ATJEH. De za.ak:Ilog;erlnu8. In het „Pal is van Justitie" geeft de hcog- leeraar mr. D. Simons een uitvoerig overzicht van de behandeling der zaak en van hetgeen daarb\j aan hot licht gekomen is. Hy zest, ook na overweging der nieuw bygebrachte aanwijzingen, b\J zijn overtuiging te biyvon, dat aan de schuld van de Hogerbuizen twijfel allerminst uitgeslot- n is. Hy ziet echter niet veel kans op een nieuwe behandeling. pToch staat," schryt hy o. a., „e?n w°g open, waardoor de rechter, die bet vonnis wees, geroepen kan worden in het licht der thans bekende feiten een nieuw oordeel te geven. Indien een request tot gratie wordt ingediend, zal het Hof te Leeuwarden daar over zijn advies hebben te geven. Dat Hof zd zich dan opnieuw de vraag mogen voor leggen, of hot nog altyd van de schuld der veroordeelden overtuigd is; is die overtuiging verzwakt, het zal daarvan in zijn advies kunnen dosn blijken en de ministfr van ustitie, in zyn voordracht aan de Kroon, zal icker aan een dusdanig advi s booge waarde échten. Blijft het Hof daare..teg n ook nu log bij zyn vroïger geileken opvatting, men al cit kunnen betreuren, maar men zal die opvatting, op een e.-riyke overtuiging steu nend, hebben te ecrcieaïgen en zich moeten neerleggen bij het onvermijdeiyke. Doch wordt op deze wijze het rechtsinsti tuut der gratie niet boiteo zyn natuurlijke grenzen uitgebreid Ik zoo denken van neen. Dj Minister heeft in zijn antwoord aan mr. Tro9l8tra er den nadruk op gelegd, dat de Grondwet alleen de gratie van straffen kent en niet de gratie van een veroordeeling. Ik denk er niet aan cit te betwisten. Ook al wordt a^n de gebroeders H. gratie verleend van de hun opgelegde 6traf, do uitgesproken veroordeeling blyft formeel intact en voor personen, die zou en blyken onschuldig ver oordeeld te zyn, i6 de gratie daarom een zeer onvolledig middtl van rechtsherstel. Maar zou daarom de gratie ni t mogen worden verleend, inoien bleek van een vermoedelyk onjuiste veroordeeling en de gebrekkige regeling der previsie vernietiging dier veroordeeling onmoge- lyk maakte? Htt vtroordeelend vonDis staat voor de Kroon vast, zegt de minister, en gratie is geen rechtsmiddel, dat het vonnis aantast. Dit laatste is formeel volkomen waar en ni t minder wasr is het eerste, maar onder deze beperking, dat, wanneer door latere omstan digheden zou blyken, dat het veroordeelend vonnis op een oujuisten grondsl ig rust, de gratie het gepleegd wor'ende onrecht mag, neen moet doen ophouden. Het instituut dtr gratia mag niet ontaarden in een nieuwe in- ïtantie, ik ben de eerste om het toe te geven ?n om te pleiten voor een wetgeving, die ratio tot een hooge uitzondering kan maken. Maar by gebrekkige wetsvoorschriften is de gratie het pi btanker van bet recht, of, zooals Ton Liszt het uitdrukt: „Die Sieher- beitsventil des Rechts." In een door mijzelf behandeld geval is aan drie jongens, tot zes maanden gevaDgeniistraf veroordeeld wegtns verzet, volledige gr..tie verleend, omdat na h t arrest geileken was, dat een zeer belangrijke verklaring van ee-n getuige, die op oe over tuiging van don rechter stellig grooten invloed had geoefend, niet met de feiten in overeen stemming was. Natuurlyk bleef ook hier de veroordeeling formeel in stand, maar haar ge volgen werden opgeheven, omdat de uitge sproken veroordeeling niet meer met de recht vaardigheid in overeenstemming scheen. En in ien ditzelfde, naar het advies van het Hof, dat do schuloigverklaring gaf, en naar bet oordeel van den Minister, ook in de zaak H. het geval mocht zyn, dan schynt my ge bruikmaking van de gratie een eisch des rechts." En ten slotte zegt hy: „De onschuld der Hogerhuizen is niet ge ileken; die het andtrs beweert, overschat