feze (Qourant wordt dagelijksmet uitzondering van <§on- en feestdagen, uitgegeven. N°, 11750 Donderdag; IC Juni. A°. 1098 LEIDSC PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maanden. o 1.10. Franco per post1.40. Afzonderlijke Nommers 0.05. PRIJS DER AJDVERTENTIEN: Van 1-6 regels f 1.06. Iedere regel meer f 0.17J. Orootero letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de Btad wordt fO 05 berefeend. Tweede Blad. PERSOVERZICHT. Over het wetsontwerp op den leerplicht komt in Vragen des Tijds een artikel voor van dr. J. Tb. Mouton (dat reeds op 31 Maart gereed hoeft gelegen). De heer Mouton verklaart voorstander vari leerplicht te ztfa en van harte de hoofd motieven, door. den Minister voor de indiening van zyn*ontwerp aangevoerd, te onderschrijven, maar heeft er een paar bezwaren tegeno. a. is z. i. het overgangstijdperk van drie jaren te kort en zal de praktyk der wet, die het toezicht op het schoolverzuim, de vrijstellingen, enz. aan den ariondissements-schoolopzioner opdraagt, moeilijk: uitvoerbaar zijn. Toch beschouwt hy het ontwerp als een stap in de goede richting. „Wanneer een twintigtal jaren na de invoe ring der Wot ons volk aan het denkbeeld van leerplicht zal zijn gewend, schrijft dr. Mouton zal het er ongetwijfeld beter aan toe zijn dan nu; en wanneer de leerplicht zal z\jn toegepast op veertienjarigen of wel uitgebreid tot het herhalingsonderwys, zal er reden zyn voor blijdschap bij hen, dio meenen, dat een goed onderwezen en op de school voor zoo ver mogelyk opgevoed volk krach tiger is toegerust voor den strijd om het bestaan, dan een volk, dat recht heoft, het onderwijs en de opvoeding zijner kinderen te verw^arloozen. De vraag is geopperd, of niot de industrie schade zal lijden door den leerplicht, omdat de twaalfjarigen baar wordon onttrokken; ik schroom niet als mjjn meening uit te spreken, dat zij er voordeel bjj zal hebben, omdat velen, die nu voor haar teloor^gaan, dan in baar gelederen zullen plaats nemen. Opgeleide knapen en meisjes zullen .de plaats innemen van niet-opgeleide; faun loon zal hooger zijn, maar zy zullen ook meer en beter werk leveren. Slechts zal het getal dergenen verminderen, die thans de rijen der loopjongens en dergelyken maar al te veel doen aanwassen. Wat het derven van het kinderloon door het gezin betreft, ook dit zal worden aange vuld door het hoogt re loon, aan beter werk toe te kennen; en ook al mocht er aan dit laatste hier en daar nog wat ontbreken, toch zal in het algemeen de invoering van den leerplicht ons volk ten zegen zijn." In De Lof stemhet orgaan van den Christe- ljjken Zangersborid, welke heden op het land goed ,Voordaan" van den heer Grothe z(jn koperen bondsfeest viert, komt een artikel over de inhuldiging voor van den heer J. R. Snoeck Henkemans, te 's Gravenhage. Wij ontleenen hieraan tiet volgende: „De vertegenwoordigers des volks, in plaats van {naar hun roeping) de belangen en be geerten des volks voor den troon te bepleiten, matigen zich de rechten aan, die alleen der Koningin zijn gegeven. Van een vóórgaan in eerbied en gehoorzaamheid wordt weinig ge zien in de parlementen en in hun uitwassen (de politieke kieavereenigingen); maar de zucht om maebt uit te oefenen woedt als een koort sig vuur door de aderen onzer politieke mannen. Helaas, ook zij, die zich geloovigen, belijders van den Cbristus noemen, gaan bierin niet vrij uit. Ook by hen is een aanvaarding van den verkeerden toestand zonder dageiyk^cb protest; ook by hen bljjkt maar al te veel -van dat zondige stroVcn naai heerschappij, van; die oncbriatelyke zucht