MENGELWERK. „laat het ontf niet afleiden van onze plichten. Mocht het ook enkelen hunner gegeven zyn een korte stonde inee feest te vieren, laten zU het doen op een wjjze, die hunzelf en den Bond tot eere strekt". Ditzelfde ^tuk heeft een weldenkend lezer buiten dezen kring aanleiding gegeven tot het denkbeeld, om aan de machinisten na afloop van de feestelijkheden een feest to bereiden, als dank en hulde voor trouwe plichtsvervul ling en zelfopoffering. Hud, die bereid ztfn hiertoe mede te werkeD, wordt verzocht voor stellen daartoe in te zenden by den tech- nischen boekhandelaar Job. G. Stemler Can., Haarlemmerstraat, Amsterdam. Er is tegenwoordig geen openbaar feest denkbaar zonder 8 erp en tin es en confetti. De papieren sliDgers staan soms wel eens aardig; maar er is een groot gevaar aan verbonden, waarop iemand in Dc Telegraaf de aandacht vestigt. Door het achteloos worpen van deze lint vormige papiermassa's in gasvlammen of illuminatiön der cafés kan lichtelijk brand ontstaan. Ook door onvoorzichtig wegwerpen van brandende sigaren of lucifers kunnen de papier- strooken door het vuur worden aangetast. De vlam zal zich in een minimum van tyd kronkelend' uitbreiden, en de gevolgen van de paniek, welke zich op zulk een moment van de duizendea bezoekers meester maakt, mogen niet worden onderschat. Als men zich de ontzettende gevolgen van een brandende papiermassa in een volgepropt café klaar voor oogen stelt, dan zal men met iit speeltuig zeker meer omzichtig te werk gaan. Maar er zijn ook onvoorzichtige en zelfs joekelooze menschem Zon het daarom niet van publiek belang zijö, dat de „aardigheden" met sorpentines zoo ze dan niet geheel kunnen worden nage laten althans uitsluitend op straat werden uitgehaald? Hierbij sluiten zich de volgende raadgevingen van den commandant der brandweer te Am sterdam aan, welke we ook onzen lezers onder de oogen willen brengen, aangezien zeker velen hunner hetzij de hoofdstad of de residentie zulien bezoeken met de a. s. feesten: Na te laten en zooveel mogelijk ook te voorkomen het werpen met serpentines, confetti en dergeiykeü, met name in door bet publiek bezochte lokalen. De handelaren daariD, en vooral zij, die voor reclame der gelijke zaken gratis beschikbaar stellen, wor den tot medewerking uitgenoodigd door vóór den afloop der feesten ze niet meer te ver strekken. Voorzichtig te zijn met brandende lucifers en sigareD, niet alleen in druk bezochte Bokalen, maar ook op do straat en vooral op tribunes. Vooral geen lichten uit te dooven in lokalen, waarin publiek aanwezig is, zooals wel is voorgekomen, hetzij uit balddadigheid door öen bezoeker, hetzij door den eigenaar van let lokaal, met het doel om een noodig geachte ontruiming te bespoedigen. Men zou daardoor de bezoekers blootstellen aan de irnstige gevaren van een paniek. Zooveel mogelijk mede te werken om in £rukke straten de voertuigen der brandweer in ook de patrouilleerende brandwachts door le laten. Nog woidt een ieder, die een ongewoon aantal personen huisvest, en vooral den hotel houders, dringend verzocht, met meer dan gewone zorg toe te zien op de veiligheid; indien door de tijdelijke overvalling lokalen in gebruik komen, waar de gewone verlichting met gas of electriciteit ontbreekt, bezige men vooral geen petroleumlampen om daarin te voorzien, doch uitsluitend kaarslicht. Bewaking en behoorlijke en veilige verlichting van gangen en trappen gedurende den geheelen nacht is een vereischte. Ook den logeergasten wordt voorzichtigheid met vuur en licht aanbevolen. Uit den Golderschen Achterhoek gewerd de Amhemsche Courant het volgende artikeltje: In dit blad van 