de feiten, die ten hunnen gunste spreken. Twyfel bestaat; een twyfel, die, voor zoover hy steunt op reeds voor het arrest b. kende omstancig- heden, geen recht geeft cit, op wettig en naar het oordeel der rechters ook overtuigend be- wys steunend dictum aan te tasten; voor zoo ver hfj in nieuwe feiten zyn grond vim.t, een nieuwe rechterlyke uitspraak 20a kunnen rechtvaardigen; thans en naar ons recht moot lelden tot etn beslissing van de Krooa, ge baseerd op het advies van den rechter. Leidt cio beslissing tot handhaving van het arrest ook in zyn gevolgen, voor hen, die aan de onschuld gelooven, biyffc de Loop bestaan, dat de toekomst het ontbrekende onschuldsbewys zal brengen, en voor hen, die als ik twyfelen, de innige wenech, dat die toekomst, in welke richting dan ook, het volle licht moge doen opgaan over deze nog niet geheel tot klaar heid gekomen zaak." Droyfus—Zola c. 8. Het gerucht loopt te Parys, dat Zola ver trokken is naar Brussel. Zyn advocaat, mr. Labori, zou verklaard hebben, dat hij Zola hal aangeraden een reis naar Holland te maken. Van andere zyde wordt echter verzeker', dat Zola Frankryk niet verl ten beeft, maar zyn verblijfplaats geheim houdt, opdat bit vonnis, waarby hy veroordeeld is, nog niet aan hem kan worJen beteekend, en d^t hy in October weder voor de rechters zal ver- schynen. „Preyfus is onschuldig" schryft iemand, die zich ten onrechte verbergt achttr de letters X. Y. Z., in do „Siècle", aan de lezers der royalistische bladen. De scbryver herinnert, dat hertog Philippe van Orleans, de pretendent voor den Fran- schen trom, indertyd zyn droefenis en ver ontwaardiging uitsprak over den veldtocht, door senator Scheurer Kestner ten gunste van de herziening van het proces-Dreyfus begon nen, en hy tart den hertog om- thans nog te herhalen, dat by aan de waarheid van de uitspraak der krtJgsrad«e en aaa de schuld van Dreyfus gelooft. Want: „de hertog van Orleans heoft in lichtingen ingewonnen en de waarheid ver nomen. „Eenige dagen geleden was de hertogin van Orleans te Brussel; zy ontving daar aan haar tafel een belangryke persoonlijkheid van de Fransche royalistische party. Het gesprek kwam op de zaak Dreyfus. De hertogin wees haar gast op al het kwaad, dat bet hardnekkig besluit van de Regetring der Republirk om een onschuldige in het b?gno te houden aan den goeden naam van Frankryk in het buiten land toe'-racht. „Want Dreyfus is onschul-ig", zeide de hertogin, „aan het Hof van Denemarken weet iedtre n b-1 en in Oostenrijk eveneens." „Wy tarten elke tegenspraak. Wmneer by toeval eea tegenspraak zou geschieden 0 p bevel, zou ik myn zegslieden noemen; zy zouden ondtr eede deze woorden bevestigen, zooals die hun zyn overgebracht door den p rcoon, tot wien ze werden gericht." M-t het aanplakken van het antwoord van de „Siècle" aan minist r Cavaignac is Zaterdag te Parys een aanvang gemaakt. Er bleven tal van belangstellenden voor de aanplaktil jetten staan. Maandag wtrd in den omtcek van P«rys en in h t departement van Seine et Oise het aanplakken voortgezet en Dinsdag zouden andere departementen aan de beurt komen De inschryung heelt tot dusver ruim 16,000 fr. opgebracht. Het „ütr. Dbl." van helen schryft het volgende: Voor denkende lieden staat de onschuld van Dreyfus reeds onomstootelyk vast, het komt er op aan, de niet-donkende cpeDbare meening te winnen, waarvan ten slotte in Frankryk toch alles afhangt; en dat vordert tyd. Van daar de tactiek der Dreyfus-vrienden, om zich niet in een proces voor partydigo rechters de ka rten uit de banden te laten slaan, doch ze gel.idtiyk en met voorzichtigheid uit to spelen. Voor de tweede mar-I is er vonnis gewezen in het proces tegen Zola wegens zyn epen