ATJEH. het hoofdzakelyk.te doen, daar de overige genoegzaam in hot onderwas hunner kinderen voorzien. In onzen democratischen tijd neemt niet alleen de belangstelling in de openbare zaken toe, maar men neemt er ook meer en meer actief doel aan. Het uitgebreide kiesrecht (en wie zal de mogelijkheid eener nog grootere uitbreiding in een vrij naaste toekomst ont kennen maakt niet alleen eenvoudige lieden tot kiezers, maar zendt hen zelfs naar Kamer en Gemeenteraad. Niets doet voorzien, dat die democratische strooming binnenkort ge keerd zal worden. Wij beslissen niet, of dat gelukkig is, maar met het feit moet men rekenen. Is het dan Wenscheiyk, dat verschil lende volksleiders een domme massa tot hun boscbikking hebben, die zij in een zeer ver- derfljjke richting kunnen voortstuwen? Maakt die omstandigheid ook voor de lagere volks klassen niet een zekere mate van ontwikke ling noodzakelijk? Wij asaereeren niet, doch opperen maar een bedenking. Hetzelfde dringt zich aan ons op, wanneer w\j de beweging naar het vereenigingsleven nagaan. Die beweging trachte men niet te stuiten; integendeel: zij behoort bevorderd te worden. Met de encycliek R e r u m Novarum in de band moeten do Katholieken zich zeker niet daartegen verzotten. Maar zal dat ver eenigingsleven vruchtbaar zijn, en zullen die vereenigingea niet op een verkeerd spoor geleid worden, dan dunkt het ons, dat voor de leden een zekere mate van ontwikkeling noodzakelijk ie. De arbeider wil zelf zijn be langen behartigen. Goed. Doch om dat te doen, spreekt hi) niet alleen over de techniek van zijn vak, maar over alles, wat zijn gods dienstig en maatschappelijk leven aangaat. W\j vragen, of daarom thans niet meer dan ooit ook de arbeidende klasse oen zekere mate van ontwikkeling noodig heeft? En waar zal hij die opdoen, zoo niet op de school? Is daarom thans niet eenig school bezoek noodzakelijk geworden? En zou hier de overheid niet een woord mogen meespre ken, terwijl het hier wel degelijk een open baar belang raakt? Hot geldt hier niet slechts het privaat belang van afzonderlijke personen, maar, de redenen, die wij aangeven, moeten iedereen overtuigen, dat er het algemeen maatschappelijk welzijn mee gemoeid is. Ea dat is toch het eigen terrein van den Staat. Maar de ouders dan, zal men zeggen. Immers, voordat gij de staatsbemoeiing billijkt, vordert gij oen vrij algemeene verwaarloozlng van den kant der ouders. Daartegenover wijzen wij op de steeds toenemende verwildering en bald- dadigbeid der straatjeugd in de steden. Kun nen die bengels niet naar school gezonden worden? Wij moeten hier ook rekenen met een ontzettende wonde onzer maatschappij: de ontwrichting van het huisgezin. Dat is misschien het treurigste gevolg der moderne wanverhoudingen. Daaronder moet de opvoe ding lijden in alle opzichten. Dit nu geeft den Staat niet het recht om de plaats der ouders in te nemen; maar mag by, zoolang dio treurige toestand voortduurt, niet wat meer doen dan hem in geregelde omstandig heden geoorloofd is? Kon het doel bereikt worden door den invloed van particuliere vereenigingen en personen, wij zouden geen oogenblik aarzelen om den Staat af te wijzen. En wij herhalen hot, wij vordedigon niet het recht van den JStaat om leerplicht in te voeren; maar wij opperen slechts eenige bedenkingen, die ons weerhouden dat recht absoluut te ontkennen. koloniën. BATAVIA, 20-26 Juli. In de „Javasche Ct." van 19 JuH is het koninklijk