N°. 11817 Vrijdag 2 September. A0. 1898 feze jouraat wordt dagelijks, met uitzondering van jZon- en feestdagen, uitgegeven. Burgerlijke Stand. Feuilleton. Oe moord op het kerkhof te Hamley. LEIDSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: Toor Leiden per 8 maanden. f 1.10. Franco per post1-40. Afzonderlijke Nommers 0.06. PRUB DER ATll/MK.'MiïW'i'l ftw t Van 1-8 regels f 1.06. Iedere regel meer f 0.17J. - Groeier# (etters naar plaatsruimte. Voor het incasseereD bulten de stad wordt f 0.05 berekend Tweede Blad. koloniën. BATAVIA, 25 Juli 1 Aug. Met zekerheid deelt de „Soer. Ct." mede, lat Jhr. mr. J. W. Von Schmidt auf Alten- >tadt, vice-president van 't Hooggerechtshof, jn begin September met pensioen naar Europa tal vertrekken. Te Makassar slaagde in het klein-notaris- ucamen de control. 1ste kl. J. J. Ph. Gambier. Door den gouverneur-generaal van Ned.-Indië *4jn de volgende beschikkingen genomen: CIVIEL DEPARTEMENT. Benoomd: Tot aadsheer in het Hooggerechtshof van Nederl.- Jndië, de officier van justitie bij den Raad van lustitie te Batavia Mr. A. C. J. Helfrich. Bij het Binnenlandsch Bestuur op de bezittingen Mailen Java en Madoera: tot controleur 2de kl. de dspirant-controleur J. P. Rambaldo tot adspirant-controleur P. F. Moolenburgh, thans •er beschikking van den directeur van Binnen). Bestuur tot predikant bij do protestantsche gemeente te •roboliuggo D. J. Leopel, bij koninklijk besluit van 10 Mei 1698 benoemd tot predikant bij de protes- antsche gemeente in Nod.-Indië; Ontslagen: Met ingang van 10 Augustus 893, op verzoek eervol uit 's lands dienst, de ssistent resident van Ledok (Bagelen), F. K. W. van Cattenburch. Bij den post- en telegraafdienst. Bevorderd: Tot adiunet-commies op ƒ80 'r maands G. G. A. Westhoff, thans adjunct-commies {p /50 's maands. Benoemd: Tot adjunctcommies op ƒ50 maands en geplaatst te Semarang A. G. F. Lapré, Rembang; tot commies 3do kl. de adjunct-commies J. R. r. Hoofsteedej. Bij het Boscbwozen op Java en Madoera. Belast: Met het beheer over het boschdistrict flora, met de afdeelingshoofdplaats Blora, als 'andplaats, de adspirant houtvester H. J. Kerbeit'; met het beheer over bet boschdistrict Randoe- Jitoeng. met de districtshoofdplaats Randoebla- ?eng als standplaats, de adspirant-lioutvester E. Kunst; met het beheer over hot boschdistrict Tooban, oiet Djatiiogo als standplaats, de adspirant-hout- Vester F. W. Snepvangers; met het beheer over het boschdistrict Kedoo- 'jokjakarta, met de hoofdplaats Magelaug als Randplaats, de adspirant-houtvester \V. J. Spaan. $ij de exploitatie der Staatsspoorwegen op Java. Benoemd: Tot machinist 1ste kl. de machinist *3o kl. C. Dnjshart; tot machinist 2de kl. de machinist 3do kl. C. Th. J. Van Dijk; tot tijdelijk machinist 3de kl. de tijd. leerling- nacbinist J. F. Stolze. Bij den waterstaat en 's lauds B. O. W. Bepaald: Dat de opzichter l9te kl. E. F. xJodiu in het gouvernement Sumatra's Westkust geplaatst blijft. Overgeplaatst: Van do res. Semarang naar het gouv. Atjeh en Ond., ton einde op te treden als eerstaanwezend waterstaatsambtenaar, Ie opzichter 1ste kl. J. F. H. Van Leeuwen; van de res. Banjoemas naar de res. Preanger legentschappen, de opz. 3de kl. J. G. Las9uB-o. Verleend. Wegens ziekte een t veejarig verlof aar Europa, aan den