11789
Maandag; 1 Augustus.
A°. 1898
<£ourant wordt dagelijks, met uitzondering
van <§pn~ en feestdagen, uitgegeven.
Tweede Blad.
PERSOVERZICHT.
Ir
FeiAilleton.
hli I
•«•J I
IB, I
2«l.|
LEIDSCH
DAGBLAD.
ator. I
ver. I
PEUS DEZER COUBAXfTs
iVoor Loidon per 8 maanden.1.10.
ranco per poet
ftonderiyke Nommers
1.40.
0.00.
PEUS DER ADVERTENTEËNi
Van 1 6 regels f 1.06. Iedere regel meer f 0.I7J. - Groctero
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseereo buiten de stad
wordt f 0.05 berekend
si
heer J. A. Nieuwenhuis, hoofdbrand-
jstor te Amsterdam, geeft in De Echo
artikel over de middelen tot voor-
ming van brand. Wij laton hier vol
vrat wij daar lezen over dopetroloum.
laar is de groote vijand 1
eder kent de rampen, die zij heeft voort-
racbt. Het „springen" van een petroleum-
unp of -toestel, het omvallen of met haak
al uit den zolder vallea van brandende
Broleumlampen ziedaar de „gewone" oor-
:en van schier 50 pet. der branden ln
isterdam, die bovendien bijna altijd een
stig karakter hebben.
ïu is er reeds vroegor elders aangetoond,
d»t het bijzonder gevaarlijke van de petroleum-
den ten onzent voornamelijk moet worden
■eten aan het gebruik van niet voldoondo
Daphtha gezuiverde petroleum. Petroleum
dez9 gevaarlijke hoedanigheid is de ge-
io Amerikaansche petroleum, W6lke reeds
[vlamt bij 23 gr. C. Op het in 1895 te
isterdam gehouden brandweercongres word
ook, op voorstel van prof. Lobry de BruyD,
|g wen6Chelykheid uitgesproken, dat geen
lere petroleum zou mogeif worden inge-
rd dan die, waarvan het ontvlammingspunt
it) minstens 40 gr. C. bedraagt,
ly het gebruik van petroleum, waarvan
Dtest 40 gr. C. bedraagt, zou het omvallen
Vil een brandende petroleumlamp of -toestel
niet zoo spoedig gevaar opleveren en zou
Iran springen" van lampen of toestellen heel
m sprake kunnen zijn.
Ichter tot heden is die betere olie voor
;emeen gebruik niet in den handel en zal
iok wel niet spoedig in komen.
'elerlei economische en andere belangen,
slechts by internationale overeenkomsten
ichteloos schynen gemaakt te kunnen wor-
Btaan niet alleen het invoeren, maar zelfs
[et fabriceeren van die meer zuivero olie in
[en weg. En zoolang we dus voor het feit
Vto, dat er zoo goed als uitsluitend gevaar-
e Amerikaansche petroleum gebruikt wordt,
S3 het een verstandige zaak acht te geven
oi datgene, wat de petroleumbranden zoo al
niet kan voorkomeD, maar dan toch zeker
wol, ook in de gevolgen, doen verminderen,
laartoo dienen de volgende opmerkingen
iet nimmer petroleum in een brandende
lamp of toestel. Alleen traagheid om evGD
p ander licht op te steken of het toestel
lieuw te moeten aansteken, kan er de
schen toe brengen zulk oen gevaarlijk
irk te doen. En toch, hoe vaak gebeurt
[het! Men overwege toch goed wat men doet.
Het is een misdaad, om de gevolgen, die er
ui; kannen voortvloeien. D9 bewoner van het
:ceol in de Jan Steen-straat to Amsterdam,
op deze wijze een petroleumbrand deed
itaan, en dus oorzaak was, dat bij dien
d menschenlevens te betreuren waren,
•est zijn onbedachtzaam handelen met ge-
genisstraf boeten.
J5\
YfV/,
Da
Gebruik geen staande lampen of, zoo gU
er niet buiten kunt, maak den voet breed
en zwaar.
Zie toe, dat uw hanglamp goed aan don
zolder bevestigd Is en er steeds een zg. walm-
klokje boven het glas hangt. Zoo even moge
lijk, laat den haak aan den zolder door don
vloer der bovenkamer heen gaan, en draai er
daar een moer met plaatje voor of klink er
een kop aan.