besluit van 13 April afgekondigd, waarbij dat van 19 Januari 1861 No. 50 wordt ingetrokken en bepaald, dat ten behoeve van particuliere schuldeischers geen kortingen meer worden verleend op de inkomsten, van landswege genoten door landsdienaren en ge wezen landsdienaren uit de overzeesche be zittingen, zoomede door hun weduwen en weezen, voor zooveel de inkomsten in Neder land door het departement van koloniën wor den uitbetaald. Alle hiermede verband hou dende bepalingen zijn tegelijkertijd ingetrok ken of gewijzigd. Dadelijk daarop hoeft de gouverneur gene raal gebruik gemaakt van de hem door de Koningin-Regentes gelaten vrijheid, om de besluiten van den commissaris-generaal van 26 Mei en 9 September 1826 (Ststbl. No. 22 en 49) in to trekken en bij Staatsblad No. 108 afgekondigd, dat met ingang van den lsten Januari 1899 in Indië evenmin aan particuliere schuldeischors nog kortingen zullen worden verleend op de inkomsten of pensioenen van landsdienaren. En bij Staatsblad No. 210 is dan geregeld hoe het gouvernement langs administratieven weg wèl beslag kan leggen op een deel der inkomsten van de landsdienaren. - In de maand Juni is een onderwijzer van Soerabaia, een liofhobber van fietsen, per rijwiel naar Batavia vertrokken. Hij heeft hot niet verder kunnen brengen dan Togal. Daar werd hy op straat gevonden, stijf en bewusteloos, do fiets naast zich. Het bleek, dat hij onderweg zware koude had gevat, zoodat hij zelfs ni=t de reis naar Soerabaia maken mag. Hy is in correspondentie met dr. Koefoed omtrent zijn behandeling, meldt de „Soor. Ct." Men deelt ons mede, dat in de kampongs te Batavia het gerucht loopt, dat alle inlanders, die zich gedurende de inhuldigingsfeesten niet tooien met een kroningsmedaille of oen der gelijk embleem, door soldaten zullen worden opgepakt of allerlei overlast zullen ondervinden. Het is mogelijk, dat dit onbetamelijke praatje door een slimmen handelaar in dergelijke artikelen is rondgestrooid, om zichzelf een ruimen afzet te verzekeren, maar dan is het zaak, dat van bestuurswege daarop gereageerd wordt en der inlandsche bevolking bekend gemaakt, dat de regeering er niet aan denkt een belasting te leggen op haar aanhanke lijkheid aan de Vorstin van het vrije Neder land. (J.-B.) De hulponderw\jzere« te Batavia G. J. Frölich gaat wegens ziekte met een tweejarig buitenlandsch verlof. De heer H. C. J. Muller heeft het verzoek gedaan om zich als geneesheer in Ned.-Indië te mogen vestigen. Aan den kantoorchef 4de klasse bij den post- en telegraafdienst R. F. Lantzius zijn wegens ziekte twee maanden verlof verleend naar Soekaboemi, Bandoeng en Garoet. De majoor J. J. Temminck, die No. 2 staat voor den rang van luit.-kol., ia met wilden spoed van Soerabaia naar Batavia overgeplaatst, om als commandant der divisie bereden artillerie te Batavia te laten kijken, dat hy 12 kanonnen te gelijk kan beboeren. Waarvoor dat toch noodig mag zyn? Er zijn by het geheele wapen precies twee hoofd officieren, dio persooniyk battaryen comman- decren en dan nog in vredesgarnizoenen; al de andere heeron beryden alleen een kantoor kruk. En toch marcheert alles perfect. (J.-B.) Aan den lsten substituut-griffier by den raad van justitie te Semarang mr. C. A. Koek is een spoèdcertificaat voor een buiten- landsch verlof uitgereikt. Aan den boekhouder 2de kl. by do in- en uitvoerrechten en accynzen to Soerabaia F. A. Lubeck zijn wegens ziekte twee maanden verlof vtrieend naar Pasoeroean en aan den verificateur 5de kl. by de In- en uitvoerrechten en accyDzen J. Sibenius Trip Jr. eveneens twee maanden verlof naar Garoet on Soeka boemi. Door don gouverneur-generaal van Ned.