om toch: „de "meerderheid" te verkrijgen en te „rogee ren"; ook by hen wordt zoo weinig gezien van dien stillen ootmoed, die de vrucht is der overwinning van zichzelf, en daarom het kenmerk der ware kracht; ook by hen wordt zoo weinig gehoord dat eenvoudig getuigen zonder berekening of vragen naar succes, d^t eerbied afdwingt, omdat het vry is van alle egoïsme. Er is ook dikwyls by de Nederland- sche Christenen te weinig de begeerte van „te mogen gehoorzamen" en to veel het streven naar „te kunnen hoerschen" dan dat zy in waarheid goede en getrouwe onderdanen zoudeu kuDnen zyn." Aan d e z a a k-H ogerhuizen wijdt De Standaard in een asterisk de volgende woorden Het niet in openbare behandeling komen van de zaak-Hogerhuizen is ons een teleur stelling. Revisie van het vonnis, al ware het uitge- loopen op hetzelfde resultaat, ware zoo ge- wenscht geweest; en dat te meer, nu het proce8-Dreyfus onwillekeurig ook op de ge waarwordingen, die cle roep van der Hoger- huizens onschuld by velen wekte, invlped heeft geoefend. Rechterlijke dwalingen komen nu eenmaal voor; en alb de Doodstraf aan de orde komt, zyn de heeren Juristen, die baar afschaffing toejuichen, er steeds als de kippen by, om ons op 'hét voórkoinen van deze rechterlyke dwalingen te wyzèn. Het b'ewys uit getuigenverhoor biyft boven dien, zoodra de getuigen tot een kring be- hooren, waar het begrip „waarheid" zeer vlottend is, steeds rekkeiyk en precair. En evenmin valt te ontkennen, dat eenmaal opgeworpen twyfel tegen een geveld vonnis, zeldzaam zonder tweede rechtsspraak tot ruste komt. Het ware dan ook alleszins wenschriyk, dat er, by in breeder kring gerezen twijfel, steeds een middel gereed lag, om c. q. revisie te vorkrygen, althans voor zoover de gebruikte bewysmiddelen nog in hun geheel waren ge bleven. Nu zyn we zeker reeds iets gevorderd. De ingebrachte bedenkingen zyn in over weging genomoD, en de officier van justitie heeft zyn advies tot niet-ontvankeiyk-verklaring breed toegelicht en gepubliceerd. De opgeworpen bedenking verloor daardoor stellig een deel van haar kracht. Maar tot rust komt de zaak hierdoor niet, en daarom ware publieke behandeling zoo gewenscht geweest. Mr. Troelstra zal niet willeD, dat anderen veroordeeld worden, zoo de Hogerhuizen werkeiyk schuldig zyn; en niemand buiten hpm zal willen, dat de Hogerhuizen straf ïyden, als een ander het feit bedreef, waar voor zy zitten. Over de rechtvaardigheideliefde loopt alzoo het verschil niet. Daarvan mag niemand zich het mo'iopolie toeöigenen. Maar w*l is de vraag, wi^ns bewysmiddelen het best ernstige toetsing kunnen doorstaan on dat zou eerst by publieke behandeling zyn uitgeko nen. Ken daarom Juridische scherpzinnigheid ooki thans nog oen middel uitdenken, om het daar<oe te laten komen, zoo zou die., scherpzinnigheid het echoone rioon wegdragen van zekerheid te hebben gebracht, waar mi nog- altoos govaariyko onzekerheid veler ge- mood m spanning hlylt- houdeü. In elk geval wa»- wat nu door do papierkens onder de celdeur uitkwam, niet bekend aan den rechter, die het eerste vonnis sloeg, en kon hierdoor alzoo het vonnis zolf nooit formeel gesteund worden. De Juni-aflevering van dr. Bronsvelds Stemmen voor Waarheid en Vrede begint met een woord aan de nagedachtenis van Glad-, stone, waarna by de .aanneming van den persoonlyken dienstplicht wordt stil;, est tan. Dr. Broisveld brengt hulde en dank aan dr. De Visser. „Hg heeft een rede gehouden, die met grootm byval is begroot. Van meer dan éón zyde is ons verzekerd, dat zy een der deugdolykste tadviezeD was, welke werden gegeven, en