Wanneer ge de lamp of het toestel wilt
uitmakon, draai de pit niet te laag en blaas
flink, liefst met een blaaspijp.
Zorg bij het koopen van oen lamp of toe
stel, dat ge er een krijgt van de goede soort.
Er zijn veel goede soorten, waarom een aan
beveling hier minder gewenscht is. Toch zij
opgemerkt, dat een lamp mot hoogen brander
en eentoestel met een koelbak onder de
oliebak zeer zijn aan te bevelen.
In het maandschrift De Landsverdediging
bestemd voor militairen en voor allen, die in
de weerbaarheid en de onafhankelijkheid van
Nederland belang stellen, onder redactie van
Investigatores, komt in een ait:kel over „Een
nationaal feest" het volgende voor
„De Nederlandsche natie, die zich opmaakt
tot een kroningsfeest, die schatten bijeenbrengt
voor versieringen en feesttooi, die Wilhel-
mina-linden plant om het nageslacht lovende
getuigen achter te laten van het één 6n onver
deelde volk, diezelfde natie laat haar oud
strijders gebrek lijden.
Is het geen schande, dat er ten bate van
die oudjes geschreven is„Wie spoedig helpt,
helpt dubbel", want bet aantal hunner, dat
gebrek lijdt, wordt steeds kleiner, hun houding
steeds meer gebogen, by velen hunner b9dekt
reeds het zilverwit der haren de eervolle
litteekenen niet meer; de een na den ander
daalt in hel kille graf met een zucht op de
lippen, die een klacht inhoudt tegen het
vaderland 1
Het is heden niet voor het eerst, dat er
gewezen wordt op den plicht, don oud-slryders
een pensioen toe te kennen.
Met dankbaarheid wyzen wy o. m. op De
Amsterdammer, de Groene waarvan de
redactie niet alleen met het woord, maar ook
met behulp van de teekenstift van den be
kwamen Braakensiek, zoo krachtig heeft
gey verd voor een pensioen aan de oud-stryders.
Maar dat alles is tevergeefs geweest, de
Regeering heeft dien plicht nog niet gevoeld,
de Staten Generaal evenmin, en do natie heeft
haar volksvertegenwoordiging nooit aange
spoord tot vervullen van dien plicht.
Nog slechts luttele jar6n en het zal te laat zyn.
Mogen wy feestvieren en hot „Wilhelmus"
laten weerklinken, terwyl zy, die eenmaal
gehoorzaamden aan het „te wapen" voor hun
vorst, van giften voortsukkelen?
Neen, dat mag nietl
Laten we dan toonen, dat we inderdaad
doordrongen zyn van de hooge en edele be-
teekenis van de aanstaande kroningsfeesten,
laten we er met kracht op aandringen, dat
nog vóór die feesten aan de oud-stryders een
pensioen wordt toegekend.
Want nog eens, een nationaal feest zy de
uiting van een hoog nationaal bewustzyn en
niet een pretjesdag met vaderlandslievend
geschotter.
Wo kunnen de aanstaande kroningsfeesten
ontheiligen door genietingen en bedwelmingen
der laagste orde, maar we kunnen ze ook
wyden door nationalo daden en waardige
feestvreugde.
Het lag o. i. op den weg der Landsverdedi
ging haar meening te zeggen over de beteekenis
der aanstaande plechtigheid, omdat de ver
dediging van het vaderland niet het minst
afhangt van hot zedelyk bewustzyn van hot
volk."
Da NUuice Arnhemsche Courant is slechts
half tevreden over den maatregel, voorge
schreven by Koninklyk Besluit, waarby wordt
verboden oen persoon beneden de 16 jaar of
een vrouw arbeid te doen verrichten in de
by dat Besluit aangewezen werkplaatsen. De
bedoeling van dit besluit is het zooveel mogeiyk
tegengaan van de n e c r o s e, de verscbrikke-
ïyke ziekte, die de arbeiders in lucifers
fabrieken teistert.
