Maandag SO Juni.
feze <§ourant wordt dagelijks, mei uitzondering
van (§on- en feestdagen, uitgegeven.
Tweede Blad.
PERSOVERZICHT.
Feuilleton.
M9. 117531
A®. 189b
LEIDSCH
DAGBLAD.
PRIJ3 DEZER COURANT:
Voor Leidon per S maanden. f 1.10,
Franco per post f.40.
Afzonderlijke Nommers 0.05,
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 1—6 regels f L.05. Iedere regel meer f 0.17£ GrooterO
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseereD buiten de stad
wordt f 0.05 berekend.
Voor de huismoeders is hot thans een slechte
tijd en niet alleen voor haar, maar ook voor
degenen, wier voedsel zy bereiden. We hebben
namelijk S9dert eonige weken weer te doen
met do jaarlijks wederkeerende en langer of
korter naar gelang van het weder
durende plaag van slechte aardappelen.
Want al z\jn er reeds nieuwe, ze zijn nog
veel te zoeperig om lekker te wezen. Wij achten
het dus van niet gering huishoudelijk belang,
hier 6ens de vraag te behandelen: Waardoor
zijn-de oude aardappelen zoo slecht? Ea wat
kan men doen, om zicb, zoo niet voor dit, dan
voor het aanstaando jaar en volgende jaren do
onaangenaamheden te besparen, die aan het
slecht worden van de aardappelen verbonden
zijn. Wij vonden dienaangaande eenige leer
zame opmerkingen en wenken in de Berlijnsche
Volkszeitung, zegt De Tijd.
Dit blad begint met te wyzon op een sedert
jaren door de practjjk proefhoudend gebleken
eenvoudig en goedkoop middel, dat navolging
verdient. Het bestaat allereerst in het uitzoeken
van de aardappelen voor de huishouding, op
grond van het specifiek gewicht. Dit wordt
in de practyk op eenvoudige wijze door middel
van een zoutoplossing verkregen. Zout water
heeft, naar men weet, meer draagkracht dan
zoet water. Werpt men een aardappel in een
vat met zoet water, dan zal hy daarin tot
op den bodem zakken. Verzadigt men het
water voldoende met zout, dan rijst de aard
appel tot aan de oppervlakte van het water.
Hoe specifiek zwaarder, m. a. w. hoe zetmeel-
rjjker de aardappel is, des te meer zout moet
men in hei water doen, om hem naar de
oppervlakte te brengen, zoodat door in zout-
gohalte verschillende oplossingen elke soort
aardappelen volgons haar zetmeelgehalto snel
en gomakkelijk kan worden gesorteerd. Mon
krijgt daardoor aardappelen, dio gelijkmatig
kokeD, van welke derhalve niet eenige door
en door gaar en andere nog zoo hard als een
bikkel zijn. Wil men bijv. een soort aardap
pelen naar haar specifiek gewicht, dus naar
haar zetmeelgehalte, in drie soorten verdoelen,
dan werpt mon, om eerst de sterk to dor zout
oplossing te wotoD, circa 15 aardappelen in
een grooten pot met water en doet daarin
geleidelijk zooveel zout, dat 10 aardappelen
aan de oppervlakte zijn gekomen. De op den
bodem achtergeblevene zijn de specifiek zwaar
ste, de rylcsto aan zetmeel. De drijvende
lichtere 10 aardappelen werpt men in oen
tweeden pot met water en doet daarin weder
zooveel zout, tot weer vijf aardappelen tot de
oppervlakte zijn gerezen. Aldus te work gaande,
heeft men nu drie soorten verkregen. Zjjn do
aardappelen uit het zoute water genomen, dan
spoelt mon ze met zoet wator af, giet voorts
het water er af en laat ze weder droog wor
den. Aanbevelenswaardig is, de aardappelen,
die in de huishouding voor het gebruik toch
worden afgespoeld, vooraf van het vuil te
ontdoen.
