N». 11813 Maandag 29 Augustus. A°. 1898 feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van fon- en feestdagen, uitgegeven. PERSOVERZICHT. F1 euilleton. Spoorweg en Kerkhof. LEIDSCH DAG-BLAD. PRIJS DEZER COURANT» Voor Leiden por 8 maanden, L'»- 1.10. Franco per posti.40. Afzonderlijke Nommers 0.05. --- PRUB DER ADVERTENTEÊNs "Van 1-0 regels f t.06. Iedere regel meer f O.J7£. Groctera letters naar plaatsruimte* - Voor het incasseeroo buiten de stad wordt f 0.05 berekend Tweede Blad Olllciëelo Kouuisgovlngon. Inschrijving voor de Nationale Militie. WAARSCHUWING. Bargemoo^ter en Wetlioader» van Leidon herinneren by deze do ingezetenoD, dat, ait kracht v&n de ot v»n i April 1892 (Staalablad No. 66), hot register van inecbrljviDg voor de Nationale Militie don 3 leton Aognstos aars aande, des namiddags te vier uren, voorgood wordt gesloten, on roepon mitsdien de militiepliohtigeD, die in hc-t jaar 1879 zijn geboren en zioh nog niet hebben doen Inschrijven, op, om do aangifte daartoo nog vóór dat tijdstip te doen, ton einde de nadeeligo gevolgen, die nit verzuim ion deze voor hen zonden ontstaan, te voorkomen, ook al mochten 2ij ten gevolge eener vergissing omtrent het juiste jaar huDner geboorte, in de meeniog hebben verkeerd, dat zij nog niet tot do atDgifte ter inschrijving gohoudon wareD. Zij noodigen daarom belanghebbenden, die 18 of 19 jaren ond zijn, uit, zich -zoo Doodig spoedig omtrent het jaar, waarin zij geboren zijn, te verge* wia-en, en zich, zoo dit jaar 1879 is, alsnog onver wijld can te melden ter 8ecretarie dezer gomeenti (ifd. Nationale Militie en Sohutterg), op do werk dagen tusechen des voormiddags half ien en dos hamiddaga drie uren, tot 31 Augustas 1898. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Leiden, F. WAS, Burgemeester. IC Aug. 1898. YAN HEYdT, Secretarie. Ia Ik Amsterdammer behandelt Brommeyer op de hem eigen wijze het militair karakter, dat aan den stoet is gegeven by den intocht van Koningin Wilhel- mina te Amsterdam. De Chef van het Militaire Huis en de Opper-ceremoniemeester hebben daaraan hun hart eens opgehaald. Brommeyer kan zicb, als goed Amsterdammer en als Nederlandsch burger, met dat militair karakter niet te best voreenigen. In een ge sprek met den opper-ceremoniemeester zet Brommeyer zyn meening uiteen, en wijst er o. a. nog op, dat zelfs de eerewacht, die de Koningin is aangeboden uit Amsterdam, ia vieren is gesplitst over den stoet been. Do opper-ceremoniemeester antwoordt, dat het voor die eerewacht al oen eer is mee te mogen rijden in den intocht, de eigenlijke eerewacht wordt door het leger en de leden der hofhouding gevormd. In De Amsterdammer is ook de spot ge dreven met het Kon. beBluit, waarbij voor de directeuren van 's R y k s Musea, de inspecteurs van het Genees kundig Staatstoezicht en de leden der geneeskundige raden met nog eenige andere dignitarissen bi) offi- ciöele gelegenheden een kostuum is vast gesteld. „Verre van ons" schrijft het blad ,iets op het talent af te dingen, dat de minister van binnenlandsche zaken, de opper- ceremoDiemeeater, de referendaris voor kunsten en wetenschappen, do hoftailleur, de chapelier en de verdere dignitarissen, die de kunst verstaan een man hoofsch aan te kleeden, bij deze gelegenheid hebben aan den dag ge legd. Welk een gevoel voor kleur en vorm onderstelt zulk een werk, indien het naar den eisch van logica en welstand zal worden verricht. Wie bijv. als wij, niet ingewijd in de geheimen der kostuumkunde, zal iets kun nen geven wat op een redelijke verklaring gelijkt van het feit, dat in do