brief in de „Aurore" ven 21 Januari jl. aan den president der repuilfek. Hc-t maximum van de straf, die de wet toeli t op te legger, is opgelegd aan Zola nï=t alleen, maar ditmaal ook aan den uitgever van het blad. Maar evenmin als de eerste maal is de zaak hier mee uit. Ook thans zal de beslissing van het hoogste rechtscollege in Frankryk worden ingeroepen over ten cardinaal gebrek, dat de dagvaarjing, volgens de opvatting van de verdediging, aankleeft. M-n weet, dat door h-t O. M. do eerste maal roods uit den open bri f, die in 't ge heel acht kolommen druks besloeg, een greep was gedaan om er zyn aanklacht op te baseeren. Op zichzelf was dat zeker volkomen verklaarbaar, want wanneer men Zola had willen vervolgen wegens all-s, wat er stond in zijn bekenden brief „J'accuse", dan zou men hem hebben moeten aanklagen wegens laster van ongeveer alle organen van bet openbaar gezag in Frankryk. Dat het onder werp van de aanklacht beperkt is, daarover kan de verdediging zich niet beklagen, en beklaagt zy zich ook niet. Wel echter over de wyzo, waarop die beperking is geschied. De eerste maal was er uit bet stuk een enkele alinea genomen van vyftien regels druks; de tweede maal is men nog verder gegaan en heoft men dit enkele volzinnetje er uit gekozen: „Un conseil de guerre vi9nt, par oröre, d'acquitter un Esterhazy, souffet suprème a toute vérité, a toute justice." En daar do dagvaarding het uitgangspunt is van het proces, wilde men de bewysvoenng enkel tot dat éér.e punt beperken. Men herinnert zich nog den stryd, in het eerste proces gedurende veertien zittingen gevoerd. Toen waren in de dagvaarding de beide krygsraden, die in de Dreyfus zaak en die in de Esterhazy-zaak, althans nog ge noemd, maar men weigerde aan do verdediging do bewijsvoering, dat de handelingen van beide rechtscolleges met elkander samenhingen en dat het feit, waarvoor de vervolging was ingesteld, zyn oorsprong vond in de wyze waarop het vonnis tegen Dreyfus verkregen was. Thans was het nog erger; men vergde van Zola: „Toon het bevel, waarby aan den twee den krygsraad gelast is Esterhazy vry te spreken. Kunt gy dat niet, dan is de beschul diging van laster bewezen en zult gy de straf daarvoor moeten ondergaan." Tegen cion to leg, om do bewysvoering enkel te bepal n tot het materiëele feit, waarover do aanklacht liep, is de verdediging reeos in haar beroep in cassatie tegen het eerste vonnis opgekomen. Zy heeft van het Hof van Cassatie een uitspraak gevraagd, die haar bet rocht vorschalt het bewfjs te leveren van het gansche samenstel van feiten, dat ondeelbaar verbonden is met het óéne feit, waarover de vervolging loopt. Over dat middel van cassatie is door het Hof geen uitspraak gedaan. Het Hof heeft in zyn arrest enkel verklaard, dat de ingestelde dagvaarding nietig was omdat de klacht niet was uitgegaan van den krygsraad zelf, het eenige college, bevoegd en geroepen om voor zyn geschonden eer op te kymec. Door die beslissing werd een uitspraak over alle overige middelen van cassatie, die de verdediging had aangevoerd, onnoodig. Maar uit de redevoe ringen van den raadsheer rapporteur en van den procureur-generaal is voldoende gebleken, dat, wanneor het Hof niet door de praealabele quaestie der nietigheid van de dagvaarding bet gansche proces had t r ztyde gesteld, het met dit middel zich niet zou hebben opge houden. Want dit middel was te laat aange voerd; om daarmede effect t9 hebben, had de verdediging zich in den loop van het proces voor het Hof van Assises, terstond na de ver werping van haar op uiti reiding van het terrein der bowysvoering doelende condusiën, zich. op dien grond in cassatie moeten begeven. Dien wenk heeft de -verdediging zich ditmaal