onderwijzer 2de kl. bij het openbaar lager onderwijs voor Europeanen A. Van fler Weerdt. Gesteld: Ter beschikking van den directeur an Binnenlandsch Bestuur, ten einde werkzaam e worden gesteld bij het kadaster, W. Munniks le Jongh, laatst bewaarder 2de kl., thans van •crlof uit Europa teruggekeerd. Verlengd: Met een jaar of zooveel korter \s zal blijken noodig te zijn, do termijn waarvoor de rechterlijke ambtenaar mr. G. J. Heyligers i belast met de betrekking van buitengewoon oorzitter van de landraden te Pandeglang, Menos '<n Rangkasbetoeng (Bantam). de ambtenaar X. E. R. Calbo, ter beschikking van voornoemden buitengewonen voorzitter gesteld, ten oinde met griffiersvverkzaamheden bijgemelde landraden te worden belast. Bij het openb, lager ond. voor Europeanen Ingetrokken: Do overplaatsing van dehulp- ondorwijzeres C. H. Haighton van ae 3de meisjes school te Soerabaia naar de gemengde school te Bandjermasin. Overgeplaatst: Mot ingang van 3 Aug. 1898, van de 1ste meisjesschool to Batavia naar de lsto gemengde school A aldaar, de hulponder wijzeres A. J. Scheuer en zulks met intrekking harer overplaatsing naar do 2de meisjesschool te Soerabaia met ingang van 4 Augustus 1898, van de 2de gemengdo school te Batavia naar de gemengde school te Pekalongan, als hoofd der school, de benoemde onderwijzer 1ste klasse J. E. G. Van Lookeren. Bij do exploitatie der Staatsspoorwegen op Java. Met ingang van den datum der overname van het bedrijf der Bataviasche Oosterspoorweg-maat schappij Benoemd: Tot tijdelijk machinist 3de klasse P. H. Konig. tot tijdelijk" stationschef 3do klasse C. Th. F. M. Cordesius, tot tijdelijk telegraafop- zichter F. W. Barbord, wordende allen geplaatst bij do Westorlijnen. G e p 1 a a t s tBij de Westerlijnen, de benoemde opzichter machinist 1ste klasse W. Baars. DEPARTEMENT VAN OORLOG. Overge plaatst: Bij het subsistentenkader te Batavia ao kapitein bij het 10de bat. inf. te Weltevreden J. B. Snepvangers; bij het 11de bat. inf. en teruggevoerd van a la suite van zijn wapen, de 1ste luitenant der inf. bij de Militaire School te Meester-CornelisS.L. Blok; bij de Militaire School en gevoerd a la suite van zijn wapen, de l3to luitenant bij het 11de bataljon inf. te Meester-Cornelis, B. Teensma; by liet 1ste depot-bataljon de lste luitenant der inf. bij de garnizoens compagnie van Benkoelen (in subsistentie) bij het subsistentenkader te Batavia H. A. Kooij; bij de troepenmacht in Atjeh t. n. i. de lste luitenant dor inf. bij het garnizoensbataljon der Oostkust van Sumatra (in subsistentie) bij het subsistentenkader te Batavia G. J. Velds; bij het commandement der artillerie van Atjeh en Onderhoorigheden te Kotta-Radja, de majoor commandant der artillerie in de lste militaire afdeeling op Java te Batavia F. E. Granpré Molière. Bevorderd: Tot lsten luitenant bij het wapen der infanterie, de 2de luitenants R. E. Filet en C. A. Rogge. Bij het wapen der artillerie, tot kapitein, de lste luitenant G. H. Knoop; tot lsteu luit. de 2do luit. H. Kerremans. Gemeenteraad van Wassenaar. Zitting van 31 Augustus. Voorz. de burgemeester. Afwezig baron Van Brienen. Do Voorzitter opent de vergadering en zegt daarna: „Mijne Heeren! Het verheugt mij, op dezen voor gansch Nederland zoo beuglijken en gewichtigen dag, den Raad om mij