-IndiS zijn de volgende beschikkingen genomen: CIVIEL DEPARTEMENT. Bij de exploitatie der Staatsspoorwegen op Java. Belast: mot de waarneming der betrekking van adjanct-chef der 3de afdeeliog en geplaatst op de Westerlijnen de ambtenaar op non-activiteit W. J. Tjaasens Kuiser, laatst chef der werk plaatsen. Ontslagen: eervol uit 'slands dienst, de gewezen klerk bij den ontvanger der in- en uitvoer rechten en accijnzen te Paleinbang, J. A. Rijnen- berg. Bij den Waterstaat en 's lands Bargerlijke Openbare Werken. Benoemd: tot architect 2de klasse, do op zichter 1ste klasse J. W. F. Van Brussel; tot opzichter late klasse de opzichter 2de klasse R. Duyvetter. V or 1 eend: wegens langdurigen dienst een jaar verlof naar Europa, aan den verificateur 4do klasse bjj de in- en uitvoerrechten en accijnzen J. F. A. Apon en aan den machinist der Jste kl. hijde exploitatie der Stnatsspoorwegeu op Java J. W. Bloys van Treslong; wegons ziekte, een tweejarig verlof naar Europa, aan den controleur 2de klasse bij het Binnenlandsch Bestuur op de bezittingen buiten Java eD Madoera J. K. P. Maks. OnthevoD: eervol van de tijdelijke waarne ming der betrekking van leeraar m de Javnanscho taal bij de afdeeling taal-, land- en volkenkunde van Nederlandsch-Indië van het Gymnasium Wil lem III te Batavia, de controleur 2de klasse hij liet Binnenlandsch Bestuur op Java en Madoera A. H. J. G. Walbeehm, met bepaling dat hij bij zijn kader wordt toruggevoord. Bij do in- en nitvoerrechten en accijnzen. Geplaatst: te Batavia de benoemde opziener Ch. W. N. Saipson. Overgeplaatst: van Batavia naar Soera baia, de tgdeljjke opziener J. E. C. Snell. Bij de Staatsspoorwegen op Java. Gedetacheerd: bij den aanleg van de liin Probolinggo-Panaroekan de tijdelijke oDderopzicn- ter der werkplaatsen bij de exploitatie der Ooster- lijnen II. O. Borgmanl Verleend: Wegens langdurigen diensteen jaar verlof naar Europa aan den secretaris-boek houder, tevens chef der controle bij den dienst der exploitatie van den Staatsspoorweg ter Suma tra's Westkust, H. G. Scholton. Ontslagen: Op verzoek, wegens ziekte, eer vol uit zijn betrekking, do controleur 2de klasse bij hot Binnenlandsch Bestuur op de bezittingen buiten Java en Madoera F. Heaviside. B o n o e m d Bij het departement van financien tot 2den commies, do ambtenaar voor den burger lijken dienst ter beschikking van den directeur van financiën W. Boetje; tot 3den commies, de lste klerk J. Bullocktot 3deu commies bij de Algemeene Rekenkamer, de klerken R. R. Bok en E. J. F. De Scheemaker. Belast: Gedurende de afwezigheid van den secretaris-boekhouder, tevens chef der controle bij den dienst der exploitatie van den Staatsspoorweg ter Sumatra's Westkust, H. G. Scholten, ten ge volge van het hem verleend één-jarig buitenlandsch verlof, met de waarneming dier betrekking, de ambtenaar op non-activiteit L. F. Bloem, laatst lste commies bij het departement der Burgerlijke Openbare Werken. Bij het Boschwezen op Java en Madoera. Ingetrokken: De bonoeming tot leerling- opziener van O. Burghard. Benoemd: Tot leerling-opziener en geplaatst in het boschdistrict Cheribon-Tegal-Banjoomas, J. J. Den Dekkor, thans klerk op het bureau van den hoofd-inspectour, chef