feze (Qourant wordt dagelijksmet uitzondering
van <§on- en feestdagen, uitgegeven.
N°, 11750
Donderdag; IC Juni.
A°. 1098
LEIDSC
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maanden. o 1.10.
Franco per post1.40.
Afzonderlijke Nommers 0.05.
PRIJS DER AJDVERTENTIEN:
Van 1-6 regels f 1.06. Iedere regel meer f 0.17J. Orootero
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de Btad
wordt fO 05 berefeend.
Tweede Blad.
PERSOVERZICHT.
Over het wetsontwerp op den leerplicht
komt in Vragen des Tijds een artikel voor
van dr. J. Tb. Mouton (dat reeds op 31 Maart
gereed hoeft gelegen).
De heer Mouton verklaart voorstander vari
leerplicht te ztfa en van harte de hoofd
motieven, door. den Minister voor de indiening
van zyn*ontwerp aangevoerd, te onderschrijven,
maar heeft er een paar bezwaren tegeno. a.
is z. i. het overgangstijdperk van drie jaren
te kort en zal de praktyk der wet, die het
toezicht op het schoolverzuim, de vrijstellingen,
enz. aan den ariondissements-schoolopzioner
opdraagt, moeilijk: uitvoerbaar zijn.
Toch beschouwt hy het ontwerp als een
stap in de goede richting.
„Wanneer een twintigtal jaren na de invoe
ring der Wot ons volk aan het denkbeeld van
leerplicht zal zijn gewend, schrijft dr.
Mouton zal het er ongetwijfeld beter aan
toe zijn dan nu; en wanneer de leerplicht
zal z\jn toegepast op veertienjarigen of wel
uitgebreid tot het herhalingsonderwys, zal er
reden zyn voor blijdschap bij hen, dio meenen,
dat een goed onderwezen en op de school
voor zoo ver mogelyk opgevoed volk krach
tiger is toegerust voor den strijd om het
bestaan, dan een volk, dat recht heoft, het
onderwijs en de opvoeding zijner kinderen te
verw^arloozen.
De vraag is geopperd, of niot de industrie
schade zal lijden door den leerplicht, omdat
de twaalfjarigen baar wordon onttrokken; ik
schroom niet als mjjn meening uit te spreken,
dat zij er voordeel bjj zal hebben, omdat velen,
die nu voor haar teloor^gaan, dan in baar
gelederen zullen plaats nemen.
Opgeleide knapen en meisjes zullen .de
plaats innemen van niet-opgeleide; faun loon
zal hooger zijn, maar zy zullen ook meer en
beter werk leveren. Slechts zal het getal
dergenen verminderen, die thans de rijen der
loopjongens en dergelyken maar al te veel
doen aanwassen.
Wat het derven van het kinderloon door
het gezin betreft, ook dit zal worden aange
vuld door het hoogt re loon, aan beter werk
toe te kennen; en ook al mocht er aan dit
laatste hier en daar nog wat ontbreken, toch
zal in het algemeen de invoering van den
leerplicht ons volk ten zegen zijn."
In De Lof stemhet orgaan van den Christe-
ljjken Zangersborid, welke heden op het land
goed ,Voordaan" van den heer Grothe z(jn
koperen bondsfeest viert, komt een artikel
over de inhuldiging voor van den heer
J. R. Snoeck Henkemans, te 's Gravenhage.
Wij ontleenen hieraan tiet volgende:
„De vertegenwoordigers des volks, in plaats
van {naar hun roeping) de belangen en be
geerten des volks voor den troon te bepleiten,
matigen zich de rechten aan, die alleen der
Koningin zijn gegeven. Van een vóórgaan in
eerbied en gehoorzaamheid wordt weinig ge
zien in de parlementen en in hun uitwassen
(de politieke kieavereenigingen); maar de zucht
om maebt uit te oefenen woedt als een koort
sig vuur door de aderen onzer politieke
mannen.
