N°. 11804.
Donderdag 18 Augustus.
A0. 1898
<§ourant wordt dagelijks, met uitzondering
van <§pn- en (feestdagen, uitgegeven.
PERSOVERZICHT.
Feuilleton.
Frits en Frans.
LEIDSCH
DA&BLAD.
PRIJS DEZER GOURAUT;
Voor Lelden per 8 ma^decü -1.10*
Franco per post v-^1 VTj 0 1.40.
Afzonderlijke Nommers "T0.05.
PRIJS DER AD V KKTiüa TiÜN t
Van 1 6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.J7|. - Gfoctero
letters naar plaatsruimte Voor het incasseereo buiten de stad
wordt f 0.05 berekend
Ticeede Blad.
Da Opregte Steenwijker Courant bevat het
Volgende artikel over „De examens der
Kederlandsche Toonkunstenaars-
Voreoniging" van den heer J. Godefroy,
te Steenwyk.
De jaarlijksche examens der N. T.-V. zijn
afgeloopen.
„Wat zn dat voor examens?"enz.
I wordt nu telkens govraagd, daarom kan het
zyn nut hebbeD, daarover een en ander mede
te doelen.
Op de Algemeene Vergadering, in 1879 te
I Utrecht gehoudeD, word opnieuw de klacht
geuit „over het onrustbarend voort
woekeren der beunbazory op het
gobied van muziekonderwijs."
Na ernstige bespreking van de middelen,
die der N. T.-V. ten dienste stonden om dat
kwaad te beteugelen, word besloten, dat
bet Bestuur zich tot de Regeering zou
wendeD, ten einde te verkrijgen, dat ook het
muziekonderwijs w e 11 e 1 ij k geregeld mocht
wordeD.
De heeren Richard Hol en W. F. G.
N i c o 1 a hadden daarop een onderhoud met
deD minister Kappeyne van de Cap-
polio, doch moesten daar vernemen, dat er
„groote bezwaren" bostonden, om dit onder
wijs bij de wet te regelen.
Daarop werd besloten zelf de hand aan den
ploeg te slaan, door het uitschrijven van
examens, namens de Ned. T.-V.
Een programma werd ontworpen en in een
algemeene vergadering vastgesteld. Circulaires,
waarbij op deze poging, om het muziekonder
wijs te verboteren, werd gewozen, werden in
ruimon kring verspreid, waarbij men rekende
op het gezond verstand van hen, die muziek
onderwijs wenschten te ontvangen, en van hen
die het wilden geven, zoodat zij een Diploma
als een krachtig middel tot bestrijding dier
„kwakzalverij inde kunst" zouden
beschouwen.
In de eerste plaats werd gedacht hij het
vaststellen der eischen aan degèltjk mu
zikaal onder w ij s.
Ia de maand Augustus 1880 werden te
Utrecht de eerste examens afgenomen. Twaalf
candidaten hadden zich aangemeld, zoodat al
dadelijk het bewijs werd geleverd, dat aan
een Diploma, uitgereikt door de Ned.
T.-V., groote waarde werd toegekend. Van
do twaalf candidaten slaagden er acht.
De ervaringen, inmiddels opgedaaD, hadden
ten gevolge, dat er esnige wijzigingen in de
goetelde eischen werden voorgesteld, die in
oen buitengewone vergadering worden aange
nomen. Het jaar daarop hadden zich 17 candi
daten aangegeven, een bewijs alweer, dat do
belangstelling was toegenomen.
In 1882 waren 24 candidaten opgekomen,
en sedert dien tijd is het aantal telkens grooter
Evoa&le dat io handwerken, teekenen on gym-
D&etiok bijv.
geworden, zoodat zich In dit jaar 61 candi
daten hadden aangemeld, tot het verkrijgen
van een Diploma voor zang, viool of piano.
Ook uit het buitenland meldden zich candi
daten aan.
Om nu ook het onderwijs aan eerstbe-
ginnenden (waar zooveel op aankomt)
uit handen van onbevoegden te houdeü, werd
besloten, dat het programma der gestelde
eischen zou gesplitst worden en dat naast
een Diploma voor middelbaar- ook een
Diploma voor lager onderwijs zou uitgo-
roikt worden.