van den dienst. Bij het Binnenl. Bestuur op Java en Madoera. Geplaatst: In do res. Preanger Regent schappen de ambtenaar voor den burgerlijken dienst L. H. W. Van Sandick, thans gesteld ter beschikking van den hoofdinspecteur van Cul tures, enz.; in do res. Rembang do ambtenaar voor den burgerlijken dienst W. P. Hillen, als boven; in de res. Pasoeroean de burgerlijk ambtenaar K. C. Barkoij. DEPARTEMENT VAN OORLOG. Verleend: Wegens ziekte een jaar verlof naar Europa, aan deD majoor der infantorio J. J. Schneider. Ontslagen: Op verzoek eervol uit 'slands dienst, de burgerlijke schrijver 2de klasse bij het wapen der genie H. F. W. Portier. Verleend: Wegens zfekte een jaar verlof naar Europa, aan den officier van gezondheid der 2de klasse C. Van der Meer. Overgeplaatst: Naar hot subsistentenkader te Batavia, de lste luit. der inf. bh het lste garni- zoens-bataljon van Atjeh en Onderhoorigheden, geëvacueerd van Atjeh naar Batavia H. H. Roükens. Gesteld: Op non-activiteit, met ingang van 18 Juli 1898, de luitenant-kolonel der artillerie van verlof uit Nederland teruggekeerd G. J. Van Kooten. Geplaatst: Bij aankomst als kwartiermooster van het garnizoen te Bandjermasin, do 2de luit.- kwartiermeester uit Nederland verwacht wordende, als zijnde bestemd voor den dienst hier te lande F. J. G. Jan 88end. Overgeplaatst: Naar den gewestelijken en plaatselijken geniedienst in do lste militaire afdeeling op Java te Batavia, de lste luit. der genie te Wahaai G. P. J. Caepersz als commandant van het garnizoens-batalion van Sumatra's Westkust de luit.-kolonel bij net 2de bataljon infanterie te Magelang F. P. Roersch. Verleend: Wegons ziekte, respectievelijk één en twee jaren verlof naar Europa, &an den lsten luitenant der infanterie J. P. A. Koontze, en aan den officier van gezondheid der lste klasse H. F. J. A. Noordhoek Hegt. Bevorderd: Tot dirigeorend officier van ge zondheid der lste klasse, bij den militairen ge neeskundigen dienst, de dirigeerende officier van gezondheid der 2de klasse J. M. E. Kunert. Overgeplaatst: Naar het 15de bat. inf., de lste luit. der inf. bij de depot-compagnie van het 2de reserve-bat J. A. Van Nieuwlond; naar het 4de depot-bat., de lste luit. bij het 14de hat. inf., geëvacueerd van Atjeh naar Padang, A. E. H. Michiels; naar het 10de bat inf., de lste luit. der inf. bij liet 2de garnizoens-bat. van Atjeh en Onderhoorigh. H. O. Schroder; naar het 2de depot-bat, de lste luit. der inf. bij de garnizeens-compagDie van BankaR. Boonstra; bij den geweételijken en plaatselijken genees kundigen dienst van Atjeh en Onderhoorigheden, de off. van gez. lste kl. te Padang J. E. Huijsman. Geplaatst: Bij aaukomst bij het 13de bat. inf., de kapitein der inf., van verlof nit Nederland terugverwacht wordende G. A. Feekes; bij aankomst bij bet 2do recruton-bataljon de 2de luit. der inf. uit Nederland verwaobt wordende, als zjjnde bestemd voor den dienst hier te lande L. W. Goslings; 1 bij aankomst bij do garnizoens-compagnie van Banka, de lste luit. der inf. uit Nederland terug verwacht wordende H. G. Van Buuren; ■j by aankomst bij den ge westelijken en plaatse lijken geneeskundigen dienst ter Sumatra's West kust te Padang, de off. van gez. lste kl. van Vorlof uit Nederland terugverwacht wordende dr. E. Th. Smit. DEPARTEMENT VAN MARINE. Verleend: Wegens langdurigen dienst, een jaar verlof naar Europa, aan don lsten machinist bij de Gouver- nements-Marine