ATJEH.
het hoofdzakelyk.te doen, daar de overige
genoegzaam in hot onderwas hunner kinderen
voorzien.
In onzen democratischen tijd neemt niet
alleen de belangstelling in de openbare zaken
toe, maar men neemt er ook meer en meer
actief doel aan. Het uitgebreide kiesrecht (en
wie zal de mogelijkheid eener nog grootere
uitbreiding in een vrij naaste toekomst ont
kennen maakt niet alleen eenvoudige lieden
tot kiezers, maar zendt hen zelfs naar Kamer
en Gemeenteraad. Niets doet voorzien, dat
die democratische strooming binnenkort ge
keerd zal worden. Wij beslissen niet, of dat
gelukkig is, maar met het feit moet men
rekenen. Is het dan Wenscheiyk, dat verschil
lende volksleiders een domme massa tot hun
boscbikking hebben, die zij in een zeer ver-
derfljjke richting kunnen voortstuwen? Maakt
die omstandigheid ook voor de lagere volks
klassen niet een zekere mate van ontwikke
ling noodzakelijk? Wij asaereeren niet, doch
opperen maar een bedenking.
Hetzelfde dringt zich aan ons op, wanneer
w\j de beweging naar het vereenigingsleven
nagaan. Die beweging trachte men niet te
stuiten; integendeel: zij behoort bevorderd te
worden. Met de encycliek R e r u m Novarum
in de band moeten do Katholieken zich zeker
niet daartegen verzotten. Maar zal dat ver
eenigingsleven vruchtbaar zijn, en zullen die
vereenigingea niet op een verkeerd spoor
geleid worden, dan dunkt het ons, dat voor
de leden een zekere mate van ontwikkeling
noodzakelijk ie. De arbeider wil zelf zijn be
langen behartigen. Goed. Doch om dat te
doen, spreekt hi) niet alleen over de techniek
van zijn vak, maar over alles, wat zijn gods
dienstig en maatschappelijk leven aangaat.
W\j vragen, of daarom thans niet meer dan
ooit ook de arbeidende klasse oen zekere mate
van ontwikkeling noodig heeft?
En waar zal hij die opdoen, zoo niet op de
school? Is daarom thans niet eenig school
bezoek noodzakelijk geworden? En zou hier
de overheid niet een woord mogen meespre
ken, terwijl het hier wel degelijk een open
baar belang raakt? Hot geldt hier niet slechts
het privaat belang van afzonderlijke personen,
maar, de redenen, die wij aangeven, moeten
iedereen overtuigen, dat er het algemeen
maatschappelijk welzijn mee gemoeid is. Ea
dat is toch het eigen terrein van den Staat.
Maar de ouders dan, zal men zeggen. Immers,
voordat gij de staatsbemoeiing billijkt, vordert
gij oen vrij algemeene verwaarloozlng van den
kant der ouders. Daartegenover wijzen wij op
de steeds toenemende verwildering en bald-
dadigbeid der straatjeugd in de steden. Kun
nen die bengels niet naar school gezonden
worden? Wij moeten hier ook rekenen met
een ontzettende wonde onzer maatschappij:
de ontwrichting van het huisgezin. Dat is
misschien het treurigste gevolg der moderne
wanverhoudingen. Daaronder moet de opvoe
ding lijden in alle opzichten. Dit nu geeft
den Staat niet het recht om de plaats der
ouders in te nemen; maar mag by, zoolang
dio treurige toestand voortduurt, niet wat
meer doen dan hem in geregelde omstandig
heden geoorloofd is?
Kon het doel bereikt worden door den
invloed van particuliere vereenigingen en
personen, wij zouden geen oogenblik aarzelen
om den Staat af te wijzen. En wij herhalen
hot, wij vordedigon niet het recht van den
JStaat om leerplicht in te voeren; maar wij
opperen slechts eenige bedenkingen, die ons
weerhouden dat recht absoluut te ontkennen.
koloniën.
BATAVIA, 20-26 Juli.