Ook deze bepaling bleek gunstig te werken.
Verschillende candidaten, die het ééne jaar
slaagden voor lager onderwijs, kwamen later
terug en onderwierpen zich aan het examen
voor middelbaar onderwijs. (Dit jaar, 1898,
waren er 6 voor middelbaar onderwijs).
Sommige candidaten schijnen zich geen
goed denkbeeld te kunnen maken wat eigenlijk
gevraagd wordt, en meenden, dat het spelen
van een of ander nummer voldoende was voor
een „Diploma tot het geven van
muziekondorwy s". Zjj begrepen niet,
dat „een wetenschappelijk, eigen onderzoek
der verschillende methodes en boekwerken,
uitgebreide kennis der muziekliteratuur, ten
einde daaruit een beredeneerde en opklim
mende keuze te kunnen doeD, de kennis en
juiste beschrijving der verschillende speelaar-
den, der toonladders en accoorden in de ver
schillende posities, kunsttermen en versie
ringen, accoordenleer en de verbindingen
daarvan, algemeene muziekleer en muziek
geschiedenis en een goed geoefend muzikaal
gehoor" de eerste en onmisbaarste elementen
zjjn voor degelijk muzikaal onderwijs.
Gelukkig staan ook andere ervaringen er
tegenover en worden er ook gevonden, die
een jarenlange ingespannen stadie er voor
over hebben, om zich. een-Diploma te
verwerven.
En wat dan?
Ja, wat dan!?
Het spreekt vanzelf, dat zij, die zich in
een groote plaats vestigen, in andere en betere
conditie komen dan die in een kleiner ge
meente gaan wonen. In een groote stad,
hoewel ook niet zonder concurrentie, bestaat
toch meer kans een voldoend aantal lessen
te verkrijgen, dan in een plaats, waar de
huisgezinnen, waarin aan muziek wordt ge
daan, zich tot een beperkt getal bepalen,
familie-relaties soms ook een rol spelen en
bovendien niet naar het bezit van een Diploma
wordt gevraagd, maar Jan en alle man een
voudig gaan „les" geven, zonder zelf
ooit op het instrument, dat z\J een ander
zullen leeren bespelen, eenig onderwijs
te hebben ontvangen.
Dit is alleen hierdoor mogelijk, doordien
er van Regeeringswege geen toezicht wordt
gehouden op hot muziekonderwijs. Bestond
dat, bestond er een wet, waarbij ook het
onderwijs in de muziek was geregeld, dan
waren wij een stap verder. Nu is het terrein
van het muziekonderwijs vrij, on lustig wordt
er dan op los gestroopt, ook wel eens het
terrein doodgevischt.
Nu kunnen wij wol zeggen: die toestand
is onhoudbaar, maar het is altoos zoo ge
weest, het is dus geen nieuwtje, dat wjj u
komen vertellen. Of het daarom niet mogelijk
zou zijn een gozonderen, een beteren,
een e e r 1 ij k e r toestand in het leven te
roepenZeker. Als men maar wildel
Afdoend zou wezen, als van Regeerings
wege hot onderwijs in de muziek geregeld
werd. (Of die „groote bezwaren" van 1879,
volgens minister Kappeyne, nu nog be
staan
Zoolang dit nu nog niet geschiedt, zou aan
ieder, die zich aanmeldt om muziekonderwijs
te geven, deze vraag moeten gesteld worden:
Heeft ii een Diploma? Zoo ja, dan
kunnen wij verder afspreken; indien dit niet
het geval is, dan kunnen wij u niet gebruiken.
Men zou eens zien hoe gauw er verbetering
kwam en aanbiedingen als deze:
a één gulden! II per maand, twee lessen
per week opViool, Piano, Fluit, Orgel, Zang,
door een bekwaam Musicus.
Br. fr. lett. V V 940, N. v. d. D.
of: Piano-onderwijs. Een fatsoenlijk
aankomend jongmensch beveelt zich beleefd
aaü, om aan eerstbeginnenden grondig onder
wijs te geven, 25 cents per les.
