11757 Vrijdag 24 Juni. A\ 1898 o r mo. $S2g <Qourant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. ATJEH. 9 Feuilleton. GEVAT. PRIJS DEZER COURANT: Voor Lsidon por S maanden. Franco por post Afzonderlijke Nommers 0.05. PRIJS DER AD VERTENT LËN Van 1-6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0. 17J. Grootere lettere naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiteQ de stad wordt f 0.05 berekend. Tweede Blad. Oflieiëelo Kenuisgoyiufffin. Oproeping van Kiezers voor de Kamer ▼an Koophandel en Fabrieken. Do Burgemeester van Leiden, Gezien ert. 7 Tan het Koninklijk bcelnit van 4 Mei 1896 (Staatsblad No. 76) tot vaststelling van een Algemeen Ueglem- nt voar do KamerB van Koop handel on Fabrieken be. alendo, dat vóór 15 Juli van het jaar, waarin de gewono verkiezing van leden eenor Kamer plaats beeft, door Burgemeester en "Weiboadc-ra oou voorloopige lijst van kiofgorech- tigden moet worden opgemaakt; Noodigt de belanghebbenden, die niet op do laatst vastgestelde 1-iezerrlrjst voor de Kamer van Koop- haLdel eu Fabrieken iu dezo gemeente voorkomen, maar aimepraak karnen maken on op de nienwe k ezerelijst te worden geplaatst-, uit, daarvan v r l Juli a. s. te- Secretarie aangifte te doen, vo'gens hot daarvoor vastgestelde formulier, waarvan exem plaren kosteloos verkrijgbaar zijD. H(j herinnert voorts, dat art. 6 van bovengenoemd Koninklijk besluit bopaalt, dat men, om kiczor van leden eenor K. mor te zijn, zal moeten voldoeD aan de beid© volgendo vereiaebton: A. Kiizer ziju van h den van don Raad der ge meente, waar d Kamer io gevestigd; B. aldaar bestuurder cf medebaetuurder zijn od gedurende ion minsie twaalf aohterteuvolgendo msaudon ziju geweest van een bedrijf van handel of nijverheid. Leiden, Do Burgemeester voornoemd, 20 Juni 1898, F. WAS. SCHUTTERIJ. Burgc-me ester on Wethouders van Leiden brengen ter algemeen? kennis, dat de alphabetisoho naamlijst van alle personeD, die overeenkomstig do wet van 11 A ril 1^27 (Staatsblad No. 17), aan do loting voor do Schutterij moeten deelnemen, ter inzago van de bilanghibbenden zal liggen tor Secretario dezer gemeeDto, vau den 20eten to; en met don 25sten Juni aanstaande, des voormiddags van. 9 tot l2ureD, en dat de loting zal plaats hebben iu een der lokalen van het Raadhui», en wel: op Maandag den SJ&lètïJunl 's voormiddags te negen uren wordende zjj, die Da de laatstvoorgaaude in- eohrijvicg zioh binnen deze genioe:.ta metterwoon hebben goveotigd, tot oen na.loting opgeroepen, mede op Maandag den 27sten Juni 1898, 's namiddags te één uur. De ingeschrevenen zullen zclven hun nommere kunnon trekken of zulks door gemachtigden laten doen, terwijl voor ben, die niet zullen zya versi.heneu of die zich niet door een gemachtigde zullen hebben doen veitegenwoordigen, door een der loden van do Commieeie uit hot Gemeentebestuur de nummers worden getrokken. Tevens worden do belanghebbenden verwittigd, dat bij de genoemde lotiug aanteekoning zal worden gehouden van de redooen tot vrijstelling, welke de ingeschrevenen vermeenen, krachtens art. 3 der Wot, te kunnen aanvoeren; waarom bet voor hen, die zoodaDigo reden tot vrijstelling meenon te hebben, van belang ie, door persoon ijko opkomst of, b(j volstrekto boloteelen, door bot zendon van een met f bun omstandigheden bekenden gomachtigdo, do lotiDg niet te verzuimen. Dogenen, die mochten vermeeneD aanspraak op Yrijstel'iug te kunnon maken, zoowol als zij, die zich in den dienst willen doen vervangen, znllen do be^ yzoo, daartoe vereiecht, moeten overleggen en, •in bet laatsto geval, de perfonen, met wt-lke zij - van nummer willen verwiaseleu, kenbaar