2 Aug. werd uit De Christe lijke School een artikeltje overgenomen, waarin de schrijver zijn ervaringen mededeelt van hetgeen hy in een Duitsch grensplaatsje omtrent den leerplicht te hooren kreeg. Er zijn echter zooveel van dergelijke grens- plaatsjes, dat we meenden van een der schoone zomerdagen gebruik te mogen maken om ook een3 onze nieuwsgierigheid door persoonlijke kennismaking met een hoofd dor Duitsche school te bevredigen. Vooraf moeten we verklaren, dat we, vóór wo op reportage uitgingen, reeds voorstanders van leerplicht waren, en dat ons ook veel ter ooren kwam wat ons niet meeviel. Men kent daar bijna niet anders dan con- fe3sioneele scholen, waar kinderen, die de richting van de school zijn toegedaan, hun onderwijs moeten ontvangen. Evangelische kinderen gaan dus naar de evangelische, katholieke naar de katholieke school. Zijn er echter kinderen van een andere geloofsbelijde nis, wier getal hot oprichten van oen bijzon dere school voor hen niet beloont, dan moeten zij naar de school voor katholieken of evan- gelischen. "Wy vroegen dan eerst of alle kinderen tot hun veertiende jaar de school bleven bezoeken. Het antwoord was, dat een half jaar vroe ger de school kon worden verlaten met toe stemming van het plaatseiyk toezicht, hier dus den geestelijke, en met meer dan eon I jaar vroeger met verlof van het Rykstoezicht. De vacantiön zyn langer van duur dan by ons. De zomorvacantie duurt zes weken. In een landbouwdistrict is deze echter zoo ge regeld, dat twee weken gedurende den rogge- oogst en vier weken gedurende den aardappel oogst invallen; bovendien met Paschen,Kerst mis en Pinksteren telkens acht dagen, en daarenboven op de Kath. en Israöl. scholen nog de verschillende feestdagen. Het school- verzuim kon Datuuriyk niet veel zijn, anders had de wet op den leerplicht niets te betee- kenen. Doch slechts zelden had het school toezicht de hulp der politie in te roepen, zoodat het hoofd, met wien ik sprak, dit slechts zeven- a achtmaal gedurende de dertien jaar, dat hy in functie is, noodig had te doen wel een bewys, dat zoodanige wet lang niet zoo wreed werkt als De Graafschapper dit durfde voorstellen. Yoor schoolverzuim, ont staan door huiseiyke omstandigheden, hetzij ziekte van den kostwinner, veehoeden, enz., moet verlof worden gevraagd, dat van één tot drie dagen door den geesteiyke, van drie tot acht dagen door den districts-schoolopziener en voor langer door de Regeering moet wor den gegeven. Ook kan verlof worden gevraagd voor kinderen, die door verhindering slechts een deel der lessen kunnen bijwonen, zoodat dergelijke kinderen niet het weinige behoeven te verwerpen, wanneer ze van het meerdere onderwijs niet kunnen genieten. Schoolgeld wordt niot betaald, daar een ieder evenredig een deel zyner belasting voor school geld moet opbrengeD. Daar het schoolbestuur niet geneigd is deze belasting op te dry ven en de Regeering zelf geen bepaald snbsidie voor elke school geregeld heeft, doch iedere gemeentö en elke school afzonderlyk behandelt, is het met het onderwijzend personeel slecht gesteld. Dit wil natuuriyk zeggeD, dat van het personeel te veel geêischt wordt. Zoo heeft het hoofd, waarmee wy sprakod, voor zich alleen tachtig kinderen te onder- wyzen en wel omdat de wet ter wille van eenige kindereD, die beneden of boven het getal tachtig aanwezig zyn, de aanstelling van een tweeden onderwijzer niet noodig acht. Het is duidelijk, dat éón man geen tachtig kinderen kan onderwyzen. Daarom heeft hy ze in twee groepen verdeeld, waar van de eene helft des morgens van acht tot twaalf en de andere van halftwee tot vier uren onderwys ontvangt. Hetzelfde