MENGELWERK.
„laat het ontf niet afleiden van onze plichten.
Mocht het ook enkelen hunner gegeven zyn
een korte stonde inee feest te vieren, laten
zU het doen op een wjjze, die hunzelf en den
Bond tot eere strekt".
Ditzelfde ^tuk heeft een weldenkend lezer
buiten dezen kring aanleiding gegeven tot het
denkbeeld, om aan de machinisten na afloop
van de feestelijkheden een feest to bereiden,
als dank en hulde voor trouwe plichtsvervul
ling en zelfopoffering. Hud, die bereid ztfn
hiertoe mede te werkeD, wordt verzocht voor
stellen daartoe in te zenden by den tech-
nischen boekhandelaar Job. G. Stemler Can.,
Haarlemmerstraat, Amsterdam.
Er is tegenwoordig geen openbaar feest
denkbaar zonder 8 erp en tin es en confetti.
De papieren sliDgers staan soms wel eens
aardig; maar er is een groot gevaar aan
verbonden, waarop iemand in Dc Telegraaf
de aandacht vestigt.
Door het achteloos worpen van deze lint
vormige papiermassa's in gasvlammen of
illuminatiön der cafés kan lichtelijk brand
ontstaan.
Ook door onvoorzichtig wegwerpen van
brandende sigaren of lucifers kunnen de papier-
strooken door het vuur worden aangetast.
De vlam zal zich in een minimum van tyd
kronkelend' uitbreiden, en de gevolgen van
de paniek, welke zich op zulk een moment
van de duizendea bezoekers meester maakt,
mogen niet worden onderschat.
Als men zich de ontzettende gevolgen van
een brandende papiermassa in een volgepropt
café klaar voor oogen stelt, dan zal men met
iit speeltuig zeker meer omzichtig te werk
gaan.
Maar er zijn ook onvoorzichtige en zelfs
joekelooze menschem
Zon het daarom niet van publiek belang
zijö, dat de „aardigheden" met sorpentines
zoo ze dan niet geheel kunnen worden nage
laten althans uitsluitend op straat werden
uitgehaald?
Hierbij sluiten zich de volgende raadgevingen
van den commandant der brandweer te Am
sterdam aan, welke we ook onzen lezers
onder de oogen willen brengen, aangezien
zeker velen hunner hetzij de hoofdstad of de
residentie zulien bezoeken met de a. s. feesten:
Na te laten en zooveel mogelijk ook te
voorkomen het werpen met serpentines,
confetti en dergeiykeü, met name in door
bet publiek bezochte lokalen. De handelaren
daariD, en vooral zij, die voor reclame der
gelijke zaken gratis beschikbaar stellen, wor
den tot medewerking uitgenoodigd door vóór
den afloop der feesten ze niet meer te ver
strekken.
Voorzichtig te zijn met brandende lucifers
en sigareD, niet alleen in druk bezochte
Bokalen, maar ook op do straat en vooral op
tribunes.
Vooral geen lichten uit te dooven in lokalen,
waarin publiek aanwezig is, zooals wel is
voorgekomen, hetzij uit balddadigheid door
öen bezoeker, hetzij door den eigenaar van
let lokaal, met het doel om een noodig
geachte ontruiming te bespoedigen. Men zou
daardoor de bezoekers blootstellen aan de
irnstige gevaren van een paniek.
Zooveel mogelijk mede te werken om in
£rukke straten de voertuigen der brandweer
in ook de patrouilleerende brandwachts door
le laten.
Nog woidt een ieder, die een ongewoon
aantal personen huisvest, en vooral den hotel
houders, dringend verzocht, met meer dan
gewone zorg toe te zien op de veiligheid;
indien door de tijdelijke overvalling lokalen
in gebruik komen, waar de gewone verlichting
met gas of electriciteit ontbreekt, bezige men
vooral geen petroleumlampen om daarin te
voorzien, doch uitsluitend kaarslicht. Bewaking
en behoorlijke en veilige verlichting van gangen
en trappen gedurende den geheelen nacht is
een vereischte.