Helaas, ook zij, die zich geloovigen, belijders
van den Cbristus noemen, gaan bierin niet
vrij uit. Ook by hen is een aanvaarding van
den verkeerden toestand zonder dageiyk^cb
protest; ook by hen bljjkt maar al te veel
-van dat zondige stroVcn naai heerschappij,
van; die oncbriatelyke zucht om toch: „de
"meerderheid" te verkrijgen en te „rogee
ren"; ook by hen wordt zoo weinig gezien
van dien stillen ootmoed, die de vrucht is
der overwinning van zichzelf, en daarom het
kenmerk der ware kracht; ook by hen wordt
zoo weinig gehoord dat eenvoudig getuigen
zonder berekening of vragen naar succes, d^t
eerbied afdwingt, omdat het vry is van alle
egoïsme. Er is ook dikwyls by de Nederland-
sche Christenen te weinig de begeerte van
„te mogen gehoorzamen" en to veel
het streven naar „te kunnen hoerschen"
dan dat zy in waarheid goede en getrouwe
onderdanen zoudeu kuDnen zyn."
Aan d e z a a k-H ogerhuizen wijdt De
Standaard in een asterisk de volgende woorden
Het niet in openbare behandeling komen
van de zaak-Hogerhuizen is ons een teleur
stelling.
Revisie van het vonnis, al ware het uitge-
loopen op hetzelfde resultaat, ware zoo ge-
wenscht geweest; en dat te meer, nu het
proce8-Dreyfus onwillekeurig ook op de ge
waarwordingen, die cle roep van der Hoger-
huizens onschuld by velen wekte, invlped
heeft geoefend.
Rechterlijke dwalingen komen nu eenmaal
voor; en alb de Doodstraf aan de orde komt,
zyn de heeren Juristen, die baar afschaffing
toejuichen, er steeds als de kippen by, om
ons op 'hét voórkoinen van deze rechterlyke
dwalingen te wyzèn.
Het b'ewys uit getuigenverhoor biyft boven
dien, zoodra de getuigen tot een kring be-
hooren, waar het begrip „waarheid" zeer
vlottend is, steeds rekkeiyk en precair.
En evenmin valt te ontkennen, dat eenmaal
opgeworpen twyfel tegen een geveld vonnis,
zeldzaam zonder tweede rechtsspraak tot ruste
komt.
Het ware dan ook alleszins wenschriyk,
dat er, by in breeder kring gerezen twijfel,
steeds een middel gereed lag, om c. q. revisie
te vorkrygen, althans voor zoover de gebruikte
bewysmiddelen nog in hun geheel waren ge
bleven.
Nu zyn we zeker reeds iets gevorderd.
De ingebrachte bedenkingen zyn in over
weging genomoD, en de officier van justitie
heeft zyn advies tot niet-ontvankeiyk-verklaring
breed toegelicht en gepubliceerd.
De opgeworpen bedenking verloor daardoor
stellig een deel van haar kracht.
Maar tot rust komt de zaak hierdoor niet,
en daarom ware publieke behandeling zoo
gewenscht geweest.
Mr. Troelstra zal niet willeD, dat anderen
veroordeeld worden, zoo de Hogerhuizen
werkeiyk schuldig zyn; en niemand buiten
hpm zal willen, dat de Hogerhuizen straf
ïyden, als een ander het feit bedreef, waar
voor zy zitten.
Over de rechtvaardigheideliefde loopt alzoo
het verschil niet. Daarvan mag niemand zich
het mo'iopolie toeöigenen.
Maar w*l is de vraag, wi^ns bewysmiddelen
het best ernstige toetsing kunnen doorstaan
on dat zou eerst by publieke behandeling zyn
uitgeko nen.
Ken daarom Juridische scherpzinnigheid
ooki thans nog oen middel uitdenken, om
het daar<oe te laten komen, zoo zou die.,
scherpzinnigheid het echoone rioon wegdragen
van zekerheid te hebben gebracht, waar mi
nog- altoos govaariyko onzekerheid veler ge-
mood m spanning hlylt- houdeü.
In elk geval wa»- wat nu door do papierkens
onder de celdeur uitkwam, niet bekend aan
den rechter, die het eerste vonnis sloeg, en
kon hierdoor alzoo het vonnis zolf nooit
formeel gesteund worden.
De Juni-aflevering van dr. Bronsvelds
Stemmen voor Waarheid en Vrede begint met
een woord aan de nagedachtenis van Glad-,
stone, waarna by de .aanneming van
den persoonlyken dienstplicht
wordt stil;, est tan.
Dr. Broisveld brengt hulde en dank aan
dr. De Visser. „Hg heeft een rede gehouden,
die met grootm byval is begroot. Van meer
dan éón zyde is ons verzekerd, dat zy een
der deugdolykste tadviezeD was, welke werden
gegeven, en zoowel uitmuntte door vorm als
door inhoud.