hofworcld een onderdirecteur of custos van een kabinetje, tot assistent in het Rijksmuseum verhoogd, juist zijn z a k k 1 e p verliest; of waarom een directeur van het Geneeskundig Staatstoezicht geen troetels draagt aan zjjn steek, maar evenals de lakei oen kokarde; of om welko roden het laken van den kraag, van den mouwomslag of de zakklep bij de genees kundige inspecteurs donkergroen, on dat voor de inspecteurs van krankzinnigengestich ten lichtgroen wordt voorgeschreven? Voorwaar, daar is mear in hemel en op aarde, dan waarvan een burgermans-philosophie ooit gedroomd heeft! Als wij echter ons over iets zouden durven verwonderen, dan is het hoe een in zijn hart en nisren burgermaD, als Goeman Borgesius, er behoefte aan gevoeld kan hebben zulk een uitmonstering van kunstvrienden en dokters H. M. voor te dragen, of, als anderen hem daartoe hebben aangezocht, hoo het mogelijk is geweest, dat hy zulk een onburgerlijke ijdeltuiterij heeft willen van dienst zijn. Z.Ex. naoest toch eveDgoed weten als wij, dat geen enkel man van kunst of studie er naar ver langen kan met een degen op zij, met zwanen- veeren op zijn hoofddeksel, en met gouden of zilveren zakkleppen zich aan de Koningin te presenteerenzoo iemand, dan is het Borgesius evengoed als ons bokend, dat onder die staats ambtenaren er een betrekkelijk groot aantal zijn, die van hun karig traktement moeilijk hun stand kunnen opgehouden, die zich allerlei moeten ontzeggen, dikwijls onmisbare hulp middelen voor hun studie, maar die nu door Borgesius' voordracht gedwongen worden tot een volstrekt onnutte uitgaaf tenzij ze, zoo hot opgesierde donkerblauwe of groene laken niet al te zeer afverft, er later voor e6n hunner telgen een ongegalonneerde broek van kunnen laten maken I Ook behoeven wij Zijne Excel lentie, den volksman, niet onder het oog te brengen, dat deze kostumeering van den burgerlijken ambtenaar, steeds verder doorge voerd, eenvoudig ten gevolge heeft, dat de toegang tot de Vorstir, die veeleer ruimer moest worden opgesteld, nog enger wordt gemaakt; dat hot Hof, in plaats van nader tot de burgerij te worden gebracht, daardoor van haar wordt verwijderd." Op zichzelf zijn deze nesfcerijen niet van belang ontbloot, want allicht wordt er de mecning door gevoed, dat aan naam, titel, orde, kleed en uiterlgken schijn hooger waarde wordt gehecht dan aan wezenlijke verdiensten. Het Koningschap kan een groot voordeel voor Nederland z\jD, indien de Yorstin instemt met don burgerlijken geest der natie. Fooien in de kérken. De Amster- damsche Volksbodeonder redactie van eenige predikanten der Herv. Kerk te Amsterdam schrijft: „Onlangs bezocht een predikant do kerk in oen onzer groote steden. Zijn kleeding maakte hem niet openbaar. Hy ging zitten op een van de plaatsen, die als etuivers- plaatsen bekend staan. Nauwelijks gezeten, komt een knecht hem om plaatsgeld vragen. Hy vroeg wat hy schuldig was. Het ant woord luidde: „Dit wordt aan uw beleefdheid overgelaten." Dus: het fooienstelsel in optima forma. Het plaatsengold is een kanker in onze kerkgebouwen. En daarenboven de rangent Men kan voor 10 en voor 5 cer.ts terecht; voor oen heel mooie plaats kan zelfs een extra-bydrage worden geheven. Zoo jaagt men de menschen, die een dub beltje driomaal moeten omkeeren, voordat het wordt uitgegeven, de kerken uit. 13 hun be langstelling om onder de Evangelieprediking op te gaan groot genoeg, dan zullen zij de kerken en gebouwen opzoeken, waar men kosteloos zit. Men denke Diet gering over deze wekeiyks terugkeerende belasting voor een vry talrijk gezin uit den