Ook den logeergasten wordt voorzichtigheid
met vuur en licht aanbevolen.
Uit den Golderschen Achterhoek gewerd
de Amhemsche Courant het volgende artikeltje:
In dit blad van 2 Aug. werd uit De Christe
lijke School een artikeltje overgenomen, waarin
de schrijver zijn ervaringen mededeelt van
hetgeen hy in een Duitsch grensplaatsje
omtrent den leerplicht te hooren kreeg.
Er zijn echter zooveel van dergelijke grens-
plaatsjes, dat we meenden van een der schoone
zomerdagen gebruik te mogen maken om ook
een3 onze nieuwsgierigheid door persoonlijke
kennismaking met een hoofd dor Duitsche
school te bevredigen.
Vooraf moeten we verklaren, dat we, vóór
wo op reportage uitgingen, reeds voorstanders
van leerplicht waren, en dat ons ook veel
ter ooren kwam wat ons niet meeviel.
Men kent daar bijna niet anders dan con-
fe3sioneele scholen, waar kinderen, die de
richting van de school zijn toegedaan, hun
onderwijs moeten ontvangen. Evangelische
kinderen gaan dus naar de evangelische,
katholieke naar de katholieke school. Zijn er
echter kinderen van een andere geloofsbelijde
nis, wier getal hot oprichten van oen bijzon
dere school voor hen niet beloont, dan moeten
zij naar de school voor katholieken of evan-
gelischen.
"Wy vroegen dan eerst of alle kinderen tot
hun veertiende jaar de school bleven bezoeken.
Het antwoord was, dat een half jaar vroe
ger de school kon worden verlaten met toe
stemming van het plaatseiyk toezicht, hier
dus den geestelijke, en met meer dan eon I
jaar vroeger met verlof van het Rykstoezicht.
De vacantiön zyn langer van duur dan by
ons. De zomorvacantie duurt zes weken. In
een landbouwdistrict is deze echter zoo ge
regeld, dat twee weken gedurende den rogge-
oogst en vier weken gedurende den aardappel
oogst invallen; bovendien met Paschen,Kerst
mis en Pinksteren telkens acht dagen, en
daarenboven op de Kath. en Israöl. scholen
nog de verschillende feestdagen. Het school-
verzuim kon Datuuriyk niet veel zijn, anders
had de wet op den leerplicht niets te betee-
kenen. Doch slechts zelden had het school
toezicht de hulp der politie in te roepen,
zoodat het hoofd, met wien ik sprak, dit
slechts zeven- a achtmaal gedurende de dertien
jaar, dat hy in functie is, noodig had te doen
wel een bewys, dat zoodanige wet lang niet
zoo wreed werkt als De Graafschapper dit
durfde voorstellen. Yoor schoolverzuim, ont
staan door huiseiyke omstandigheden, hetzij
ziekte van den kostwinner, veehoeden, enz.,
moet verlof worden gevraagd, dat van één tot
drie dagen door den geesteiyke, van drie tot
acht dagen door den districts-schoolopziener
en voor langer door de Regeering moet wor
den gegeven. Ook kan verlof worden gevraagd
voor kinderen, die door verhindering slechts
een deel der lessen kunnen bijwonen, zoodat
dergelijke kinderen niet het weinige behoeven
te verwerpen, wanneer ze van het meerdere
onderwijs niet kunnen genieten.
Schoolgeld wordt niot betaald, daar een ieder
evenredig een deel zyner belasting voor school
geld moet opbrengeD. Daar het schoolbestuur
niet geneigd is deze belasting op te dry ven
en de Regeering zelf geen bepaald snbsidie
voor elke school geregeld heeft, doch iedere
gemeentö en elke school afzonderlyk behandelt,
is het met het onderwijzend personeel slecht
gesteld. Dit wil natuuriyk zeggeD, dat van
het personeel te veel geêischt wordt.