ten nutte gemaakt. Zy hoeft ver langd, dat een reeks van feiten, door haar opgenoemd in de cocclusi', zal worien op genomen in de bewysvoering als in onaf scheidbaar verband staande met het feit, dat in de dagvaarding aan de beklaagden wordt ten laste gelegd. Htt Hof van Assises heeft die conclusie verworpen; daarop is terstond de voorziening in cassatie togen die beslissing aangekondigd, en toen het Hof van Assises bepaalde, dat ni ttemin m t de behandeling van htt proces zou worden voortgegaan, hebben de beklatgden en hun verdedigers zich aan de verdere behandeling onttrokken. In hun afwezigheid is daarop de klacht lo.geli ht en heeft de ambtenaar van het O. M. de toepassing geëischt van de strafwet, en zonder dat er een uitspraak van de jury gevorderd werd over de quaestie der schuld, heeft bet Hof terstond een veroordeelend vonDis uitgesproken. Dat is een behandeling van de zaak, pas sende aan de wyz°, waarop de aanklacht was aanhangig gemaakt. Htt materiëeie ftit, dat in de dagvaar ing vermeld stond, was, op zi bzelf beschouwd, duidelyk en volledig be wezen. Maar Zola heeft desbewust dat feit gepleegd; hy is ook btreid de straf daarvoor te dragen. Die persoonlijke overtreding echter zinkt in het niet ty de gewichtige beginsel vr..gen, die bier betrokken ztfn. Al is bier het formeels recht gehandhaafJ, het recht in hoogtren zin is gesehonden, door het formeele recht toe te passen op een wyze, cie de waarheid onderdrakt en de gerechtigheid doet te kort komen. Om daarvan het afdoende be- wys te levert n, heeft Zola zyn open brief in hot licht gegeven. Het hoogste rechtscollege zal nu hebben te beslissen, of hem het 16veren van dat bowys zal zyn vergund. Intusachen blijft over Frankryk het vonnis gestreken, dat hit Hof van Assises te Parys over het wufte Gallische volk heeft geveld, bet vonnis, dat, volgens de uitdrukking van een onz t scherpzinnigstj juristen en bekwaamste staatslieden, Frankryk schrapte uit de ry der beschaafde staten. Het verband tusschen co zaak Dreyfus en het proces-Zola, dat ook het Hof van Assisen te Versailles niet heeft willen orkenne0, wordt door do Fransche bladen aangetoond in hun beoor ieeling van Zola's houding en den afloop van het tweeJe proces, Zola's houding wordt ten eenenmale mis kend door de tegenstanders van de herziening van hc-t vonnis van Dreyfus en alleen de voorstanders der beweging hebben zyn be doeling gevat. De „Figaro", die verwacht, dat men over twee maanden naar Versailles zal terugkeeren en dan nirts veranderd zal zfln aan een toe stand, schryft: „Het eenige middel om er uit te komen, is het debat te vereenvoudigen tot de quintes sence en te zeggen: „Zie, er zyn aan den eenen kant menschen, die verzekeren, dat dit land na 27 jaren van onafgebroken pogen een generalen staf heeft gekregen, die minder Is dan die onder hot keizerrijk, een onbekwamen en oneeriyken gentrale staf, wien men [de ooren moest afenyien." „En aan den anderen kant zyn er menschen, die zich niot kunnen schikken in het denk beeld van deze verminking, en die vertrouwen stellen in den generalen stuf. Men mo t zich by de et-nen of by de anderen aansluiten. „Zoo moet de quaestie missthien niet ge stold worden, maar zoo wordt zy gesteld." Nog treuriger is de houoing van h:t „Jour nal", dat met gehuicheld medegevoel voor den ba nelDg op het Duivelseiland zegt: „De heer Emile Zola zweert, dat Dreyfus onschuldig is Maar men kan niet zeggen., dat hy zich haast om zyn straf te verkorten. Gisteren hoelt voor de derde maal deze waar heid, op weg, niet willen voortgaan." Voor de schryvers van deze woorden moest inderdaad Yves Guyotinde „Siècle" nogmaals met nadruk verklaren: „De heer Zola, die licht wil, kan zich met