been te zien, niet om in het bijzonder de belangen der gemeente te behar tigen, maar om als vertegenwoordigers van een deel der natie uiting te geven aan de gevoelens, die ons dozen dag bezielen. De laatste telg uit het beminde Huis van Oranjo aanvaardt den troon, d;en zij van haar Vader geërfd hoeft bij de gratie Gods. Met weemoed zagen we de leden van ons Konink lijk Huis éen voor één ten grave dalen. Wij treurden, doch niet als zij, die geen hoop hebben. Er blyft één loot over en dat i9 onze Koningin Wilhelmina. We zijn door de geschiedenis aan het Huis van Oranje verbonden on al zijn er enkele bladzijden, waarop dio naam niet voorkomt, we zouden wenschen, dat die er waren uitgescheurd. Achttien jaar lang is onzo Koningin toever trouwd geweest aan de hoede harer Koninklijke Moeder, die we in dien tijd hebben leeron kennen en liefhebben. De wijze, waarop zij haar taak heeft vervuld, is boven uweu en mijnen lof ver heven. Binnen weinige dagen zal onze Koningin gehul digd worden te Amsterdam en daar zal Zij den eed afleggen, dien ik u zal voorlezen, want het volk dient dien eed to kennen. (Do Voorz. leest den bij de Grondwet voorgeschreven eed.) En nu, mijne boeren, waar Hare Majesteit zooveel tegen over ons belooft en waar wij denkeu aan het woord, dat Haar Vader eenmaal gesproken heeft: „Oranje kan voor Nederland Diet genoeg doen", daar mogen we ons afvragen, wat kunnen wij doen voor onze Koningin. Het schijnt, dat we niets kunnen doen en toch kunnen wo veel doen. We kunnen de wetten eerbiedigen en ons ge dragen als ordelievende burgers. Ik eindig, mijne heeren, met den wensch, dat Haro regeering moge strekken tot heil van ons vaderland. Leve de Koningin!" Die uitroep wordt herhaald door den Raad en de talrijke aanwezigen. Op voorstel'.van den Voorzitter wordt het vel gend telegram verzonden." „De Raad der gemeente Wassenaar, in buiten gewone vergadering vereenigd, biedt Uwe Majes teit zijn eerbiedige hulde aan en spreekt den wensch uit, dat God Uwo Majesteit tot in lengte van dagen moge sparen en Haar regeoring moge doen strekken tot heil van ons dierbaar Vader land." Hierna spreekt de Voorzitter de hoofden der scholen aan. Hij reikt hun een portrot van H. M. de Koningin uit met de woordjen: Aanvaardt dit geschenk der Regeering, geeft het een eereplaats in uw scholen, wijst de jeugd dikwijls op deze beeltenis en kweekt de liefde aan voor ons vorsten huis, de liefde die elk Nederlander is aangeboren. Tot de aanwezigen op de publieke tribune richt de Voorzitter nog het woord. Hij wijst op de feesten, die weldra in de gemeente gevierd zullen worden. Hij spreekt den wensch uit, dat de be volking van Wassenaar dit feest moge vieren, sooals hi«r nog geen feest gevierd is; dat er geen enkele wanklank gehoord moge worden. De her bergiers mogen hun inrichtingen open honden tot des nachts één uur onder uitdrukkelijke voor waarde, dat na tien uren geen sterke drauk meer mag wordon verkocht. De Voorzitter koopt, dat de bevolking tooncn zal, dat ze ook feest kan vieren zonder jenever. Hierna sluit de Voorzitter de vergadering. NOORD WIJK. Geboren: Elisabeth, D. van A. Hazenoot en J. Spaanderman. Marijtje, D. van J. Van Roon en T. Duindam. Jacob, Z. van J. Duindam en K. Van der Luijt. Nicolaas, Z. van J. A. Melkert en