geschiedt ook by zijn collega, die ook slechts twee en tachtig kinderen heeft. We zien daardoor, dat in het land van den leerplicht de kinderen gedurende de helft van den dag langs de straat loopeD, en dit is dan ook de reden, dat we over deze regeling niet zoo voldaan waren als we ons hadden voorgesteld. Hol- landsche ouders zoeken nu, wanneer ze in zoo'n Duitsche grensgemeente woneD, het mos aan twee kanten te laten snijden, door hun kinderen des morgens naar de Duitsche, des middags naar de Hollandsche openbare school te sturon. Veel winnen deze kinderen daarmede niet. Vroeger was hot omgekeerd en stuurden ouders uit Holland hun kinderon naar de Duitsche school, maar, zooals boven blijkt, hebben dergelijke Duitsche hoofden leerlingen genoeg en zijn op Hollandscho leerllngeü, wien het alleen te doen is de Duitsche grammatica goed in het hoofd te krygen, weinig gesteld. Een bedelaar* „Voor oen armen blindeman, alsjeblieft!" riep hij maar altijd, en een leeiyk, vuil hondje ging dan op zyn achterste pootjes staan en vertoonde zijn kunstjes, om de aandacht van de voorbygangers te trekken en hen te verteede ren. By bet scherpe geluid van het geld, dat in het tinnen bakje viel, prevelde de oude blindeman: „Dank u wel, edele heer, dank u wel!" Hy zat vlak naast de Beurs en hoorde duidelijk het eigenaardige, verwarde gegons en gebrom, dat nu eens sterker, dan weer zwakker tot hem doordrong. Het was als het geluid van oen groote bromvlieg, welker vleu gels voortdurend in beweging waren en een grommen veroorzaakten, dat alle toonschalen doorliep. In al die wanklanken en geluiden legde de groote koopmansbeurs van Antwer pen haar klachten en haar triomfkreten, haar uitingen van vrede en van wanhoop. By het aangaan van de Beurs kwamen de handelsmannen aanstroomen, alleen of by troepjes, haastig en in gedachten verzonken, en de gapende muil van het groote gebouw slokte hen by hoopen op, altyd begeerig naar meer. De straat zag zwart van demenscheD, die in voortdurende beweging als een woe lende stroom voorbytrokken. Zy vormden het handelsleger van de groote Belgische stad. Toch vergaten ai die afgetrokken manneD, wier geest op geheel andere dingen gericht was dan op de voorvallen op de straat, den blindeman niet, die altyd op dezelfde plaats op een steeDen stoep zat. Die stoep scheen, door de overlevering ge heiligd, zyn onvervreemdbaar eigendom te zyn gewordeD. Byna werktuigiyk wierpen de BeursgangorB hun aalmoezen in een tinnen bakje. Zy hielden die al vooruit gereed, 't Was hun een gewoonte geworden. Minder uit behoefte om wel te doen dan uit sleur offerde ieder, die den oude voorbij ging, z'yn penningske. Sommigen zelfs legden in het voorbijgaan hun hand op den kop van het leelyke hondje, zonder het aan te zien, ook al uit gewoonte. Misschien hoorde men niot eens de klagende dankbetuiging van den blindeman, evenmin als men zyn verzoek om een aalmoes hoorde. Het was Diet, omdat hy blind was of omdat by er om vroeg; het was eenvoudig, omdat het er zoo by behoorde. Byna veertig jaar lang had die man daar reeds alle dagen gezeten en talrijke tionen bakjes waren door hem reeds versleten. Ofschoon hy blind was, had by eenige opeenvolgende geslachten van Beursbezoekers voorbytrekken en zyn opmerkings vermogen was zoo sterk geworden, dat by de geschiedenis van de Antwerpsche Beurs gedurende die veertig jaren zeer goed kende. By het aan- en afgaan van de Beurs hoorde hy brokstukken van gesprekken, die hy com bineerde, rangschikte en aanvulde, en zyn herseneD, aan dat weri gewend geraakt, maakten daaruit allerlei juiste gevolgtrek kingen. Soms ving hy wel eene geheimen