maken aan do Commissie, op Diosdag den 6den Juli aanstaande, dos voormiddags tussclion 9 en 12 ureD, op het Raadbme, ten einde daarvan do noodige aanteekoning fo doen, voor zooveel zulks b(j de lotiBg niot mocht Vjija gtschied; zullende op do reclames, zoowel als over do goed- of afkeuring der porooneD, door welke men verlangt zich te doen vervangen, nador dcor do Commissie van onderzoek uitspraak worden godaai'. Persoonlijke dienstplicht. Volgens het voorloopig verslag van de Eerste Kamer over het wetsontwerp tot wyriging der wet op de Nationale Militie ontkenden onderscheidene leden do opportuniteil van de indi.ning eener voordracht, die zö anti nationaal noemden. Dit voorstel had hen ontstem J en bfl eenigen zelfs een gevoel van wrevd opgewekt. Zy zagen er in een toegeven aan e n W3an van den dag, een kwetsing der gemoeds bezwaren van een aanzienlijk deel des volks, dubbel te betreuren, nu de indiening in h-t kroningsjaar plaats vond. Het voorstel was aanhangig gemaakt ter voldoening aan het programma eener politieke partybtpleit met weinig steekhoudende argumenten of met groote woordon, tyv. sociale rechtvaardigheid,, meer op hun plaats in een samenkomst van kiezers dan in een ernstig Staatstuk. Deze loden achtten het niet staatkundig cit ontwerp in ta dienen, waar een groote staatsparty vyaudig staat tegenover dezen maatregel, waardoor zy in de hoogste mate ontstemd wordt. Daarby, terwyi de Regoering wil geraken tot versterking en uitbreiding van het leger op den bestaanden voet, behoorden tot de voorstemmers van dit ontwerp in de Tweede Kamtr de hevigste tegenstanders van ieder leger, de anti-militairisten en de voorstanders van het Zwitsersche en Engelsche stelsel Tot welke splitsing der voorstemmers zal hot toegezegde voorstel van reorganisatie der levende strijdkrachten dus aanleiding geven? Enkele leden, eveneens weinig met het ontwerp Ingenomen, erkenden, dat het op zich zelf niet anti katholiek kan heeten en ten aanzien van het al of niet nationale wezen zy er op, dat de tegenstemmers byna J/5 der bevolking vertegenwoordigen; voegt men daarby h-. n die voorstemden, hoewel zy afschaf fing van het leger beoogen, dan meendtnzy, dat de Wet door de meerderheid van ons volk niet werd ge we nacht. Yele andere leden verdedigden op de bo kende gronden de afschaffing der plaatsver vanging. Persooniyken dienstplicht noemden zy een natuurlijken plicht voor de bewoners van een kl .in land. Anti-nationaal kan een ontwerp niet heeten waarvan het hoofdbeginsel reods in 1891 door de Tweede Kamer met 49 tegen 27 stemmen was aangenomen door aanneming van de motie-Bergansius en waar tegen nu schier alleen katholieken hebben gestemd, omdat zy, ten onrechte, het ontwerp als anti-katholiek beschouwden. Verder werd ook in deze Kamer door een aantal loden het bedenkelijk geacht over den persooniyken dienstplicht te beslissen zonder geiyktjjdige hervorming der levende strijd krachten. Immers, het ontwerp beschouwden zy als een eerste stap tot algemeenen dienst plicht, waartegen zy overwegend bezwaar hadden. Daarentegen juichten andere leden toe, dat de Regeering den persooniyken dienst plicht had losgemaakt van haar verdere organisatieplannen. Met aandrang werd ge vraagd om meerdere inlichtingen naar de toe- komstigo plannen der Rc-geeiing, in 't byzonder hoe zy denkt over een verlichting van dienst, als in Duitschland de eenjarigs, en of zy by de definitieve le^crorganisatio denkt terug te komen op baar uitgesproken voornemen be treffende den kazome-dwang. Van verschillende zydea ontkende men, dat ons leger niet deugdelijk kan zyn zoo laDg de bevoegdheid