Het blad wyst er op, dat men in Zwitser
land reeds tot de overtuiging is gekomen, dat
„noch het verbod van vrouwen- en kinder
arbeid, noch de zorg voor betere voeding, noch
hot zorgvuldig schiften en uitkiezen der meest
geschikte arbeiders, het gevaar op eenigszins
afdoende wyze zouden vermogen te temperen".
(Dr. Luüge, das Verbot der Phosphorzündhöl-
schen in der Schweiz).
En mocht meu beweren, dat dit alles be
trekking beeft op het verledeD, en dat na 1882
de hygiënisch© wetenschap reuzenschreden
heeft gedaan, en er thans wel middelen bestaan
om h6t gevaar tot een minimum te beperken,
dan verwyst het blad naar het besluit van
den Zwitsorechen Nationalen Raad, die met
algemeen® stemmen het wotsontwerp, den
aanmaak, verkoop, invoer en uitvoer van met
gelen (witten) phosphor vervaardigde lucifers
verbiedende, heeft aangenomen.
Ook in Frankryk, waar sedert 1890 do luci-
fersfabricatie Staatsmonopolie is, heeft men
diergelijke ervariüg opgedaan. Daarom werden
proeven genomen met de Amerikaansche
automatische machine, een gesloten werktuig,
waardoor do uitwaseming van den phosphor
naar buiten wordt geweerd. Over de resul
taten wordt weinig gemeld: het schynt even
wel by proefnemingen op enkele fabrieken te
zyn gebleven.
In den loop van dit jaar werd echter door
den ingenieur Sóvène een nieuwe samenstel
ling van do pate ontdekt, waarin de witte
phosphor geheel wordt gemist. Dit procédé
is het eerst toegepast op de staatsfabriek te
Trólazó, welke thans dagelyks 10 roillioen
lucifers van dez9 soort fabriceert, terwyl de
andere fabrieken hiervoor worden ingericht,
zoodat naar alle waarscbynlykheid bet ge
bruik van witten phosphor in Frankryk weldra
tot het verleden zal behooron. (G. Dumont
„Diet de Commerce et de l'lndustrie"). Ia
België is, door byzonder streng toezicht, het
aantal sterfgevallen in don laatston tyd ver
minderd; doch dat ook hier geen afdoende
resultaten zyn verkregen, bewyst de omstan
digheid, dat de Belgische regeeriog een prys-
vraag heeft uitgeschreven betreffende de ver
vaardiging van lucifers zonder phosphor."
Het blad betwyfelt of door het bovenver
melde koninkl. besluit het kwaad in ons land
zal worden gekeerd.
„'tKan zyn, dat door deze maatregelen de
gevallen met doodelyken afloop zeldzamer
worden, wellicht geheel ophouden, maar niets
waarborgt ons, dat de gezondheid der arbei
ders, in weerwil van al deze bepalingen, niet
onherstelbaar wordt verwoest. Bovendien wordt
het gevaar grooter, dat de clandestiene uit
oefening van het bedryf buiten alle toezicht
zal toenemen, evenals zulks in Zwitserland
het geval was.
"Wellicht zal de uitvinding van den heer
Sóvène het gebruik van den witten phosphor
in de naaste toekomst overbodig maken
zou het instellen van een deskundig onder
zoek in Frankryk, namens de Regeering, niet
gewenscht zyn zoo niet, dan zal het voor
beeld, door Denemarken en Zwitsorland gege
ven, ook hier vroeger of later moeten wordon
nagevolgd."
Mr. S. J. V. had in Het Centrum een be-
langryke bezuiniging in overweging ge
geven op den begrootingspost Jaarwedden
van gezanten. Zyn bedoeling zet by tbans
in dat blad nader uiteen.
De schry vers over Volkenrecht onderscheiden
een „actief en passief" gezantschapsrecht.
Höt eerste beteekent het recht om zich
door gezanten te laten vertegenwoordigen;
het tweede gezanten van andere Staten te
ontvangen.
Ofschoon het gebruik thans vrywel alge
meen is aangenomen, bestaat hiertoe volken-'
rechteiyk geenerlei verplichting.
Alleen bestaan in het volkenrecht zekere
voorschriften ten opzichte van den rang der
gezanten, het ceremoniëol immuniteit, enz.