zoowel uitmuntte door vorm als door inhoud. Ook betuigen wy er hem onzen dank voor, dat.byde schetterende löfrbde, welke dr. Schaepman. hield op dat corps van geestelijken, waartoe^ by nog altyd behoort, tot haar ware proporties heeft teruggebracht. Hst werd tijd, dat een woord van Protes- tantsch vorwoir in do Kamer op zyn pas. gesproken werd. De anti-revolutionnairen (de vrye en de nLt-vrye) achten sich daartoe kennelyk niet geroepen, en ook de andere ge wezen predikanten, die in de Kamer zitting hebben, de heer Donner daaronder begrepen, zyn aan dat oor doof. De beer De Visser deed daarom een uitmuntend werk, toen by op gepasten toon protesteerde tegen de fanfare van dr. Schaepman. Deze afgevaardigde stelde zich duchtig in de bres voor de vrystelling van dienst voor de geestelijken zyner Kerk. De kwinkslagen, die hy zich daarby veroorloofde, (onder anderen naar aanleiding van den naam des heeren Pyttersen) vonden wy van zeer gering allooi. Bepaald aanmatigend en niet in overeenstem ming met ons staatsrecht was de voorstelling, door den heer Schaepman gegeven van de rechten of eiscben, die de Roomsche Kerk kon doen gelden. De heer Yeegens heeft op het ongegronde van die voorstelling gewezen, en ook de heer De Visser deed het. Wat de hoer Schaepman zeide, deed denken aan hetgeen De Standaard schreef over de militia Christiana, voor welk gevoe len geen der anti-revolutionnairen het heeft opeenomen. Het moet ni t uit het oog worden vel oren: do Staat heelt goed govouuen oiiKtie titula rissen te ontheffen van den dienstplicht Indien hij wil, kan hy aie onthelfing opheffen, zonder zich te bokomineren over de wenschen van de een of andere Kerk. De nu verleende oi.theffing is geschonken, omdat wy niet den algemeenen dienstplicht hebben, en wy de geestelykó hoeren missen kunnen, 't Zou ons 8pyton, indien onze aanstaande predikanten zich aan den dienstplicht onttrokken. Het zy aan de seminaristen en aan al die siDistre ordebroedors, wier aantal echter, naar wy vermoeden, zal blyken grooter te zyn dan de R peering meent, gegund to biyven onder de hoede van hun supérieuren! Onze aan staande evangeliedienaren behoeven den dfehst evenmin tè vréezen als zoo méoig bisschop van Utrecht uit den goeden ouden tyd, die een deel van hun leven doorbrachten in het oorlogsveld. Wy verheugen er ons over, dat een wenscb, door ons en door velen zoo lang gekoesterd, nu ia vervulling zal 'treden. Tot heden kleeft er in de oogen van ons volk altyd iets min- eervols aan hot „soldaat-zyn." Een dochter dt;3 volks, die gezien wordt met con militair, compromitteert zich in do schatting van bet publiek. Wy vertrouwen, dat deze beschou wing van den militairen ttand zal worden gewyzigd, nu -uit alle kringen en geledingen onzer maatschappy er, komen zullen, die in dienst treden. Ojk zal de toon, dien korporaals en onder officieren zich nu dikwerf veroorloven tegen over den soldaat, welvoeglijkir dienon te worden, en zullen eenige uitdrukkingen ver dwijnen moeten uit het woordenboek van het kazerne dialect. Op de manier, waarop fie spijs wordt toe bereid, zal zeker ook beter toezicht komen moeten, want dat laat nu to wenscln n over. Het Ryk geeft voldoende sommen, om smakelyker epfizen te bereiden, m.ur de middagkost is nu, in vele gevallen, alleen te genieten voor buitengewoon hongerige magen. Voor jongelieden uit den burger- en uit don hoogeren stand, die voortaan 's avonds zich op hun krib zullen uitstrekken moeten tusschen de zonen van onze werklieden, zal het er nu op aankomen te toonen, dat zy in menig opricht hcoger staan. Laat