C. Vau Egmond, wedr. van
M. Koomen, 32 j. en J. Nicola 27 j. Th. Van
den Nouland 26 j. en M. Van der Voorn 21 j.
KOUDEKERK. Bevallen: W. Van Gelder
geb. Rosbag Z. E. De Jong geb. Zandbergen D.
REEUW IJK. Bevallen: M. Kompier gob.
Den Blanken Z. J. Kruit geb. Verbree D.
T. Van der Grift geb. De Bruyn Z. A. Stout
hart geb. Verburg Z.
Overleden: J. Ooms 5 m. M. J. Straver 13 w.
TER-AAR. Bevallen: M. v. Eijk geb. Pols D.
Kuslands vredeboodschap.
Hoe vorst Bismarcks standpunt was tegen
over het denkbeeld ©ener algemeene ontwape
ning, blijkt uit het antwoord, dat by in 1880
zond aan den heer Von Büfcler, een bekend
vredesapostel, die zich tot hem gewend had
met het verzoek zijn giooten invloed ten gunste
dor algemeene ontwapening in de schaal te
werpen. Het antwoord luidde:
„Ik dank U.H.W.Geb. ten zeerste voor de
mededeeling van uw ontwapeningsvoorstel. Ik
ben, helaas! door de practische en dringende
zaken van het tegenwoordige zoozeer in
beslag genomen, dat ik my niet kan bezig
houden met de mogelykheid van een toekomst,
die, naar ik vrees, wy beiden niet zullen be-
lev,n. Eerst nadat het U.H.W.Geb. gelukt zal
zyn onze naburen voor uw plannen te win
nen, zou ik of een andere Duitsche kanselier
voor ons steeds defensief vaderland de ver
antwoordelijkheid voor soortgelyke opwekkin
gen op my kunnen nemen."
Het hier door vorst Bismarck op sceptische
wyze voorziene geval, dat de opwekking van
een naburig land zou moeten uitgaan, alvorens
een Duitsche kanselier de verantwoordelijkheid
voor een dergelyke opwekking zou kunnen
op zich nemen, heeft zich thans op verras
sende wyze voorgedaan.
Eenigo welsprekende cyfers tot rechtvaardi
ging van de klacht, dat de stygende oorlogs
toerustingen een steeds drukkender last wor
den, waaronder ten slotte de volken zullen
moeten bezwyken, vindt men vermeld in de
„Frankf. Ztg."
In 25 jaren, van 1870 tot 1895, is het
gezameniyke budget van alle staten van
Europa verdubbeld; het is van 11 tot 22
millhrden gestegen. Daarvan vergde de
oorlogsbegrooting reeds in 1893 5 milliarden
per jaar; op de staten van den driebond
kwamen hiervan 1700 millioen, op Frankryk
en Rusland evenveel, op Engeland 820 millioen,
op de overige staten, Turkije niet meegerekend,
580 millioen. Sedert is het oorlogsbudget nog
aanzienlyk gestegen, inzonderheid ten gevolge
van de groote toerustingen ter zee.
By de oorlogsbudgetten moet men echter
ook nog de uitgaven voor rentebetaling van
de schulden rekenen, omdat deze grootendeels
wegens militaire uitgaven zyn aangegaan.
Wanneer men deze uitgaven er ty telt, dan
verslindt het oorlogsbudget van Europa, door-
eengenomen, meer dan het derde gedeelte
der gezameniyke staatsinkomsten. Voor som
mige staten is de verhouding wat beter, voor
andere weer wat slechter.
Hoezeer de andere belangen onder dezen
last lyden, biykt het best uit een vergeiyking
van do uitgaven van het oorlogsbudget met
die voor opvoeding en onderwys. Die verhou
ding bedroeg in 1891 voor Duitschland 735
tegen 60 millioen, voor Oostenryk-Hongerde
258 tegen 25 millioen, voor Italiè 346 tegen
16 millioen, voor Frankryk 603 tegen 83 mill
voor Rusland 836 tegen 69 millioen, voor Engo-
land 624 tegen 94 millioen, voor Spanje 140
tegen 6 millioen. By Duitschland, Frankryk,
Rusland, Engeland en Spanje zyn de uitgaven
voor de universiteiten hieronder niet begrepen.
Sedert 1891 is de verhouJing tusschen deze
cijfers nog vrywat minder gunstig geworden,
omdat de afzonderlijke staten veel meer voor
bon legers en vloten dan voor opvoeding
en onderwys gedaan hebben.
De zeven hier genoemde staten gaven dus
in 1891 samen uit in ronde getallen 3500
millioen voor oorlogsdoeleinden en slechts
350 millioen voor onderwijs. Voor deintellec-
tueele verheffing en ontwikkeling van het
volk werd dus slechts het tiende gedeelto
aangewen 1 van datgene, wat men behoefde
voor de veiligheid tegenover een buitenland-
schen vyand.
Gemengd Nieuws.
Volgens de nieuwste Lloydsche
scbipbreuken-statistirk zyn de Spaansche
stoombooten het moest voor schipbreuken
gevrywaard; dan komen de Russische, dan
die der Vereenigde Staten en eindeiyk de
Duitsche. De Britsche staan eerst ia den
7den rang.