Zoo heeft het hoofd, waarmee wy sprakod,
voor zich alleen tachtig kinderen te onder-
wyzen en wel omdat de wet ter wille van
eenige kindereD, die beneden of boven het
getal tachtig aanwezig zyn, de aanstelling
van een tweeden onderwijzer niet noodig
acht. Het is duidelijk, dat éón man geen
tachtig kinderen kan onderwyzen. Daarom
heeft hy ze in twee groepen verdeeld, waar
van de eene helft des morgens van acht tot
twaalf en de andere van halftwee tot vier
uren onderwys ontvangt. Hetzelfde geschiedt
ook by zijn collega, die ook slechts twee
en tachtig kinderen heeft. We zien daardoor,
dat in het land van den leerplicht de kinderen
gedurende de helft van den dag langs de
straat loopeD, en dit is dan ook de reden,
dat we over deze regeling niet zoo voldaan
waren als we ons hadden voorgesteld. Hol-
landsche ouders zoeken nu, wanneer ze in
zoo'n Duitsche grensgemeente woneD, het
mos aan twee kanten te laten snijden, door
hun kinderen des morgens naar de Duitsche,
des middags naar de Hollandsche openbare
school te sturon. Veel winnen deze kinderen
daarmede niet. Vroeger was hot omgekeerd
en stuurden ouders uit Holland hun kinderon
naar de Duitsche school, maar, zooals boven
blijkt, hebben dergelijke Duitsche hoofden
leerlingen genoeg en zijn op Hollandscho
leerllngeü, wien het alleen te doen is de
Duitsche grammatica goed in het hoofd te
krygen, weinig gesteld.
Een bedelaar*
„Voor oen armen blindeman, alsjeblieft!"
riep hij maar altijd, en een leeiyk, vuil hondje
ging dan op zyn achterste pootjes staan en
vertoonde zijn kunstjes, om de aandacht van de
voorbygangers te trekken en hen te verteede
ren. By bet scherpe geluid van het geld, dat
in het tinnen bakje viel, prevelde de oude
blindeman: „Dank u wel, edele heer, dank
u wel!"
Hy zat vlak naast de Beurs en hoorde
duidelijk het eigenaardige, verwarde gegons
en gebrom, dat nu eens sterker, dan weer
zwakker tot hem doordrong. Het was als het
geluid van oen groote bromvlieg, welker vleu
gels voortdurend in beweging waren en een
grommen veroorzaakten, dat alle toonschalen
doorliep. In al die wanklanken en geluiden
legde de groote koopmansbeurs van Antwer
pen haar klachten en haar triomfkreten, haar
uitingen van vrede en van wanhoop.
By het aangaan van de Beurs kwamen de
handelsmannen aanstroomen, alleen of by
troepjes, haastig en in gedachten verzonken,
en de gapende muil van het groote gebouw
slokte hen by hoopen op, altyd begeerig naar
meer. De straat zag zwart van demenscheD,
die in voortdurende beweging als een woe
lende stroom voorbytrokken. Zy vormden het
handelsleger van de groote Belgische stad.
Toch vergaten ai die afgetrokken manneD,
wier geest op geheel andere dingen gericht
was dan op de voorvallen op de straat, den
blindeman niet, die altyd op dezelfde plaats
op een steeDen stoep zat.
Die stoep scheen, door de overlevering ge
heiligd, zyn onvervreemdbaar eigendom te zyn
gewordeD.
Byna werktuigiyk wierpen de BeursgangorB
hun aalmoezen in een tinnen bakje. Zy hielden
die al vooruit gereed, 't Was hun een gewoonte
geworden.