Van bijzonder belang is het bewaren van
de aardappelen, waarvoor droge turfmolm zich
uitstekend leent. Men strooit den turfmolm,
naar gelang van het meer of minder vochtige
van den kelder, tot hoogstens 10 centimeter
uit en schudt de aardappelen daarop, tusschen
deze hier en daar een hoopje turfmolm
strooiend, en dekt dan weder den goheelen
hoop aardappelen met een even hooge laag
turfmolm als or onder ligt. Ook tusschen
den keldermuur en de aardappelen moet een
isoleerende laag turfmolm worden aangebracht,
zoodat de aardappelen den wand niet raken.
Worden de aardappelen in den kelder in vaten
of kisten bewaard, wat in elk geval het beste
is, dan is het voldoende op den bodem dier
bowaarplaatseD, langs de zijden en bovenop
een even dikke laag turfmolm te loggen.
Terwijl men de aardappelen er in legt, moet
weder een enkele maal een handvol turfmolm
er tusschen door worden gestrooid. Dat de
aldus bewaarde aardappelen aan de invloeden
van licht, vocht en temperatuursverandering
worden onttrokken, is buiten allen twijfel, en
wijl de turfmolm alle vocht aantrekt, wordt
het rotten en kiemen van de aardappelen
belet. Zij zullen bijgevolg weipig veranderen
en kunnen in afwachting van de komst der
nieuwe, of liever tot den tijd, dat deze be
ginnen te „moeien" en niet meer te prijzig
zijn, al3 pas gerooide worden gegeten.
Do turfmolm kan, des zomers in de lucht
gedroogd, elk jaar weder dienst doen. Om
voor don aankoop van goede aardappelen een
maatstaf te hebbon, is het middel der specifieke
gewichtsbepaling ook zeer aan te bevelen.
Men zal goed doen met voor zijn wintervoorraad
slechts zulke aardappelen to koopen, die bU
de zoutproef hot zwaarst blijken. Maar zelfs
onrijpe vroege aardappelen zijn in turfmolm
langen tijd goed en smakelijk te houden.
Veel aardappelen, als nieuwe verkocht, zijn
in turfmolm bewaarde aardappelen van het
vorige jaar.
Ook ooft en goed gozouten vleeschwaren
laten zich in drogen turfmolm uitstekend con-
serveeren. Het uitgezocht goed fruit wordt
in open vaten en kisten aldus bewaard:
Op den bodem schudt men een dunne,
hoogstens drie centimeter dikke laag turf
molm, waarop dan een laag zooveel mogeiyk
gelijk fruit wordt gelegd. Tusschen en op het
fruit wordt dan weder een dunno laag turf
molm gestrooid, en zoo gaat men laagsgewijze
voort, om eindelijk het geheel met eon dunne
laag molm af to dekkon. Goede, rijpe, maar
niet al te rijpe pruimen kan men rechtstreeks
van den boom geplukt on gelegd in een steenen
pot tusschen dunno lagen fijnen turfmolm tot
na Kerstmis versch en goed houden, evenzoo
wijndruiven. To voel turfmolm mag men bij
ooft niet gebruiken, daar anders de vruchten
te droog liggon en dan licht verschrompelen.
Gerookte worst en ham houden zicb, met
turfmolm in een open vat gelegd, uitstekend.
By hot onderzoek, door k9t tijdschrift De
Jonge Gids ingesteld naar de werking van het
Nederlandsche gevangenisstel
sel, zijn twee beoordeelingen van betoekenis
verkregen.
Dr. E. Laurillard, secretaris van het „Ge
nootschap tot zedelijke verbetering d6r gevan
genen", vat zijn oordeel aldus samen:
„Mijn veeljarige ervaring heeft steeds be
vestigd, dat wie bepaald boeven konden
heeteD, de gemeenschap wel wenscheiyk
vondeD, maar dat do altijd toch nog fatsoen
lijker en beter geziade lieden niet gaarne de
eenzaamheid met de gemeenschap zouden
hebben verwisseld."
Prof. mr. G. A. Van Hamel schreef:
„Wat do celstraf in de eerste plaats aan
beveelt is haar tegenstelling tot het andere
stelsel: opsluiting in gemeenschap. Deze op
sluiting, het samenbrengen van zooveel moreel
en sociaal schadelijke elementen, is een ramp
voor zoor veel veroordeelden en oen ramp
voor de maatschappij.