M. A. Waasdorp. Dirkje, D- van A. Van Duin en J. Van der Doijl. Johannes Jacobus, Z. van J. Van Wees en H. Raaphorst. Herke Johannes, Z. van H. A. Van der Berg en A. Meijlink. Cornelia Jeroen, Z. van C. Th. Van den Berg en II. Hoogoveen. Getrouwd: J. Verkade en C. A. Van Sterjn. Ondertrouwd: M. H. Schneiders 25 j. en A. Bierman 23 j. VOORHOUT. Geboren: Hubertus Henricus, Z. van A. J. Dijsselbloem en W. A. Van Alphen. Cornelis, Z. van A. Colijn en P. Cramer. Overleden: M. Vrijburg, wed. van H. Schulte 74 j. A. Van Schooien 5 m. Getrouwd: D. C. Vau Egmond, wedr. van M. Koomen, 32 j. en J. Nicola 27 j. Th. Van den Nouland 26 j. en M. Van der Voorn 21 j. KOUDEKERK. Bevallen: W. Van Gelder geb. Rosbag Z. E. De Jong geb. Zandbergen D. REEUW IJK. Bevallen: M. Kompier gob. Den Blanken Z. J. Kruit geb. Verbree D. T. Van der Grift geb. De Bruyn Z. A. Stout hart geb. Verburg Z. Overleden: J. Ooms 5 m. M. J. Straver 13 w. TER-AAR. Bevallen: M. v. Eijk geb. Pols D. Kuslands vredeboodschap. Hoe vorst Bismarcks standpunt was tegen over het denkbeeld ©ener algemeene ontwape ning, blijkt uit het antwoord, dat by in 1880 zond aan den heer Von Büfcler, een bekend vredesapostel, die zich tot hem gewend had met het verzoek zijn giooten invloed ten gunste dor algemeene ontwapening in de schaal te werpen. Het antwoord luidde: „Ik dank U.H.W.Geb. ten zeerste voor de mededeeling van uw ontwapeningsvoorstel. Ik ben, helaas! door de practische en dringende zaken van het tegenwoordige zoozeer in beslag genomen, dat ik my niet kan bezig houden met de mogelykheid van een toekomst, die, naar ik vrees, wy beiden niet zullen be- lev,n. Eerst nadat het U.H.W.Geb. gelukt zal zyn onze naburen voor uw plannen te win nen, zou ik of een andere Duitsche kanselier voor ons steeds defensief vaderland de ver antwoordelijkheid voor soortgelyke opwekkin gen op my kunnen nemen." Het hier door vorst Bismarck op sceptische wyze voorziene geval, dat de opwekking van een naburig land zou moeten uitgaan, alvorens een Duitsche kanselier de verantwoordelijkheid voor een dergelyke opwekking zou kunnen op zich nemen, heeft zich thans op verras sende wyze voorgedaan. Eenigo welsprekende cyfers tot rechtvaardi ging van de klacht, dat de stygende oorlogs toerustingen een steeds drukkender last wor den, waaronder ten slotte de volken zullen moeten bezwyken, vindt men vermeld in de „Frankf. Ztg." In 25 jaren, van 1870 tot 1895, is het gezameniyke budget van alle staten van Europa verdubbeld; het is van 11 tot 22 millhrden gestegen. Daarvan vergde de oorlogsbegrooting reeds in 1893 5 milliarden per jaar; op de staten van den driebond kwamen hiervan 1700 millioen, op Frankryk en Rusland evenveel, op Engeland 820 millioen, op de overige staten, Turkije niet meegerekend, 580 millioen. Sedert is het oorlogsbudget nog aanzienlyk gestegen, inzonderheid ten gevolge van de groote toerustingen ter zee. By de oorlogsbudgetten moet men echter ook nog de uitgaven voor rentebetaling van de schulden rekenen, omdat deze grootendeels wegens militaire uitgaven zyn aangegaan. Wanneer men deze uitgaven er ty telt, dan verslindt het oorlogsbudget van Europa, door- eengenomen, meer dan het derde gedeelte der gezameniyke staatsinkomsten. Voor som mige staten is de verhouding wat beter, voor andere weer wat slechter. Hoezeer