11757
Vrijdag 24 Juni.
A\ 1898
o r mo.
$S2g <Qourant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
ATJEH.
9
Feuilleton.
GEVAT.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Lsidon por S maanden.
Franco por post
Afzonderlijke Nommers
0.05.
PRIJS DER AD VERTENT LËN
Van 1-6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0. 17J. Grootere
lettere naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiteQ de stad
wordt f 0.05 berekend.
Tweede Blad.
Oflieiëelo Kenuisgoyiufffin.
Oproeping van Kiezers voor de Kamer
▼an Koophandel en Fabrieken.
Do Burgemeester van Leiden,
Gezien ert. 7 Tan het Koninklijk bcelnit van 4
Mei 1896 (Staatsblad No. 76) tot vaststelling van
een Algemeen Ueglem- nt voar do KamerB van Koop
handel on Fabrieken be. alendo, dat vóór 15 Juli
van het jaar, waarin de gewono verkiezing van leden
eenor Kamer plaats beeft, door Burgemeester en
"Weiboadc-ra oou voorloopige lijst van kiofgorech-
tigden moet worden opgemaakt;
Noodigt de belanghebbenden, die niet op do laatst
vastgestelde 1-iezerrlrjst voor de Kamer van Koop-
haLdel eu Fabrieken iu dezo gemeente voorkomen,
maar aimepraak karnen maken on op de nienwe
k ezerelijst te worden geplaatst-, uit, daarvan v r l
Juli a. s. te- Secretarie aangifte te doen, vo'gens
hot daarvoor vastgestelde formulier, waarvan exem
plaren kosteloos verkrijgbaar zijD.
H(j herinnert voorts, dat art. 6 van bovengenoemd
Koninklijk besluit bopaalt, dat men, om kiczor van
leden eenor K. mor te zijn, zal moeten voldoeD aan
de beid© volgendo vereiaebton:
A. Kiizer ziju van h den van don Raad der ge
meente, waar d Kamer io gevestigd;
B. aldaar bestuurder cf medebaetuurder zijn od
gedurende ion minsie twaalf aohterteuvolgendo
msaudon ziju geweest van een bedrijf van handel
of nijverheid.
Leiden, Do Burgemeester voornoemd,
20 Juni 1898, F. WAS.
SCHUTTERIJ.
Burgc-me ester on Wethouders van Leiden brengen
ter algemeen? kennis, dat de alphabetisoho naamlijst
van alle personeD, die overeenkomstig do wet van
11 A ril 1^27 (Staatsblad No. 17), aan do loting
voor do Schutterij moeten deelnemen, ter inzago van
de bilanghibbenden zal liggen tor Secretario dezer
gemeeDto, vau den 20eten to; en met don 25sten
Juni aanstaande, des voormiddags van. 9 tot l2ureD,
en dat de loting zal plaats hebben iu een der lokalen
van het Raadhui», en wel:
op Maandag den SJ&lètïJunl
's voormiddags te negen uren
wordende zjj, die Da de laatstvoorgaaude in-
eohrijvicg zioh binnen deze genioe:.ta metterwoon
hebben goveotigd, tot oen na.loting opgeroepen, mede
op Maandag den 27sten Juni 1898,
's namiddags te één uur.
De ingeschrevenen zullen zclven hun nommere
kunnon trekken of zulks door gemachtigden laten
doen, terwijl voor ben, die niet zullen zya versi.heneu
of die zich niet door een gemachtigde zullen hebben
doen veitegenwoordigen, door een der loden van do
Commieeie uit hot Gemeentebestuur de nummers
worden getrokken.
Tevens worden do belanghebbenden verwittigd,
dat bij de genoemde lotiug aanteekoning zal worden
gehouden van de redooen tot vrijstelling, welke de
ingeschrevenen vermeenen, krachtens art. 3 der Wot,
te kunnen aanvoeren; waarom bet voor hen, die
zoodaDigo reden tot vrijstelling meenon te hebben,
van belang ie, door persoon ijko opkomst of, b(j
volstrekto boloteelen, door bot zendon van een met
f bun omstandigheden bekenden gomachtigdo, do lotiDg
niet te verzuimen.