Minder uit behoefte om wel te doen dan
uit sleur offerde ieder, die den oude voorbij
ging, z'yn penningske. Sommigen zelfs legden
in het voorbijgaan hun hand op den kop van
het leelyke hondje, zonder het aan te zien,
ook al uit gewoonte. Misschien hoorde men
niot eens de klagende dankbetuiging van den
blindeman, evenmin als men zyn verzoek om
een aalmoes hoorde. Het was Diet, omdat hy
blind was of omdat by er om vroeg; het
was eenvoudig, omdat het er zoo by behoorde.
Byna veertig jaar lang had die man daar
reeds alle dagen gezeten en talrijke tionen
bakjes waren door hem reeds versleten.
Ofschoon hy blind was, had by eenige
opeenvolgende geslachten van Beursbezoekers
voorbytrekken en zyn opmerkings
vermogen was zoo sterk geworden, dat by
de geschiedenis van de Antwerpsche Beurs
gedurende die veertig jaren zeer goed kende.
By het aan- en afgaan van de Beurs hoorde
hy brokstukken van gesprekken, die hy com
bineerde, rangschikte en aanvulde, en zyn
herseneD, aan dat weri gewend geraakt,
maakten daaruit allerlei juiste gevolgtrek
kingen. Soms ving hy wel eene geheimen op.
Niemand dacht er aan dien ouden blindeman
te wantrouwen, die daar als een gryze steen
zat en in wiens byzyn men sprak alsof hy
een stuk munr was.
Door alles te hooren en te overdenken was
de blindeman langzamerhand de hoste Beurs
man van Antwerpen geworden, en niemand
zou vermoed hebben, dat die ongelukkige
bedelaar, met zyn lompen, zyn glazige oogen,
zyn klagende stem en zyn schurftig hondje,
beter de ry zingen en daim gen van de markt
kende dan menig groot financier uit de stad.
Wat men evenmin wist, was dit, dat de
blindeman speculeerde.
Hy bad zyn eigen makelaars, bescheiden,
stilzwijgende mannen, die hy vertrouwen kon,
omdat ze van hem afhankèiyk waren en van
hem leefden.
Hy gaf hun de inlichtingen, die hy alleen
kende, en leidde hun speculation met die
verwonderiyke vastheid van hand, die als
het ware een vergoeding was voor zyn
lichameiyk gebrek.
Hy wist alle gezegden te doorgronden, die
by in het voorbijgaan hoorde, ving verrassende
bekentenissen op, begreep allerlei handels
samenzweringen en verzamelde in bet kort
al wat hy hoorde, om er datgene uit te halen,
wat hy gebruiken kon.
Die bedelaar, voor oningewyden zoo onoog-
ïyk, die afgeleefde grysaard, bad een koorts,
die hen allen bevangt, die ter Beurze gaan
en die him geluk beproeven by de afwisselende
kan Ban van het Beursspel. De kalme blindeman
had de koorts in den hoogsten graad. Hy
speculeerde voornamelijk om te speculeeren,
niet óm schatten te verzamelen, en hy had
het trotscho bewustzyn, dat hy evenveel, zoo
niet meer, was dan al die groote Antwerpsche
handelsmannen, wier liefdadigheid hy met zyn
sleepend neusgeluid inriep. Wanneer hy met
zyn makelaars sprak, verdween als door een
tooverslag de beklagenswaardige, kermende
ruïne, die hy gewppniyk was, en in plaats
daarvaD verscheen een bekwaam, vastberaden
man, die met korte woorden zijn orders gaf,
met de meerderheid van op zulk een zonder
linge en onbegrypeiyke wyze verkregen kennis.
En diezelfde makelaars zagen oenige uren
daarna, nadat zy met den man van zaken
over bewegingen van fondsen en allerlei
speculation gespreken hadden, by de Beurs
den kiagenden grysaard zitten, die, smeekend
zyn bakje ophoudende, uitriep:
„Voor een armen blindeman, alsjeblieft I"
In al die jaren had hy verschillende perso
nen by naam loeren kennen en vaak zeide
hy: DaDk u wel, meneer die of die, zonder
dat iemand zich er over verwonderde. Een
voetstap, een stembuiging, een voor ieder
ander onmerkbare bijzonderheid, leerde hem
de personen onderscheiden. Hy hoorde door
anderen hun namen noemen en onthield die
met een verwonderiyke juistheid.