In het standaardwerk van prof. Franz Von
Holtzendorff (Handbuch des Volkenrechts 153
bldz. 629 volg.) lezen we:
„Ofschoon iedere Staat het recht heeft ge
zanten te zenden en te ontvangen, zoo is hy
tot beide niet verplicht."
Wel erkent de hoogleeraar, dat wanneer
er eenmaal een woderzydsche vertegenwoor
diging geruimen tyd bestaan heeft, het terug
roepen van den gezant op een ernstige
„Verstlmmung" zou wyzen, maar hy laat
er terstond op volgen:
„Kleine Staten daarentegen beperken hun
buitenlandsche vertegenwoordiging dikwyis op
grond van zuinigheid."
„Tal van Staten hebben byv. gezanten in
Zwitserland, terwyl omgekeerd dit land diplo
matisch by hen niet vertegenwoordigd is."
„De Porte heeft eerst in onze eeuw vaste
gezantschappen by buitenlandsche hoven op
gericht."
„Rusland sinds Poter den Grooten. China
zood vroeger zelden gezanten naar buiten
landsche Staten. Engeland en Frankryk waren
vele jaren in Peking diplomatisch vertegen
woordigd, terwyl China geen gezanten by
Europeesche Hoven hield. Marocco en Siam
hebben evenmin gezanten by andere Staten,
ofschoon zy vertegenwoordigers van andere
Staten ontvangen."
„Niemand maakt dien Staten hiervan een
verwyt, dat zy hun actief gezantschapsrecht
niet uitoefenen, omdat dit voor hen van geen
genoegzaam belang schynt te zyn."
Ook Heffter wyst hierop, waar hy over de
keuze en den rang der gezanten als volgt
schryft
„Tot welke klasse de gezanten moeten bo-
hooren, hangt eveneens af van hem, die de
gezanten zendt."
Hierby bestaat echter deze regel:
Men zendt meestal van die klasse, waartoe
behooren de gezanteD, welke men g9woon is
te ontvangenkleine Staten richten zich naar
hun middelen.
Zoo heeft Transvaal één gezant by de
Europeesche Hoven, die by buitengewone ge
legenheden als vertegenwoordiger nu eens te
Beriyo, dan weer te Parys of te 's-Gravonhage
optreedt.
Waaruit blijkt dus, dat do vertegenwoordi
ging van den Staat kostbaar en duur, maar
ook eenvoudig en goedkoop geschieden kan.
De vraag is slechts: Bestaan er voor onzen
Staat volkenrechteiyk zulke gewichtige be
langen, dat in alle Staten, waar zulks thans
het geval is, vaste gezantschappen noodig
zyn? Hierover kan men natuuriyk verschillend
denken.
Doch het gaat zeker moeiiyk het voort
bestaan van sommige instellingen alleen to
verdedigen, „omdat zy bestaan."
Da Nieuwe IJselbode. wyst in een artikel
over de uitgaven voor hetlogerop
de weelderige inrichting daarvan, niettegen
staande het haast 70 jaren rust heeft gehad
en er thans ook geön uitzicht bestaat, dat
het, in Europa althans, in een afzienbaren
tyd iets te do9n zal krygen. Het blad besluit
intusschoD, na alle klachten en verlangens
naar verandering te hebben opgesomd, met
de volgende ontboezeming:
„Vrome wenschen, waarvan nooit iets to-
reebtkomt. Immers, de Volksvertegenwoordi
ging is niets anders dan een ingewikkelde
mauier om het volk steeds meer te belasten."
Wel wat zwart ingezien l roept De Tijd uit.
De Standaard bevat volgende asterisk:
Hof. In enkele bladen kwam de vraag
ter sprake, of het goed was, dat het Hof
personeel steeds uitsluitend uit mannen en
vrouwen van adeliyke geboorte wordt samen-
Men sprak de vrees uit, dat de Koningin
op die wys haar volk niet loerde kennen.
Dit laatste is metterdaad een punt van ge
wicht, en er ligt niet de minste onkieschheid
in, dat het in de pers aan do orde kwam.
Slechts zouden we ons do opmerking willen
veroorloven, of men niet beter zou doen, met
de Hofhouding hierby te laten rusten.
Het denkbeeld om alle rangen en standen
Dc Bruidsmarsch.