Br. bureau van dit blad No. 573,
niet meer zouden voorkomen, noch een aan
vrage als volgt:
Gevraagd voor dadelijk of lat6r een duchtig
klavierspeler, neveninstrument 1steViool,
Trompet of Clarinet, goede kost en inwoDing,
blijvende plaatsing. Ook wordt gelegenheid
geboden het sigaren maken te leeron.
J. D. Huntemann, Kapelmeester.
Deze laatste advertentie is niet duidelijk.
Is de heer Huntemann „Kapelmeester-Sigaren
maker" of „Sigarenmaker-Kapelmeester?" Ver
moedelijk een groot opperhoofd van den stam
der Oempah'8.
Wij kunnen er nu wel om lachen, doch
dat helpt niet. Of het spreekwoord: c' est
le ridicule qui tue zou in dit geval
moeten opgaan. Doch daarvoor zit het kwaad
te diep. Niet alleen het particulier onderwijs
lijdt door hot optreden van zulke onbevoeg
den, ook inrichtingen, die van staatswege
worden opgericht en betaald, doen er aan mede.
Men leze eens wat onlangs in de Leeuwarder
Courant heeft gestaan, als ingezonden stuk
van mej. G. Poutsma aldaar. Dazo had voor
namelijk het oog op den allertreurigsten en
jammerlijken toestand van het zangonderwijs
op de lagere scholen, waardoor zooveel jeug
dige stemmen reddeloos verloren gaan on
onherstelbaar bedorven worden.
In een ander schrijven hoop ik hierover in
't kort een eu ander te zeggen; nu was het
m\j alleen te doen in hot belang van het
muziekonderwijs in het algemeen, tegen „het
onrustbarend voortwoekeren der
beunhazerij" (officiéél verslag van 1879) te
waarschuwen, naar aanleiding van de dezer
dagen gehouden examens.
Id het belang van het kind.
De minister van justitie laat zich in zijn
arbeid niet storen door het dwaze beweren
van de oppositie-pers, dat de Regeoring te
veel hooi op haar vork neemt. Nu weder
heeft hfi ingediend een wetsontwerp, hou
dende wijzigingen in de bepalingen betref
fende de straffen en de strafrechtspleging ten
aanzien van jeugdige pereonen.
Men ziet, dat do Minister in de eerste plaats
zijn zorgen wijden wil aan de belangen van
het kind. Worden zijn voorstellen wet, dan
zal het kind niet langer onbeschermd staan
tegenover gewetenlooze ouders of voogden,
die zijn opvoeding verwaarloozen en het
maar al te vaak zedetijk ten gronde doen
gaan; dan zal ook hot buiten echt geboren
kind, waarvan de vader is aan te wijzen, Diet
langer zijn belangen miskend zien; en dan
zullen op het kind, dat met den strafrechter
in aanraking komt, humaner tuchtmiddelen
worden toegepast, middelen, die de gelegen
heid openstellen om het voor de maatschappij
te behouden, het te vormen tot een beter
men8ch.
Met zulke maatregelen wordt voor de ver
betering der sociale toestanden veel verkregen.
Het kind is de mensch der toekomst; al
wat men doet in het belang van het kind,
strekt dus om een betere toekomst voor te
bereiden.
Natuurlijk, de wet kan geen idealen toestand
scheppen; als door een tooverslag door de
maatregelen, die de Minister voorstelt, zal
geen omkeering in de samenleving worden
gebracht, zoodat alle kwaad en allo ellende
verdwijnen. Maar practische menschen jagen
geen hersenschimmen na. Met te doen wat er
gedaan kan worden om bet lot van velen te
verbeteren, mag men tevreden zijn.
Wij hopen zeer, dat het den Minister ge
geven moge worden zijn voorstellen tot wet
verheven te zien. Maar wanneer de wetgever
zijn zorgen wijden wil aan het kind, dan zal
bfi inzien, dat zonder leerplicht het doel, dat
by zich voor oogen stelt, niet te bereiken is.
Wat toch baten al die zorgen, wanneer men
het kind niet toerust voor den strijd om het
bestaan? Wat beteekent bescherming van het
kind tegen verwaarloozing, wanneer die groote
verwaarloozing moet voortduren, waaraan
alleen door invoering van leerplicht een einde
is te maken?