In de „Javasche Ct." van 19 JuH is het
koninklijk besluit van 13 April afgekondigd,
waarbij dat van 19 Januari 1861 No. 50 wordt
ingetrokken en bepaald, dat ten behoeve van
particuliere schuldeischers geen kortingen
meer worden verleend op de inkomsten, van
landswege genoten door landsdienaren en ge
wezen landsdienaren uit de overzeesche be
zittingen, zoomede door hun weduwen en
weezen, voor zooveel de inkomsten in Neder
land door het departement van koloniën wor
den uitbetaald. Alle hiermede verband hou
dende bepalingen zijn tegelijkertijd ingetrok
ken of gewijzigd.
Dadelijk daarop hoeft de gouverneur gene
raal gebruik gemaakt van de hem door de
Koningin-Regentes gelaten vrijheid, om de
besluiten van den commissaris-generaal van
26 Mei en 9 September 1826 (Ststbl. No. 22 en
49) in to trekken en bij Staatsblad No. 108
afgekondigd, dat met ingang van den lsten
Januari 1899 in Indië evenmin aan particuliere
schuldeischors nog kortingen zullen worden
verleend op de inkomsten of pensioenen van
landsdienaren.
En bij Staatsblad No. 210 is dan geregeld
hoe het gouvernement langs administratieven
weg wèl beslag kan leggen op een deel der
inkomsten van de landsdienaren.
- In de maand Juni is een onderwijzer
van Soerabaia, een liofhobber van fietsen,
per rijwiel naar Batavia vertrokken. Hij heeft
hot niet verder kunnen brengen dan Togal.
Daar werd hy op straat gevonden, stijf en
bewusteloos, do fiets naast zich. Het bleek,
dat hij onderweg zware koude had gevat,
zoodat hij zelfs ni=t de reis naar Soerabaia
maken mag. Hy is in correspondentie met
dr. Koefoed omtrent zijn behandeling, meldt
de „Soor. Ct."
Men deelt ons mede, dat in de kampongs
te Batavia het gerucht loopt, dat alle inlanders,
die zich gedurende de inhuldigingsfeesten niet
tooien met een kroningsmedaille of oen der
gelijk embleem, door soldaten zullen worden
opgepakt of allerlei overlast zullen ondervinden.
Het is mogelijk, dat dit onbetamelijke praatje
door een slimmen handelaar in dergelijke
artikelen is rondgestrooid, om zichzelf een
ruimen afzet te verzekeren, maar dan is het
zaak, dat van bestuurswege daarop gereageerd
wordt en der inlandsche bevolking bekend
gemaakt, dat de regeering er niet aan denkt
een belasting te leggen op haar aanhanke
lijkheid aan de Vorstin van het vrije Neder
land. (J.-B.)
De hulponderw\jzere« te Batavia G. J.
Frölich gaat wegens ziekte met een tweejarig
buitenlandsch verlof.
De heer H. C. J. Muller heeft het verzoek
gedaan om zich als geneesheer in Ned.-Indië
te mogen vestigen.
Aan den kantoorchef 4de klasse bij den
post- en telegraafdienst R. F. Lantzius zijn
wegens ziekte twee maanden verlof verleend
naar Soekaboemi, Bandoeng en Garoet.
De majoor J. J. Temminck, die No. 2
staat voor den rang van luit.-kol., ia met
wilden spoed van Soerabaia naar Batavia
overgeplaatst, om als commandant der divisie
bereden artillerie te Batavia te laten kijken,
dat hy 12 kanonnen te gelijk kan beboeren.
Waarvoor dat toch noodig mag zyn? Er zijn
by het geheele wapen precies twee hoofd
officieren, dio persooniyk battaryen comman-
decren en dan nog in vredesgarnizoenen; al
de andere heeron beryden alleen een kantoor
kruk. En toch marcheert alles perfect. (J.-B.)
Aan den lsten substituut-griffier by den
raad van justitie te Semarang mr. C. A.
Koek is een spoèdcertificaat voor een buiten-
landsch verlof uitgereikt.
Aan den boekhouder 2de kl. by do
in- en uitvoerrechten en accynzen to Soerabaia
F. A. Lubeck zijn wegens ziekte twee maanden
verlof vtrieend naar Pasoeroean en aan den
verificateur 5de kl. by de In- en uitvoerrechten
en accyDzen J. Sibenius Trip Jr. eveneens
twee maanden verlof naar Garoet on Soeka
boemi.