Dogenen, die mochten vermeeneD aanspraak op
Yrijstel'iug te kunnon maken, zoowol als zij, die
zich in den dienst willen doen vervangen, znllen do
be^ yzoo, daartoe vereiecht, moeten overleggen en,
•in bet laatsto geval, de perfonen, met wt-lke zij
- van nummer willen verwiaseleu, kenbaar maken aan
do Commissie, op Diosdag den 6den Juli aanstaande,
dos voormiddags tussclion 9 en 12 ureD, op het
Raadbme, ten einde daarvan do noodige aanteekoning
fo doen, voor zooveel zulks b(j de lotiBg niot mocht
Vjija gtschied; zullende op do reclames, zoowel als
over do goed- of afkeuring der porooneD, door welke
men verlangt zich te doen vervangen, nador dcor
do Commissie van onderzoek uitspraak worden
godaai'.
Persoonlijke dienstplicht.
Volgens het voorloopig verslag van de Eerste
Kamer over het wetsontwerp tot wyriging
der wet op de Nationale Militie ontkenden
onderscheidene leden do opportuniteil van
de indi.ning eener voordracht, die zö anti
nationaal noemden.
Dit voorstel had hen ontstem J en bfl eenigen
zelfs een gevoel van wrevd opgewekt. Zy
zagen er in een toegeven aan e n W3an
van den dag, een kwetsing der gemoeds
bezwaren van een aanzienlijk deel des volks,
dubbel te betreuren, nu de indiening in h-t
kroningsjaar plaats vond. Het voorstel was
aanhangig gemaakt ter voldoening aan het
programma eener politieke partybtpleit met
weinig steekhoudende argumenten of met groote
woordon, tyv. sociale rechtvaardigheid,, meer
op hun plaats in een samenkomst van kiezers
dan in een ernstig Staatstuk. Deze loden
achtten het niet staatkundig cit ontwerp in ta
dienen, waar een groote staatsparty vyaudig
staat tegenover dezen maatregel, waardoor zy
in de hoogste mate ontstemd wordt.
Daarby, terwyi de Regoering wil geraken
tot versterking en uitbreiding van het leger
op den bestaanden voet, behoorden tot de
voorstemmers van dit ontwerp in de Tweede
Kamtr de hevigste tegenstanders van ieder
leger, de anti-militairisten en de voorstanders
van het Zwitsersche en Engelsche stelsel
Tot welke splitsing der voorstemmers zal
hot toegezegde voorstel van reorganisatie der
levende strijdkrachten dus aanleiding geven?
Enkele leden, eveneens weinig met het
ontwerp Ingenomen, erkenden, dat het op zich
zelf niet anti katholiek kan heeten en ten
aanzien van het al of niet nationale wezen
zy er op, dat de tegenstemmers byna J/5 der
bevolking vertegenwoordigen; voegt men
daarby h-. n die voorstemden, hoewel zy afschaf
fing van het leger beoogen, dan meendtnzy,
dat de Wet door de meerderheid van ons volk
niet werd ge we nacht.
Yele andere leden verdedigden op de bo
kende gronden de afschaffing der plaatsver
vanging. Persooniyken dienstplicht noemden
zy een natuurlijken plicht voor de bewoners
van een kl .in land. Anti-nationaal kan een
ontwerp niet heeten waarvan het hoofdbeginsel
reods in 1891 door de Tweede Kamer met
49 tegen 27 stemmen was aangenomen door
aanneming van de motie-Bergansius en waar
tegen nu schier alleen katholieken hebben
gestemd, omdat zy, ten onrechte, het ontwerp
als anti-katholiek beschouwden.