deze wyze van procedeeren, niet tevreden stellen. Hy stelt rechtsmiddeièn tegenover de rechtsmiddelen, welke de generale staf, de minister van oorlog en zvk ro magistraten togen hem hebben aangewend. Dat ia zyn recht als beklaagde en wy voegen er by, dat is zyn plicht als burger. „Zy schreeuwen, dat Zola zich onttrekt. Maar wie onttrekt zich, by, oie een debat verlangt over htt geheele geïnrrimineer e artikel, of zy, die in etn artikel van een paar honderd regels er crie uitkiezen en van deze drie twee woorden (par orore) nemen". „Niet Zola vlucht voor het licht, maer zy, die de lieden een prop in den mond stoppen, tot wie zy daarna zeggen: Spreekt 1 Do inquisiteurs van den goe.'ea ouden tyd handelden op (hze wyze. „Da Fransche inquisiteurs brengen ons hoe langer hoe meer tot deze Spaansche zeden. Daten wy oppassen, dat Cavaignac niet een van deze dagen kan zeggen: „Er zyn geen Pyreneeën meer." En elders: „Dat het openbaar ministerie en de klagers zich gerust stellen. Door zich terug te trekkeD voor bet verbod om volledig licht ta vor- spreiden is de heer Zola niet gevlucht. Zyn tegenstanders zullen hem weldra; zy zouden hem gisteren (Maandag) hebben ontmoet als zy hem hadden toegestaan het volledig be- wys te leveren. Zy zullen hom terugzien als, by ontstentenis van het breede en vrfle debat, het Hof van Cassatie zyn recht zal hebben bepaald. Hy zal zich te zyner ,tyd laten von nissen. „De verdaging van gisteren is maar'een stap terug. Het is een remi3e-party. Er kun nen nog heel wat dingen gebeuren voor den dag van den den grooten slag. De schaduw van Esterhazy zweefde over de zitting van gisteren, maar zy heeft niet gesproken." Geheel in denzelfden geest zegt de „Aurore" tot do mannen van den generalen staf: „Rompeeren is rog niet vluchten. En deze beweerde vlucht heeft tot onmiddellyk gevolg een jaar gevangenisstraf en 3000 fr. boete, die de beschuldigden zich op den hals hebben gehaald door verstek te laten gaan. Gy weet wel, dat gy Zola zult weerzien als hy in verz-t komt tegen deze veroordeeling, dat men dan nogmaals het proces zal voeren, dat reeds te Parys is gevoerd. Gy weet wel, dat gedurende al die zes maanden, dat gy hem uitjouwt en hem op straat met den dood bedreigt, sedert by dien brief heeft geschreveD, dien niemand van u al deel ie hy in zyn verontwaardi ging zou hotbon durven schrijven, gy weet wel, dat Zola het bowys hoeft gegeven van genoeg- lichamolykon en zedelijken mood om oen onmogelijk debat te kunnen weigeren, wanneer hem ni-1 behaagt het aan te nemen. „De waarheid is, dat allen, di j zullen schreeu wen, met moeite hun toorn verbergen by het denkbeeld, dat nog niet alles afgeloopen is. „De gebeurtenissen loopen v rkeerd voor de doodgravers van de waarheid, die de zaken wel zouden willen verhaasten, w.mtzy wtt-n, v.at zy Brisson en Cavaignac voor zich beo ben. Maar de tyd, die sterker is dan allen, helpt ons." Do „Frondo," h<t orgaan der Fransche vrouwen, valt met bijzondere ironie den gin ralen staf aan in een artikel, getiteld „Nog een overwinning" (voor den genoralen staf). Zy schrijft 0 a.: „De gem r Ie staf verlangde, dat men hem zijn teg.nstand.r zou overlavt-ren, stevig aan handen en vo.t n gebonden, en maakte zich sterk, dat hy hem wel spoedig zou afmaken. „Eigenlijk is deze aanmatiging niet z^o buitensporig, als zij schijnt. „Elk heeft zyn byzondere tnctiek. De generale staf voc-lt zi.h alleen sterk tegenover lieden, die zich niet verJedigon kunnen. „Bovendien is dat de gtykte hou ing voor de weerwraak. „Da be.r Zola, die, naar men zogt, erg welwillend is, heeft zich echter tot doze kl ine concessie niet willen leenen. „Het Hof, do president hebben tevergeefs getracht hem over ta halen om