de andere belangen onder dezen last lyden, biykt het best uit een vergeiyking van do uitgaven van het oorlogsbudget met die voor opvoeding en onderwys. Die verhou ding bedroeg in 1891 voor Duitschland 735 tegen 60 millioen, voor Oostenryk-Hongerde 258 tegen 25 millioen, voor Italiè 346 tegen 16 millioen, voor Frankryk 603 tegen 83 mill voor Rusland 836 tegen 69 millioen, voor Engo- land 624 tegen 94 millioen, voor Spanje 140 tegen 6 millioen. By Duitschland, Frankryk, Rusland, Engeland en Spanje zyn de uitgaven voor de universiteiten hieronder niet begrepen. Sedert 1891 is de verhouJing tusschen deze cijfers nog vrywat minder gunstig geworden, omdat de afzonderlijke staten veel meer voor bon legers en vloten dan voor opvoeding en onderwys gedaan hebben. De zeven hier genoemde staten gaven dus in 1891 samen uit in ronde getallen 3500 millioen voor oorlogsdoeleinden en slechts 350 millioen voor onderwijs. Voor deintellec- tueele verheffing en ontwikkeling van het volk werd dus slechts het tiende gedeelto aangewen 1 van datgene, wat men behoefde voor de veiligheid tegenover een buitenland- schen vyand. Gemengd Nieuws. Volgens de nieuwste Lloydsche scbipbreuken-statistirk zyn de Spaansche stoombooten het moest voor schipbreuken gevrywaard; dan komen de Russische, dan die der Vereenigde Staten en eindeiyk de Duitsche. De Britsche staan eerst ia den 7den rang. Een zware brand woedde in d« stad Kryczew, in het gouvernement Mohilef (Rusland). Vierhonderd huizen werden in asch gelegd, zes menschen kwamen er by om ea V6len kregen ernstige brandwonden. Men be weert, dat het vuur op verschillende plaatsen aangestoken was. Uit Point du Touquetby Etapies (Departemont Pas de Calais) wordt bericht, dat het plezierjacht „Jean Bart" ongeveer 100 meter van de kust strandde en met do uit vfif personen bestaande bemanning verging. Op het station Oborstein roed Maandag-avond omstreeks negen uren een goederentrein een anderen in de flank. Daar door werden 16 wagens gedeelteiyk vernield. Ein remmer werd licht gekwetst. In Uz8 (dep. Gard, naby Nimes) verworgde een 23-jarig welopgevoed jong- meDsch, Fernand De Banprose genaamd, des nachts zyn slapende moeder, nadat hy to voren haar juweelen en waarde papieren ge stolen had. Na ontdekking van den moord nam men de dienstbode de3 huizes gevangen; die wees echter den zoon als den dader aan en deed daarby zulke geloofwaardige mede* deelingcn, dat men terstond overging hom gevangen te nemen. In de Alpen verongelukt. Do bekende electricien en boogleeraar aan Kings College te Londen, dr. John Hopkinson, is by een beklimming van de Petit Dens do Veisivi met zyn zoon en twee dochtero omgekomen. Waarschijnlijk is op een govaar- lyke plaats oen van het gezelschap uitgegleden en heeft deze de overigen in zyn val mede- gesleept, zoodat allen te pletter vielen. De „Times" meldt dat te Johannes burg de kinderpokken heerschen en zich snel verspreiden. De epidemie baart groote ongerust heid. De gemeenteraad wil het toezicht over nemen van de pokken-commissie. De zaken in de stad zyn nog altyd erg gedrukt en er zyn geen teekenen van verbetering. Slot) Alleen toen is baar aansprak met den naam van mejuffrouw NortoD, zei zy op vriendeHJken toon tot mtj: „Pardon, mynheer Bsverley, ik ben niet mejuffrouw Norton, ik