Verder werd ook in deze Kamer door een
aantal loden het bedenkelijk geacht over den
persooniyken dienstplicht te beslissen zonder
geiyktjjdige hervorming der levende strijd
krachten. Immers, het ontwerp beschouwden
zy als een eerste stap tot algemeenen dienst
plicht, waartegen zy overwegend bezwaar
hadden. Daarentegen juichten andere leden
toe, dat de Regeering den persooniyken dienst
plicht had losgemaakt van haar verdere
organisatieplannen. Met aandrang werd ge
vraagd om meerdere inlichtingen naar de toe-
komstigo plannen der Rc-geeiing, in 't byzonder
hoe zy denkt over een verlichting van dienst,
als in Duitschland de eenjarigs, en of zy by
de definitieve le^crorganisatio denkt terug te
komen op baar uitgesproken voornemen be
treffende den kazome-dwang.
Van verschillende zydea ontkende men, dat
ons leger niet deugdelijk kan zyn zoo laDg
de bevoegdheid tot dienstvervanging by de
militie bostaat. Velen noemden htt onredelijk
een blaam te werpen op de plaatsvervangers.
Hut grootste deel der marochaussej bestaat
uit plaatsvervangers en ook in het deugddyke
Indische leger hebben velen dmst gënoxen
om *een spaarpenning te verdienen. Bovenden
was de noodzakoiykheid van de alschailmg
allerminst gebleken, j^, door veie deskun.igen
als de generaals Rmtbor, Enderhu en-dtn
minister De lloo b.t.vist. Het intellect, dat
men in het leger wil brengen, had by de
tegonwoor.ige wyzs van oorlogvoeren vol
strekt niet zóó groote waarde en 2ulk een
beslissenden invloed als bewe rJ wordt. Men
zou veel liever hot Zwitsersche stds 1 zien
aangenomen of wel ons bger geheel uit
viywilligers coen bestaan.
Hiertegenover wtrd op de vele misbruiken
gewezen, waartoe do plaatsvervanging aan-
leiJing geelt, de noodzak-lykheid om hethger
populair te maken en e.-n krachtig, nationaal
leger te vormen, terwijl de persojnlyko dienst
plicht ook een der natuurlijkste en krachtigste
middelen is tot vorming van bet noodigj kaler.
Sommige leden achtten etn groot voord.ol,
dat de aanvulling van h.t Indische leger by de
afschalfing der plaatsvervanging voortaan beter
dan nu verzekerd kan zyn, daar vel=ri, die
thans als plaatsvervanger of nummerverwisse-
la.ir optreden, ongetwijfeld in het vervolg
bereid zullen z(jn dienst te nomen voor Indió
of in do koloniale reserve. Eindelyk \ve> s men
er op, dat waar schier alle landen den per
soonlyken cicnstpli.ht eischen, er allgroni
bestaat voor htt vermoeden, dat dit instituut
voor een krach Lig nationaal leger onmisbaar is.
Van verschillende zijden werd op bet gevaar
gewezen, dat juist door het dienst nemen van
meer ontwikkelden de tucht zou verslappen,
en men vertrouwde, dat de Rtgeering daar
tegen zou waken.
Als in stryd met de sociale rechtvaardigheid
bestroden sommigen loting en de bevoegdheid
tot nummerverwisseling by het biyvend ge
deelte, ttrwyi anderen ook de bezwaren in
het licht stelden van deelneming van meerge-
goeden aan het kaz rneleven.
Eindelyk duchtten enkelen van dit ontwerp
toeneming van bet militairisme en onder
scheidene leden dientengevolge aanzienlyke
verbooging van militoire uitgaven, wat zy
vooral by do duistere financieel© toekomst
van Indié en Nederland afkeur^eD. Om die
reden ook zagen verscheiden leden geenszins
verlangend uit naar een horvormiDg der
lovende strydkrachten.