oen beetje rekening fco houden met de zwakheid van onze helden. De procureur-generaal kon vry zfln zeldzaam tolent gel ruiken om hem de elschen van dien Franschen geest duidelijk te maken. Zola is doof gebleven voor ceze berispingen. „De heer Zola wil alleen met ongetonien handen etryden. „Het Hooggerechtshof zal beslissen over de hou ing dor strijders. „Welke ook zyn oordeel zy, het kan wel den generalen staf helpen den veldslag te winnen, maar htt kan hem niet zyn voor altyd vtrloren eer t-ruggeven." Van de tuitonlandsche bladen las het „Hbl." verder beoor .eelingen in de „Times", de „Standara" en de „Ind. beige." Het City-1 lad zegt: „Het proces is ni»t beslissend en al ware het zoo, dan zou het nog ni ts bewyzen; behalve misschi n do eigenaardige manier, waarop men de eer van het Fransche leger meent te mo.ten wreken. De herziening van het vonnis van Dreyfus bangt der Regec-ring nog alty 1 boven het hoofd, en Frankryk wacht nog alt ft i om zien of h-1 e^n man bezit, groot geno.-g om zich niet te storen aan het geschreeuw van em rumoermakende en niet aityj belangloozo fractie, ten einde de vl:k van een kla..r'ciykelyk wangedrag van de justitie uit te wisachen." Het orgaan v, n Lord Salisbury laat zich aldus uit: „Niemand kan hem (Zola) laken, omdat by de zitting verlaat en zich laat veroordeel., n, zoolang hem nog een kansja rost om te beproeven al zyn beschuldigingen te bewyzen en dus het proces van den man te herzien, tot wiens kampioen hy zich heeft gemaakt. De belangstelling wordt nii geconcentreerd op de cassatie. De toestand is zoo dramatisch en de openbare meening in Frankryk is zoo opgewonden, dat niemand kan voorzien welken loop de gebeurtenissen zullen nemen." En de „Indépondance beige" zegt: „Zoo duurt de agitatie en de onrust voort, die ce klaarbiykelyke schending van hot recht in de zaak Dreyfus in de gemoederen heeft gezaaid. Hoe verder men komt, des te minder kan men zich de dwaze verblinding verklaren, waarin de regeerders, hoe zy ook heeten mogen, volharden. „More le crisis, sociale crisis, politieke crisis, men komt uit do eene, om in de andere to vallen, en het is een onafgebroken aaneen schakeling van fouten, onjuistheden, onwettig heden, die de Republiek al meer en meer in een slechten naam brengen en haar leidon men weet niet waarheen. „In geheel Europa is een gevoel van on rust over wat in Frankryk in een meer of minder verwyderde toekomst zal gebeuren. Het vertrouwen in de stabiliteit van den republikeinschen regeeringsvorm neemt elkon dag moer af." Het tweegevecht tusschen de heeren Dérou- lède en Hubbard, wegens een woordenstryd tydens het proces in de zittingzaal van het Hof van Assisen te Versailles, hoeft Maandag avond plaats gehad in den omtrek van Parys. Het duel had plaats op den degen. By do eerste reprise greop do hoer Hubbard, tegen den regel der schermkunst, den degen van zyn tegenstander met de linkerhand vast, waarop het gevecht werd gestaakt. Ds heer Hubbard drong aan op het voortzetten van den stryd, maar Déroulède's gc-tuigon, de hoeren Dumon- teil en Marcel Habert, verklaarJen, dat zy niet langer als gr tuigen tegen den heer Hubbard konden optreden. De heer Bertulus, rechter van instructief beeft de papieren, gevonden tydens de huis zoeking by commandant Esterhazy en mej Marguerithe Pays aan het oordeel van een eipert, den heer Thomas, onderworpen. Mevrouw Esterhazy heeft haar man een bezoek gebracht. Aan de „N. R. C." werd gisteren int volgende geseind; „Van Hautsz heeft het overschot der oproerige benden van Tapiang geslïgeu en Noordwaarts van Edi gedreven. „Op 29 Juni is de luifceDant Prensen licht gewond. „In Dambesoi zyn vyf vijanden gedood." [Een officier van dien naam komt in do naamiyst der officieren niet voor, wel een luitenant Prinsen, A. J. J. G., 1ste luit. der iofanterie.] UITLOTINGEN. 