J. F. Brouwenaar. Ontslagen: Op verzoek eervol uit 's lands burgerlijken dienst, de klerk bij het marine-eta blissement te Soerabaia J. A. Claassen, met be paling, dat dit ontslag wordt gerekend te zijn in gegaan op 30 Juni 1898. Droyfus—Zola c. 8. De aan alle beoefenaren der Fransche taal welbekende boogleeraar aan het „Collége de France", Michel Bréal, verklaart in een artikel in de „Siècle", dat by nooit aan de schuld van kapitein Dreyfus hoeft goloofd. Zyn droefenis over de houding van de openbare machten in de Dreyfu8-zaak drukt cfeze scbryver, een ge boren Elzasser, aldus uit: „Toen de Elzas van Frankryk werd afge scheiden, hebben wy alien den wreelen slag gevoeld, di9 ons land werd toegebracht. By 't denken aan die duizenden flinke, werkzame, nauwgezette, schrandere manDen, die de grond van den Elzas sedert twee eeuwen aan Frank ryk geschonken had, voorzagen wy in de toe komst een gapende leemte. In alle richtingen van bet leven was het een vermindering van krachten on sappen: Doch daar men wel naar troostgronden moest zoeken, zei-en wy tot onszelven, dat de bron niet geheel was opge droogd, en dat nog lang alles, wat in Elzas dorstte naar vryheiJ, al wat zich voelde aan gietrokken tot het licht, tot den vooruitgang, den weg naar Frankryk zou nemen. Wy stelden ons een regetring voor, cie, een voorbeeld nemende aan hetgeen de Constituante had gedaan voor de afstammelingen van do oude Hugenoten, den terugkeer gemakkelyk zou maken voor de zonen en kleinzonen van de itïgeiyfden van 1871. Wy onderstelden, dat de Fransche pers zich natuuriyk tot tolk van deze gevoelens zou maken. „Ik zie, dat wy ons erg verrekend haddon. Wanneer men met opzfet de Elzassische jeugd had willen ontmoedigen en afkeerig maken, wat had men dan beters kunnen vinden? Ik spreek hier niet van de Israëlieten, die sommige bladen door het siyk balen, zoozeer, dat daar mede vergeleken Duitschland hun bet land der verdraagzaamheid moet voorkomen; maar de Protestanten uit den Elzas, die zien hoe mannon als Scheurer-Kestner en Picquart behandeld worden, de oprechte katholieken, die zich de wet niet willen laten stellen door dagbladschrijvers zonder overtuiging en zonder geweten, wat voor genoegen denkt men wel, dat die moeten ondervinden om by ons te koinen en zich in den stryd te werpen? Men moet den moed hebben de dingen te bekyken zooals zy zyn. Dat zullen niet alleen zyn goede dienaren, die voor Frankrijk verloren zyn; in een meer of minder ver afgelegen tyd zullen het zyn goede dienaren, die onze buren hebben gewonnen. Men do^t voor ons verloren gaan wat ons nog van Elzas ge bleven was. „Een dergelyko dwaasheid, zulk een vergryp tegen het vaderland na nog geen dertig jaren, kwam my ni6t mogeiyk voor. Ik voel be hoefte het openiyk te zeggen, omdat de aan slag alle dagen voortgaat, tot ergernis van Europa, tot voldoening van onze vyanden, tot rouw voor alle Franschen, die niet blind zyn." De „Aurore" bevat een ook om den vorm interessant artikel van Octave Mirbeau, waarin betoogd wordt, dat Cavaignac eigenlykde krachtigste steun is voor de Dreyfus-beweging. De schry ver doet bet voorkomen, alsof hy by Cavaignac op audiëntie komt De minister van den burger oor... ne?n, de burger minister van oorlog is bezig lange proscriptieiysten op te maken. Komaan l Gaat zitten! Sapristi, laat ons wat praten! Laat ons praten, sapristi! „Tot uw orders, generaal." „Zyn ze dan stommelingen, die vrienden van je, ber.de