De inkrimping van het blyvend gedeelte
vond by onderscheidend leden instemming;
anderen noemden de aanwijzing van een deel
der jongste lichting voor het blyv nd gedeelte
een der schaduwzijden van het ontwerp.
Gevraagd werd of de Regecring niet de
bereden wapens, behalve uit gewone vrtf-
willigers, zou willen samenstell.n uit vrijwillig
dien nden by de militie, die tot geheel dezelfde
diensten zouien gehouden zyn als derompla-
ganton on Dummerverwisselaars, tot dusver
by dia wapens ingedeeld.
De Indische correspondent van het ,N.
v. d. D." stint van 21 dezer:
„Gisteren kwamen twee compagnieën van
de' Selimoen-colonne, vergezeld Yó.n kapitein
Van Daaleo, over zee to Oleh-loh en keerden
hedenmorgen over Indrapoeri naar Selimoen
terug.
„Zoojven kwam gouverneur Van Heutsz
van Segli to Kotta-Radja aan."
Bi.rby tetkunt het blad aan:
Na de vorige b richten mag het geen
verbazing Avtkkeo, dat do troepenmacht eenige
vermindering kan lijden. Twee compagnieën
van de Sdimo.n colonne zyn, niet lancs don
koristen, maar langs den gemakkelyksten
weg, teruggekeerd. Zy werden te Segli inge
scheept, kwamen to Olcb leb aan en ver
trokken den volgenden ochtend met de stoom
tram over Indrapoeri n ar S.limoen, waarby
zy thans slechts een zeer kltintn marsch
hadden te maken, coordat de trambaan nu
wel zeer dicht tot Selimoen zal gevorderd zyn.
Binnen weinige maanden wellicht is voor het
troepenvervoer zulk een omweg niet meer
noodig, als de baan ook Selimoen met Segli
vtrdndt.
De in het telegram genoemde officier is de
kapitein der artillerie G. C. E. Van Daalen
(ridder dir M. W. en drager van ce eeresabd),
die evenals de kapiteins De Neve en Van Riet
schoten al3 stafofficier do colonnes vergezelde.
Vroeger werd gemeH, dat hy wegens ziekte
niet zou kunnen meegaan, hetgeen thans
echter ODjuist blykt te zyn geweest.
Kolonel Van Heutsz, «ie Gouverneur, is mede
over zee naar Kotta-Radja gegaan, vermoede
lijk echter slechts voor korten tyd. In het
bevd over de troepen in Pecir i3 hy waar
schijnlijk tijdelijk vervangen door den luit.-
kolond van den gentralen staf J. G. H.
Van der Dusstn.
Consul en Journalist.
Hoewel de gevallen niet gdyk zyn, knoopt
de „Cape Times" aan de zaak Israëls een
qua9stio vast, die in Zuid-Afr.ka nogal be
sproken wordt. Bedoeld wordt de heer Ecrkes,
vice-consul te Kaapstad, correspondent o. a.
van de „Express" cn de „Volksstem", in wiens
berichten niet altijd een vriendelyke toon
wordt aangeslagen tegen het Kaapsche gou
vernement. „Wy meanen", zegt de G. T.,
„dat het niet misplaatst zcu zyn in onze
Regeering, als zy dezen diplomaat-journalist,
die binnenkort zyn land als waarnemend
consul moet representeeren, waarschuwde óf
zyu positie aau het consulaat op te geven,
óf zich te onthouden van verdere bemoeienis
met onze inwendige aangelegenheden."
In hetzelfde blad komt een schryven voor
van e n Hollander, den heor J. Van Zwieten,
te Paarl, dio er tegen opkomt, dat de vice-
consul in genoemd blad voortdurend met den
consul vereenzelvigd wordt.
De consul-generaal, zegt hy, is de verant
woordelijke representant der Nederlandsche
Regeering, en deze onthoudt zich altyj zorg
vuldig vao inmenging ia Kaapsche aange
legenheden. De vice-consul treedt slechts
tydeijjk als zyn vervanger op. Niettemin
betreurt de schrijver het ook teo zeerste, dat
de „Volksstem" niet iemand anders kan
vinden om als berichtgever in Kaapstad op
te treden, want geen Hollander in de Kaap
kolonie keurt zyu houding goed.