Hot gevaar van de celstraf is dit, dat zy
voor den gestrafte nadeeligo gevolgen kan
hebben, die de grens der straf en van den
straftijd ovorschrijden. Daar tegen dient uiterst
nauwlsttend gewaakt, vooral door genees
kundig toezicht."
Afgescheiden van wat er verder uit moet
geleerd worden, dunkt ons, aldus do Uaagsche
Courantdit uit die verklaringen to volgen
do noodzakelijkheid van 9en anderen opalui-
tingsvorm (de vroegero pietóle, vestingstraf
of iets anders) voor politieke veroordeelden.
Immers, van de andere gevangenen kan
worden gezegd, dat zij misdadigers zijn,
en al is do methode wreed, zy moeten als
misdadigers worden behandeld.
Maar de politieke veroordeelden, de mannen,
die gevonnist werden voor een scherp woord
in een artikel of in een vergadering, zyn geen
misdadigers in den eigenlijken zin van het
woord. Do maatschappij verdedigt zich t9gcn
hen, door het verbreidon van hun leer op
die wijze te verbieden, ©n de maatschappij
he9ft daartoe van haar standpunt het recht
en zelfs don plicht. Maar daarom ie de «aan
valler nog geen misdadiger. Strafbare aan
tasting van de grondslagen der maatschappy
was hot in Frankrijk te roepon: „Lavo do
keizer!" in 1814-, „Leve de koDingin 1815,
„Leve de republiek!" in 1829 en 1847, „Leve
de koning 1" in 1848, „Leve de keizer I" in
1849, „Leve de republiekI" in 1869, „Leve
de keizer'." in 1870, een afwisseling, waaruit
blijkt, dat zulke strafbare uitingen daarom
nog geen misdaden zyn, zooals roof, moord,
mishandeling, enz., die onder elk wgeerings-
stelsel als misdrijven zyn te beschouwen.
Iemand, die een andere staatsinrichting
beter acht en daarvoor onvoorzichtig pleit met
argumenten, die vat geven aan de justitie,
to veroordcelen öf tot de schadelijke en zedelyk
moordende gemeenschap met boeven, öf tot
een celstraf, die hem in andere opzichten
intellectueel en physiek te gronde richt,
dat is dus altyd streng af to keuren.
Yan daar, dat op de uitspraken der hoeren
Laurillard en Van Hamel in do eerste plaats
deze conclusie pa3t: een ander afzonderings-
stelse! voor politieke veroordeelden.
Moeten de Amsterdammers in
oorlogstijd verhongeren?- Op ver
zoek van een van de leden der Eerste Kamer
heeft do Nederlandsche Baldcers Courant zich
do mo.ite getroost om een juist denkbeeld te
krygen van den voorraad broodstoffen (dus van
tarwe, rogge en meel), die op een gegeven
oogenblik te Amsterdam voorradig was.
Genoemd blad schrijft naar aanleiding
hiervan
„Wy hebben daarvoor Vrydag den 27sten
Mei genomen, en dank zy onze eigenaardige
verhouding tot de kooplieden en grossiers in
die artikelen, met wie wy byna geregeld
zaken doen, ontbreekt er geen enkele per-
soonlyko opgave.
Da eigenaardige positie der markt daarby
nagaande, wa.irby er nagenoeg geen specu
lanten in de artikelen zyn, en geholpen door
de zeer kleine voorraden, was het nagenoeg
geheel in onze macht de waarheid dor gegeven
cyfers te kunnen controlaeren.
De voorraden bleken te zyn:
Tarwe. Rogge. Meel.
lsfce hand 200 L. 100 L.
Meelfabrioken 1700 - 2^0Ü0 ibl'
Broodfabrieken 14,500
Grossiers46,500
Specul. en Prov. (taxo) 10,000
Bakkers
tax. 2 weken voorraad 20,000
1900 L. 100 L. 114,000 Bl.
is golyk aan: 210,000 Bl.
Het gewone brooddebiet (uitvoer en invoer
geiyk rekenende) is per week:
Broodf. wed. J. De Jonge en Ceres 3000 bl. 50 ko.
5 andore fabriekeD2000
Kleine fatr. en groote bakkers 2000
Bakkers 9000
per wcok. 16000 Bl.
dus per dag plm. 2300 baaltjes.