op. Niemand dacht er aan dien ouden blindeman te wantrouwen, die daar als een gryze steen zat en in wiens byzyn men sprak alsof hy een stuk munr was. Door alles te hooren en te overdenken was de blindeman langzamerhand de hoste Beurs man van Antwerpen geworden, en niemand zou vermoed hebben, dat die ongelukkige bedelaar, met zyn lompen, zyn glazige oogen, zyn klagende stem en zyn schurftig hondje, beter de ry zingen en daim gen van de markt kende dan menig groot financier uit de stad. Wat men evenmin wist, was dit, dat de blindeman speculeerde. Hy bad zyn eigen makelaars, bescheiden, stilzwijgende mannen, die hy vertrouwen kon, omdat ze van hem afhankèiyk waren en van hem leefden. Hy gaf hun de inlichtingen, die hy alleen kende, en leidde hun speculation met die verwonderiyke vastheid van hand, die als het ware een vergoeding was voor zyn lichameiyk gebrek. Hy wist alle gezegden te doorgronden, die by in het voorbijgaan hoorde, ving verrassende bekentenissen op, begreep allerlei handels samenzweringen en verzamelde in bet kort al wat hy hoorde, om er datgene uit te halen, wat hy gebruiken kon. Die bedelaar, voor oningewyden zoo onoog- ïyk, die afgeleefde grysaard, bad een koorts, die hen allen bevangt, die ter Beurze gaan en die him geluk beproeven by de afwisselende kan Ban van het Beursspel. De kalme blindeman had de koorts in den hoogsten graad. Hy speculeerde voornamelijk om te speculeeren, niet óm schatten te verzamelen, en hy had het trotscho bewustzyn, dat hy evenveel, zoo niet meer, was dan al die groote Antwerpsche handelsmannen, wier liefdadigheid hy met zyn sleepend neusgeluid inriep. Wanneer hy met zyn makelaars sprak, verdween als door een tooverslag de beklagenswaardige, kermende ruïne, die hy gewppniyk was, en in plaats daarvaD verscheen een bekwaam, vastberaden man, die met korte woorden zijn orders gaf, met de meerderheid van op zulk een zonder linge en onbegrypeiyke wyze verkregen kennis. En diezelfde makelaars zagen oenige uren daarna, nadat zy met den man van zaken over bewegingen van fondsen en allerlei speculation gespreken hadden, by de Beurs den kiagenden grysaard zitten, die, smeekend zyn bakje ophoudende, uitriep: „Voor een armen blindeman, alsjeblieft I" In al die jaren had hy verschillende perso nen by naam loeren kennen en vaak zeide hy: DaDk u wel, meneer die of die, zonder dat iemand zich er over verwonderde. Een voetstap, een stembuiging, een voor ieder ander onmerkbare bijzonderheid, leerde hem de personen onderscheiden. Hy hoorde door anderen hun namen noemen en onthield die met een verwonderiyke juistheid. Onder al de Beursbezoekers was er één, voor wien hy een byzondere vriendschap koesterde. Het was de heer Van Arkel, een der voornaamste kooplieden van Antwerpen, die reeds jaren lang geregeld alle dagen, voordat by naar de Beurs ging, een nikkelen muntstukje van vier sous in het bakje legde. Voor hem week de blinde Boms van zyn gewone dankbetuiging af en vroeg hem: „Hoe gaan de zaken, meneer Van Arkel?" „Goed, myn vriend, goedl" antwoordde de koopman, zich altyd haastig voortspoedende. Enkele keeren evenwel bleef de heer Van Arkel wel eens staan, om eenige woorden met zyn ouden bedelaar te wisselen. Op zekeren dag had deze gezegd: „Wie zou ooit gedacht hebben, dat de wol zóó in de hoogte zon gegaan zynl" Die woorden werden geuit met zulk een ernstige overtuiging en op zulk een zonder lingen toon, dat de ander verbluft stond over het feit, dat hy dat gebrekkige, onbeteeke- nende schepsel over drogen hoorde spreken, die men in zyn hersenen niet zou hebben vermoed. Haar den volgenden dag dacht de koopman er niet meer aan en