Door don gouverneur-generaal van Ned.-IndiS
zijn de volgende beschikkingen genomen:
CIVIEL DEPARTEMENT. Bij de exploitatie der
Staatsspoorwegen op Java.
Belast: mot de waarneming der betrekking
van adjanct-chef der 3de afdeeliog en geplaatst
op de Westerlijnen de ambtenaar op non-activiteit
W. J. Tjaasens Kuiser, laatst chef der werk
plaatsen.
Ontslagen: eervol uit 'slands dienst, de
gewezen klerk bij den ontvanger der in- en uitvoer
rechten en accijnzen te Paleinbang, J. A. Rijnen-
berg.
Bij den Waterstaat en 's lands Bargerlijke
Openbare Werken.
Benoemd: tot architect 2de klasse, do op
zichter 1ste klasse J. W. F. Van Brussel;
tot opzichter late klasse de opzichter 2de klasse
R. Duyvetter.
V or 1 eend: wegens langdurigen dienst een
jaar verlof naar Europa, aan den verificateur 4do
klasse bjj de in- en uitvoerrechten en accijnzen
J. F. A. Apon en aan den machinist der Jste kl.
hijde exploitatie der Stnatsspoorwegeu op Java
J. W. Bloys van Treslong;
wegons ziekte, een tweejarig verlof naar Europa,
aan den controleur 2de klasse bij het Binnenlandsch
Bestuur op de bezittingen buiten Java eD Madoera
J. K. P. Maks.
OnthevoD: eervol van de tijdelijke waarne
ming der betrekking van leeraar m de Javnanscho
taal bij de afdeeling taal-, land- en volkenkunde
van Nederlandsch-Indië van het Gymnasium Wil
lem III te Batavia, de controleur 2de klasse hij
liet Binnenlandsch Bestuur op Java en Madoera
A. H. J. G. Walbeehm, met bepaling dat hij bij
zijn kader wordt toruggevoord.
Bij do in- en nitvoerrechten en accijnzen.
Geplaatst: te Batavia de benoemde opziener
Ch. W. N. Saipson.
Overgeplaatst: van Batavia naar Soera
baia, de tgdeljjke opziener J. E. C. Snell.
Bij de Staatsspoorwegen op Java.
Gedetacheerd: bij den aanleg van de liin
Probolinggo-Panaroekan de tijdelijke oDderopzicn-
ter der werkplaatsen bij de exploitatie der Ooster-
lijnen II. O. Borgmanl
Verleend: Wegens langdurigen diensteen
jaar verlof naar Europa aan den secretaris-boek
houder, tevens chef der controle bij den dienst
der exploitatie van den Staatsspoorweg ter Suma
tra's Westkust, H. G. Scholton.
Ontslagen: Op verzoek, wegens ziekte, eer
vol uit zijn betrekking, do controleur 2de klasse
bij hot Binnenlandsch Bestuur op de bezittingen
buiten Java en Madoera F. Heaviside.
B o n o e m d Bij het departement van financien
tot 2den commies, do ambtenaar voor den burger
lijken dienst ter beschikking van den directeur
van financiën W. Boetje; tot 3den commies, de
lste klerk J. Bullocktot 3deu commies bij de
Algemeene Rekenkamer, de klerken R. R. Bok
en E. J. F. De Scheemaker.
Belast: Gedurende de afwezigheid van den
secretaris-boekhouder, tevens chef der controle bij
den dienst der exploitatie van den Staatsspoorweg
ter Sumatra's Westkust, H. G. Scholten, ten ge
volge van het hem verleend één-jarig buitenlandsch
verlof, met de waarneming dier betrekking, de
ambtenaar op non-activiteit L. F. Bloem, laatst
lste commies bij het departement der Burgerlijke
Openbare Werken.
Bij het Boschwezen op Java en Madoera.
Ingetrokken: De bonoeming tot leerling-
opziener van O. Burghard.
Benoemd: Tot leerling-opziener en geplaatst
in het boschdistrict Cheribon-Tegal-Banjoomas,
J. J. Den Dekkor, thans klerk op het bureau van
den hoofd-inspectour, chef van den dienst.
Bij het Binnenl. Bestuur op Java en Madoera.