14)
[|Zjj bloosde en antwoordde eindelyk ont-
tjkend: „Wat zullen vader en moeder
barvan zeggen?'
Na een geruime poos antwoordde hy„Ik
bu denken, dat hun meening niet van zooveel
pwicht is, als wy beiden hot maar eens zyn."
jet was de eerste keer, dat by iets zeide,
at haar bedroefde. Zy antwoordde niet. Hy
gn op antwoord te wachten en voegde
èindeiyk zachter by: „Ik wilde, dat wy
Slechts voor elkaar zouden leven, om aan
[lkaar te gewennen." Zy begreep hem nu
eter, maar kon toch niet antwoorden. Hy
|iep als te voren langzaam en zonder op te
en zweeg nu. Zy gevoelde zich beklemd
fn zag met vorschend oog naar hem op; by
vas bleek als een ïyk.
„Maar, Hansl" riep zy uit en bleef onwille
keurig staan.
Hans bleef ook staan, keek haar even aan
fen onderzocht dan iets aan zyn geweer, dat
b\j neergezet had.
„Kunt gy niet met my in huie wonen?"
5ün 6tem was gedempt, maar zyn oog
Schitterde opeens helder en vast. „Ja, ik
ril wel!" haastte zy zich te antwoorden;
aaar oogen blikten vastbesloten in do zyne! Een
ploa kleurde zyn wangen, hy nam het gewoer
feu de linkerhand en reikte haar de rechter.
»Dank, dank," fluisterde hy, terwyl hy haar
hand krachtig drukte. Zy vervolgden hun weg.
De eenige gedachte, die dit onderhoud by
haar opwekte, spon zy verder uit, en ze kon
die in het laatst niet meer verzwygen. „Gy
kent myn ouders niet." Hij liep een eind, vóór
by antwoordde: „Neen als gy echter met
my in myn huis woont, dan heb ik tyd, hen
te leeren kennen."
„Zy zyn toch zoo goedl" voegde zy er by.
„Dat heb ik overal gehoord," zeide hy met
vaste stem, doch koel.
Eer zy vorder iets denken of zeggen kon,
begon hy te vertellen van zyn bezittingen,
van zyn zustere, van de kommervolle omstan
digheden, waaruit zy zich hadden gered, van
de viyt, de trouw en het vroolyke humeur
zyner broers en zusters, van de reizigers en
van het werk, dat zy veroorzaakten, van de
huizen en vooral van het nieuwe gebouw,
dat hy nu zou bouwen en dat voor hen beiden
bestemd zou zyn. Zy zou dan het opzicht over
alles houden, maar kon van ieders hulp en
medewerking overtuigd zynallen zouden haar
op de handen dragen, en hy niet het minst!
Terwyl hy zoo sprak, verhaastten zy hun
schreden; hy sprak met warmte, kwam tel
kens dichter naast baar en had ten leste
haar hand in de zyne genomen.
Inderdaad, zyn liefde voor zyn eigendom
en zyn familie maakte een diepen indruk op
haar en het onbekende trok aan; maar er
was toch ook iets, dat haar een onrecht
tegenover haar goede ouders scheen, en daarom
begon zy: „Hoor eons, Hans, myn ouders, en
vooral vader, zyn reeds oude menscheD, zy
hebben veel geleden en hebben bulp noodig;
zy hebben altyd hun best gedaan, en" zy
wilde of kon niet meer zeggen. Hy liep
wat langzamer en zag haar bedaard aan.
„Mildrid, meent ge daarmee, dat ze de hoeve
voor u hadden bestemd?"
Zy bloosde, maar antwoordde niet.
„Nu, goed; geen zorgen vóór den tyd;
willen ze eens, dat wy hen zullen aflossen,
dan moeten ze het maar vragen."