gedachteloos legde hy ztJn gewone aalmoes in het bakje. En de bedelaar sprak hem, om welke roden dan ook, in de eerste dagen niet weder aan. Hy infor meerde er zelfs niet naar hoe de zaken van zyn weldoener gingen. Hy was weder de gewone blindeman geworden, die om een aalmoes vroeg en geen ander doel had dan voordeel te trekken van de liefdadigheid. Maar op zekeren middag ging de heer Van Arkel voorby zonder den blindeman iets te geven. Het was de eerste maal, in zooveel jaren, dat zoo iets gebeurde. Dit verbaasde den blinde, die uitriep: „Wel, meneer Van Arkel, vergeet u my?" De koopman keerde zich plotseling om, keek den blindeman aan alsof hy uit een droom ontwaakte, en legde daarna zyn pen ningske in hot toegestoken bakje. „Ja, myn vriend," zeide hy, „ik had je vergeten. Dat is waar. Maar vandaag is dat wel te verontschuldigen." Zyn stem beefde niet, maar bad toch een anderen klank dan gewooniyk. Ze klonk dof en vermoeid, met een zweem van droefheid. Met een scherp waarnemingsvermogen had de blinde dit bespeurd. En toen de beer Van Arkel er bijvoegde: ,'t Ia vandaag voor bet laatst! Morgen kom ik bier niet meer voorbij," zag hg da blinde oogen van den bedelaar zich op hem richten, als om hem aan te zien, terwyl deze vroeg: .Waarom, meneer Van Arkel?" .Ach, ik beb ongeluk gehad! Ik ben geruïneerd I" .Zeker door de „krach" in de suiker?" vroeg de blinde, on h(J voegde er bij „De .krach" was anders wel te voorzien." Evenals den vorigen keer bleef de heer Van Arkel een oogenblik verbluft staan kijken, toen hg dien onverwachten uitroep hoorde. Hg zag den euden man aan, op wione gelaat een innerigke twoestrgd te zien was. ,Was dat te voorzien? Hoe kon hg dat voorzier.?" prevelde de koopman en wilde voortloopen. Maar hg had pas eenige schreden gedaan, toen de stem van den blindeman hem terug riep, en die stem bad een gebesl anderen, onbekenden klank. .Meneer Van ArkelfMeneer Van Arkel t" .Wat is er, vriend I" .Hoeveel bebt gy noodig, om u te redden?" De handelsman zag dsn met lompen be- kleeden, beklagenswaardigen grysaard aan, glimlachte droevig en zeide schouderophalend .Ocb, arme kerel, je weot Diets van zulke verliezen. Denk toch niet aan dergelyke din gen 1Je hebt er geen verstand van I" ,Ik vraag n nog eens, hoeveel u noodig hebt." ,Je bent stapelgek, geloof ik. Ik moet taehtig duizend franco hebben! Morgen heb ik ze noodig. Je ziet due wol, arme man. De ander viel hem in de rede: „Meneer Van Arkel, kom van avond bg mg in de straat, nommer zooveel U zult het geld hebbenIk zal het 11 leenen". En terwyi de koopman hem verbaasd, met open oogen aanstaarde, ging hg voort: „Kom van avond, zeg ik.... Maar loop nu door, alsjeblieft, want door zóó voor mg te bigven staan, belemmert gy het verkeer en benadeelt gg mgu zaken." „Tot van avond." De etem van den blindeman, die laag en droog had geklonken, rees nu weer lang zamerhand, werd weer klagend en de bedelaar hervatte zyn dreun: „Voor een armen blindeman, alsjeblieft!" Uit Transvaal. XVH. Elke boer heeft zyn huisapotheek met: borstdruppels, galpillen, levensessence, enz., benevens de noodige flescbjes castorolie. Is er een ziek in huis, dan krygt hy gauw iets uit die apotheek te slikken. Vast en zeker een goede hoeveelheid castorolie. Bunrman hoort spoedig van die ziekte en gaat eens kyken naar ,de ziekte", maar noemt meteen 't een of ander geneesmiddel saam, dat toch zoo goed heeft geholpen, toen zyn kind zoo'n vreeselyke brandziekte had. 