werkmansstand. Wel zijn er eenige vrye plaatseD, maar het ligt niet in den aard van onze knappe werk mansgezinnen om daarvan, gebruik te makeü, als er scheiding is tusschen betaalde en niet- betaalde plaatsen. Trouwens, ieder weet, dat er op deze „vrije plaatsen" rechtmatig aan merking is te maken, vooral als de predikant niet luid van stem is. Het verdient grootelyks aanbeveling, dat kerkvoogden en predikanten in kerken, waar de bedienden hen niet kennen, plaats nemen op de voor éón dienst gehuurde en vrye plaatsen om tot de ervaring te komen, dat aan deze toestanden een einde moet komen. Te Amsterdam zyn eenige kerkgebouwen van de Hervormde Gemeente, waar op het uur van aanvang der godsdienstoefening alle plaat sen vry zyn, ook de gehuurdo plaatsen. Aan de deuren der kerkgebouwen hangen bussen, waarin ieder, die het missen kan, eenig geld werpt voor het gebruik van een vrye zitplaats. Dit is oen schrede in de goede richting. Moge deze regeling eerlang in alle kerkgebouwen te Amsterdam worden toegepast en op alle plaat sen hot dubbeltjes- en stuivers-systeem ver- dwynen Het doet weldadig aan, als mon in do kerken in het buitenland zonder betaling kan gaan zitten en de koster daarenboven nog een kerkboek ten gebruike aanbiedt." De heer Troelstra heeft zich in De Sociaalr Democraat niet zeer ingenomen getoond met het voorstel, door den heer Middelkoop in Vooruitgang gedaan om een adres aan de Koningin te zenden, opdat aanhangig worde gemaakt een wetsaanvulling, waardoor revisie van de zaak der Hogerhuizen mogo- lyk zou worden. De heer Troelstra merkte aan, dat hetgeen den heer Middelkoop zoo noodzakeiyk en nuttig en gemakkelyk voorkomt, by een minister en de meerderheid der Kamer op groote moeilykheden kan afstuiten. De minister heeft immers in antwoord aan den heer Van der Zwaag beslist te kennen gegeven, die wyziging niet aan de Hogerhuis-zaak te willen verbinden. Indien dus al de heer Middelkoop voorzyn verandering van art. 375 W. v. S.-v. Regeering on Kamer mee zou krygen, zou zyn voorstel, om aan die wyziging terugwerkende kracht te verleenen, opdat ook de Hogerhuizen or van konden profiteeren, op den onwil van den minister afstuiten. De Kamer zou nu wel, indien zy over do wenschelykheid van revisie der Hogerhuis- zaak met den minister van gevoelen ver schilde, het voorstel toch kunnen aannemen; maar de Kamer heeft, zegt mr. Troelstra, nog steeds geen enkel biyk gogevon, zich in dezen tegenover den minister te willen stollen. Integendeel l De heer Troelstra meent dan ook, dat een voorstel tot een wetawyziging eerst in Juni van het volgend jaar zou zijn afgedaan en dat alsdan de Kamer er toch geon terugwerkende kracht aan zou willen verleenen. En voorts doet hy uitkomen, dat, al werd er terugwerkende kracht aan verleend, de revisie van de Hogerhuis -zaak alleen mogeiyk zou zyn, indien er „nieuwe feiten waren, die op zichzelf of in verband met de vroeger geleverdo bewyzen de vryspraak van de aangoklaagden zouden kunnen ten gevolge hebben." Die nieuwe feiten zouden dan alweer de verklaringen van de Stienstra's, Rin- g i a's, enz. zyn. Welnu, zegt hy, in dat geval had vanwege do justitie evengoed een voorafgaand onder zoek naar de waarde en de betrouwbaarheid dier verklaringen moeten plaats hebben, als thans is geschied. Hoogstwaarschyniyk zouden in dat geval alweer de Leeuwarder justitie en de Leeuwar der officier met dat onderzoek worden belast en daarover rapport moeten uitbrengen. Of meent men, vraagt hy, dat de advocaat- generaal van den Hoogen Raad op elk praatje of geschrift of protest zou