Deze taxatie komt vrij wel uit met de andere
berekening van 3'/, on3 per dag per hoofd,
over een bevolking van 500,000 inw., hetgeen
ook op pl. m. 2300 bl. komt.
Velen zal 3'/o ons per dag wel gering voor
komen, maar tegenover do goede broodeters
staat een zeer groot aantal zuigelingen, kin
doren, grysaards, zieken en de gegoode bevol
king, die brood als rariteit eten.
In tijd van vrede zou Amsterdam dus op
dat oogenblik voor 91 dagen aan broodstoffen
in voorraad gehad hebben.
Hoe lang zou dio voorraad in oorlogstyd
toereikend zfin?
Als wy 3'/2 ons brood per dag por boofd
,m tyd van vrodo als basis aannemen, zal het
cyfer in oorlogstyd wel 41/» ons mogen
worden, omdat in dien toestand de moeste
van buiten aangevoerd wordende voedings
middelen gaaa ontbreken.
Ook dan zal op een veel grootere bevolking
moeten worden gorekond, omdat duizenden
in dio dagen binnen de stelling komen vluchten,
dio er nu buiten wonen.
Bovendien hebben we dan te rekenen op
het leger on de vloot, die ook in oorlogstyd
een grootor ration krygen dan in tyd van vrede.
Wy taxeeren, dat wy, om aan al die be
hoeften te willen voldoen, minstens per dag
4000 baaltjes meel van 50 kilo zullen noodig
hebben.
W{j zouden dus met dien zeer geringen
voorraad van Vrydag den 27sten Mei 11. maar
52 dagen kunnen gevoed worden.
Een artikeltje, Kolenstations getiteld,
in De Standaard, luidt als volgt:
By hot debat over het schip voor het auxi-
liair eskader is ook het gemis aan kolensta
tions ter sprake gekomen.
Stel, er breekt oorlog uit, en een deel van
hot anxiliair eskader is, als pas gebouwd, of
weer hersteld, in Nederland, hoe krygen wo
zulk een flotielje dan naar onze Indien?
Da weg door het Suez-kanaal zal ons dan
vorsperd zyn, niet volgens de tractaten, maar
door de schepen van den vyand, die in de Straat
van Gibraltar, of verder op in de Middelland-
sche zee, post vatten.
Onze schepen zallen dan om de Kaap moe
ten, eD ter myding van min gewenschte ont
moeting, om de Kaap met langen omweg varen.
Opeens dien langen weg afstoomen kunnen
deze schepen niet. Daarvoor hebben ze geon
kolen genoog aan boord.
Waar zullen ze die kolen dan vinden, zoo
wo nergens oen eigen kolenstation bezitten?
In neutrale havens gaat dit uiterst gebrek
kig; en zoo later kolen contrabande wordt
verklaard, zal zelfs die slechte kans nog geheol
verkekon zyn.
Ouzo eenige hoop biyft dan op de havens
of kolenstations van bondgenooten; maar zul
len we die altoos hebben?
SpaDjo voort thans den oorlog alleen, en ook
Denemarken is voor nu ruim dertig jaren door
niemand bijgesprongen.
Ea nu is het zeksr waar, wat do Minister
opmerkte, dat een kolenstation ook verdedigd
moet worden; maar in geval van oorlog niet
naar de Oost te kunnen komen, zou toch nog
erger zyn.
Ons dunkt, hier wroekt zich het verkoopon
van de Goudkust aan Engeland.
Over het wetsontwerp, waarby den werk
gevers de verplichting zal worden
opgelegd om hun werklieden tegen de
schade, uit ongevalion in het be
dryf voorkomende, te verzekeren, schryf*
De Nederlander o. m.
„Het brengen van de vergoeding voor ongo%
lukken op den werkgover bevoor- of bena
deelt niemand, maar is een regeling tusschen
werkgever en werkman, die beter en biilykor
werkt dan de bestaande.
Alleen blyft nog de vraag te beantwoorden
of de werkman niet de kosten mo9t drageD,
door zyn eigen nalatigheid veroorzaakt?