Volgens een aan het „Vad." gezonden schry-
vod moet de heer Ecrkes ook aanstoot go-
geven hebben door op een openbare vergade
ring, waarop de heer Merriman sprak, hem
in de rede te zyn gevallen met een opmer
king, allesbehalve vleiend voor de Kaapsche
Regeering.
Het „Vad." acht het nuttig op dit geval
do aandacht te vestigen.
„Den heer Eerkes kennen wy niot, en de
berichten in de „Volksstem" uit Kaapstad
trokken ook nimmer onze byzondere aandacht.
Wy kunnen dan ook niet zeggen, in hoever
zjjn houoing rechtmatige ergernis opwekt.
Maaj wel meenen wy to mogen zoggen, dat
het aanbeveling verdient in Zuid-Afrika, waar
ce brandstof als opgehoopt ligt en de minsts
kleinigheid de verschillende deelen der bevol
king tegen elkander in 't harnas jaagt, alle
onnooJige wryviüg te vermyden tn een ieder,
die ook maar eenigermate als representant
der Noderlandscho Regetring kan worden aan
gemerkt, een onpartycige houding tot duren
plicht te maken."
UITLOTINGEN 2-pCte. Luikeche Loten v. 1&97
a fr. 100. Trekkins v&u 20 Juni 1898; betaalbaar
1 Sept. 1891. PremiöDserie 24226 n. 6 fr. 20,00";
s. 780 d. 8 fr. 1000; s. 24803 n. 6 fr. 600; s 1175/
n. 24 en 175C6 n. 14 olü fr. 250; e. 12686 d. 1, a.
11767 r. 13. s. 17606 n. 16. s. 18230 d. 6. e. 31724
d. 15. e. 780 p. 3, f. 17506 d. 21, s. 24807 n. 6, 8.
18230 d. 21, e. 22187 n. 17, 0. 24226 n. 2. e. 18230
n. 11. e. 117.7 n. 14, s. 31724 n. 20, e. 1C930 n.
16. s. 24803 r. 3, s. 11757 n. 21, o. 10930 n. 4, s.
18230 n. 2 en e. 24307 n. 17 elk 150 fr.
3-pCte. Congo-Loten vau 1888 a fr. 100.
Trekkiog van 20 Jam 1898; betaalbaar 15 April 1899.
Serieêc5165 9255 14 34 1C331 16559(23286 28249
30771 36623 475G7 48971 55116 66282 59284 59582.
Hoofdprijzen: 16331 uo. 10 100,000 fr.; s. 38623 d. IS
25.0 fr.; e. 14534 n. 25, e. 28249 d. 24 en e. 5,282
n. 5 500 fr.; a 250 fr. s. 5465 n. 6, s. 16699 n. 15.
e. 30771 n. M, a. 4766? d. 18, s. 66282 n. 10,
e. 56282 n. 22, e. 59262 n. 22, e. 9255 n. 11.
e. 16599 n. 23, e. 30771 b. 14. s. 65116 n. 9. e.
56282 n. IS, e. 69284 n. 9, s. 9255 n. 18, s. 28249
n. 10. e. 47567 d. 12, s. 55116 n. 25. s. 6G282 n.
17, e. 59284 d. 18. Do ovcrigo nummers in boven-
etaa dc sericcu vervat ziju aflosbaar met 165 fr.
LICHTSTERKTE.
Resultaten der waarnemingen aan de Gasfabriek.
WEEK van 10 tot en met 16 Juni.
Datum.
Uur.
Aautal.
Gem. Eug.
Staudk.
10
Jnui.
7.15
9.—
7
15.6
11
p
7.15
9.15
8
IC. n
12
7.15
9.15
7
16.