't Heeft zoo maar al dio kwaad uitgewerkt. Als neef dat eens probeerde. Neef probeert het dan. Maar niet lang daarna stapt nicht Anna Jan (Anna, wier man Jan heet) binnen, neemt ook plaats by 't ziekbed en komt ook met een goeden Taad en t een of ander „kruienbossie" of tinctuurtje aandragen, dat op het slachtoffer van vivisectie kan geprobeerd worden. En dan eindelyk stuurt men naar een dokter? O, neen, die woont in het dorp en dat ia zooveel en zooveel unr te paard hier vandaan en kost 1 pd. st, zegge 12 gulden, per uur. Eventjes den dokter hierheen balen, komt dUB al reken op éón uur verzuim bij den zieke en op versche paarden op een pond of veertien. Daarom neemt men zyn toevlucht eerst en meest tot een „dokter", die zichzelven dien titel geeft. In vele gevallen wordt ook, als men zoo gelukkig is het te kunnen doen, een zende ling geraadpleegd. Sommige zendelingen staan terecht hoog aangeschreven om hun verleende hulp by ziekte. Nu echter hadden ze hier een meester, die .dokter" was, en dat was een groot gemak en groote gerustheid. Hielpen hun medicamenten niet, dan werd de meester geroepen of geraadpleegd. Ik moest dan eerst nauwkeurig van de ziekte op de hoogte gebracht worden. De in lichtingen, die ze uit zich zeiven verschaften, kwamen meestal neer op„een laffe plek op hun maag, een naarheid in 't hoofd, een steek achter der blaaien, enz." Vroeg ik: En wat heb je Ingegeven, dan volgde dikwyis een antwoord alsJa, meester, oerst bet ie poly- grestpillen gedrink, en toen het ons hem thee van wilde als gegu, ja meester, eigenlijk het ons alles geprobeor, wat die wèrold op lever." „Zoo, dan had j'em al mooi dood kunnen hebben, met je „schoonteer" pleister; wagen smeer, azyn, konjjn (kina) en zoo", bracht ik don wel eens in 't midden. „Ja, meester, hoe sal ons maak? Een mensch moet toch zyn bes doen," luidde daarop meest de verdediging. He begrypt, dat er dan veel kans is, dat medicineeren niot meer haat en krygt een .rerrige" dokter ze onder behandeling, dan is er voor hem meest geen eer aan te behalen. Ik spoorde ze dan ook meestal aan toch by- tyds geneeskundige hulp in te roepen. Maar nu werd ik weer 't kind van de rekeDiog 60 zelfs haalden ze me dikwyis 's nachts rn'n bed uit; 't geen ik steeds mot do grootste kalmte me liet welgevallen en wel om drie redenen Ten eerste had ik hier 't bewys, dat dié eigenwijze boeren toeh wel naar raad luister, den; ten tweede uit medelyden met de arme stumpers, die in my zoo'n vertrouwen toonden en ten derde omdat iedereen in geval van ziekte zich hier geheel met alles, wat hjj heeft, ter beschikking stelt. Dit laatste, hebben we reeds boven gezieo, beeft ook wel zUn schaduwzijde, daar men van het goede te veel kan krUgen, maar is een gevolg van de omstandigheden, waarin de eerste bewoners van dit land geleefd hebben en waardoor ze geleerd hebben, dat naastenliefde de grondslag Is der maatechappy en niet egoïsme. Als er nu ook in do huurt een ziek is, gaat een elk getrouw hooren, hoe bet met „de ziekte" is. Oerogeld Is dan ook het ziekenvertrek gevuld met belangstel- lenden, die den kranke met onnoodig gebab bel vaak niet weinig lastig vallen. Het wordt daar dan metoen de gelegenheid om nieuwtjes te hooren of te vertellen. 'Wakers en waaksters altyd in overvloed. Dat ïykt dan ook heel mooi, voor den oningewyde, maar zooals elke goeds gewoonte ontaarden kan, is het ook hier het geval. Behalve de werkelyk- medelydenden ziet ge er ook, die nu een goede gelegenheid hebben om gemakkeljjk aan den kost te komen, want den verpleeg sters mag het toch aan niets ontbreken. En is het een groote en langdurige ziekte, dan moeten ook de jongere lichtingen opkomen. Het moet u dan niet verwonderen, als ge zoudt hooren: die onbruikbare gooi heeft het van nacht weer bont gemaakt; terwyl Jan, Hendrik en Marie sliepen, na