Geplaatst: In do res. Preanger Regent
schappen de ambtenaar voor den burgerlijken
dienst L. H. W. Van Sandick, thans gesteld ter
beschikking van den hoofdinspecteur van Cul
tures, enz.;
in do res. Rembang do ambtenaar voor den
burgerlijken dienst W. P. Hillen, als boven;
in de res. Pasoeroean de burgerlijk ambtenaar
K. C. Barkoij.
DEPARTEMENT VAN OORLOG. Verleend:
Wegens ziekte een jaar verlof naar Europa, aan
deD majoor der infantorio J. J. Schneider.
Ontslagen: Op verzoek eervol uit 'slands
dienst, de burgerlijke schrijver 2de klasse bij het
wapen der genie H. F. W. Portier.
Verleend: Wegens zfekte een jaar verlof
naar Europa, aan den officier van gezondheid der
2de klasse C. Van der Meer.
Overgeplaatst: Naar hot subsistentenkader
te Batavia, de lste luit. der inf. bh het lste garni-
zoens-bataljon van Atjeh en Onderhoorigheden,
geëvacueerd van Atjeh naar Batavia H. H. Roükens.
Gesteld: Op non-activiteit, met ingang van
18 Juli 1898, de luitenant-kolonel der artillerie
van verlof uit Nederland teruggekeerd G. J. Van
Kooten.
Geplaatst: Bij aankomst als kwartiermooster
van het garnizoen te Bandjermasin, do 2de luit.-
kwartiermeester uit Nederland verwacht wordende,
als zijnde bestemd voor den dienst hier te lande
F. J. G. Jan 88end.
Overgeplaatst: Naar den gewestelijken
en plaatselijken geniedienst in do lste militaire
afdeeling op Java te Batavia, de lste luit. der
genie te Wahaai G. P. J. Caepersz
als commandant van het garnizoens-batalion
van Sumatra's Westkust de luit.-kolonel bij net
2de bataljon infanterie te Magelang F. P. Roersch.
Verleend: Wegons ziekte, respectievelijk
één en twee jaren verlof naar Europa, &an den
lsten luitenant der infanterie J. P. A. Koontze,
en aan den officier van gezondheid der lste klasse
H. F. J. A. Noordhoek Hegt.
Bevorderd: Tot dirigeorend officier van ge
zondheid der lste klasse, bij den militairen ge
neeskundigen dienst, de dirigeerende officier van
gezondheid der 2de klasse J. M. E. Kunert.
Overgeplaatst: Naar het 15de bat. inf.,
de lste luit. der inf. bij de depot-compagnie van
het 2de reserve-bat J. A. Van Nieuwlond;
naar het 4de depot-bat., de lste luit. bij het
14de hat. inf., geëvacueerd van Atjeh naar Padang,
A. E. H. Michiels;
naar het 10de bat inf., de lste luit. der inf. bij
liet 2de garnizoens-bat. van Atjeh en Onderhoorigh.
H. O. Schroder;
naar het 2de depot-bat, de lste luit. der inf.
bij de garnizeens-compagDie van BankaR. Boonstra;
bij den geweételijken en plaatselijken genees
kundigen dienst van Atjeh en Onderhoorigheden,
de off. van gez. lste kl. te Padang J. E. Huijsman.
Geplaatst: Bij aaukomst bij het 13de bat.
inf., de kapitein der inf., van verlof nit Nederland
terugverwacht wordende G. A. Feekes;
bij aankomst bij bet 2do recruton-bataljon de
2de luit. der inf. uit Nederland verwaobt wordende,
als zjjnde bestemd voor den dienst hier te lande
L. W. Goslings;
1 bij aankomst bij do garnizoens-compagnie van
Banka, de lste luit. der inf. uit Nederland terug
verwacht wordende H. G. Van Buuren;
■j by aankomst bij den ge westelijken en plaatse
lijken geneeskundigen dienst ter Sumatra's West
kust te Padang, de off. van gez. lste kl. van
Vorlof uit Nederland terugverwacht wordende dr.
E. Th. Smit.
DEPARTEMENT VAN MARINE. Verleend:
Wegens langdurigen dienst, een jaar verlof naar
Europa, aan don lsten machinist bij de Gouver-
nements-Marine J. F. Brouwenaar.