Ook betuigen wy er hem onzen dank voor,
dat.byde schetterende löfrbde, welke dr.
Schaepman. hield op dat corps van geestelijken,
waartoe^ by nog altyd behoort, tot haar ware
proporties heeft teruggebracht.
Hst werd tijd, dat een woord van Protes-
tantsch vorwoir in do Kamer op zyn pas.
gesproken werd. De anti-revolutionnairen (de
vrye en de nLt-vrye) achten sich daartoe
kennelyk niet geroepen, en ook de andere ge
wezen predikanten, die in de Kamer zitting
hebben, de heer Donner daaronder begrepen,
zyn aan dat oor doof. De beer De Visser deed
daarom een uitmuntend werk, toen by op
gepasten toon protesteerde tegen de fanfare
van dr. Schaepman.
Deze afgevaardigde stelde zich duchtig in
de bres voor de vrystelling van dienst voor de
geestelijken zyner Kerk. De kwinkslagen, die
hy zich daarby veroorloofde, (onder anderen
naar aanleiding van den naam des heeren
Pyttersen) vonden wy van zeer gering allooi.
Bepaald aanmatigend en niet in overeenstem
ming met ons staatsrecht was de voorstelling,
door den heer Schaepman gegeven van de
rechten of eiscben, die de Roomsche Kerk kon
doen gelden. De heer Yeegens heeft op het
ongegronde van die voorstelling gewezen, en
ook de heer De Visser deed het.
Wat de hoer Schaepman zeide, deed denken
aan hetgeen De Standaard schreef over de
militia Christiana, voor welk gevoe
len geen der anti-revolutionnairen het heeft
opeenomen.
Het moet ni t uit het oog worden vel oren:
do Staat heelt goed govouuen oiiKtie titula
rissen te ontheffen van den dienstplicht Indien
hij wil, kan hy aie onthelfing opheffen, zonder
zich te bokomineren over de wenschen van
de een of andere Kerk. De nu verleende
oi.theffing is geschonken, omdat wy niet den
algemeenen dienstplicht hebben, en wy de
geestelykó hoeren missen kunnen, 't Zou ons
8pyton, indien onze aanstaande predikanten
zich aan den dienstplicht onttrokken. Het zy
aan de seminaristen en aan al die siDistre
ordebroedors, wier aantal echter, naar wy
vermoeden, zal blyken grooter te zyn dan de
R peering meent, gegund to biyven onder
de hoede van hun supérieuren! Onze aan
staande evangeliedienaren behoeven den dfehst
evenmin tè vréezen als zoo méoig bisschop
van Utrecht uit den goeden ouden tyd, die
een deel van hun leven doorbrachten in het
oorlogsveld.
Wy verheugen er ons over, dat een wenscb,
door ons en door velen zoo lang gekoesterd,
nu ia vervulling zal 'treden. Tot heden kleeft
er in de oogen van ons volk altyd iets min-
eervols aan hot „soldaat-zyn." Een dochter dt;3
volks, die gezien wordt met con militair,
compromitteert zich in do schatting van bet
publiek. Wy vertrouwen, dat deze beschou
wing van den militairen ttand zal worden
gewyzigd, nu -uit alle kringen en geledingen
onzer maatschappy er, komen zullen, die in
dienst treden.
Ojk zal de toon, dien korporaals en onder
officieren zich nu dikwerf veroorloven tegen
over den soldaat, welvoeglijkir dienon te
worden, en zullen eenige uitdrukkingen ver
dwijnen moeten uit het woordenboek van het
kazerne dialect.
Op de manier, waarop fie spijs wordt toe
bereid, zal zeker ook beter toezicht
komen moeten, want dat laat nu to wenscln n
over. Het Ryk geeft voldoende sommen, om
smakelyker epfizen te bereiden, m.ur de
middagkost is nu, in vele gevallen, alleen te
genieten voor buitengewoon hongerige magen.
Voor jongelieden uit den burger- en uit
don hoogeren stand, die voortaan 's avonds
zich op hun krib zullen uitstrekken moeten
tusschen de zonen van onze werklieden, zal
het er nu op aankomen te toonen, dat zy
in menig opricht hcoger staan. Laat hen een
▼oorbeeld geven van stiptheid, van gehoor
zaamheid en vaa zedelykheid. Hoe zou de
sociaal-democratie worden bevorderd, indien
het bleek, dat de kinderen van den hand
werkman eigeniyk geen achting kunnen
koesteren voor do „jonge heeren."