afgaan by zyn vragen om revisie? Hy kan niet inzien, dat ook na die wyziging van art. 375, enz. eerder de geloofwaardigheid der nieuwe getuigen zou zyn aangenomen dan thans, nu de justitie tevergeefs in de gelegenheid is gesteld, die geloofwaardigheid op normale wyzö, nl. in een openbaar geding, op de proef to stellen. Het Utrechlsch Dagblad oordeelt, dat prac- tischo en juridische juistheid van dit betoog mooilyk kunnen worden ontkend. Intusschen, voegt het Utrechtsch Dagblad er by, de zaak ligt er nu eenmaal toe: tot oen contradictoire behandeling der aangelegen heid zal h6t waarschynlyk niet meer komen, en daarom hopen we van harte, dat het H. M. mocht kunnen behagen, door toepassing van haar praerogatief van gratie, een einde aan deze onverkwikkelyke geschiedenis te maken. De Vaderlander hoopt daarentegen, dat het voorstel-Middelkoop zal worden gesteund. Wy behoeven niet te zeggen echryft het blad dat het allerminst ons stroven is om de overheid van partydigheid tegenover het socialisme te beschuldigen, of met de socialis ten te coquetteeren. Wy hebben ons duideiyk genoeg uitgesproken. Bet geldt bier geen partyzaak. Het onderzoek naar de juistheid eener veronderstelling mag dit nooit zyn. En juist dit heeft aan de Hogerhuizen het meeste kwaad gedaan, dat deze glimp aan hun zaak gegeven is. Iedere wélgezinde party heeft oerbied voor het recht. En wy gelooven, dat het recht meer gebaat is by helder daglicht dan by schemer en nevel. Daarom wekken wy tot ondersteuning van het adres op. Het to Arnhem verscbynende Orgaan van de Vakvereeniging van Machinisten en Leer lingen machinist der Nederlandsche hoofd- en locaalspoonocgen onder de zinspreuk „Eendracht maaJU Macht" bevat een artikel, waarin do voorzitter van hot centraal-be9tuur machinisten en leerling-machinisten opwekt om gedurende de aanstaande feesten, welke zooveel inspanning van hen zullen vordereD, als altyd hun plicht te doen. Met een herinnering aan do ontzaglijke verantwoordelijkheid, welke op de machinisten is gelegd, doet do schry ver een beroep op hun hoogste gevoelens 'fcn eer en plicht, op hun toe wy ding en energie. „Al viert geheel Nederland feest en al zyn wy daarvan verstoken", zegt de schryver Slof) Alsof Lars gevoeld bad, dat er een liefderijk oog op hem was gericht, hief hij het hoofd op. Hij ontmoette den blik van Knud, zocht oen oogeDblik dien te doorgronden, en knikte hom toe. Het was Knud alsof een weldadige warmte hem door het lichaam stroomde. Hy roikte Lars de hand toe; een ijskoude hand drukte de zijne. Knud drukte ook de zpne hartelijk, en hy was zoo biy te moede, dat hy een heele poos niets anders kon doen dan bidden en nog eens bidden. Lars verliet spoedig de kerk, zoodat Knud geon gelegenheid had met hem te spreken. Daarom wilde hy nog denzelfden avond hem een bezoek brengen. Maar zyn vrouw hield hem daarvan terug. Zy zeide: „Lars behoort tot die menschen, die niet goed een schuld van dankbaarheid kunnen dragen. Houd u wat terug, totdat hy u by gelegenheid een dienst kan doen, en dan zal hy zelf we! komen". Maar Lars kwam niet. Hy liet zich tusschen- beide in de kerk zien, maar anders nergens, on ging met niemand om. Daarentegen ver zorgde hy nu zyn land en zpn huishouding mot zooveel energie, alsof hy in een jaar weer wilde goed makeo, wat hy zoo lang had verzuimd. Er waren dan ook liodeD, die dachten, dat het hoog noodig was. Het werk voor den 8poorweg begon al spoedig. Toen nu de lyn vlak langs zyn huis gelegd zou worden, bouwde hy aan het hoofd gebouw een groot balkon. Dit was juist klaar, toen de rails