Ontslagen: Op verzoek eervol uit 's lands
burgerlijken dienst, de klerk bij het marine-eta
blissement te Soerabaia J. A. Claassen, met be
paling, dat dit ontslag wordt gerekend te zijn in
gegaan op 30 Juni 1898.
Droyfus—Zola c. 8.
De aan alle beoefenaren der Fransche taal
welbekende boogleeraar aan het „Collége de
France", Michel Bréal, verklaart in een artikel
in de „Siècle", dat by nooit aan de schuld van
kapitein Dreyfus hoeft goloofd. Zyn droefenis
over de houding van de openbare machten in
de Dreyfu8-zaak drukt cfeze scbryver, een ge
boren Elzasser, aldus uit:
„Toen de Elzas van Frankryk werd afge
scheiden, hebben wy alien den wreelen slag
gevoeld, di9 ons land werd toegebracht. By 't
denken aan die duizenden flinke, werkzame,
nauwgezette, schrandere manDen, die de grond
van den Elzas sedert twee eeuwen aan Frank
ryk geschonken had, voorzagen wy in de toe
komst een gapende leemte. In alle richtingen
van bet leven was het een vermindering van
krachten on sappen: Doch daar men wel naar
troostgronden moest zoeken, zei-en wy tot
onszelven, dat de bron niet geheel was opge
droogd, en dat nog lang alles, wat in Elzas
dorstte naar vryheiJ, al wat zich voelde aan
gietrokken tot het licht, tot den vooruitgang,
den weg naar Frankryk zou nemen. Wy stelden
ons een regetring voor, cie, een voorbeeld
nemende aan hetgeen de Constituante had
gedaan voor de afstammelingen van do oude
Hugenoten, den terugkeer gemakkelyk zou
maken voor de zonen en kleinzonen van de
itïgeiyfden van 1871. Wy onderstelden, dat
de Fransche pers zich natuuriyk tot tolk van
deze gevoelens zou maken.
„Ik zie, dat wy ons erg verrekend haddon.
Wanneer men met opzfet de Elzassische jeugd
had willen ontmoedigen en afkeerig maken,
wat had men dan beters kunnen vinden? Ik
spreek hier niet van de Israëlieten, die sommige
bladen door het siyk balen, zoozeer, dat daar
mede vergeleken Duitschland hun bet land
der verdraagzaamheid moet voorkomen; maar
de Protestanten uit den Elzas, die zien hoe
mannon als Scheurer-Kestner en Picquart
behandeld worden, de oprechte katholieken,
die zich de wet niet willen laten stellen door
dagbladschrijvers zonder overtuiging en zonder
geweten, wat voor genoegen denkt men wel,
dat die moeten ondervinden om by ons te
koinen en zich in den stryd te werpen? Men
moet den moed hebben de dingen te bekyken
zooals zy zyn. Dat zullen niet alleen zyn
goede dienaren, die voor Frankrijk verloren
zyn; in een meer of minder ver afgelegen
tyd zullen het zyn goede dienaren, die onze
buren hebben gewonnen. Men do^t voor ons
verloren gaan wat ons nog van Elzas ge
bleven was.
„Een dergelyko dwaasheid, zulk een vergryp
tegen het vaderland na nog geen dertig jaren,
kwam my ni6t mogeiyk voor. Ik voel be
hoefte het openiyk te zeggen, omdat de aan
slag alle dagen voortgaat, tot ergernis van
Europa, tot voldoening van onze vyanden, tot
rouw voor alle Franschen, die niet blind zyn."
De „Aurore" bevat een ook om den vorm
interessant artikel van Octave Mirbeau, waarin
betoogd wordt, dat Cavaignac eigenlykde
krachtigste steun is voor de Dreyfus-beweging.
De schry ver doet bet voorkomen, alsof hy by
Cavaignac op audiëntie komt
De minister van den burger oor... ne?n,
de burger minister van oorlog is bezig lange
proscriptieiysten op te maken.
Komaan l Gaat zitten! Sapristi,
laat ons wat praten! Laat ons praten,
sapristi!
„Tot uw orders, generaal."
„Zyn ze dan stommelingen, die vrienden
van je, ber.de ezels?"
„Maar, generaal?"