Wy hopen, dat de Regeering zal doen wat
zy kan, om in leger en \loot den zedelyken
en goestelyken welstand der dienende jooge-
lingscbap te bevorderen. De ouders vertrouwen
haar almede het beste toe, dat zy hebben.
Zou byv. het kirkgaan niet weer verplicht
kunnen gemaakt worden? Het heet nu vry,
maar i s het niet. Daar zfin officieren, die
onder den kerktijd de rapporti n van hun
minderen in ontvangst nemen; er is geen
kerkparade meer; laat men toonen, dat
men het bezoek van de godsdienstoefeningen
opmerkt en op prys stelt. Met een conserva
tisme, waaiiu liefde spreekt, staat op het
Ulrechtsch Predikbeurtenblad by één beurt
week aan week vermeld: Garnizoensbeurt.
Helaasr het is een memoriepost. Het garnizoen
te dezer stede is honderden sterk. Welnu,
het komt voor, dat in de Garnizoensbeurt óón
of twee militairen verschynen. Soms is er
niet ééD. Ea toch zö'n er velen, die gaarne
zouden komeo, indien het werd aangemoedigd.
Do mariniers gaan toch nog altyd en corps
tor kerke. Waarom doen het ook onze land
troepen niet? Ik zie niet in, dat de gowetons-
vryheid er onder zou ïyden; misschien wil
een lid onzer Tweede Kamer deze zaak wel
eens ter sprake brengen, en wy vleien ons
mot de hoop, dat de Regoering, indien het
verlangen der natie zich openbaart, in den
geest der natie zal handelen."
Gemeenteraad van Hatw(]k.
Zitting van gisteren.
Tegenwoordig mot den Voorzitter elf loden.
Afwezig met kennisgeving de hoer W. Van
Kgmond en één vacature.
De notulen werden gelezen en vastgesteld.
Aan do orde kwamen de volgendo punten:
L Ingekomen o. m. eon schrijven van den heer
A. Knyt, dat hij eerst 1 Juli zijn function als
onderwijzer alhier kan aanvaarden; van den heer
A. Meijer, dat hij de benoeming tot lid der pl.
schoolcommissie aanneemtvan den hoor Worumeu3
Buning, dat hij, hoewel dankbaar voor het in hem
gestelde vertrouwen, haar niet kan aannemenhet
rapport dor ojenb. gezondheidscommissie, dat
gunstig luidt; missive van Ged. St., meldende,
dat liet bezwaarschrift tegen haar aanslag in den
hoofdelijken omslag van mevr. de wed. Hoybroek
dool- ben ongegrond is verklaard.
II. De heer G. B. Werther, benoemd gemeente
ontvanger, legde in handen van den Voorzitter
de vereisclito eeden af en werd door hem gefelici
teerd. De Voorzitter hoopt, dat de beè'edigde zich
hot door den Raad in hem gesteldo vertrouwen
verder zal waardig maken door trouwo plichts
betrachting en ook alle welwillendheid tegenover
he' publiek zal toonen.
IV heer Werther bedankte den Voorzitter, wien
hij nooit tevergeefs om raad on voorlichtiog vroeg,
en richtte hel woord tot de wethouders, don go-
meente-secretaris, dion hij roemde en zjjn bekwaam
heid, om ambtenaren te vormen en in de wijze,-
waarop hij met hen weet om te gaan; en tot de
leden van den Raad, wien hij zijn dank bctuigdo
voor het door hon allen in hem gesteldo vertrou
wen. do vorzekering gevende, zijn tank te zullen
vervullen als een goed ambtenaar betaamt.
III. Naar aanleiding van het verzoek van eonigo
ingezetenen, om de tram niet door het Waaigat
to doen rijden word. conform het voorstel van
B. en Ws., besloten, adressanten te berichten, dat
do Raad de bevoegdheid mist aan hun verlangen
to voldoen, waar het rijden der tram dooi liet
Waaigat, een uitvlooisel is van een contract, inder
tijd door de traruuegmaatacliappij gesloten met nu
wijlea don lieer O. baron Van Wassenaar van Catwijk.
IV. Op do veizoekon van P. v. d. M.uk, C. v.
d. Oever, .1 Miedenia en Schaap om afschrij
ving hoofdelijkeu omslag of hondenbelasting werd
gunstig beschikt.