voorloopig werden gelegd, en een kleine locomotief op en neer begon te stoomen. Het was een schoons herfstavond, toen de eerste waggona met ballast den weg zouden probeereD. Lars stond voor zyn huis, tffl het eerste signaal te hooren en de eerste rookzuil te zien; alle bedienden stonden rondom hem. Hy zag rond over het landschap, dat door do ondergaande zon purperrood gekleurd was. Hy gevoelde, dat zyn naam zou biyven leven, zoolang een trein door hot vruchtbare dal zou snorren. Hg neigde tot verzoening door deze gedachten. Hu zag naar het kerkhof, waarvan een gedeelte nog bestond met zyn oude, halfverweerde gedenkpaleD, terwyl het andere gedeelte nu spoorweg was. Verschil lende aandoeningen kwamen by hem op, toen opeens het eerste signaal door de lucht floot. Een oogenblik daarna kwam do trein, lang zaam voortsnuivende, aanrollen, de rook sloeg omhoog, met vonken vermengd, want men stookte met dennehout. De wind woei in de richting der hoeve, zoodat de mannen daar weldra in een dikken rook stonden. Toen deze opgetrokken was, zag men den trein als een yzeren gedrocht door het dal kruipen. Hy was nu tevreden en ging het huis bin nen, alsof hy een lang en zwaar dagwerk ten einde had gebracht. Het beeld van zyn grootvader stond hem in dit uur voor den geest. Deze had de familie uit de armoede gered en haar tot welvaart gebrachthet kon waar zyn, dat zyn eer daarby voor een ge deelte was verloren gogaaD, maar hy had er zich toch bovenop gewerkt. Zyn gebreken waren de gebreken van dien tyd, zy stonden er op de gren3 van wat men destyds zedeiyk noemdeelke tyd heeft daarvoor andere gren zen en elk tydperk zyn offers, die als.ken merken der toenmalige begrippen moeten vallen. „Hem zy eer tot in het graf, want hy heeft gewerkt 1 Vrede zy hem, want de rust moet op den arbeid velgen 1 Rust! Hy kon immers geen rust vinden, wyi de overdreven eerzucht van zyn kleinzoon hem die niet gunde! Zyn gebeente was nu immers over gebracht, met zand en puin vermengd, ver strooid 1 Onzin! Hy zou er juist tevreden over zijn, dat bet werk van zyn kleinzoon over zpn hoofd heensuisdel" Onder zulke gedachten had hy zich ontkleed en te bed begeven. Het beeld van zyn groot vader rees weer op. Wat wilde hy?Hy moest nu toch tevreden zyn, want de „eer" van zyn geslacht suisde hem onafgebroken in de ooren en over het hoofd, dat was toch met iedereen gegundI Maar wat is dat toch? Die afschuwelyke, vurige oogen en dat onophou- delyke sissen en knetteren? Dat kan de locomotief niet meer zynDat wykt van de lyn afi Hot komt van het kerkhof recht op zyn huis toe, de vurige oogen zyn die van zyn grootvader, en de trein, die volgt, zyn do dooden, die in hun rust zpn gestoord. Zy komen al nader en nader, het venster begint te branden van den weerschu'n der vurige oogeD,wat voor spookachtige inbeeldingen toch! Hot is natuuriyk een droom I Natuurlykl Wacht, tot ik wakker ben; ziezoo, nu bönik wakker, nu komt maar op, gu arme spookjes 1 Eu ze kwamen van het kerkhof, wierpen dwarsbalken, rails, waggons, alles omver, zoodat alles met een vreeseiyk gekraak in den grond zonk. Weer lag nu hot kerkhof met zyn palen en heuveltjes stil en kalm. Maar als reuzen zoo groot kwamen ze nader en nader, terwyl ze zongen: „Laat rusten de dooden in vrede I" Hy gevoelde, dat het angstzweet hem uit alle porión brak, want het kwam steeds naderen - zie daar, aan het venster, daar stonden ze nu en riepen - zyn naam I Een onbescbryflyko angst overviel hem; hy wilde schreeuwen, maar kon niet; ze wilden hem worgen, een doodenhand greep hem by de keel, totdat by „help!" riep. Op