13
7.15
9.—
8
16.2
14
7.15
9.15
7
16.
15
7.16
9.15
8
15.8
16
-
7.15
9.15
8
15.8
2)
„Hebt gü niets anders aan het lijf dan dat
dunne jasje?"
„Ik heb geen laat van de kou."
„Niet? Ge ziet er anders bleek genoeg uit."
Inderdaad, do jonge man was erg bleek.
Hy moest ongeveer achttien jaar oud zijn;
ziju schamole kleeding en zijn baardeloos ge
zicht deden bem vermoedelijk jonger schijnen
dan hjj was. Da dunno beenen waren in ge
lapte, versleten schoonen gestokeD. De mouwen
van zijn schunnig bruin jasjs waren te kort.
Zijn gezicht was langwerpig; de watorflauwe,
'nietszeggende oogen verraadden weinig open
hartigheid; het kort9 blonde haar scheen in
de haast van het vertrek alleen met de vingers,
niot met den kam in aanraking geweest to zijn.
Rumpf koek don jongon man opmorkzaam
aan, meer uit deelnoming dan uit nieuwsgierig
heid. Deze sloeg verlegen de oogen voor zijn
onderzoekenden blik noor en boproefde door
een snel terugkeeren in zijn passieve rol zich
aan een verdere waarneming te onttrekken.
De praatgrage dikke liet hem echter niet
weer los.
„Wat hebt ge dan voor een beroep?"
vroeg ht).
„Slotenmaker."
„SlotenmakerWaarlijk? Hebt ge dan kracht
genoeg voor het uitoefenen van zulk een
vermoeiend beroep? Ik had u eerder voor
een kloermaker gehouden."
Den jongen man scheen het Diet te bevallen
voor een kleermaker gehouden te worden,
ten minste Rumpf gaf dezen uitleg aan ziju
plotseling rood worden.
„Hon ziet bet den menschen dikwijls in 't
geheel niet aan, wat in hen steekt", merkte
hU daarom vergoü!|]kend op.
De slotenmaker wierp een haastigen blik
op den spreker.
„Hoe meent ge dat?" vroeg bjj met meer
belangstelling dan hy tot nu toe voor het
gesprek aan den dag had gelegd.
„Hoe ik dat meen? Wel, ik ken menschen,
die er als reuzen uitzien en toch by iedere
inspanning vermoeid neerzygen."
„A zool"
„Station WeissenfeU!" riep een passagier,
de beteekenis van het juist klinkend signaal
uitleggend. De spraakzame dikke en Rumpf
gingen oon oogonblik op het perron, terwyi
do jonge slotenmaker weer naar zyn plaats
terugkeerde, zyn medereizigers den rug too-
keerde en zwggend door het venster staarde.
De dag had intusscbon zyn heorscbappy
In zooverre doen gelden als de tyd van het
jaar dit veroorloofde. Groote drukte en leven
digheid heerschten op het perroo, reizigers
liepen haaetig op en neer, stemmen en geroep
klonken door elkander, deuren werden geopend
en dichtgeslagen.
De passagier, die even to voren der. naam
vau het station had uitgeroepen, was blykbaar
een vroolyke klant. Het luide stem maakte
hy eenige kwinkslagen midden in het gowoel.
Niemand scheen dit kwalyk te nemen; integen
deel, allen lachten om hem. Zelfs een politie
beambte, die op het perron stond en dien hy
konde, liet by niot met vrede.
„Hé, meneer de politieraad, kom eens
hier
„Wat moet ik, meneer Gerstenborg?" vroeg
de agent lachend.
„Wy hobben iemand in den waggOD, in
wien gy belang stelt."
„Ohol Ik hoop toch niot myn schoon
moeder?"
„De Hemel beware, mynhoer Schmidt
„Wie dan?"
„Den moordenaar van dokter Eveling
arresteer hem maar gauw."