V. Goedgekeurd werd liet voorstol tot het doen
van do gewone jaarl. af- en overschrijvingen lea
behoeve dei rekeuing 1897.
VI. In antwoord op een missive van Ged State i
in xalce de vaartverbetering IJmuiden—Katwijk
FeuilletorLi
Baar Doorluclitiglieidje.
28)
Eindelyk zeide zy met haar lieve kinder
stem en volgens haar maDior eenige zinnen
aan elkaar verbindend, zonder het antwoord
op den eersten af te wachten: „Waarom zyt
gy vandaag toch eigeniyk zoo treurig, myn
heer Von Willröder? Ik dacht juist, dat gy
nu zoo bly en vrooiyk zoudt zyn, wyl wyl
ik wyl papa toch alles ten opzichte van
Rose Dututel gedaan heeft, wat ik hem ver
zocht heb. Maar gy hebt my nog geen enkel
vrien'deiyk woord daarover gezegd. Dat is niets
aardig van u, mynheer Von Willröder."
Hy moest zich met geweld beheerschen om
haar te antwoorden. Die goede, kleine prinses
had immers geiyk: hy bad haar niet anders
dan met een blik bedankt 1 Zoo zeide hy dan
onwillekeurig eenigszins vormelijk„Vergeef
my, Uw Doorluchtigheid! Laat my goedmakeD,
wat ik verzuimde, en u dadelijk uit naam van
de beide menschenkinderen, die gy zoo ge
lukkig gemaakt hebt, hartelyk bedanken."
Zy zag hem met een vragende uitdrukking
aan. Daarop schudde zy het hoofd. „Zoo is
het niet goed, mynheer Von Willröder. Dat
is zoo deftig als kwam het volstrekt niet uit
het hart."
„Maar, Uw Doorluchtigheid...."
uJa, het is zoo! Ik weet niet, wat ik
vandaag van u denken moet, mynheer Von
Willröder. Gy zyt zoo ernstig en zoo zoo
vreeselyk neerslachtig."
„Uw Doorluchtigheid men kan niet altyd
lachen en vrooiyk zyD. Het leven verlangt
zyn recht en daarin is meer verdriet dan
vreugde."
Nu knikte zy, zuchtte zacht en trippelde
daarna weer haastig verder.
Plotsoling bleef zy staan. Het eerste oogen-
blik zeide. zy niets. Doch daarop overloog een
donkere blos haar gelaat en diep ademhalend,
zeide zy: „Daarin hebt gy volkomen gtiyk,
mynheer Von Willröder. Gy moet niot denken,
dat ik niet weet, wat verdriet beteekent. wyl
ik meestal zoo vrooiyk ben. Goede hemel,
ik ben nog wel zeer, zeer jong, maar hot
heeft my toch ook reeds aangegrepen het
verdriet, bedoel ikl Ja zekerI" En opnieuw
zette zy haar wandeling voort.
Voor een oogenblik was er toch een lachje
over zyn gelaat gegleden. „Klein, lief prin
sesje," dacht hy, „wat weet gy van het
diepste leed, dat een menschenhart treffen
kan? Moge God u daarvoor bewaren!"
Zy scheen een antwoord verwacht te heb
ben. Doch toen dit niet volgde, bleef zy na
eenige oogenblikken weer staan. Dicht aan den
weg stond een jasmynstruik. Zy plukte haastig
een paar van de witte, welriekende bloesems,
stak hot neusje in het bouquetje en wierp
het daarna weer in het groeDe struikgewas.
Zij zocht slechts naar een bezigheid, een
afleiding, en haar handen beefden een weinig,
toen zy nu voor de tweede maal eenige
bloesems afplukte. Ditmaal stak zy ze in haar
ceiptuur. Doch het volgende oogenblik trok
zy het kleine bouquetje er weer uit, verdeelde
het in twee helften en gaf een daarvan aan
Willröler: „Steek dit als 't u belieft in uw
knoopsgat! Toe
„Uw Doorluchtigheid...." hy maakte een
ietwat verlegen buiging. Eigeniyk wilde by
zeggen: „Dat gaat toch niet in uniform
ik zal het echter als een dierbaar aandenken
bewaren I" maar zy zag hem nu weer zoo
onschuldig en zoo byzonder lief aan, dat hy
het niet over zyn hart kon krygen, haar
verdriet te doen. Zy knikte tevreden, toen
zy de bloesems in zyn knoopsgat zag.