Op zichzelf genomen, moet ieder descbado
dragen van eigen nalatigheid. Maar als men
den werkman die schade laat drageD, d3n
ontstaat weer de moeilykheid, dat byna elk
ongeiyk een bron van processen wordt; want
het is vaak moeiiyk uit te maken wie eigenlyk
schuld heeft.
Daarom schynt hot voor beide partyen
Het Geheim vau den Portliaiupton-Express.
2)
De patroon verklaarde op z(Jn beurt, dat
do genoemde heeron zeer gejaagd by h9tn
waren gekomen, onder het voorgeven, dat ze
juist bericht hadden gekregen, dat diezolfde
nacht het lijk vzn oen hunner bloedverwanten
m Londen zou aankomen, dat zjj naar hot
station gingen en dat bij hun zoo spoedig
mogelijk een lijkkoets moeat nazenden. Den
armen Harry Johnson, het slachtoffer, hadden
de stationebeambten drie kwartier van te voren
nog kaartjeB zien ophalen te Hazleford; en
hoewel het bekend werd, dat niemand zich
kon herinneren een woord met hem te hebben
gewisseld, bad hij mot zijn groen licht het
sein gegeven om te vertrekkeD, en was hij
in zjjn waggon gosprongen, zooals gewoonlijk.
De doktor, die het lichaam onderzocht, ver
klaarde, dat de ongelukkige zjjn dood had
gevonden minstens eon half uur vóór do
aankomst van den trein, en hield tevens vol,
dat het in de kist was gelegd vóór hot met
een dolk gostokon was, en dat het duideljjk
was, dat hy eerst door een vuistslag op het
hoofd was neergeveld.
Zjjn uniformpet en schoudermantel worden
in een hoek van den waggon gevondon,
klaarblijkelijk daar neergelegd door iemand,
die met bedachtzaamheid en zonder overijling
i gehandeld had.
Een vreemde ontdekking was, dat do kist
maar losjes dichtgespijkerd was en het deksel
zeer gemakkelijk te verwijderon.
Naeporingen in Porthampton brachten geen
klaarheid; de twee mannen, die het lijk ver
zonden, waren niet te vinden, terwijl de msn,
dio de lijkkoets naar bet station reed, alleen
vertillen kon, dat hem gevraagd was te
komen voor een huis in een stille straat,
waaruit de kist door do twee heeren zelf in
de koets werd g6dragen. De politie vond uit,
dat dit huis onbewoond was.
Wat het rampzaligo slachtoffer betrof,
h{j was langen tijd bij de Maatschappij in
dienst geweest; hij was eou bedaard, vrien
delijk man, die, voor zoover zijn vrienden
wisten, geen enkelen vijand had.
Do nauwkeurigste nasporingen dienden tot
Diets. Het was en bleef een raadsel, wio de
dader was of wat de reden van de mis
daad was.
Het eenige, wat men vinden kori, was, dat
do man, die met den stationschef in Port
hampton gesproken had ever het overbrengen
van het lijk, een licht accent had; maar daar
Johnson dat station in goede gezondheid
verliet en de vreemdeling niet met den trein
medereisde, wae hot verband tusschen hem
en de geheimzinnige weordeo op het stuk
papier niet duidelijk.
En het giug mot deze misdaad als mot
zooveel andere, dio onoitdekt bierenna een
dag of acht druk besproken te zijn, vergat
men het heele geval c-n het word alleen nog
maar van tijd tot tyd aangehaald als een
dier geheimzinnige spoorwegmisdaden, dio bj]
duizenden zouden te tollen zijn, als ze alle
bekend werden.
Voor oonigsn tjjd ging ik, gedeeltelijk voor
m(jn plezier en gedeeltelijk voor zaken, naar
Valencia, en daar ontmootto ik, ten huize van
een mijner vrienden, den man, waarover ik
reeds gesproken heb, en dien we, daar zijn
werkelijke naam verzwegen moet blijven,
Pedro Garcia zullen noemen.
Garcia bad langen tijd gewoond in Engeland,
de Vereenigde Staten en Zuid-Amerika. Van
daar, dat bi) uitstekend Engelach sprak en
ik hem teveDS verdacht van zich op de een
of anders wijze gemengd to hebben in eon
dier duizenden revoluties, welke in de Staton
van Zuid-Amerika plaats grijpen.