ben alleen papa's stiefdochter; my n naam is Carrington." Ik boog en stamelde zoo iets van een ver ontschuldiging, doch een nadere verklaring scheen mejuffrouw Norton onnoodig te achten. Na verloop van een half uur nam ik afscheid, wel is waar bitter teleurgesteld over den uitslag vau mijn bezoek, maar toch verheugd, de .Nora", die my zooveel belang ingeboezemd had, te hebben ontmoet. De gastheer liet my zelf uit ea toen hy ml) hartelyk de hand drukte en „goeden nacht" wenschte, verzocht by my dringend spoedig terug te komen, er byvoegende, dat het voor hom en zyn dochter altyd zoo doodsch en ver laten was in de pastorie, en dat ik hun bepaald oen weldaad bewyzen zou, door myn tweede bezoek niet te lang uit te stollen. Tot myn groote verbazing ontving ik na verloop van eenige dagen een briefje van den heer Norton, waarin hy my vroeg den volgen den dag tegen zeven uren by hem het middag maal te komen gebruiken. „Ik moet u iets be- kngryks laten zien", stond er als post-scriptum «nder aan den brisf geschreven, „dus als ge uw woord nog niet hebt gegeven, reken ik er stellig op, u te zieD." Ik nam natuuriyk met blijdschap de uit- noodiging aan. Den volgenden morgen echter kwam er een ander briefje met het postmerk Hamley. Het waa door een damoshand geschreven; waar schyniyk had Nora het gedaan. Ik deed de en veloppe open en vond een stukje papier, waarop slechts deze woorden stonden: „Kom niet. „N. C." Heen aanhef, geen onderteekening, geen beleefde verontschuldiging, noch een verklaring; niets dan die woorden, die my zoo raadselach tig toeschenen. Ik werd angstig en voelde my niets op myn gemak en meer om my zelf gerust te stellen dan om eenige andere reden, zond ik den heer Norton een telegram, hem mede- doelende, dat ik een tegenbericht had ontvangen en natuuriyk niet zou komen dineeren, doch dat ik hartelyk hoopte, dat ziekte niet de oor zaak zou zyn van doze onverwachte verhin dering. Tot myn verbazing ontving ik een uur daarna een antwoord van den volgenden inhoud: „Tweede brief onbekend. Go drijft öf den spot met my, öf zyt zelf beetgenomen. Verwacht u volgons afspraak te zeven uren." Het spreekt vanzelf, dat ik nu niet langer aarzelde van de uitnoodiging gebruik te maken, te meer, daar myn nieuwsgierigheid in hooge mate was opgewekt, om te weten te komen, of mejuffrouw Carrington werkeiyk den tweeden brief verzonden en met welk doel zy dit ge daan had. Het was een donkore avond en ik kon ter nauwernood den weg vinden. Gelukkig kwam ik op oenigen afstand van Hamley den heer Norton tegen, die my een eind te gemoet was geloopen. Op myn vraag hoe zyn dochter het maakte, kreeg ik een geruststellend antwoord, maar wat nu zeer vreemd toescheen, by zin speelde mot geon enkel woord over het ge heimzinnig briefje, waarvan ik in myn telegram melding had gemaakt. We liepen een poosje, byna zonder iets te zeggen, voort, en als myn metgezel nog sprak, was het of er iets stroefs, iets gedwongens in zyn stem klonk. Onverwacht sloeg hy een smal zypaadjs in, dat naar het straks vermelde weiland achter het kerkhof leidde en den weg naar de pastorie verkortte. „Er staan wel een paar hekken op het land," zei de heer Norton, „maar ze zyn laag, we kunnen er best over klauteren en zullen op die manier veel spoediger thuis zyn dan dat we het