Onder al de Beursbezoekers was er één,
voor wien hy een byzondere vriendschap
koesterde. Het was de heer Van Arkel, een
der voornaamste kooplieden van Antwerpen,
die reeds jaren lang geregeld alle dagen,
voordat by naar de Beurs ging, een nikkelen
muntstukje van vier sous in het bakje legde.
Voor hem week de blinde Boms van zyn
gewone dankbetuiging af en vroeg hem:
„Hoe gaan de zaken, meneer Van Arkel?"
„Goed, myn vriend, goedl" antwoordde de
koopman, zich altyd haastig voortspoedende.
Enkele keeren evenwel bleef de heer Van
Arkel wel eens staan, om eenige woorden
met zyn ouden bedelaar te wisselen. Op
zekeren dag had deze gezegd: „Wie zou ooit
gedacht hebben, dat de wol zóó in de hoogte
zon gegaan zynl"
Die woorden werden geuit met zulk een
ernstige overtuiging en op zulk een zonder
lingen toon, dat de ander verbluft stond over
het feit, dat hy dat gebrekkige, onbeteeke-
nende schepsel over drogen hoorde spreken,
die men in zyn hersenen niet zou hebben
vermoed.
Haar den volgenden dag dacht de koopman
er niet meer aan en gedachteloos legde hy
ztJn gewone aalmoes in het bakje. En de
bedelaar sprak hem, om welke roden dan ook,
in de eerste dagen niet weder aan. Hy infor
meerde er zelfs niet naar hoe de zaken van
zyn weldoener gingen. Hy was weder de
gewone blindeman geworden, die om een
aalmoes vroeg en geen ander doel had dan
voordeel te trekken van de liefdadigheid.
Maar op zekeren middag ging de heer Van
Arkel voorby zonder den blindeman iets te
geven.
Het was de eerste maal, in zooveel jaren,
dat zoo iets gebeurde. Dit verbaasde den
blinde, die uitriep: „Wel, meneer Van Arkel,
vergeet u my?"
De koopman keerde zich plotseling om,
keek den blindeman aan alsof hy uit een
droom ontwaakte, en legde daarna zyn pen
ningske in hot toegestoken bakje.
„Ja, myn vriend," zeide hy, „ik had je
vergeten. Dat is waar. Maar vandaag is dat
wel te verontschuldigen."
Zyn stem beefde niet, maar bad toch een
anderen klank dan gewooniyk. Ze klonk dof
en vermoeid, met een zweem van droefheid.
Met een scherp waarnemingsvermogen had
de blinde dit bespeurd. En toen de beer Van
Arkel er bijvoegde: ,'t Ia vandaag voor bet
laatst! Morgen kom ik bier niet meer voorbij,"
zag hg da blinde oogen van den bedelaar
zich op hem richten, als om hem aan te zien,
terwyl deze vroeg:
.Waarom, meneer Van Arkel?"
.Ach, ik beb ongeluk gehad! Ik ben
geruïneerd I"
.Zeker door de „krach" in de suiker?"
vroeg de blinde, on h(J voegde er bij „De
.krach" was anders wel te voorzien."
Evenals den vorigen keer bleef de heer
Van Arkel een oogenblik verbluft staan kijken,
toen hg dien onverwachten uitroep hoorde.
Hg zag den euden man aan, op wione gelaat
een innerigke twoestrgd te zien was.
,Was dat te voorzien? Hoe kon hg dat
voorzier.?" prevelde de koopman en wilde
voortloopen.