Hy zei dit niet op liefdeloozen toon, maar
zy voelde de beteekenis van die woorden maar
al te wel. Voorzichtig, als zy was, en gewend,
om de gedachten van anderen snel te vatten,
zweeg zy verder. Maar na een poos kwamen
zy zoo ver, dat zy Tingvold beneden konden
zien. Toen staarde zy lang op haar geboorte
plaats en wendde dan den blik naar hem, als
om den indruk gade te slaan, dien het land
schap op hem maakte. De uitgestrekte, heu
velachtige hoogvlakte, ingesloten door dichte
b08schen; de in het zonlicht stralende groote
en hechte woningen, dat alles leverde een
prachtig schouwspel op; het dal lag dieper,
de rivier slingerde bruisend door zyn vlakte,
hoeve aan hoeve aan gindache en aan deze
zyde van het gebergte, maar geen enkele
zooals Tingvold, geen enkele, die zich zoo
bloeiend aan het oog vertoont, halfverborgen
onder het schaduwryke geboomte, en toch op
het eerste gezicht al3 de schoonste en de
rykste te erkennen! Toen zy zag, dat dit
gezicht een diepen indruk op hem maakte,
bloosde zy van vreugde.
„Ja," zeide hy, „Tingvold is een schoone
bezitting; men vindt er weinig zoo." Hy glim-
lachta en boog zich tot haar. „Maar ik houd
toch meer van u, Mildrid, dan van Tingvold;
misschien houdt gy ook meer van my dan
van Tingvold?"
To9q hy nu de vraag zoo stelde, kon zy
niet anders doen dan zwygen; hy zag er
buitendien zoo vrooiyk uit en zette zich neer,
terwyl zy aan zijn zyde plaats nam; „nu zal
ik u wat voorzingen," fluisterde hy.
Vol verrukking zeide zy*. „Ik heb u nog
nooit hooren zingent"
„Dat is waar, en gU moet ook niet gelooven,
dat het zooveel byzondera is, al praten do
menschen er ook veel over; het is maar, dat
ik voel, wanneer ik moet zingen."
Nadat hy nu een poos nagedacht had,
begon hy op de wyze van den bekenden
bruidsmarsch een bruidslied te zingen. Hy
zong maar zacht, zij had nog nooit zoo'n
holdere, frissche stem gehoord als do zyne.
Het huis, waar de bruiloftsstoet zou be
ginnen, lag nu voor hen; zy volgde met het
oog den weg tot aan de brug, die over den
stroom lag, en daarna den straatweg, dia in
schuine richting naar de kerk liep; deze lag
in een beukenbosch op een hoogte, aan alle
kanten omgovon door groepen boerenhuizen
en hofsteden. Hèt was juist geen schitterend
gezicht, want do lucht was niet helder, maar
des te meer kwam het overeen met hot beeld
der toekomst, dat zy zich in haar gedachten
vormde. Hoeveel honderdmaal had zy in haar
verbeelding dezen optocht niet mede gemaakt,
zonder evenwel te wttm met wienl De woor
den en de melodie van het lied betooverden
haar, de eigenaardig te3dore, zachte stem
laikte de teederste snaren van haar gemotd
aan, haar oogen werden vochtig, maar zy
weende niet, zy lachte ook niet; met hair
hand in de zyne zat zy stil daar en zag nu
en dan naar beneden in het dal. Toen nu juist
de eerste rook opsteeg van het vuur, dat voor
het middagmaal word aangemaakt, stond zy
op, wondde zich tot Hans en wees met den
vinger naar benedeD. Hy had juist zijn lied
geëindigd, maar bleef nog een oogenblik zitter,
terwyl hy naar beneden keek.
Weinige oogenblikken later bevonden zy
zich reeds in het berkenbosch j<*; Hans had
last met den hond, die zich niet sti wilde
houden. Mildrids hart begon hevig te kloppen.
Hy sprak met haar af, dat hy in de nabyheid
wachten zou, en dat zy vooruit moest gaan;
hy droog haar over een paar modderpoelen
en voelde, dat haar polsen koortsachtig klop
ten. „Denk er maar niet over wat gy zeggen
zult," fluisterde hy; „spreek, zooals het
oogenblik het u ingeeft."
Zy antwoordde niet en isg hem Diet aan?
Zy kwamen nu op den rand van het boscb,
dat aan deze zyde uit hooge, sombere dennen
bestond; zy hadden in het laatst langzaam
geloopen, terwyl hy haar fluisterende ver-
telde, hoe het gegaan was, toen haar over'
grootmoeder kwam vragen om de hand van
zyn tante Aslang. Het was een oude, wonder-
ïyke geschiedenis, die zy maar half hoord
maar die haar toch moed gaf.
Wordt vei volgd).