tot dienstvervanging by de militie bostaat. Velen noemden htt onredelijk een blaam te werpen op de plaatsvervangers. Hut grootste deel der marochaussej bestaat uit plaatsvervangers en ook in het deugddyke Indische leger hebben velen dmst gënoxen om *een spaarpenning te verdienen. Bovenden was de noodzakoiykheid van de alschailmg allerminst gebleken, j^, door veie deskun.igen als de generaals Rmtbor, Enderhu en-dtn minister De lloo b.t.vist. Het intellect, dat men in het leger wil brengen, had by de tegonwoor.ige wyzs van oorlogvoeren vol strekt niet zóó groote waarde en 2ulk een beslissenden invloed als bewe rJ wordt. Men zou veel liever hot Zwitsersche stds 1 zien aangenomen of wel ons bger geheel uit viywilligers coen bestaan. Hiertegenover wtrd op de vele misbruiken gewezen, waartoe do plaatsvervanging aan- leiJing geelt, de noodzak-lykheid om hethger populair te maken en e.-n krachtig, nationaal leger te vormen, terwijl de persojnlyko dienst plicht ook een der natuurlijkste en krachtigste middelen is tot vorming van bet noodigj kaler. Sommige leden achtten etn groot voord.ol, dat de aanvulling van h.t Indische leger by de afschalfing der plaatsvervanging voortaan beter dan nu verzekerd kan zyn, daar vel=ri, die thans als plaatsvervanger of nummerverwisse- la.ir optreden, ongetwijfeld in het vervolg bereid zullen z(jn dienst te nomen voor Indió of in do koloniale reserve. Eindelyk \ve> s men er op, dat waar schier alle landen den per soonlyken cicnstpli.ht eischen, er allgroni bestaat voor htt vermoeden, dat dit instituut voor een krach Lig nationaal leger onmisbaar is. Van verschillende zijden werd op bet gevaar gewezen, dat juist door het dienst nemen van meer ontwikkelden de tucht zou verslappen, en men vertrouwde, dat de Rtgeering daar tegen zou waken. Als in stryd met de sociale rechtvaardigheid bestroden sommigen loting en de bevoegdheid tot nummerverwisseling by het biyvend ge deelte, ttrwyi anderen ook de bezwaren in het licht stelden van deelneming van meerge- goeden aan het kaz rneleven. Eindelyk duchtten enkelen van dit ontwerp toeneming van bet militairisme en onder scheidene leden dientengevolge aanzienlyke verbooging van militoire uitgaven, wat zy vooral by do duistere financieel© toekomst van Indié en Nederland afkeur^eD. Om die reden ook zagen verscheiden leden geenszins verlangend uit naar een horvormiDg der lovende strydkrachten. De inkrimping van het blyvend gedeelte vond by onderscheidend leden instemming; anderen noemden de aanwijzing van een deel der jongste lichting voor het blyv nd gedeelte een der schaduwzijden van het ontwerp. Gevraagd werd of de Regecring niet de bereden wapens, behalve uit gewone vrtf- willigers, zou willen samenstell.n uit vrijwillig dien nden by de militie, die tot geheel dezelfde diensten zouien gehouden zyn als derompla- ganton on Dummerverwisselaars, tot dusver by dia wapens ingedeeld. De Indische correspondent van het ,N. v. d. D." stint van 21 dezer: „Gisteren kwamen twee compagnieën van de' Selimoen-colonne, vergezeld Yó.n kapitein Van Daaleo, over zee to Oleh-loh en keerden hedenmorgen over Indrapoeri naar Selimoen terug. „Zoojven kwam gouverneur Van Heutsz van Segli to Kotta-Radja aan." Bi.rby tetkunt het blad aan: Na de vorige b richten mag het geen verbazing Avtkkeo, dat do troepenmacht eenige vermindering kan lijden. Twee compagnieën van de Sdimo.n colonne zyn, niet lancs don koristen, maar langs den gemakkelyksten weg, teruggekeerd. Zy werden te Segli inge scheept, kwamen to Olcb leb aan en ver trokken den volgenden ochtend met de stoom tram over Indrapoeri n ar S.limoen, waarby