3-pCL Premie-leening Stad Amsterdam v. 1874 a ƒ100. Tr<-k ïog van 15 Jali 1898 betealb ar 1 Januari 1*99. Premiëa: serie 11147 No. 2 ƒ25.000, e. 12308 c. 6 ƒ1000, e. 113» n. 10/501), p. 17943 v. c, p. 9870 d. 8, e. 9150 n. 8, e. 5217 d. 2 e. 17093 d. 5, s. 73 3 n. 2, 8. 322» n. 8, s. 43 2 d. 4 elk ƒ300, 8. 12310 n. 1e. 14780 u. 5, s. 1368 n. 8 a. 12-11 n. 8, k. 15-j2i v. 9, s. 5262 n. G olk TO. Do overige nummers in onderstaande serieön ver vat: ieder a /TÜO241 .09 64a eli 952 105» J117 1138 Uit 130» 1510 1G06 1026 1719 1875 1925 22412350 2139 2573 2847 2903 30S8 3H9 3220 32 7 3214 3330 34SB 3556 33-11 3S72 3904 3919 3929 3982 4209 4255 •4288 430 4305 4333 4491 4600 4642 51 S3 5J217 5262 3292 6307 5441 5458 5 43 5504 iG44 5843 5S49 5807 5927 G094 0137 0137 G1SG G296 GG49 6fG6 6GS4 6923 7303 7439 74 45 7494 7010 7696 7750 77S0 7950 0077 8411 SG05 8G70 S738 S7f»l 3737 8917 8842 8S97 9150 9370 9 414 9593 9077 97 43 93G2 US75 9392 9920 99GX 9975 10003 100G7 I0UGS 10JG5 10311 10359 10401 ÏOISS 10617 lOGi.9 10842 101)79 11033 11009 11147 I I 17S 11188 11643 I 1993 1204-4 12113 12262 12308 12310 13375 1241-4 12712 12757 128JI 13027 13106 13114 13158 13783 73476 134SG 15697 13717 13769 13SG9 140WS 14205 14294 14345 14'.67 14735 14761 H7S0 14502 1502S 1505 4 15296 15354 15400 1550» 15541 15701 157G7 15S09 15341 15S9S 16059 1C22» 1G233 1G377 ÏG047 1G750 ÏG359 17047 17122 17156 17175 17315 17494 17693 17&02 17860 17943 179GS 17UG7 17995 18157 1S371 18716 18789 18845 18346 19310 193S3 19713 19847 19940 199G9 20213 20262 20404 2043 4 20490 20503 20510 20556 20744 20990 2l/2-pCts -Brusselsebe Loten van 1886 a fr. 100. Trekking van 15 Juli 1898. Betaalbaar 2 Januari 1899. Sorieën: )0?6 1194 2135 2393 3943 3934 6211 10252 1026» 10618 11567 12779 13158 15336 19975 20029 20246 2E439 28504 29372 31196 3362j> 3450G 41078 41845 42913 44238 45325 46780 51783 51830 52269 52960 54262 54728 65245 55996 57845 57977 61119 61557 01785 02941 63749 G85C0 70082 71145 71329 75986 825G6 86761 86G28 86930 87160 91369 93697 93820 95130 96463 9G604 10029-4 101095 102074 102293 102443 103346 10-4445 107004108227 102651 110359 111144 111409 111727 113153 11418S Hoof (prijzen s. £5245 u. 16, tc. 100,000; s. 68749, n. 14 fr. 2500; s. 13 58 n. 21 fr. 1CQC; e. 20029, n. 8 on e. 45325 n. 22 fr. 500; e. 2393 n. 2, p. 8943, d. 15, p. 3984 n. 15, e. 12779 n. 8, 8. 19975 d. 10, 8. 20245 n. 21, 8. 28504 n. 21, p. 81196 o. 5. e» 41815 d. 13. e. 41845 n. 14, b. 71145 d. 2, e. 71829 n. 22. e. 82566 d. 19, e. 95130 d. 15, 8. 100294 d. 18 en 19, e. 107004 n. 9. 8. 1103.9 n. 10, 111409 d. 5, p. 111727 n. 9 elk fr. 159. De overige nmnmere in bovenstaande eerie cd ervat» zijn aflo-baar met fr. 110. Servië. 2-pctF.-Premieloten 1681. Trekking op 14 Juli 1898. Sorieën: 253 622 1400 1683 2 >00 2517 4312 4578 442 1239 1439 2321 2503 37:0 4444 4721 Prern ën: Sorio Nr. fr. Serie Nr. fr. Serie Nr. fr. 253 30 10000 2593 31 3500 4578 18 50® G22 13 1000 4312 40 275 4578 36 90000 1439 18 1000 4444 38 500 4721 21 275 1G83 27 600 Betaalbaar 14 Augustus 1898. Reis-Abonnementeu. Geabonneerden op het „Leidsch Dagblad" kunnen gedurende het reisseizoen de Courant aan hun tijdelijk adres opgezonden krijgen, tegen vergoeding van porto en on»' kosten. Binnenland 10 Cents per week. Belgié 15 Buitenland 20 Ook kan men gedurende het reis seizoen een Sde exemplaar be stellen, om zijn huisgenooten niet van de toezending te ontrieven. De onkosten bedragen alsdan: Binnenland 15 Cents per week. België 20 Buitenland 25 r

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1898 | | pagina 6