hen een ▼oorbeeld geven van stiptheid, van gehoor zaamheid en vaa zedelykheid. Hoe zou de sociaal-democratie worden bevorderd, indien het bleek, dat de kinderen van den hand werkman eigeniyk geen achting kunnen koesteren voor do „jonge heeren." Wy hopen, dat de Regeering zal doen wat zy kan, om in leger en \loot den zedelyken en goestelyken welstand der dienende jooge- lingscbap te bevorderen. De ouders vertrouwen haar almede het beste toe, dat zy hebben. Zou byv. het kirkgaan niet weer verplicht kunnen gemaakt worden? Het heet nu vry, maar i s het niet. Daar zfin officieren, die onder den kerktijd de rapporti n van hun minderen in ontvangst nemen; er is geen kerkparade meer; laat men toonen, dat men het bezoek van de godsdienstoefeningen opmerkt en op prys stelt. Met een conserva tisme, waaiiu liefde spreekt, staat op het Ulrechtsch Predikbeurtenblad by één beurt week aan week vermeld: Garnizoensbeurt. Helaasr het is een memoriepost. Het garnizoen te dezer stede is honderden sterk. Welnu, het komt voor, dat in de Garnizoensbeurt óón of twee militairen verschynen. Soms is er niet ééD. Ea toch zö'n er velen, die gaarne zouden komeo, indien het werd aangemoedigd. Do mariniers gaan toch nog altyd en corps tor kerke. Waarom doen het ook onze land troepen niet? Ik zie niet in, dat de gowetons- vryheid er onder zou ïyden; misschien wil een lid onzer Tweede Kamer deze zaak wel eens ter sprake brengen, en wy vleien ons mot de hoop, dat de Regoering, indien het verlangen der natie zich openbaart, in den geest der natie zal handelen." Gemeenteraad van Hatw(]k. Zitting van gisteren. Tegenwoordig mot den Voorzitter elf loden. Afwezig met kennisgeving de hoer W. Van Kgmond en één vacature. De notulen werden gelezen en vastgesteld. Aan do orde kwamen de volgendo punten: L Ingekomen o. m. eon schrijven van den heer A. Knyt, dat hij eerst 1 Juli zijn function als onderwijzer alhier kan aanvaarden; van den heer A. Meijer, dat hij de benoeming tot lid der pl. schoolcommissie aanneemtvan den hoor Worumeu3 Buning, dat hij, hoewel dankbaar voor het in hem gestelde vertrouwen, haar niet kan aannemenhet rapport dor ojenb. gezondheidscommissie, dat gunstig luidt; missive van Ged. St., meldende, dat liet bezwaarschrift tegen haar aanslag in den hoofdelijken omslag van mevr. de wed. Hoybroek dool- ben ongegrond is verklaard. II. De heer G. B. Werther, benoemd gemeente ontvanger, legde in handen van den Voorzitter de vereisclito eeden af en werd door hem gefelici teerd. De Voorzitter hoopt, dat de beè'edigde zich hot door den Raad in hem gesteldo vertrouwen verder zal waardig maken door trouwo plichts betrachting en ook alle welwillendheid tegenover he' publiek zal toonen. IV heer Werther bedankte den Voorzitter, wien hij nooit tevergeefs om raad on voorlichtiog vroeg, en richtte hel woord tot de wethouders, don go- meente-secretaris, dion hij roemde en zjjn bekwaam heid, om ambtenaren te vormen en in de wijze,- waarop hij met hen weet om te gaan; en tot de leden van den Raad, wien hij zijn dank bctuigdo voor het door hon allen in hem gesteldo vertrou wen. do vorzekering gevende, zijn tank te zullen vervullen als een goed ambtenaar betaamt. III. Naar aanleiding van het verzoek van eonigo ingezetenen, om de tram niet door het Waaigat to doen rijden word. conform het voorstel van B. en Ws., besloten, adressanten te berichten, dat do Raad de bevoegdheid mist aan hun verlangen to voldoen, waar het rijden der tram dooi liet Waaigat, een uitvlooisel is van een contract, inder tijd door de traruuegmaatacliappij gesloten met nu wijlea don lieer O. baron Van Wassenaar van Catwijk. IV. Op do veizoekon van P. v. d. M.uk, C. v. d. Oever, .1 Miedenia en Schaap om afschrij ving hoofdelijkeu omslag of hondenbelasting werd gunstig beschikt. V. Goedgekeurd werd liet voorstol tot het doen van do gewone jaarl. af- en overschrijvingen lea behoeve dei rekeuing 1897. VI. In antwoord op een missive van Ged State i in xalce de vaartverbetering IJmuiden—Katwijk FeuilletorLi Baar Doorluclitiglieidje. 