Een zware brand woedde in d«
stad Kryczew, in het gouvernement Mohilef
(Rusland). Vierhonderd huizen werden in asch
gelegd, zes menschen kwamen er by om ea
V6len kregen ernstige brandwonden. Men be
weert, dat het vuur op verschillende plaatsen
aangestoken was.
Uit Point du Touquetby Etapies
(Departemont Pas de Calais) wordt bericht,
dat het plezierjacht „Jean Bart" ongeveer
100 meter van de kust strandde en met do
uit vfif personen bestaande bemanning verging.
Op het station Oborstein roed
Maandag-avond omstreeks negen uren een
goederentrein een anderen in de flank. Daar
door werden 16 wagens gedeelteiyk vernield.
Ein remmer werd licht gekwetst.
In Uz8 (dep. Gard, naby Nimes)
verworgde een 23-jarig welopgevoed jong-
meDsch, Fernand De Banprose genaamd, des
nachts zyn slapende moeder, nadat hy to
voren haar juweelen en waarde papieren ge
stolen had. Na ontdekking van den moord
nam men de dienstbode de3 huizes gevangen;
die wees echter den zoon als den dader aan
en deed daarby zulke geloofwaardige mede*
deelingcn, dat men terstond overging hom
gevangen te nemen.
In de Alpen verongelukt. Do
bekende electricien en boogleeraar aan Kings
College te Londen, dr. John Hopkinson, is
by een beklimming van de Petit Dens do
Veisivi met zyn zoon en twee dochtero
omgekomen. Waarschijnlijk is op een govaar-
lyke plaats oen van het gezelschap uitgegleden
en heeft deze de overigen in zyn val mede-
gesleept, zoodat allen te pletter vielen.
De „Times" meldt dat te Johannes
burg de kinderpokken heerschen en zich snel
verspreiden. De epidemie baart groote ongerust
heid. De gemeenteraad wil het toezicht over
nemen van de pokken-commissie. De zaken
in de stad zyn nog altyd erg gedrukt en er
zyn geen teekenen van verbetering.
Slot)
Alleen toen is baar aansprak met den naam
van mejuffrouw NortoD, zei zy op vriendeHJken
toon tot mtj: „Pardon, mynheer Bsverley, ik
ben niet mejuffrouw Norton, ik ben alleen
papa's stiefdochter; my n naam is Carrington."
Ik boog en stamelde zoo iets van een ver
ontschuldiging, doch een nadere verklaring
scheen mejuffrouw Norton onnoodig te achten.
Na verloop van een half uur nam ik afscheid,
wel is waar bitter teleurgesteld over den uitslag
vau mijn bezoek, maar toch verheugd, de .Nora",
die my zooveel belang ingeboezemd had, te
hebben ontmoet.
De gastheer liet my zelf uit ea toen hy ml)
hartelyk de hand drukte en „goeden nacht"
wenschte, verzocht by my dringend spoedig
terug te komen, er byvoegende, dat het voor
hom en zyn dochter altyd zoo doodsch en ver
laten was in de pastorie, en dat ik hun bepaald
oen weldaad bewyzen zou, door myn tweede
bezoek niet te lang uit te stollen.
Tot myn groote verbazing ontving ik na
verloop van eenige dagen een briefje van den
heer Norton, waarin hy my vroeg den volgen
den dag tegen zeven uren by hem het middag
maal te komen gebruiken. „Ik moet u iets be-
kngryks laten zien", stond er als post-scriptum
«nder aan den brisf geschreven, „dus als ge uw
woord nog niet hebt gegeven, reken ik er
stellig op, u te zieD."
Ik nam natuuriyk met blijdschap de uit-
noodiging aan.
Den volgenden morgen echter kwam er een
ander briefje met het postmerk Hamley. Het
waa door een damoshand geschreven; waar
schyniyk had Nora het gedaan. Ik deed de en
veloppe open en vond een stukje papier, waarop
slechts deze woorden stonden: „Kom niet.
„N. C."
Heen aanhef, geen onderteekening, geen
beleefde verontschuldiging, noch een verklaring;
niets dan die woorden, die my zoo raadselach
tig toeschenen.
Ik werd angstig en voelde my niets op
myn gemak en meer om my zelf gerust te
stellen dan om eenige andere reden, zond ik
den heer Norton een telegram, hem mede-
doelende, dat ik een tegenbericht had ontvangen
en natuuriyk niet zou komen dineeren, doch
dat ik hartelyk hoopte, dat ziekte niet de oor
zaak zou zyn van doze onverwachte verhin
dering. Tot myn verbazing ontving ik een uur
daarna een antwoord van den volgenden inhoud:
„Tweede brief onbekend. Go drijft öf den spot
met my, öf zyt zelf beetgenomen. Verwacht
u volgons afspraak te zeven uren."
Het spreekt vanzelf, dat ik nu niet langer
aarzelde van de uitnoodiging gebruik te maken,
te meer, daar myn nieuwsgierigheid in hooge
mate was opgewekt, om te weten te komen,
of mejuffrouw Carrington werkeiyk den tweeden
brief verzonden en met welk doel zy dit ge
daan had.