zy thans slechts een zeer kltintn marsch hadden te maken, coordat de trambaan nu wel zeer dicht tot Selimoen zal gevorderd zyn. Binnen weinige maanden wellicht is voor het troepenvervoer zulk een omweg niet meer noodig, als de baan ook Selimoen met Segli vtrdndt. De in het telegram genoemde officier is de kapitein der artillerie G. C. E. Van Daalen (ridder dir M. W. en drager van ce eeresabd), die evenals de kapiteins De Neve en Van Riet schoten al3 stafofficier do colonnes vergezelde. Vroeger werd gemeH, dat hy wegens ziekte niet zou kunnen meegaan, hetgeen thans echter ODjuist blykt te zyn geweest. Kolonel Van Heutsz, «ie Gouverneur, is mede over zee naar Kotta-Radja gegaan, vermoede lijk echter slechts voor korten tyd. In het bevd over de troepen in Pecir i3 hy waar schijnlijk tijdelijk vervangen door den luit.- kolond van den gentralen staf J. G. H. Van der Dusstn. Consul en Journalist. Hoewel de gevallen niet gdyk zyn, knoopt de „Cape Times" aan de zaak Israëls een qua9stio vast, die in Zuid-Afr.ka nogal be sproken wordt. Bedoeld wordt de heer Ecrkes, vice-consul te Kaapstad, correspondent o. a. van de „Express" cn de „Volksstem", in wiens berichten niet altijd een vriendelyke toon wordt aangeslagen tegen het Kaapsche gou vernement. „Wy meanen", zegt de G. T., „dat het niet misplaatst zcu zyn in onze Regeering, als zy dezen diplomaat-journalist, die binnenkort zyn land als waarnemend consul moet representeeren, waarschuwde óf zyu positie aau het consulaat op te geven, óf zich te onthouden van verdere bemoeienis met onze inwendige aangelegenheden." In hetzelfde blad komt een schryven voor van e n Hollander, den heor J. Van Zwieten, te Paarl, dio er tegen opkomt, dat de vice- consul in genoemd blad voortdurend met den consul vereenzelvigd wordt. De consul-generaal, zegt hy, is de verant woordelijke representant der Nederlandsche Regeering, en deze onthoudt zich altyj zorg vuldig vao inmenging ia Kaapsche aange legenheden. De vice-consul treedt slechts tydeijjk als zyn vervanger op. Niettemin betreurt de schrijver het ook teo zeerste, dat de „Volksstem" niet iemand anders kan vinden om als berichtgever in Kaapstad op te treden, want geen Hollander in de Kaap kolonie keurt zyu houding goed. Volgens een aan het „Vad." gezonden schry- vod moet de heer Ecrkes ook aanstoot go- geven hebben door op een openbare vergade ring, waarop de heer Merriman sprak, hem in de rede te zyn gevallen met een opmer king, allesbehalve vleiend voor de Kaapsche Regeering. Het „Vad." acht het nuttig op dit geval do aandacht te vestigen. „Den heer Eerkes kennen wy niot, en de berichten in de „Volksstem" uit Kaapstad trokken ook nimmer onze byzondere aandacht. Wy kunnen dan ook niet zeggen, in hoever zjjn houoing rechtmatige ergernis opwekt. Maaj wel meenen wy to mogen zoggen, dat het aanbeveling verdient in Zuid-Afrika, waar ce brandstof als opgehoopt ligt en de minsts kleinigheid de verschillende deelen der bevol king tegen elkander in 't harnas jaagt, alle onnooJige wryviüg te vermyden tn een ieder, die ook maar eenigermate als representant der Noderlandscho Regetring kan worden aan gemerkt, een onpartycige houding tot duren plicht te maken." UITLOTINGEN 2-pCte. Luikeche Loten v. 1&97 a fr. 100. Trekkins v&u 20 Juni 1898; betaalbaar 1 Sept. 1891. PremiöDserie 24226 n. 6 fr. 20,00"; s. 780 d. 8 fr. 1000; s. 24803 n. 6 fr. 600; s 1175/ n. 24 en 175C6 n. 14 olü fr. 250; e. 12686 d. 1, a. 11767 r. 13. s. 17606 n. 16. s. 18230 d. 6. e. 31724 d. 15. e. 780 p. 3, f. 17506 d. 21, s. 24807 n. 6, 8. 18230 d. 21, e. 22187 n. 17, 0. 