dit oogenblik werd het venster van buiten ingeslagen, zoodat de scherven tot aan zyn bed vlogen. Hy stond op; daar stond iemand voor het gebroken raam en rondom hem rook en vlammen. Het was Knud Aakre. „Uw huis staat iu brand, Lars, wy willen u redden 1" Toen hy weer tot zichzelf kwam, lag hy buiten in een kouden wind, die hem het bloed in de aderen deed verstyven. Geen mensch was by hem, aan zyn linkerhand zag by het huis branden, rondom hem liep zyn vee, de schapen drongen zich opeen tot een dichten hoop, en toen hy goed rond keek, ontwaarde by dicht by hem op een steen iemand, die hevig snikte. Het was zyn vrouw. Hy riep haar by den naam. Zy schrikte en 9loeg de handen ineen. „Dank, myn God, hy leeft!" Zy snelde op haar man toe en zette zich of liever viel voor hem neer. „O, nu hebben we toch genoeg van den spoorweg I" „Spoorweg?" vroeg hy, maar hy had het woord nauwelyks uitgesproken, of opeens voer een electrieke schok hem door de leden; ja, het moesten vonken van de locomotief ge weest zyn, die in de schaaf krullen by den nieuwen zymuur gevallen waren. Stom en in gedachten verdiept bleef hy zitten, zyn vrouw had den moed niet te spre ken, maar probeerde wat kleeren voor hem te vinden, want in zun bewusteloosheid was zyn bedekking weggegleden. Hy liet zich haar zorgvuldigheid welge vallen toen zy voor hem neerknielde, om hem toe te dekken, legde hy zyn hand op haar boofd. Zy liet het hoofd op zyn knie zinken en schreide bitter; hy had immers een teokon gegeven, dat hy aan haar dacht. En Lars begreep haar en zeide: „Gy zyt de eeDige, die my liefheeft." En al kostte het nu ook have en goed, om dat woord te hooren, het was niet te duur gekocht. Het werd haar licht om het hart, zy vatte moed en zeide, terwyl zy opstond en hem vol liefde aanzag: „Ja, want er is niemand, dio u zoo kent en begrypt als ik!" Zy spraken nu verder over bet gebeurde, of liever, zy vertelde en hy zweeg. Knud Aakre was de eerste ge weest, die den brand gezien had; hij had zijn volk gewekt, zijn meiden naar de buren gezonden, om alarm te maken, en was zelf met zijn knechts en paarden naar de plaats des onheils gesneld, waar alles nog in diepen slaap lag. Later had bij het totziebt gehouden op het blusschen en redden. Hij had Lars zelf uit de brandende kamer gehaald en hem naar den kant van het kerkhof gebracht, van waar de wind kwam. Terwijl zij zoo sprak, kwam oen wagen in vollen ren den weg langs en sloeg de richting van het kerkhof in; de voerman stapte er uit. Het was Knud, die naar huis was gesneld, om zijn mooien wagen te halen, denzelfdeD, waarmee zij zoo dikwijls naar de vergadering waren gereden. Nu moest Lars zich bij hom neerzetten en met hem naar huis rijden. Zij gaven elkaar de hand, de een zittende, de ander staande. „Kom meo naar huis!" zeide Knud. Zonder te antwoorden stond de aangespro kene op, zy gingen naast elkander tot aan den wagen, Lars werd er in geholpen en Knud nam aan zijn zyde plaats. "Waarover zy spraken gedurende dezen rit of later, toen zij in de stille kamer zaten, waar ze tot aan den morgen bleven, is niet bekend geworden. Maar van dezen dag af waren zo evenals vroeger onafscheidelyk. Zoodra een man door het ongeluk getroffen wordt, gevoelen allen, wat hy waard is, Daarom nam de gemeente op zicb, de woning en de schuren van Lars Högstad weer op ti bouweD, grootor en deftiger dan één in dot. omtrek. Hy werd weer voorzitter en verslag gever, maar met Knud Aakre als byzitter, en van dezen dag af ging alles voortreffelijk.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1898 | | pagina 5