ezels?" „Maar, generaal?" „Ezels, zeg ik je; waarom zet je zulke groote oogen op? Wil dan niemand me be- grypen? Het is om dol te worden, parole d'hon- neur!" „Maar wat dan, generaal?" En daarop in het oor fluisterend: „Jelni bent allemaal domme burgers. Jelui bogrypt niets van de politiekMaar, oom d'un cbienik ook, ik bon ook van het syndicaat! Ik ben ook Dreyfusiaap! De ergaté Droyfu6iaan die er Ia IEn ze be- s try den meEn jy bestry dt me ook Spreken van de Cavagnelde Cavag- ne!Het is om niet te gelooven!" En, na nagezien te hebben of alle deuren waren gesloten en er geen lampenist-archivaris van den generalen staf ergens onder een meubel zat, ging de heer Cavaignac aldus Yoort: „Ja, mün waarde heer, ik benDreyfusi- aan! Maar het zou nu nog geen doel hebben, het hardop te zeggen; men zou my spoedig aan den dyk gezet hebben en onze goede zaak van waarheid en gerechtigheid met my. Maar hoe kunnen menschen, die men beschul digt intelligenties te zyn, nu zoo weinig intel ligent zyn om niet tusschen myn daden te kunnen lezen. „Ik ben, waarde heer, volkomen overtuigd van de onwettigheid, in het Dreyfus-proces be gaan niet alleen van de onwettigheid, die in het oog springt maar ook van de dwa ling, die het niet minder doet 1Kortom, ik weet, dat Dreyfus onschuldig is, en wie de ware schuldige islIs dat duideiyk? „Maar moet je dat nu gaan zeggen aan Déroulède, Rochefort, Judet, Millevoye, men schen, met wie niet te redeneeren is!.... „Dat zou immers niets gegeven hebben! „Ik had dus geen ander middel - ik hield het voor onfeilbaardan als een gek te schreeu wen, dat Dreyfus schuldig was, en daarvoor zoo dolzinnige bewyzen by te brengen, daarvoor stukken te vertoonen zoo belacheiyk dwaas, daarvoor vervalschingen over te loggen zoo absoluut vervalscht, dat het voor elk mensch met gezond verstand onmogelijk was om daar aan het geringste geloof te hechtenZoo twijfel in de gemoederen te zaaien, vervolgens er de waarheid in te doen ontkiomen!Het ongelooflyke is, dat in de Kamer mijn fameuze verklaringen niet voldoende zyn geweest om onmiddellijk de onschuld van den armen drom mel aan te toonen! „Een kind van twee jaar had het kunnen begrijpen. „Ik was zeer teleurgesteld. i „Ik besloot by mjjn plan te volharden. Ik beging alle denkbare onwettigheden, schond op cynische wy'zs by klaarlichten dag alle zedeiyke en geschreven wettenIk zeide by mijzelf: nu zullen zy toch niet meer twijfelen-.... Ik rukte het kruis van Zola's borst, gevende alzoo aan alle ridders van het Legioen van Eer van eenig karakter de uit nemende gelugenheid van een geweldig protest, dat in het gansche land weerklank gevonden had. Ik maakte van de rechtspraak een moordkuil. Ik wierp my vierkant tegen wat ik geloofde, dat de geest van bet- Fransche ras was: edelmoedigheid en medoiyden Niets! „Er was een magistraat, een enkele, die zfin waardigheid behield on den smaad wtigerde van onder soldatenlaarzen te kruipenIk deed hem bowerpen met vuil! „Ik trad alle schaamte, alle goddeiyke en menschelyke recht met voeten, ik liet een Esterhazy vry, 'ik ga een Picquart in het verderf Storten:... Niets, nog altyd niets! Ik dacht, dat de maat vol was, dat een gewel dige kreet van verontwaardiging zou barsten uit aller harttn Niets, mynheer! enkele stemmen hier en daar.dio dadeiyk ver stekt werden.... daarop stilte! Kan ik het helpen als ze niet willen.Ik roep hun toe: „Vooruit dan toch!" En ze verroeren zich niet.... Kan