24226 n. 2. e. 18230 n. 11. e. 117.7 n. 14, s. 31724 n. 20, e. 1C930 n. 16. s. 24803 r. 3, s. 11757 n. 21, o. 10930 n. 4, s. 18230 n. 2 en e. 24307 n. 17 elk 150 fr. 3-pCte. Congo-Loten vau 1888 a fr. 100. Trekkiog van 20 Jam 1898; betaalbaar 15 April 1899. Serieêc5165 9255 14 34 1C331 16559(23286 28249 30771 36623 475G7 48971 55116 66282 59284 59582. Hoofdprijzen: 16331 uo. 10 100,000 fr.; s. 38623 d. IS 25.0 fr.; e. 14534 n. 25, e. 28249 d. 24 en e. 5,282 n. 5 500 fr.; a 250 fr. s. 5465 n. 6, s. 16699 n. 15. e. 30771 n. M, a. 4766? d. 18, s. 66282 n. 10, e. 56282 n. 22, e. 59262 n. 22, e. 9255 n. 11. e. 16599 n. 23, e. 30771 b. 14. s. 65116 n. 9. e. 56282 n. IS, e. 69284 n. 9, s. 9255 n. 18, s. 28249 n. 10. e. 47567 d. 12, s. 55116 n. 25. s. 6G282 n. 17, e. 59284 d. 18. Do ovcrigo nummers in boven- etaa dc sericcu vervat ziju aflosbaar met 165 fr. LICHTSTERKTE. Resultaten der waarnemingen aan de Gasfabriek. WEEK van 10 tot en met 16 Juni. Datum. Uur. Aautal. Gem. Eug. Staudk. 10 Jnui. 7.15 9.— 7 15.6 11 p 7.15 9.15 8 IC. n 12 7.15 9.15 7 16. 13 7.15 9.— 8 16.2 14 7.15 9.15 7 16. 15 7.16 9.15 8 15.8 16 - 7.15 9.15 8 15.8 2) „Hebt gü niets anders aan het lijf dan dat dunne jasje?" „Ik heb geen laat van de kou." „Niet? Ge ziet er anders bleek genoeg uit." Inderdaad, do jonge man was erg bleek. Hy moest ongeveer achttien jaar oud zijn; ziju schamole kleeding en zijn baardeloos ge zicht deden bem vermoedelijk jonger schijnen dan hjj was. Da dunno beenen waren in ge lapte, versleten schoonen gestokeD. De mouwen van zijn schunnig bruin jasjs waren te kort. Zijn gezicht was langwerpig; de watorflauwe, 'nietszeggende oogen verraadden weinig open hartigheid; het kort9 blonde haar scheen in de haast van het vertrek alleen met de vingers, niot met den kam in aanraking geweest to zijn. Rumpf koek don jongon man opmorkzaam aan, meer uit deelnoming dan uit nieuwsgierig heid. Deze sloeg verlegen de oogen voor zijn onderzoekenden blik noor en boproefde door een snel terugkeeren in zijn passieve rol zich aan een verdere waarneming te onttrekken. De praatgrage dikke liet hem echter niet weer los. „Wat hebt ge dan voor een beroep?" vroeg ht). „Slotenmaker." „SlotenmakerWaarlijk? Hebt ge dan kracht genoeg voor het uitoefenen van zulk een vermoeiend beroep? Ik had u eerder voor een kloermaker gehouden." Den jongen man scheen het Diet te bevallen voor een kleermaker gehouden te worden, ten minste Rumpf gaf dezen uitleg aan ziju plotseling rood worden. „Hon ziet bet den menschen dikwijls in 't geheel niet aan, wat in hen steekt", merkte hU daarom vergoü!|]kend op. De slotenmaker wierp een haastigen blik op den spreker. „Hoe meent ge dat?" vroeg bjj met meer belangstelling dan hy tot nu toe voor het gesprek aan den dag had gelegd. „Hoe ik dat meen? Wel, ik ken menschen, die er als reuzen uitzien en toch by iedere inspanning vermoeid neerzygen." „A zool" „Station WeissenfeU!" riep een passagier, de beteekenis van het juist klinkend signaal uitleggend. De spraakzame dikke en Rumpf gingen oon oogonblik op het perron, terwyi do jonge slotenmaker weer naar zyn plaats terugkeerde, zyn medereizigers den rug too- keerde en zwggend door het venster staarde. De dag had intusscbon zyn heorscbappy In zooverre doen gelden als de tyd van het jaar dit veroorloofde. Groote drukte en leven digheid heerschten op het perroo, reizigers liepen haaetig op en neer, stemmen en geroep klonken door elkander, deuren werden geopend en dichtgeslagen. De passagier, die even to voren der. naam vau het station had uitgeroepen, was blykbaar een vroolyke klant. Het luide stem maakte hy eenige kwinkslagen midden in het gowoel. Niemand scheen dit kwalyk