geheele dorp moeten doorloopen." Ik moest natuuriyk volgen, hoewel ik liever den anderen weg gegaan was, daar deze ons weer in de onmiddellyke naby beid bracht van de plaats van den beganen moord en ik daaraan liefst zoo weinig mogelyk herinnerd wilde worden. Op het kerkhof gekomen, bleef de beer Norton eensklaps staan, keek me met een spottenden blik in het gezicht en vroeg op schertsenden toon: „Is hot zoowat op deze hoogte geweest, dat ge dien zoogenaamden moordenaar van Ford hebt hooren lachen?" „Ja," antwoordde ik, hem verbaasd aan ziende, om den vreemden toon, dien by op eens aansloeg, „maar ge zoudt er stellig zoo luchtig niet over spreken, als gy in myn plaats geweest waart; het was zulk een afgryselyk geluid, dat ik het myn leven lang niet ver geten zal." „Klonk het niet juist als dit? Ha? ha, ha, ha?" Op hetzelfde oogenblik greep by mij by de koel, duwde my achterover op een lage graf zerk en barstte nogmaals uit in dien krank zinnigen lach, die my het bloed in de aderen deed stollen. De heer Norton was krankzinnig. Als een bliksemstraal schoot de waarheid my door het hoofd: niemand dan hy kon de moordenaar van Ford zyn geweest. Haar ik kon niet lang denken; myn aan valler, die, by my vergeleken, eon reus van de grootste soort was, drukte my met de knieön stevig tegen don grond, zoodat ik geen enkele beweging maken kon; toon nam by een oogenblik de hand van voor myn mond weg en voelde in de zakken van zyn lang, geeste- lyk gewaad. „Zóó ff^bt ge hooren lachen, nietwaar?" eiste hy met op elkaar geklemde tanden in myn ooren en met een helsche uitdrukking in de oogen ging hy voort: „En ge zoudt dien lach uit duizenden herkennen, hebt ge aan dien dwazen lykschouwer verteld. Ik heb er voor gezorgd, tot nu too niet in uw tegen woordigheid te lacheD, maar het is onmogelUk het vol te houden. Het kostte my al moeite gonoeg, om tydens de rechtszitting-niet uit te barsten, toen hot uiteinde van Ford be sproken werd. Ik dacht, het zou zulk een kluchtig schouwspel zyn, hem te vermoorden op den rand van een graf, dat hy voor een aDder gegraven had. Verscheidene malen reeds was ik voornemens geweest dit te doen, maar telkens vond ik, dat zyn tyd nog niet geko men waeEn gy, weet ge, waarom ik u hier liet komen? Ik schreef immers in myn brief u iets byzonders te zullen laten zien, kykt hier is het." En met een woesten ruk de hand uit zyn jaszak trekkende, hield de waanzinnige my een dun, doch sterk koord voor. „Hiermede zal ik u worgen", vervolgde hy, met de rechterhand den vooraf gereedgemaakten strop om myn hals slingerende en met ds linkerhand myn mond dichtdrukkende, ten einde my het schreeuwen te beletten. Haar de angst bracht my zoodanig buiten myzelven, dat ik niet in staat geweest zou zyn eenig geluid voort te brengen, zelfs al had hy myn keel losgelaten. Roeds voelde ik het koord om myn hals; ik zond een gebed ten hemel, het gebed van een stervende „Op myn woord, het ie al te komiech, het idee, dat de spion, die myn verrader zou worden, en de doodgraver elkaar nu zullen ontmoeten, na op dezelfde wyze en op dezelfde plaats afscheid van het loven te hebben ge nomen. Hal hal ha! hat" Die laatste lach was myn redding. Allen schemerde my voor de oogeD, maar

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1898 | | pagina 5