Weer liepen zy zwygend eenige schreden
naast elkaar, totdat Ulrike plotseling opzachten
toon zeide: „Waarom stelt gij toch zoo weinig
vertrouwen in my, mynhéer Von Willröder?
Kunt of moogt gy my dan niöt zeggen, wat
u hindert?"
Er zyn weinig menschen, die niet na een
slag zooals Willröder dien dag getroffen had,
behoefte gevoelen hun hart uit te storten.
Niet, dat zy hun leed willen uitbazuinen. Maar
het geeft een gevoel van verlichting, wanneer
men zyn verdriet aan een ander mededeelt.
En nu liep hier naast hem een lief menschen-
kind, dat zoo hartelyk en deelnemend vroeg
en van wie hy wist, dat het ook zoo voelde
als het sprak! Wat deed het er toe, dat dit
beminnelyke wezen toevallig een vorsten
dochter was! Het was alsof er een drukkende
last van zyn borst werd genomen, toen hy,
zonder er aan te denkeD, dat hy niet begrepen
zou kunnen worden, ernstig on treurig zeide
„Uw Doorluchtigheid, ik kwam hier vandaag
met een hart vol blyde hoop. En nu woet
ik, dat ik het geluk voor altyd verloren heb
voor altyd!"
Een oogenblik dacht Ulrike na. Daarop
antwoordde zy vol yver: „Men moet nooit
den mood verliezen. Neen, neen, dat moet gy,
dat moogt gy niet doen!"
Zy deed nog eenige schreden en bleef toen
staan. Haar adem ging sneller, de blos op
haar wangen werd donkerder.
Zy keek naar hem op een seconde en
sloeg daarop de oogen neer.
Het begon roeds te schemeren.
Da jasmyn geurde. Heel in de verto klonk
zacht do melodie van een wals.
In dit oogenblik drong zich plotseling het
zonderlinge van den toestand aan hem op,
hot bewuetzyn van zyn verantwoordeiykheid.
Een beklemmend gevoel van angst maakte
zich van hem meester. Het bloed steeg hem
naar de slapen; hy greep zich met de hand
aan het hoofd.
„Gy stelt dus vertrouwen in my?" zeide,
dicht naast hem, de zachte, fluisterende stem.
„Zult gy altyd vertrouwen in my stellen?Gy
hebt my - ook een beetje lief zoo van
harte.lief? O
Als door een nevel zag hy, hoe de prinses
haar beide handen tegen het kloppend hart
drukte.
„Uw Doorluchtigheid prinses wilde
hy zeggen. Maar nog voor hy sprekeo, nog
voor hy een stap achteruit wyken kon, voelde
hy plotseliog twee zachte armen om zijn
hals, oen hoote wang tegen de z(Jneen
daarna em-, twee maal een lipponpaar op
het zijne.
In hetzelfde oogenblik sloeg Charlotte, slechts
tien schreden van hen verwyderd, de bocht
van de laan om. Zy ontstelde hevig met
óén blik overzag zy den toestand. Alsof zy
getuige was geweest van de laatste woorden,
die hier waren gesproken, wist zy hoe alles
was gekomen! En met een gevool van mede
ïydon voor de prinses, en tevens van oprechte
verontwaardiging, vermengde zich toch ook
een zonderling gevoel van persoonlyken tegen
zin. Ea al bad zy WillröJer ook voor eenige
uren afgewezen, zoo had zy hem toch niet
minder lief. Het bewustzyn, dat een andere
vrouwenmond den zyne kuste, dreef haar het
bloed kokend-heet door de aderen.
En al was het ook honderdmaal een kind,
dit kind handelde toch in dit oogonblik als
een liefhebbende vrouw! En al wist zy ook,
dat zyn hart er geen deel aan nam het
bleef toch hetzelfde t
De groote, innige, verlangende liefde dreigdo
haar te overmeesteren.
Maar in hetzelfde oogenblik zag zy op den
schemerachtigen achtergrond van den weg de
gestalten van den vorst en den erfprins ver
schijnen - zy moesten nog vóór den fazanten-
tuin omgekeerd zynl Beiden spraken druk
samen, docb de volgende seconde, zoodra hy
maar opkeek, moest de prins Willröier en
Ulrike zien.
(Slot volgt.)