te nemen; integen deel, allen lachten om hem. Zelfs een politie beambte, die op het perron stond en dien hy konde, liet by niot met vrede. „Hé, meneer de politieraad, kom eens hier „Wat moet ik, meneer Gerstenborg?" vroeg de agent lachend. „Wy hobben iemand in den waggOD, in wien gy belang stelt." „Ohol Ik hoop toch niot myn schoon moeder?" „De Hemel beware, mynhoer Schmidt „Wie dan?" „Den moordenaar van dokter Eveling arresteer hem maar gauw." „Zyt gy dat misschien zelf?" vroeg de beambte. „Dat kan men niet weten." „Gy ziet er wol naar uit," antwoordde de politieman lachend. „Uit uw dik lichaam zou men wel drie moordenaars ais dien Klode kunnen maken." „Werkelyk? Dan moet hy bepaald een zwa velstok zyn." „Dat is hy ook; lang, mager en wel drie maal zoo jong als gy." „Zoudt ge niet graag do vgfhonderd Mark verdienen?" „Vyfhonderd mark? Zeg duizend." .Wat duizend?" ,De Berlyusche doctorenvereeniging beeft eveneens vyfhonderd Hark belooning uitge loofd." „Zooveel te beter gryp dus toe." „Er is ook wat toe to grypon," bromdo da politieman. „De moordenaar is zonder twyfel nasr Hamburg gevlucht, waar een tante van hem wonen moet, van wie hy hulp verwacht." „Nu, dat is toch ook maar een vermoeden 1 Wie weet of hy niet juist den anderen kant is opgegaan. Zie toch eens even in den trein rond." De ander schudde afwerend met het hoofd. „Dat zal ik wel laten; or zyn reeds vyf onscbuldigen in hechtenis genomen; ik heb geen lust het half dozijn vol te makeD. Dat zou my een mooien neus kunnen bezorgen." „Een, die nog mooier i3 dan uw oigon?" riep de vroolyke passagier uit het raampje, torwyi de trein zioh reeds weer in beweging zette. Da politiedienaar dreigdo hem schertsend met de vuist, want de natuur bad hem mot een tamelyk opvallenden stompneus begiftigd. De reizigers in den waggon lachten hartelyk; zelfs in de oogen van den slotenmaker kwam oen uitdrukking van spot. HQ had hot gesprek met belangstelling gevolgd; toon de passa gier, een vroolyke waard uit den omtrek van Suiza, den politiebeambte aanspoorde om do waggons to doorzoiken, begonnen zyn banden krampachtig te boven; eerst by het antwoord haalde hy verlicht adem. Rumpf weDddo zich tot hem en zeido: „Hoe is bet, jonge man, zyt gy Diet wel? Gy ziet er doodsbleek uit." Do jongeling schudde het hoofd. „Het is niets - ik dank u ik „Gy zyt misschien koud?" „Ja, zoor koud." „Ja, ja, hot komt door de deuren en raampjes wel erg koud naar binnen en gy zyt er niet beat tegen gewapend. Arme jongen 1" II. Hot gesprek tusschon den herbergier en den politiebeambte bad het onderhoud op den moord gebracht, welks slachtoffer, vier dagen geledeD, een voornaam dokter, de sanitoitsraad Eveling in de hoofdstad van het ryk, wa3 geworden en die nu van dien tyd af het voornaamsto onderwerp der dagelyksche ge sprekken was geweest. De luchtige scherts van den herbergier werkte als een vonk in een vat met kruid. In een oogenblik was do vreeseiyke moord in ieders mond; men sprak afzonderlijk en met elkander over niets anders. De spraakzame dikke, een commissionnair uit Leipzig, Rothe genaamd, speelde den alwetends on nam dadelyk do leiding van het gesprek op zich. „Ik ben geheel met den loop van de zaak bekend", riep hy met een air van gewicht uit; „ik kom direct uit Beriyn en was juist daar, tosn bet voorval plaats had. Het was verleden Maandag „Op klaarlichten dag", zeide da waard. ,'s Morgens", bevestigde Rotho. „Ed er ont stond zulk eon groote opschudding, als zolfs in Beriyn sedert jaren naar aanleiding vai; zulk eeu voorval Diet plaats gehad beeft." {Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1898 | | pagina 5