In verbinding met leerplicht zullen de
maatregelen, waartoe de minister van justitie
het initiatief nam, de samenleving een groote
schrede verder brengen.
Het onderzoek van bet wetsontwerp op den
leerplicht is thans zóó ver gevorderd, dat er
voorloopig verslag over uitgebracht is. Maar
dit verslag doet weinig verwachten, dat Regee
ring en Kamer spoedig met deze zaak gereed
zullen zyn. Het maakt integendeel den indruk,
dat men van veel kanton zich beyverd heeft,
niet om moeilijkheden uit den weg te ruimeD,
maar integendeel om zo te vermeerderen en
te verzwaren. Da leden der Kamer schynen
er in baar afdeelingen behagen in geschept
te hebben om de taak van den Minister, die
het ontwerp voordroeg, te bemoeiiyken.
Aldus do Kamper Courant.
De Nieuwe Eaarlemsche Courant wijst er
op, dat hot niet enkel de vyandon zyn vai
den leerplicht, die gegronde bezwaren
inbrengen tegen het wetsontwerp. Getuigo de
opdracht van den" Gemeenteraad van Amster
dam aan B. en Ws., om den Ministor of da
Tweede Kamer eens onder hot oog te brengen
met welke enorme sommen de gemeentebe-
grooting zal moeten worden verhoogd. Getuige
eveneens geiyk voornemen van eenige gemeen
tebesturen in den omtrek van Alkmaar.
De belangryke styging der onderwysuit-
gaven by aanneming van het ontwerp is dan
ook niet te loochenen. Het Voorloopig Verslag
spreekt van 5 millioen ineens en 3 millioen
jaariyks voor de 100,000 kindereD, die 6rbjj
komen. Do heer Schook, in het Sociaal Week
blad, schatte traktementsverhogingen voord 3
openbare scholen op 1 millioen en voor de
byzondere op een vierde millioen. Do heer
Den Hertog, in De Gids, acht 400 nieuwo
scholen noodig. De commissie van de Veres-
niging voor Chr.-Nat. Schoolonderwys" meent,
dat de uitgaven voor Ryk en Gemeenten met
4'/j a 6!/i millioen zullen stygeD, ongerekend
hetgeen noodig zal zyn voor nieuwe kwe3k-
scholen en de verhooging van do Ryksby-
dragen aan de byzondere scholen.
Men mag, zegt de Nieuwe Haarlemsche Ct
dus wel spreken van 8 millioen. Daartegen
komt hot blad op, vooral nu het een
wet betreft, die zy een ramp acht voor hot
volk. De lichtvaardigheid grenst aan het mis
dadige. Het antwoord van don Minister op de
vraag, hoe in dio verhooging van belastingen
te voorzien, zal wel onbevredigend wezen. Want
al gelukt het hem, in overleg met zyn ambt
genoot voor Financiën, een verhooging aan to
goven van bestaande belastingen of een
nieuwo heffing te creëereD, dan nog noemen
wy het, zegt het blad, geld wegwerpen, in
dien het gebruikt wordt voor de toepassing
van een zoo verafschuwd beginsel als de leer-;
plicht is.
De opheldering van dr. Kuyper omtrent
zyn vertrek naar A m o r i k a tijdens de
inhuldigingsfeesten zyn door een paar
bladen niet voldoende bevonden. De Middel-
burgsche Courant heeft opgemerkt, dat dr.
Kuyper moeilyk kan zeggen geiyk hy doet
niet vooruit geweten te hebben, wanneer do
Koningin zou worden ingehuldigd. Immers,
art. 51 der Grondwet eischt, dat de Koningin
wordt ingehuldigd zoodra mogelijk na de aan
vaarding der regeering. Eu daar sinds 23
November 1890 bekend was, dat KoDingin
Wilhelmina 31 Augustus 1898 de regeering
zou aanvaarden, heeft, meent de Middel-
burgsche Courant, dr. Kuyper al die jaren
geweten, dat de inhuldiging zou plaats heb
ben in de oersto dagen van September van
dit jaar. Hy hoeft dus zyn reisplan gemaakt,
wetende, dat de plechtigheid en de feesten in
zyn afwezigheid moesten plaats hebben.