28) Eindelyk zeide zy met haar lieve kinder stem en volgens haar maDior eenige zinnen aan elkaar verbindend, zonder het antwoord op den eersten af te wachten: „Waarom zyt gy vandaag toch eigeniyk zoo treurig, myn heer Von Willröder? Ik dacht juist, dat gy nu zoo bly en vrooiyk zoudt zyn, wyl wyl ik wyl papa toch alles ten opzichte van Rose Dututel gedaan heeft, wat ik hem ver zocht heb. Maar gy hebt my nog geen enkel vrien'deiyk woord daarover gezegd. Dat is niets aardig van u, mynheer Von Willröder." Hy moest zich met geweld beheerschen om haar te antwoorden. Die goede, kleine prinses had immers geiyk: hy bad haar niet anders dan met een blik bedankt 1 Zoo zeide hy dan onwillekeurig eenigszins vormelijk„Vergeef my, Uw Doorluchtigheid! Laat my goedmakeD, wat ik verzuimde, en u dadelijk uit naam van de beide menschenkinderen, die gy zoo ge lukkig gemaakt hebt, hartelyk bedanken." Zy zag hem met een vragende uitdrukking aan. Daarop schudde zy het hoofd. „Zoo is het niet goed, mynheer Von Willröder. Dat is zoo deftig als kwam het volstrekt niet uit het hart." „Maar, Uw Doorluchtigheid...." uJa, het is zoo! Ik weet niet, wat ik vandaag van u denken moet, mynheer Von Willröder. Gy zyt zoo ernstig en zoo zoo vreeselyk neerslachtig." „Uw Doorluchtigheid men kan niet altyd lachen en vrooiyk zyD. Het leven verlangt zyn recht en daarin is meer verdriet dan vreugde." Nu knikte zy, zuchtte zacht en trippelde daarna weer haastig verder. Plotsoling bleef zy staan. Het eerste oogen- blik zeide. zy niets. Doch daarop overloog een donkere blos haar gelaat en diep ademhalend, zeide zy: „Daarin hebt gy volkomen gtiyk, mynheer Von Willröder. Gy moet niot denken, dat ik niet weet, wat verdriet beteekent. wyl ik meestal zoo vrooiyk ben. Goede hemel, ik ben nog wel zeer, zeer jong, maar hot heeft my toch ook reeds aangegrepen het verdriet, bedoel ikl Ja zekerI" En opnieuw zette zy haar wandeling voort. Voor een oogenblik was er toch een lachje over zyn gelaat gegleden. „Klein, lief prin sesje," dacht hy, „wat weet gy van het diepste leed, dat een menschenhart treffen kan? Moge God u daarvoor bewaren!" Zy scheen een antwoord verwacht te heb ben. Doch toen dit niet volgde, bleef zy na eenige oogenblikken weer staan. Dicht aan den weg stond een jasmynstruik. Zy plukte haastig een paar van de witte, welriekende bloesems, stak hot neusje in het bouquetje en wierp het daarna weer in het groeDe struikgewas. Zij zocht slechts naar een bezigheid, een afleiding, en haar handen beefden een weinig, toen zy nu voor de tweede maal eenige bloesems afplukte. Ditmaal stak zy ze in haar ceiptuur. Doch het volgende oogenblik trok zy het kleine bouquetje er weer uit, verdeelde het in twee helften en gaf een daarvan aan Willröler: „Steek dit als 't u belieft in uw knoopsgat! Toe „Uw Doorluchtigheid...." hy maakte een ietwat verlegen buiging. Eigeniyk wilde by zeggen: „Dat gaat toch niet in uniform ik zal het echter als een dierbaar aandenken bewaren I" maar zy zag hem nu weer zoo onschuldig en zoo byzonder lief aan, dat hy het niet over zyn hart kon krygen, haar verdriet te doen. Zy knikte tevreden, toen