„Ezels, zeg ik je; waarom zet je zulke
groote oogen op? Wil dan niemand me be-
grypen? Het is om dol te worden, parole d'hon-
neur!"
„Maar wat dan, generaal?"
En daarop in het oor fluisterend:
„Jelni bent allemaal domme burgers.
Jelui bogrypt niets van de politiekMaar,
oom d'un cbienik ook, ik bon ook van
het syndicaat! Ik ben ook Dreyfusiaap!
De ergaté Droyfu6iaan die er Ia IEn ze be-
s try den meEn jy bestry dt me ook
Spreken van de Cavagnelde Cavag-
ne!Het is om niet te gelooven!"
En, na nagezien te hebben of alle deuren
waren gesloten en er geen lampenist-archivaris
van den generalen staf ergens onder een meubel
zat, ging de heer Cavaignac aldus Yoort:
„Ja, mün waarde heer, ik benDreyfusi-
aan! Maar het zou nu nog geen doel hebben,
het hardop te zeggen; men zou my spoedig
aan den dyk gezet hebben en onze goede zaak
van waarheid en gerechtigheid met my.
Maar hoe kunnen menschen, die men beschul
digt intelligenties te zyn, nu zoo weinig intel
ligent zyn om niet tusschen myn daden te
kunnen lezen.
„Ik ben, waarde heer, volkomen overtuigd
van de onwettigheid, in het Dreyfus-proces be
gaan niet alleen van de onwettigheid, die
in het oog springt maar ook van de dwa
ling, die het niet minder doet 1Kortom,
ik weet, dat Dreyfus onschuldig is, en wie de
ware schuldige islIs dat duideiyk?
„Maar moet je dat nu gaan zeggen aan
Déroulède, Rochefort, Judet, Millevoye, men
schen, met wie niet te redeneeren is!....
„Dat zou immers niets gegeven hebben!
„Ik had dus geen ander middel - ik hield
het voor onfeilbaardan als een gek te schreeu
wen, dat Dreyfus schuldig was, en daarvoor
zoo dolzinnige bewyzen by te brengen, daarvoor
stukken te vertoonen zoo belacheiyk dwaas,
daarvoor vervalschingen over te loggen zoo
absoluut vervalscht, dat het voor elk mensch
met gezond verstand onmogelijk was om daar
aan het geringste geloof te hechtenZoo
twijfel in de gemoederen te zaaien, vervolgens
er de waarheid in te doen ontkiomen!Het
ongelooflyke is, dat in de Kamer mijn fameuze
verklaringen niet voldoende zyn geweest om
onmiddellijk de onschuld van den armen drom
mel aan te toonen!
„Een kind van twee jaar had het kunnen
begrijpen.
„Ik was zeer teleurgesteld.
i „Ik besloot by mjjn plan te volharden. Ik
beging alle denkbare onwettigheden, schond
op cynische wy'zs by klaarlichten dag alle
zedeiyke en geschreven wettenIk zeide
by mijzelf: nu zullen zy toch niet meer
twijfelen-.... Ik rukte het kruis van Zola's
borst, gevende alzoo aan alle ridders van het
Legioen van Eer van eenig karakter de uit
nemende gelugenheid van een geweldig protest,
dat in het gansche land weerklank gevonden
had. Ik maakte van de rechtspraak een
moordkuil. Ik wierp my vierkant tegen wat
ik geloofde, dat de geest van bet- Fransche
ras was: edelmoedigheid en medoiyden
Niets!
„Er was een magistraat, een enkele, die zfin
waardigheid behield on den smaad wtigerde
van onder soldatenlaarzen te kruipenIk
deed hem bowerpen met vuil!
„Ik trad alle schaamte, alle goddeiyke en
menschelyke recht met voeten, ik liet een
Esterhazy vry, 'ik ga een Picquart in het
verderf Storten:... Niets, nog altyd niets!
Ik dacht, dat de maat vol was, dat een gewel
dige kreet van verontwaardiging zou barsten
uit aller harttn Niets, mynheer! enkele
stemmen hier en daar.dio dadeiyk ver
stekt werden.... daarop stilte! Kan ik het
helpen als ze niet willen.Ik roep hun toe:
„Vooruit dan toch!" En ze verroeren zich
niet.... Kan ik het helpen?... Maar is er
een Dreyfusiaan, die zooveel heeft gedaan als
ik voor den triomf der waarheid en gerech
tigheid?"