De Tijd maakt evenwel de opmerking, dat
de inhuldiging der Koningin niet gebonden is
aan oen bepaalde week of maand; en boven
dien zonder groote feesten in korten tyd, in
één dag byv., had kunnen afloopen. Eu indien
10)
Ik evenwel sprak met haar over dichters
en heidon, over de raadselen der wereld on
de idealen des levens, over alles, wat de ziel
van oen jong, vooruitstrevend man bezighoudt
en in goestdriftvollen opstand brengtik
vond by haar 6toeds eon luisterend oor en
een bevattelijkheid, die by het onderwerp
pasto, en als de laatste niet aanwezig was,
dan bekende z|] het op do bemionelijkste wijze,
en wanneer ik misschien menigmaal iets
docent-achtigs aannam, glimlachte zij Bteeds
vriondelyk daarover en zei ook wel: „Ik
praat zoo gaarne met u; ik leer er altijd
wat by."
Uit den aard der zaak was ook meestal
mevrouw Lenne aanwezig; misschien zag zy
hot niet gaarne, dat Ottilie en ik elkaar meer
malen alleen aantroffen, doch harteiyk on
inderdaad moed9rlyk was zy ten allen tyde
en legde overigens onzen omgang op genorlei
wijze iets in den weg; integendeel: zy hield
tan gezelligheid on schepte vermaak in den
vergroten huiselyken kring, waartoe allengs
ons verkeer zich uitgebreid had.
De Odyssea las Ottilie ook, doch myn
dwepen daarmee wilde zy zoo rechtuit niet
dealen: zy hield het meer met de nieuwere
dichters, meeDde zy. Maar toen ik myn veel-
gelezen, ja etukgelezon boek terugkreeg, toen
l3g er een wilde roos zorgvuldig gedroogd
tusscben de bladeren, en Ottilie ontweek myn
blikken, toen ik haar do volgende maal weder
zag; myn stillen dank beantwoordde zy mot
een vluchtig knikje.
Alsof we hot afgesproken haddon, trachtten
Frits en ik onze vfjandige verhouding voor
de huisgenooten te verbergen, en wanneor de
damos tegenwoordig waren, spraken wy vaak
oen enkel woord met elkander; maar het
ging als antomatiscb, en ieder wist van den
ander, dat daarmee niets miDder bedoeld werd
dan toenadering of verzoening.
Op zekeren nacht word ik wakker van een
gerucht ia de kamer; ik rys op en zie inde
schemerende verlichting, dat Frita in onze
kast zoekt en zoektin die kast stond
ons pistolenkistje I
Myn Hemel 1 Zoo ver was het gekomen, dat
gedachten aan moord in hem opstegen 1 Het
was my, of een yskoude hand my in den nek
pakte, en stom van ontzetting tuurde ik on-
boweegiyk naar den oogelukkigo, die zacht,
zachtjes het eene voorwerp na het andere
aan den kant schoof en maar steeds niet
vinden kon, wat hy zocht.
Doch ik was op myn hoede, gereed op hom
toe te springeD, zoodra hy een verraderlyke
beweging maakte of ook slechte eenig voor
nemen aan don dag legde het kistje te openen
weerloos wilde ik niet het slachtoffer van
razende jaloezie worden.
Klaarbiykeiyk vond hy niet, wat hy zocht.
Daar draaide hy zich om, een kreunend
geluid ontsnapte aan zyn lippen, de hand
greep naar de wang hy had kiespynl by
zocht de droppels, en ik, waanzinnige
dwaas! ik geloofde, dat hy een moordenaar
van my zou worden, een laffe moordenaar,
die den slaap en de duisternis van den nacht
misbruikt.
„Frita 1" riep ik.
„Wat wil je?"
„Heb je kiespyn?"
„Ja.
„De droppels staan in de bovenste la, rechts,
vlak in den hoek."
„Ah zooi Ja, dank je, ik heb zo."
En hy nam het flescbje en maakte er
gebruik van.
„Wordt het beter?" vroeg ik na eenpooe.
„Ja, het helpt."
„Nu, slaap wel dan!"