zy de bloesems in zyn knoopsgat zag. Weer liepen zy zwygend eenige schreden naast elkaar, totdat Ulrike plotseling opzachten toon zeide: „Waarom stelt gij toch zoo weinig vertrouwen in my, mynhéer Von Willröder? Kunt of moogt gy my dan niöt zeggen, wat u hindert?" Er zyn weinig menschen, die niet na een slag zooals Willröder dien dag getroffen had, behoefte gevoelen hun hart uit te storten. Niet, dat zy hun leed willen uitbazuinen. Maar het geeft een gevoel van verlichting, wanneer men zyn verdriet aan een ander mededeelt. En nu liep hier naast hem een lief menschen- kind, dat zoo hartelyk en deelnemend vroeg en van wie hy wist, dat het ook zoo voelde als het sprak! Wat deed het er toe, dat dit beminnelyke wezen toevallig een vorsten dochter was! Het was alsof er een drukkende last van zyn borst werd genomen, toen hy, zonder er aan te denkeD, dat hy niet begrepen zou kunnen worden, ernstig on treurig zeide „Uw Doorluchtigheid, ik kwam hier vandaag met een hart vol blyde hoop. En nu woet ik, dat ik het geluk voor altyd verloren heb voor altyd!" Een oogenblik dacht Ulrike na. Daarop antwoordde zy vol yver: „Men moet nooit den mood verliezen. Neen, neen, dat moet gy, dat moogt gy niet doen!" Zy deed nog eenige schreden en bleef toen staan. Haar adem ging sneller, de blos op haar wangen werd donkerder. Zy keek naar hem op een seconde en sloeg daarop de oogen neer. Het begon roeds te schemeren. Da jasmyn geurde. Heel in de verto klonk zacht do melodie van een wals. In dit oogenblik drong zich plotseling het zonderlinge van den toestand aan hem op, hot bewuetzyn van zyn verantwoordeiykheid. Een beklemmend gevoel van angst maakte zich van hem meester. Het bloed steeg hem naar de slapen; hy greep zich met de hand aan het hoofd. „Gy stelt dus vertrouwen in my?" zeide, dicht naast hem, de zachte, fluisterende stem. „Zult gy altyd vertrouwen in my stellen?Gy hebt my - ook een beetje lief zoo van harte.lief? O Als door een nevel zag hy, hoe de prinses haar beide handen tegen het kloppend hart drukte. „Uw Doorluchtigheid prinses wilde hy zeggen. Maar nog voor hy sprekeo, nog voor hy een stap achteruit wyken kon, voelde hy plotseliog twee zachte armen om zijn hals, oen hoote wang tegen de z(Jneen daarna em-, twee maal een lipponpaar op het zijne. In hetzelfde oogenblik sloeg Charlotte, slechts tien schreden van hen verwyderd, de bocht van de laan om. Zy ontstelde hevig met óén blik overzag zy den toestand. Alsof zy getuige was geweest van de laatste woorden, die hier waren gesproken, wist zy hoe alles was gekomen! En met een gevool van mede ïydon voor de prinses, en tevens van oprechte verontwaardiging, vermengde zich toch ook een zonderling gevoel van persoonlyken tegen zin. Ea al bad zy WillröJer ook voor eenige uren afgewezen, zoo had zy hem toch niet minder lief. Het bewustzyn, dat een andere vrouwenmond den zyne kuste, dreef haar het bloed kokend-heet door de aderen. En al was het ook honderdmaal een kind, dit kind handelde toch in dit oogonblik als een liefhebbende vrouw! En al wist zy ook, dat zyn hart er geen deel aan nam het bleef toch hetzelfde t De groote, innige, verlangende liefde dreigdo haar te overmeesteren. Maar in hetzelfde oogenblik zag zy op den schemerachtigen achtergrond van den weg de gestalten van den vorst en den erfprins ver schijnen - zy moesten nog vóór den fazanten- tuin omgekeerd zynl Beiden spraken druk samen, docb de volgende seconde, zoodra hy maar opkeek, moest de prins Willröier en Ulrike zien. (Slot volgt.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1898 | | pagina 5