Wjj spraken op zekeren avond ovor eon
dezer revoluties, nadat wjj te zamen gedineerd
hadden bij mijn vriend, on onze meomngen
liepen uiteen omtrent Balmaceda, den ex pre
sident van Cbili en de voornaamste oorzaak
van d6n Cbileenschen burgeroorlog van 1891.
„Go noemt Balmaceda eon koelbloedige
schurk," zei Garcia tegen mij. „'t Ia mogelijk,
dat gü or zoo over denkt. Maar ik, die bem
persoonlijk gekend heb, bad een bijzondere
achting voor bem."
.Maar, om nu niet te spreken van zooveel
andere misdaden, ge kunt hem niet vrijpleiten
j van oio afschuwelijke handeling, het dood laten
schieten van een aantal jongelui van goeds
j familie, als oproerlingen. Het was zoo volmaakt
I onnoodig en tevens zoo ontzettend wreod."
„Ja," zei onze gasthoer, ,ik heb een van
die armo jongens gekend een jongen nun
van zevention jaar; geen haar van zijn hoofd
dacht over oproormaken. Ja, het was onge
twijfeld wroed."
„Misschien kunt ge de reden er van niot
begrijpen," zei Garcia, „'tis zoo moeilijk don
toestand daar goed te begrepen. Bovendien,
een man van het Noorden kan onmogelijk
dien vreeseljjkon haat bogrypen, dien wij,
Spanjaardtn, kur.nen gevoelen. Ik zog niet,
dat ik Balmaceda in dezen verdedig; ik be
weer alleen maar, dat ge hem misscbien vor
koord beoordeelt."
„Hot is mogelijk," antwoordde ik; „in
ieder geval kan ons oordeel den armen kerel
riet meer deren."
„Zoo," zei onze gastheer, „boe kwam hij
aan zijn eindo? Ik ben het op het oogenblik
vergeten."
„Wel, nadat zijn troepen den 28sten Augus
tus 1891 bi) Valparaiso verslagen wareD, was
zijn positia wanhopig en by vluchtte naar het
huis van esn zijner vrionden.
Toen de vlucht ochter onmogelijk was ge
worden, schoot by zich dood, om niet in de
handen van zyn vyanden te vallen, en zyn
ïyk werd openbaar tentoongesteld."
„O, ja, nu hevinner ik het my, maar wat
werd er ook weer later van hem vorteld?"
„Ik geloof, dat men zei, dat de zelfmoord
een bodrog was en dat Balmaceda inderdaad
ontsnapte naar Schotland, waar by nu nog
zou wonen."
„Kom," zei ik tot Garcia, ,gy vertelt my,
dat go hem gekend hebt. Wat denkt gy
er van?"
Maar Garcia haalde even zyn schouders op
en zei alleen zachtj$3 de eeuwige Spaanscbe
woorden: „Quien Sabe?"
Den volgenden dag was het broeiend warm
cn na bet genot van een lange siesta besloot
ik op te wandelen naar hot strand, om wat
koeler te worden door den frisscben zeewind.
De havon van Valencia ligt op eenigen
afstand van de stad en men kan er komen
por trein of in een dier vreemdaooitigo wa
gentjes, die oenigszins lyken op een bakkers
wagen, torwyl de koetsier in een bakje zit,
dat ter zgde het rechterwiel hangt.
Daar de trein wel zoo gemakkeiyk ie, ging
ik daarmede. Eenige oogenblikken later kwam
Garcia myn coupé binnen en wy aanvaardden
de reis gezameniyk, daar by ook opfrissching
zocht aan het koele Btrand. Weldra zaten wy
in het luchtige paviljoen, dicht by de zee,
onder het genot van wyn met water en ys,
on Spaansche sigaretten.
Wy kwameD, hou weet ik niet, te spreken
over hetzelfde onderwerp als den vorigon
avond, en plotseling vroeg Garcia my: „Wat
zoudt ge zeggen, als ik u vertelde, dat Bal
maceda inderdaad veilig ontkwam, en dat een
episode uit zün vlucht ln verband staat met
een groote spoorwegmladaad?"
(Sof volgt.)