Na onkele oogenblikken van tragische stilte
ging de heer Cavaignac voort:
„Nu ga ik vogelvry verklaren, de guillotine
laten werken Het is myn laatste nood
schot!... Misschien zullen ze eicdeiyk be
grepen, als ze dood zyn, wat een bondgenoot
ze in my gehad zouden hebben
En hy greep weer zyn lysten en schreef
namen, namen, namen (17. D.)
Sprekende over de verwyring van Ester
hazy voor een Raad van Onderzoek, zegt de
„Libre Parole", het orgaan van den generalen
staf, het volgende:
„Nooit is een besluit zoo algemeen afge
keurd als dit. Niemand is in dit opzicht met
den beer Cavaignac, noch zy, die hem dage-
lyks belasteren en aan wie hjj een zotte con
cessie heeft gedaan, noch zy die, als wy,
aan zyn goede trouw gelooven, maar zich
angstig afvragen, wie hem voorlicht en van
waar zyn ingevingen komen!
„De Raad zal byeenkomen en het i3 in
aller oogen een fout, dat hy hyeengeroepen
is, want voor brieven, dio zeventien jaar
geleden zyn geschreven en op zyn minst ver
jaard zyn, voor familieaangelegenheden, die
niemand aangaan, voor een zeer verschoon
bare houding ia de uren die Esterhazy heelt
doorleefd, was de straf, als er straf moest
zyn, reeds voldoende. Herinnert u maar eens
wat er tien maanden lang tegen dezen onge
lukkige geschreven is, denkt aan zyn ver-
schyning voor den krygsraad en de 31 dagen,
welke hy in do gevangenis vaa de Santé
heeft doorgebracht.
„Voordat zy met ja antwoorden op vragen,
die hun liever niet gesteld hadden moeten
worden, om dezen mensch, die ten volle mede-
lyden verdient, niet te overstelpen, zullen de
rechters zich afvragen of er voor don majoor
niet een andere uitkomst te gedenken is.
Eertyds stelde men hem pensionne^rinj
▼oor; morgen kan men hem daarin lato^
toestemmen.
„Zy zullen in de oerste plaats tot zichzeb
zeggen, dat zy de veroordoeling, welke dr
Dreyfusards verwachten, ook niet kunno^
uitsproken zonder in verdenking te komei^
dat zy de heftigheden, die 17 jaar gelede?
geschreven z(jn, of de valsche brieven va*
heden goedkeuren; zonder beschuldigd ti
worden, dat zy het verlaten van den huis»
lyken haard goedvinden of behoeftige officier#;
aanmoedigen om hun toevlucht te neme;
tot het beur8spoil"
Het lozen van deze fraaie argumantatii
heeft by het „Hbl." de vraag doen ryzen
de „Libre Parole" soms de opdracht heeft
gekregen om de wereld voor te bereiden o|
een nieuwe vryspraak van Esterhazy?
Uit Batavia werd gisteren aan de „N. R. C/|
geseind
„Gisteren zyn twee troepen naar Tangseh
gegaan, dat door 200 partijgangers van Oemar
verdedigd wordt. Oemar zelf is te Beungga.
De troep van Van Heutsz gaat over Keumala
naar Beungga. Overste "Willems gaat over
Pringiet lang6 een voetpad recht op Tangseh
aan. Er wordt voor 5 d3gen leeftocht meege
nomen. Kleinere troepen vorvoigen Polim in
de VII Moekims".
Uit de „Soldatenkrant".
In bet feestnummer schreef by de beeltenis
onzer Koningin de Minister van Koloniën, de
heer Cremerf
„SolJaten in Indië, denkt aan uw Koninginj
die jong is en rein en goed;
als verleiding u tegenlacht en ge u zwak ge
voelt, denkt aan Haar, Haar beeld zal u
sterken;
als ziekte of 's vjjands lood u doen ïyden,
denkt aan Haar, Haar beeld zal u troosten;
als gy hebt uitgeblonken door moed, beleid
en trouw denkt aan Haar, Zy zal u be-
loonon
als gy den vyand hebt overwonnen en hy
nederligt aan uw voet denkt aan Haar en
tgy zult grootmoedig zyn."