Maar hg had pas eenige schreden gedaan,
toen de stem van den blindeman hem terug
riep, en die stem bad een gebesl anderen,
onbekenden klank.
.Meneer Van ArkelfMeneer Van Arkel t"
.Wat is er, vriend I"
.Hoeveel bebt gy noodig, om u te redden?"
De handelsman zag dsn met lompen be-
kleeden, beklagenswaardigen grysaard aan,
glimlachte droevig en zeide schouderophalend
.Ocb, arme kerel, je weot Diets van zulke
verliezen. Denk toch niet aan dergelyke din
gen 1Je hebt er geen verstand van I"
,Ik vraag n nog eens, hoeveel u noodig hebt."
,Je bent stapelgek, geloof ik. Ik moet
taehtig duizend franco hebben! Morgen heb
ik ze noodig. Je ziet due wol, arme man.
De ander viel hem in de rede:
„Meneer Van Arkel, kom van avond bg
mg in de straat, nommer zooveel
U zult het geld hebbenIk zal het 11 leenen".
En terwyi de koopman hem verbaasd, met
open oogen aanstaarde, ging hg voort:
„Kom van avond, zeg ik.... Maar loop nu
door, alsjeblieft, want door zóó voor mg te
bigven staan, belemmert gy het verkeer en
benadeelt gg mgu zaken."
„Tot van avond."
De etem van den blindeman, die laag en
droog had geklonken, rees nu weer lang
zamerhand, werd weer klagend en de bedelaar
hervatte zyn dreun:
„Voor een armen blindeman, alsjeblieft!"
Uit Transvaal.
XVH.
Elke boer heeft zyn huisapotheek met:
borstdruppels, galpillen, levensessence, enz.,
benevens de noodige flescbjes castorolie. Is
er een ziek in huis, dan krygt hy gauw iets
uit die apotheek te slikken. Vast en zeker
een goede hoeveelheid castorolie. Bunrman
hoort spoedig van die ziekte en gaat eens
kyken naar ,de ziekte", maar noemt meteen
't een of ander geneesmiddel saam, dat toch
zoo goed heeft geholpen, toen zyn kind zoo'n
vreeselyke brandziekte had. 't Heeft zoo maar
al dio kwaad uitgewerkt. Als neef dat eens
probeerde. Neef probeert het dan. Maar niet
lang daarna stapt nicht Anna Jan (Anna,
wier man Jan heet) binnen, neemt ook plaats
by 't ziekbed en komt ook met een goeden
Taad en t een of ander „kruienbossie" of
tinctuurtje aandragen, dat op het slachtoffer
van vivisectie kan geprobeerd worden.
En dan eindelyk stuurt men naar een
dokter? O, neen, die woont in het dorp en
dat ia zooveel en zooveel unr te paard hier
vandaan en kost 1 pd. st, zegge 12 gulden,
per uur. Eventjes den dokter hierheen balen,
komt dUB al reken op éón uur verzuim
bij den zieke en op versche paarden op
een pond of veertien. Daarom neemt men
zyn toevlucht eerst en meest tot een „dokter",
die zichzelven dien titel geeft.
In vele gevallen wordt ook, als men zoo
gelukkig is het te kunnen doen, een zende
ling geraadpleegd. Sommige zendelingen staan
terecht hoog aangeschreven om hun verleende
hulp by ziekte. Nu echter hadden ze hier een
meester, die .dokter" was, en dat was een
groot gemak en groote gerustheid. Hielpen
hun medicamenten niet, dan werd de meester
geroepen of geraadpleegd.
Ik moest dan eerst nauwkeurig van de
ziekte op de hoogte gebracht worden. De in
lichtingen, die ze uit zich zeiven verschaften,
kwamen meestal neer op„een laffe plek op
hun maag, een naarheid in 't hoofd, een steek
achter der blaaien, enz." Vroeg ik: En wat
heb je Ingegeven, dan volgde dikwyis een
antwoord alsJa, meester, oerst bet ie poly-
grestpillen gedrink, en toen het ons hem thee
van wilde als gegu, ja meester, eigenlijk het
ons alles geprobeor, wat die wèrold op lever."