„Goedennacht!" antwoordde hy, en wy
legden ons beiden op onze kussens, om geen
van beiden te slapen. Hy sliep niet van kies
pyn, en om myn legerstedo spookte de schim
van een ten moord opgeheven hand. Het
was ellendig, het was schandelyk van my,
dat ik ook maar oen oogenblik bad kunnen
gelooven, dat Frits in staat zou zyn de
gemeens laaghartigheid te begaan my in
weerloozen toestand te willen dooden! Ik
was jnist uit den slaap opgeschrikt niet
ten volle toerekenbaar geweest. Alleen reeds
do gedachte, dat ik Frits niet voor zoo dom
kon aanzien, zich met een knaleffect van den
medeminnaar te ontdoen, had voldoende moe
ten zyn, dat om dolzinnige donkbeeld terstond
te verbannen. Maar was er niet een andere,
meer gesanctionneerde vorm? Wasernioteen
plaats, waar wy tegenover elkaar konden
optreden: drie paa afstandsl met het uit
gesproken opzet: Gy of ik?
Ja zeker 1 Wy zouden er getuigen by
hebbeo, men zou ons trachten te verzoenen,
natuurlyk pro forma. Voor ons was er immers
geen verzoening I
Toen echoten wy.
Frits was overwinnaar.
Toen stierf ik, voor haar, voor haarl Ik
zou do verwelkte roos, die ik altyd by my
droeg, aan myn lippen drukken, met haar
□aam zou de laatste ademtocht ontvliedeD,
en ik zou slapen, slapen wat mij waar-
scbynlyk op dat oogenblik zeer wenschoDS-
waardig voorkwam.
Maar zou Ottilie hem toebehooren? Hem,
den overlevende? Onmogelykt Dat zou my in
myn graf geen rust gelaten hebben! Ik moest
leven, leven voor haar en met haar, andera
was er geen leven voor my. De rollen waren
dus ineens omgekeerd.
Maar tot baar snellen, terwyl het bloed des
broedors ten Hemel schreit, de beulsknechten
my op de hiolen zyn? Ook dat onmogelykt
Ik moest vluchten, ver, ver weg, naar eon
ander land, over den oceaan, en Ottilie zou
my volgen. Ik zou haar in jaren niet zien,
totdat ik een levensbestaan voor baar gevonden
had; maar zy zou my trouw blyven, ja trouw,
want my beminde zy, dat wi3t ik, ai was
er geen beslissend of bindend woord tus
scben ons gewisseld, want niet de tong
slechts, ook de oogen spreken een taal
en wel een taal, die minder nog bedriegt
Wy waren beiden waarechyniyk togen den
morgen woer ingeslapen, want wy ontwaakten
laat, doch van het voorval gedurende den
nacht werd mot geen enkel woord gewag
gemaakt. Geen van beiden wenschte goeden-
morgen, niemand had iets te zeggen, en zoo
dit geschied ware, dan zou het bezwaarlijk
oen vriendeiyk of deelnemend woord ge
weest zyn.
Toen Frits uit het venster ging leuneD,
geiyk by iedoren morgen deed, by oostenwind
en by westenwind, by zonnoscbyn en regen,
kookte in my weder do wrok, en toon hy
zelfs knikte en met de hand wenkte, toen
had ik hem, ronduit gezegd, wel naar beueden
kunnen werpen, hoe overtuigd ik ook was,
of misschien omdat ik overtuigd was, dat by
Ottilie nooit zag, doch zich slechts den ecbyn
gaf, om my te ergeren, want dikwyis had
ik haar reeds van te voren do kamer hooren
verlaten of baar stem ergens aDders ver
nomen. Hoe had het baar ook in de gedachte
kunnen komeD, op die wyze met hem te
coquetteereni
Het voorgevallene in den nacht en al do
gedachten, de beelden en voorstellingen, dis
zich voor my daaraan vastknoopten, hielden
my echter ODophoudeiyk bozig, en in alle
onrust mynor ziel kon ik toch onmogelyk hvt
denkbeold van my afzetten, dat er voorzeker
één uitweg voor ons was, een uitweg, die
haarscherp beeliBseu moest, ovenals het
zwaard, en even onverbiddelyk.
(Wordt vervolgd).