ik het helpen?... Maar is er een Dreyfusiaan, die zooveel heeft gedaan als ik voor den triomf der waarheid en gerech tigheid?" Na onkele oogenblikken van tragische stilte ging de heer Cavaignac voort: „Nu ga ik vogelvry verklaren, de guillotine laten werken Het is myn laatste nood schot!... Misschien zullen ze eicdeiyk be grepen, als ze dood zyn, wat een bondgenoot ze in my gehad zouden hebben En hy greep weer zyn lysten en schreef namen, namen, namen (17. D.) Sprekende over de verwyring van Ester hazy voor een Raad van Onderzoek, zegt de „Libre Parole", het orgaan van den generalen staf, het volgende: „Nooit is een besluit zoo algemeen afge keurd als dit. Niemand is in dit opzicht met den beer Cavaignac, noch zy, die hem dage- lyks belasteren en aan wie hjj een zotte con cessie heeft gedaan, noch zy die, als wy, aan zyn goede trouw gelooven, maar zich angstig afvragen, wie hem voorlicht en van waar zyn ingevingen komen! „De Raad zal byeenkomen en het i3 in aller oogen een fout, dat hy hyeengeroepen is, want voor brieven, dio zeventien jaar geleden zyn geschreven en op zyn minst ver jaard zyn, voor familieaangelegenheden, die niemand aangaan, voor een zeer verschoon bare houding ia de uren die Esterhazy heelt doorleefd, was de straf, als er straf moest zyn, reeds voldoende. Herinnert u maar eens wat er tien maanden lang tegen dezen onge lukkige geschreven is, denkt aan zyn ver- schyning voor den krygsraad en de 31 dagen, welke hy in do gevangenis vaa de Santé heeft doorgebracht. „Voordat zy met ja antwoorden op vragen, die hun liever niet gesteld hadden moeten worden, om dezen mensch, die ten volle mede- lyden verdient, niet te overstelpen, zullen de rechters zich afvragen of er voor don majoor niet een andere uitkomst te gedenken is. Eertyds stelde men hem pensionne^rinj ▼oor; morgen kan men hem daarin lato^ toestemmen. „Zy zullen in de oerste plaats tot zichzeb zeggen, dat zy de veroordoeling, welke dr Dreyfusards verwachten, ook niet kunno^ uitsproken zonder in verdenking te komei^ dat zy de heftigheden, die 17 jaar gelede? geschreven z(jn, of de valsche brieven va* heden goedkeuren; zonder beschuldigd ti worden, dat zy het verlaten van den huis» lyken haard goedvinden of behoeftige officier#; aanmoedigen om hun toevlucht te neme; tot het beur8spoil" Het lozen van deze fraaie argumantatii heeft by het „Hbl." de vraag doen ryzen de „Libre Parole" soms de opdracht heeft gekregen om de wereld voor te bereiden o| een nieuwe vryspraak van Esterhazy? Uit Batavia werd gisteren aan de „N. R. C/| geseind „Gisteren zyn twee troepen naar Tangseh gegaan, dat door 200 partijgangers van Oemar verdedigd wordt. Oemar zelf is te Beungga. De troep van Van Heutsz gaat over Keumala naar Beungga. Overste "Willems gaat over Pringiet lang6 een voetpad recht op Tangseh aan. Er wordt voor 5 d3gen leeftocht meege nomen. Kleinere troepen vorvoigen Polim in de VII Moekims". Uit de „Soldatenkrant". In bet feestnummer schreef by de beeltenis onzer Koningin de Minister van Koloniën, de heer Cremerf „SolJaten in Indië, denkt aan uw Koninginj die jong is en rein en goed; als verleiding u tegenlacht en ge u zwak ge voelt, denkt aan Haar, Haar beeld zal u sterken; als ziekte of 's vjjands lood u doen ïyden, denkt aan Haar, Haar beeld zal u troosten; als gy hebt uitgeblonken door moed, beleid en trouw denkt aan Haar, Zy zal u be- loonon als gy den vyand hebt overwonnen en hy nederligt