„Zoo, dan had j'em al mooi dood kunnen
hebben, met je „schoonteer" pleister; wagen
smeer, azyn, konjjn (kina) en zoo", bracht
ik don wel eens in 't midden.
„Ja, meester, hoe sal ons maak? Een
mensch moet toch zyn bes doen," luidde
daarop meest de verdediging.
He begrypt, dat er dan veel kans is, dat
medicineeren niot meer haat en krygt een
.rerrige" dokter ze onder behandeling, dan is
er voor hem meest geen eer aan te behalen.
Ik spoorde ze dan ook meestal aan toch by-
tyds geneeskundige hulp in te roepen. Maar
nu werd ik weer 't kind van de rekeDiog 60
zelfs haalden ze me dikwyis 's nachts rn'n bed
uit; 't geen ik steeds mot do grootste kalmte
me liet welgevallen en wel om drie redenen
Ten eerste had ik hier 't bewys, dat dié
eigenwijze boeren toeh wel naar raad luister,
den; ten tweede uit medelyden met de arme
stumpers, die in my zoo'n vertrouwen toonden
en ten derde omdat iedereen in geval van
ziekte zich hier geheel met alles, wat hjj
heeft, ter beschikking stelt.
Dit laatste, hebben we reeds boven gezieo,
beeft ook wel zUn schaduwzijde, daar men
van het goede te veel kan krUgen, maar is
een gevolg van de omstandigheden, waarin
de eerste bewoners van dit land geleefd
hebben en waardoor ze geleerd hebben, dat
naastenliefde de grondslag Is der maatechappy
en niet egoïsme. Als er nu ook in do huurt
een ziek is, gaat een elk getrouw hooren,
hoe bet met „de ziekte" is. Oerogeld Is dan
ook het ziekenvertrek gevuld met belangstel-
lenden, die den kranke met onnoodig gebab
bel vaak niet weinig lastig vallen.
Het wordt daar dan metoen de gelegenheid
om nieuwtjes te hooren of te vertellen. 'Wakers
en waaksters altyd in overvloed. Dat ïykt dan
ook heel mooi, voor den oningewyde, maar
zooals elke goeds gewoonte ontaarden kan, is
het ook hier het geval. Behalve de werkelyk-
medelydenden ziet ge er ook, die nu een
goede gelegenheid hebben om gemakkeljjk
aan den kost te komen, want den verpleeg
sters mag het toch aan niets ontbreken. En
is het een groote en langdurige ziekte, dan
moeten ook de jongere lichtingen opkomen.
Het moet u dan niet verwonderen, als ge
zoudt hooren: die onbruikbare gooi heeft het
van nacht weer bont gemaakt; terwyl Jan,
Hendrik en Marie sliepen, na gewaakt te
hebben, bebben Mina en Cobi hun de oogen
toegeiymd en het gezicht met pap en roet
gesmeerd.
De jeugd is dns maar overal hetzelfde en
vaak te dartel om het leed diep te gevoelen.
Onier de boerenvrouwen zyn er anders
ook te vinden, die voor zek6re gevallen over
zeer uitgebreide kennis beschikken en dik
wyis tot zelfs op plaatseo, waar dokters
wonen, boven deze verkozen worden. Dit ii
een groote zegen.