„Zyt gy dat misschien zelf?" vroeg de
beambte.
„Dat kan men niet weten."
„Gy ziet er wol naar uit," antwoordde de
politieman lachend. „Uit uw dik lichaam zou
men wel drie moordenaars ais dien Klode
kunnen maken."
„Werkelyk? Dan moet hy bepaald een zwa
velstok zyn."
„Dat is hy ook; lang, mager en wel drie
maal zoo jong als gy."
„Zoudt ge niet graag do vgfhonderd Mark
verdienen?"
„Vyfhonderd mark? Zeg duizend."
.Wat duizend?"
,De Berlyusche doctorenvereeniging beeft
eveneens vyfhonderd Hark belooning uitge
loofd."
„Zooveel te beter gryp dus toe."
„Er is ook wat toe to grypon," bromdo da
politieman. „De moordenaar is zonder twyfel
nasr Hamburg gevlucht, waar een tante van
hem wonen moet, van wie hy hulp verwacht."
„Nu, dat is toch ook maar een vermoeden 1
Wie weet of hy niet juist den anderen kant
is opgegaan. Zie toch eens even in den trein
rond."
De ander schudde afwerend met het hoofd.
„Dat zal ik wel laten; or zyn reeds vyf
onscbuldigen in hechtenis genomen; ik heb
geen lust het half dozijn vol te makeD. Dat
zou my een mooien neus kunnen bezorgen."
„Een, die nog mooier i3 dan uw oigon?"
riep de vroolyke passagier uit het raampje,
torwyi de trein zioh reeds weer in beweging
zette. Da politiedienaar dreigdo hem schertsend
met de vuist, want de natuur bad hem mot
een tamelyk opvallenden stompneus begiftigd.
De reizigers in den waggon lachten hartelyk;
zelfs in de oogen van den slotenmaker kwam
oen uitdrukking van spot. HQ had hot gesprek
met belangstelling gevolgd; toon de passa
gier, een vroolyke waard uit den omtrek van
Suiza, den politiebeambte aanspoorde om do
waggons to doorzoiken, begonnen zyn banden
krampachtig te boven; eerst by het antwoord
haalde hy verlicht adem.
Rumpf weDddo zich tot hem en zeido:
„Hoe is bet, jonge man, zyt gy Diet wel?
Gy ziet er doodsbleek uit."
Do jongeling schudde het hoofd. „Het is
niets - ik dank u ik
„Gy zyt misschien koud?"
„Ja, zoor koud."
„Ja, ja, hot komt door de deuren en raampjes
wel erg koud naar binnen en gy zyt er niet
beat tegen gewapend. Arme jongen 1"
II.
Hot gesprek tusschon den herbergier en
den politiebeambte bad het onderhoud op den
moord gebracht, welks slachtoffer, vier dagen
geledeD, een voornaam dokter, de sanitoitsraad
Eveling in de hoofdstad van het ryk, wa3
geworden en die nu van dien tyd af het
voornaamsto onderwerp der dagelyksche ge
sprekken was geweest. De luchtige scherts
van den herbergier werkte als een vonk in
een vat met kruid. In een oogenblik was do
vreeseiyke moord in ieders mond; men sprak
afzonderlijk en met elkander over niets anders.
De spraakzame dikke, een commissionnair uit
Leipzig, Rothe genaamd, speelde den alwetends
on nam dadelyk do leiding van het gesprek
op zich.
„Ik ben geheel met den loop van de zaak
bekend", riep hy met een air van gewicht
uit; „ik kom direct uit Beriyn en was juist
daar, tosn bet voorval plaats had. Het was
verleden Maandag
„Op klaarlichten dag", zeide da waard.
,'s Morgens", bevestigde Rotho. „Ed er ont
stond zulk eon groote opschudding, als zolfs
in Beriyn sedert jaren naar aanleiding vai;
zulk eeu voorval Diet plaats gehad beeft."
{Wordt vervolgd.)