De Minister van Oorlog, luitenant-generaal
Eland, schreef:
4 „De boedanigheden van den waren soldaat
zyn: goede wil, volgzaamheid, ernst en vol
harding by de vervulling der opgelegde taak".
De Minister van Marine, vice-admiraal Röell,
gaf dit woord ten be6to:
i „.Ondejr de roeraryko leiding van Prinsen uit
het Oranjehuis, hebben Neorlands vloot en leger
Weleer ons vaderland kraGhtig gomaakt, of,
na byna volslagen ondergang, in eere hersteld.
„Indachtig; aan het schitterend verleden,
zullen beide takken der -krijgsmacht van den
Blaat Koningin Wijbelmina op den Troon barer
vaderen onwankelbaar schragen en, door Hare
Majesteit voorgegaan, met Gods hulp, ons
ortaf bankeiyk volksbestaan ook in de toekomst
verzekeren."
Moordaanslag
ln den Mpaarndammerpolder.
;De aanleiding tot het bedreven feit is, naar
men aan de „N. R. C." meldt, de volgende:
Van Gulpen, de vader, wille een boterham
met een kop koffie laten geven aan een
daggelder, die Zondag, toen by dit niet behoefde
te doen, aan het melken was gegaan. De
vrouw was daartegen en verzette zicb, toen
Van G. aandrong. Deze werd daarop driftig,
wond zich by het verzet hoe langer hoe meer
op en wilde ten slotte zyn vrouw te lyf.
Rokes, zyn zoon, die van zulke tooneelen
meermaltn getuige was geweest, riep toen,
dat het nu maar voorgoed gedaan moest
wezen, greep de revolver en loste de schoten
op zyn vader. Hy gruwt nu van wat by
heeft gedaan.
Gemeenteraad van Woubruggc.
Voorzitter de boer A. L. Wichers, bargemees*
ter. Aanwezig alle leden.
Na opening der vergadering worden gelezen en
goedgekeurd do notulen van het verhandelde in
de vorige vergadering en geschiedt daarop mede-
deeling van de ingekomen stukkeu.
Door den Voorzitter wordt den Raad de uit
slag van de op 3 Aug. gehouden aanbesteding
(het gedeeltelijk vernieuwen van de brug) mede
gedeeld, waaruit bleek, dat het werk is gegund
aan Gebrs. Stigter, alhier, voor f2205, zijndo dj-
cijfer f 80 onder de betrekkelijke begrooting.
Alsnu wordt aan de ordo gestold de voorloopig?
vaststelling van de rekening over 1897.
Do heer A. v. d. Boon, als rapporteur van de
commissie van onderzoek, verklaarde, dat de reke
ning in orde was bevonden en adviseerde tot
goedkeuring, waaraan zonder discussie of stommiDg
werd gevolg gegeven.
Vervolgens hechtte de Raad zijn goedkeuring
aan een voorstel van B. en Ws. om een geldleening
te sluiten bij de firma Oortman Zoon, groot
/"2300, ten einde daaruit de kosten van den brugge-
bouw to bestrijden.
Hierna hield de Raad zich geruimen tijd onlodig
met het opmaken van een voordracht voor de be
noeming van twee zetters bij de Rijksbelastingen.
Aftreden moesten de beeren J. v. Dam en J.
v. Griethuizen, (welke laatste naar oen andere
gemeente vertrok).
Do uitslag van de talrijke stemmingen was, dat
op de voordracht werden geplaatst:
vacature-J. v. Dam: de beeren J. v. Dam eB
A. v. d. Boon;
vacature-J. v. Griethuizen: do heeren J. M. v.
d. Voorn en H. Peters, allen Raadsleden.
Op het verzoek van mej. E. Spruit, alhier, om
eenige vergoeding voor het indertijd verstrekken
en schoonhouden van een lokaal voor den tele-
phoondienst, werd conform het voorstel van B. en
"Ws. gunstig beschikt, en aan adressante 10 toe-
gokond.
Na de gewone rondvraag, waarbij geen der heeren
iets bad te zeggen, sloot de Voorzitter de ver
gadering.