In het werk van don heelkundige zyn veli
boeren bekwaam, omdat de meesten niet
„klein van hart" zyn en niet bang voor een
beetje bloed of wat pyn, als ze maar weten
dat het tot iemands bestwil is. Het zetten
van gebroken armen en boenen is nu In
enkele gevallen myn werk geweest, waarby
boombast het gipsverband vervangen moest;
maar anders kunnen ze zichzelf onderling
helpen. Hier loopt er nu weer oen rond,
wiene been leeiyk gebroken was en waarby
bet scherpgeslepen knipmes moest te pas
komen, om bet hinderlyke vel en vleesch
weg te snydeo. Een collega vertelde me kort
geleden, dat by geroepen was by een boer,
waarvan we gehoord hadden, dat hy per
ongeluk een kogel door de teenen gekregen
had. De meester moest toch maar gauwdiea
en dien teen netjes afsnUden, want die zouden
toch nooit meer recht komen. Die meester
bad daar den moed niet toe, waarom hjj,
volgens den boer, niets beteekende.
Zelfs aan tandheelkundigen ontbreekt hel
niet. Heeft er hier een kies- of tandpyo, dan
kan hy maar gaan naar oü oom Arie, hjj
brandt de kies met een gloeiende naald dooi
of trokt haar met een „tangetje", dat hy zelf
uit een stok van een ouden wagenband
gemaakt heeft en voor alle monden en tanden
past, tot zelfs voor die van een olifant.
Programma van Muziekuitvoeringen.
MUSIS 8ACEUM. Zondig 28 Aug., to h.lfacht,
door bet Stafmuziekcorpe dor dd. Schutter#. Directeur;
do heer Joh. C. Geyp. Eerete afdoelrag: No. 1,
Commandoro Dewey", Marsch, Jo'C. Geyp; 2.
Ouverture „Zampa", F.Herold; 3. „Künatlertiaaaio',
"Wale, R, Yollstedt; 4. Fantaieie uit „Le Poevlloa
do Lonjnxneau", A. Ad&m. TweeJe afdeöriügt
No. 5. Ouverture „Dio Weieee Dame", A. F. Bo olOieui
6. „La Begata Yenoriaria", Fr. Liezt; 7. FaniaiM
uit „La Fille du Régiment", G. Donizetti; 8. „Mennet",
Padereweki; 9. Fantaisie uit Oh. Gounods Optrj
„Fauet", Joh. C. Geyp.
Noa. 1, 5 en 8. Eerste uitvoering.
UITLOTINGEN. Panama-Kanaal-maatscbappiJ
1888. 61ate Uitloting op 16 Augustas 1898. Hoogata
prijzen tot en met Fr. 2000.
No.
Fr.
No.
Fr.
106607
500000
740563
2000
174377
5000
1028362
2000
290622
10000
1653695
2000
304286
10000
1703797
2000
400937
2000
1929290
5000
651027
100000
Do volgeade nummcra met Fr. 1000.
7196
297871
800544
1073423
1460070
14679
312791
814057
1077393
161094S
47701
368730
824131
1173117
1741340
55229
402728
853089
1177640
1815003
78033
465155
891364
1201317
1839669
94488
501801
961670
12IG387
1855742
146505
580493
1006253
1292772
1865510
163520
698317
1010971
1325620
1831017
187027
6544G1
1055043
1402466
1913302
269740
717249
1057645
1459044
1976662
Losbaar 16 September e. k.
LICHTSTE R-H.TR.
Resultaten der waarnemingen aan de Gasfabriek*
"WEEK van 10 tot en met 16 Aug.
Datum.
Uur.
Aantal.
Gem. Eng.
Standk.
10
Aug.
7.15
9.—
7
16.2
11
7.15
9.15
8
16
12
7.15 -
9.15
7
16.2
13
7.15
9.—
8
IC
14
7.15
9.16
7
16
15
7.15
9.15
8
15.6
16
7.16
9.15
8
16
(#)Ditbeteekent. Wanneer men 6 cubic feet Ul-j
literB per uur van zulk gas verbrandt in een
London-Argand-Standard bnrnor No. 1, mot 24
wordt oen licht verkregen, dat in atorkte gelyk sta»
met 16.2 16 enz. Btandaardliaaraon, waarvan ei*
kaara 20 grains 7.8 grammon Spermaceti per uw
verbrandt.