Het was een donkore avond en ik kon ter
nauwernood den weg vinden. Gelukkig kwam
ik op oenigen afstand van Hamley den heer
Norton tegen, die my een eind te gemoet was
geloopen. Op myn vraag hoe zyn dochter het
maakte, kreeg ik een geruststellend antwoord,
maar wat nu zeer vreemd toescheen, by zin
speelde mot geon enkel woord over het ge
heimzinnig briefje, waarvan ik in myn telegram
melding had gemaakt.
We liepen een poosje, byna zonder iets te
zeggen, voort, en als myn metgezel nog sprak,
was het of er iets stroefs, iets gedwongens
in zyn stem klonk.
Onverwacht sloeg hy een smal zypaadjs in,
dat naar het straks vermelde weiland achter
het kerkhof leidde en den weg naar de pastorie
verkortte.
„Er staan wel een paar hekken op het land,"
zei de heer Norton, „maar ze zyn laag, we
kunnen er best over klauteren en zullen op
die manier veel spoediger thuis zyn dan dat
we het geheele dorp moeten doorloopen."
Ik moest natuuriyk volgen, hoewel ik liever
den anderen weg gegaan was, daar deze ons
weer in de onmiddellyke naby beid bracht van
de plaats van den beganen moord en ik daaraan
liefst zoo weinig mogelyk herinnerd wilde
worden.
Op het kerkhof gekomen, bleef de beer
Norton eensklaps staan, keek me met een
spottenden blik in het gezicht en vroeg op
schertsenden toon: „Is hot zoowat op deze
hoogte geweest, dat ge dien zoogenaamden
moordenaar van Ford hebt hooren lachen?"
„Ja," antwoordde ik, hem verbaasd aan
ziende, om den vreemden toon, dien by op
eens aansloeg, „maar ge zoudt er stellig zoo
luchtig niet over spreken, als gy in myn plaats
geweest waart; het was zulk een afgryselyk
geluid, dat ik het myn leven lang niet ver
geten zal."
„Klonk het niet juist als dit? Ha? ha,
ha, ha?"
Op hetzelfde oogenblik greep by mij by de
koel, duwde my achterover op een lage graf
zerk en barstte nogmaals uit in dien krank
zinnigen lach, die my het bloed in de aderen
deed stollen.
De heer Norton was krankzinnig. Als een
bliksemstraal schoot de waarheid my door het
hoofd: niemand dan hy kon de moordenaar
van Ford zyn geweest.
Haar ik kon niet lang denken; myn aan
valler, die, by my vergeleken, eon reus van
de grootste soort was, drukte my met de
knieön stevig tegen don grond, zoodat ik geen
enkele beweging maken kon; toon nam by
een oogenblik de hand van voor myn mond weg
en voelde in de zakken van zyn lang, geeste-
lyk gewaad.
„Zóó ff^bt ge hooren lachen, nietwaar?"
eiste hy met op elkaar geklemde tanden in
myn ooren en met een helsche uitdrukking
in de oogen ging hy voort: „En ge zoudt dien
lach uit duizenden herkennen, hebt ge aan
dien dwazen lykschouwer verteld. Ik heb er
voor gezorgd, tot nu too niet in uw tegen
woordigheid te lacheD, maar het is onmogelUk
het vol te houden. Het kostte my al moeite
gonoeg, om tydens de rechtszitting-niet uit
te barsten, toen hot uiteinde van Ford be
sproken werd. Ik dacht, het zou zulk een
kluchtig schouwspel zyn, hem te vermoorden
op den rand van een graf, dat hy voor een
aDder gegraven had. Verscheidene malen reeds
was ik voornemens geweest dit te doen, maar
telkens vond ik, dat zyn tyd nog niet geko
men waeEn gy, weet ge, waarom ik u
hier liet komen? Ik schreef immers in myn
brief u iets byzonders te zullen laten zien,
kykt hier is het."
En met een woesten ruk de hand uit zyn
jaszak trekkende, hield de waanzinnige my
een dun, doch sterk koord voor.
„Hiermede zal ik u worgen", vervolgde hy,
met de rechterhand den vooraf gereedgemaakten
strop om myn hals slingerende en met ds
linkerhand myn mond dichtdrukkende, ten
einde my het schreeuwen te beletten.
Haar de angst bracht my zoodanig buiten
myzelven, dat ik niet in staat geweest zou
zyn eenig geluid voort te brengen, zelfs al
had hy myn keel losgelaten.
Roeds voelde ik het koord om myn hals;
ik zond een gebed ten hemel, het gebed van
een stervende
„Op myn woord, het ie al te komiech, het
idee, dat de spion, die myn verrader zou
worden, en de doodgraver elkaar nu zullen
ontmoeten, na op dezelfde wyze en op dezelfde
plaats afscheid van het loven te hebben ge
nomen. Hal hal ha! hat"
Die laatste lach was myn redding.
Allen schemerde my voor de oogeD, maar