aan uw voet denkt aan Haar en tgy zult grootmoedig zyn." De Minister van Oorlog, luitenant-generaal Eland, schreef: 4 „De boedanigheden van den waren soldaat zyn: goede wil, volgzaamheid, ernst en vol harding by de vervulling der opgelegde taak". De Minister van Marine, vice-admiraal Röell, gaf dit woord ten be6to: i „.Ondejr de roeraryko leiding van Prinsen uit het Oranjehuis, hebben Neorlands vloot en leger Weleer ons vaderland kraGhtig gomaakt, of, na byna volslagen ondergang, in eere hersteld. „Indachtig; aan het schitterend verleden, zullen beide takken der -krijgsmacht van den Blaat Koningin Wijbelmina op den Troon barer vaderen onwankelbaar schragen en, door Hare Majesteit voorgegaan, met Gods hulp, ons ortaf bankeiyk volksbestaan ook in de toekomst verzekeren." Moordaanslag ln den Mpaarndammerpolder. ;De aanleiding tot het bedreven feit is, naar men aan de „N. R. C." meldt, de volgende: Van Gulpen, de vader, wille een boterham met een kop koffie laten geven aan een daggelder, die Zondag, toen by dit niet behoefde te doen, aan het melken was gegaan. De vrouw was daartegen en verzette zicb, toen Van G. aandrong. Deze werd daarop driftig, wond zich by het verzet hoe langer hoe meer op en wilde ten slotte zyn vrouw te lyf. Rokes, zyn zoon, die van zulke tooneelen meermaltn getuige was geweest, riep toen, dat het nu maar voorgoed gedaan moest wezen, greep de revolver en loste de schoten op zyn vader. Hy gruwt nu van wat by heeft gedaan. Gemeenteraad van Woubruggc. Voorzitter de boer A. L. Wichers, bargemees* ter. Aanwezig alle leden. Na opening der vergadering worden gelezen en goedgekeurd do notulen van het verhandelde in de vorige vergadering en geschiedt daarop mede- deeling van de ingekomen stukkeu. Door den Voorzitter wordt den Raad de uit slag van de op 3 Aug. gehouden aanbesteding (het gedeeltelijk vernieuwen van de brug) mede gedeeld, waaruit bleek, dat het werk is gegund aan Gebrs. Stigter, alhier, voor f2205, zijndo dj- cijfer f 80 onder de betrekkelijke begrooting. Alsnu wordt aan de ordo gestold de voorloopig? vaststelling van de rekening over 1897. Do heer A. v. d. Boon, als rapporteur van de commissie van onderzoek, verklaarde, dat de reke ning in orde was bevonden en adviseerde tot goedkeuring, waaraan zonder discussie of stommiDg werd gevolg gegeven. Vervolgens hechtte de Raad zijn goedkeuring aan een voorstel van B. en Ws. om een geldleening te sluiten bij de firma Oortman Zoon, groot /"2300, ten einde daaruit de kosten van den brugge- bouw to bestrijden. Hierna hield de Raad zich geruimen tijd onlodig met het opmaken van een voordracht voor de be noeming van twee zetters bij de Rijksbelastingen. Aftreden moesten de beeren J. v. Dam en J. v. Griethuizen, (welke laatste naar oen andere gemeente vertrok). Do uitslag van de talrijke stemmingen was, dat op de voordracht werden geplaatst: vacature-J. v. Dam: de beeren J. v. Dam eB A. v. d. Boon; vacature-J. v. Griethuizen: do heeren J. M. v. d. Voorn en H. Peters, allen Raadsleden. Op het verzoek van mej. E. Spruit, alhier, om eenige vergoeding voor het indertijd verstrekken en schoonhouden van een lokaal voor den tele- phoondienst, werd conform het voorstel van B. en "Ws. gunstig beschikt, en aan adressante 10 toe- gokond. Na de gewone rondvraag, waarbij geen der heeren iets bad te zeggen, sloot de Voorzitter de ver gadering.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1898 | | pagina 6