gewaakt te hebben, bebben Mina en Cobi hun de oogen toegeiymd en het gezicht met pap en roet gesmeerd. De jeugd is dns maar overal hetzelfde en vaak te dartel om het leed diep te gevoelen. Onier de boerenvrouwen zyn er anders ook te vinden, die voor zek6re gevallen over zeer uitgebreide kennis beschikken en dik wyis tot zelfs op plaatseo, waar dokters wonen, boven deze verkozen worden. Dit ii een groote zegen. In het werk van don heelkundige zyn veli boeren bekwaam, omdat de meesten niet „klein van hart" zyn en niet bang voor een beetje bloed of wat pyn, als ze maar weten dat het tot iemands bestwil is. Het zetten van gebroken armen en boenen is nu In enkele gevallen myn werk geweest, waarby boombast het gipsverband vervangen moest; maar anders kunnen ze zichzelf onderling helpen. Hier loopt er nu weer oen rond, wiene been leeiyk gebroken was en waarby bet scherpgeslepen knipmes moest te pas komen, om bet hinderlyke vel en vleesch weg te snydeo. Een collega vertelde me kort geleden, dat by geroepen was by een boer, waarvan we gehoord hadden, dat hy per ongeluk een kogel door de teenen gekregen had. De meester moest toch maar gauwdiea en dien teen netjes afsnUden, want die zouden toch nooit meer recht komen. Die meester bad daar den moed niet toe, waarom hjj, volgens den boer, niets beteekende. Zelfs aan tandheelkundigen ontbreekt hel niet. Heeft er hier een kies- of tandpyo, dan kan hy maar gaan naar oü oom Arie, hjj brandt de kies met een gloeiende naald dooi of trokt haar met een „tangetje", dat hy zelf uit een stok van een ouden wagenband gemaakt heeft en voor alle monden en tanden past, tot zelfs voor die van een olifant. Programma van Muziekuitvoeringen. MUSIS 8ACEUM. Zondig 28 Aug., to h.lfacht, door bet Stafmuziekcorpe dor dd. Schutter#. Directeur; do heer Joh. C. Geyp. Eerete afdoelrag: No. 1, Commandoro Dewey", Marsch, Jo'C. Geyp; 2. Ouverture „Zampa", F.Herold; 3. „Künatlertiaaaio', "Wale, R, Yollstedt; 4. Fantaieie uit „Le Poevlloa do Lonjnxneau", A. Ad&m. TweeJe afdeöriügt No. 5. Ouverture „Dio Weieee Dame", A. F. Bo olOieui 6. „La Begata Yenoriaria", Fr. Liezt; 7. FaniaiM uit „La Fille du Régiment", G. Donizetti; 8. „Mennet", Padereweki; 9. Fantaisie uit Oh. Gounods Optrj „Fauet", Joh. C. Geyp. Noa. 1, 5 en 8. Eerste uitvoering. UITLOTINGEN. Panama-Kanaal-maatscbappiJ 1888. 61ate Uitloting op 16 Augustas 1898. Hoogata prijzen tot en met Fr. 2000. No. Fr. No. Fr. 106607 500000 740563 2000 174377 5000 1028362 2000 290622 10000 1653695 2000 304286 10000 1703797 2000 400937 2000 1929290 5000 651027 100000 Do volgeade nummcra met Fr. 1000. 7196 297871 800544 1073423 1460070 14679 312791 814057 1077393 161094S 47701 368730 824131 1173117 1741340 55229 402728 853089 1177640 1815003 78033 465155 891364 1201317 1839669 94488 501801 961670 12IG387 1855742 146505 580493 1006253 1292772 1865510 163520 698317 1010971 1325620 1831017 187027 6544G1 1055043 1402466 1913302 269740 717249 1057645 1459044 1976662 Losbaar 16 September e. k. LICHTSTE R-H.TR. Resultaten der waarnemingen aan de Gasfabriek* "WEEK van 10 tot en met 16 Aug. Datum. Uur. Aantal. Gem. Eng. Standk. 10 Aug. 7.15 9.— 7 16.2 11 7.15 9.15 8 16 12 7.15 - 9.15 7 16.2 13 7.15 9.— 8 IC 14 7.15 9.16 7 16 15 7.15 9.15 8 15.6 16 7.16 9.15 8 16 (#)Ditbeteekent. Wanneer men 6 cubic feet Ul-j literB per uur van zulk gas verbrandt in een London-Argand-Standard bnrnor No. 1, mot 24 wordt oen licht verkregen, dat in atorkte gelyk sta» met 16.2 16 enz. Btandaardliaaraon, waarvan ei* kaara 20 grains 7.8 grammon Spermaceti per uw verbrandt.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1898 | | pagina 6