ti\ 11744, Donderdag O «Juni. A*. 189a jouraat wordt dagelijks, met uUzoaderiag van <§paea feestdagen, uitgegeven. Tweede Blad. PERSOVERZICHT. Feuilleton. Haar Doorluchtighcidje. LEIDSCH DAaBLAD. PRIJS DEZER COURANTS Voor Loiden per 8 maanden. «*T l f 1.10. Franco per post1.40. Afzonderlijke Hommers0.05. PRIJS DER AD VERTENT IEN: Van 1—6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17 J. Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het IncasseereD bulten de Btad wordt f 0.05 borekend. "Wy lezen in de Arnhemsche Courant Het is moeilik het don menschen naar den sin te maken. Een herhaaldelijk vernomen klacht, zeer stellig niet ongegrond, is: onze wetgevende machine loopt langzaam, ons Par-, lament brengt weinig tot standi Maar nu gaat het waarlijk weer te vlug. Da Standaard klaagt: „Er komt oen neiging by onze Tweede Kamer op, die niet zonder bedenking is. De neiging namelijk, om ook princlpióele ontwer pen. van wet in de sectiën to onderzoeken, nog eer de publieke opinie een oordooi heeft kunnen vellen. Zoo ging het met Leerplicht. Eerst in Mei, dat wist meD, zou van allen kant het oDderwijsbelang in tal van vergade ringen aan de orde komen. In de Pinksterweek komen de groote onderwijzers-vergaderingen saam, niet van ééne richting, maar van alle richtingen. Zeer terecht werd daarom ook voorgesteld het was een amendement van den beer Lobman om Leerplicht vooralsnog niet in de afdee- lingen te onderzoeken. Maar het hielp niet Het Kabinet joeg, de Voorzitter dreef, de Centrale Sectio lei er de zweep over, en de meerderheid der Kamer forceerde don pas. En nu met de Ongovallen-wet ging het weer evenzoo. Ook dit is oen principidel ontworp, en in de Pers is met de bespreking van dit ontwerp nog pas eon begin go maakt. Op do meetings kwam het zelfs niet ter,..sprake, - Toch gaat het nu roeds in de afdeelingen, en zal-or'dus een Voorloopig Verslag komen, dat buiten verband met het nadenken over het ontwerp in den boezem-der natie staat. Dit nu achten we niet zonder bedenking. Zeker, de Kamer kan zoo werken. De wet geeft er haar vrijheid toe. Maar dan blijkt ook, dat de Kamer zich afsluit van het volk, en met do actie in den boezem V3n hot volk, en in de onderscheiden stioomingen van dat volk, geen rekening houdt." Is het eigenlijk wel noodig do onjuistheid dezer klacht aan te toonen? Toen er eprake was van het aan-de orde-stellen van hot ontwerp op den leerplicht, sprak zelfs een zoo beslist tegenstander daarvan als wijlen mr. Bahlmann er voor, o ndat het onderwerp reeds zoo was afgezaagd en er niets nieuws meer van te vertollen viel. En de onge vallenwet is, met uitzondering van enkele wijzigingen op betrekkelijk ondergeschikte punten, dezelfde als bet nu reeds een jaar geleden door de vorige Regeering ingodiende ontwerp. Is nu waarlijk een jaar nog niet genoeg om de openbare meening tijd en gelegenheid te geven „de actie in den boezem van bet volk" te openbaren? 't Is waar, van zoodanige „actie" bespeurt men in Nederland zrlden iets, maar zou dit met langer wachten er nog wel beter op worden? Of is de klacht misschien te beschouwen als een uiting van spijt, dat er waarlijk vruchtbare samenwerking mogelijk blijkt tu8schen doze Regeering en deze Kamer? In een asterisk Persoonlijke dienst plicht en duur brood zegt De Standaard: Men weet, wat kabaal tegen de Anti revo- lutionnaire party, nu vóór een jaar gemaakt is by de Stembus. Zy verloochende haar beginsel, «n aasde op den broodpenning van den arme. Daarom moest ze met hand en tand weerstaan. En duizenden kiezers, door dit geroep misleid, stemden voor Liberale candidaten. Thans zijn we een jaar verder, en wat ziet men nu? Ten eerste, wat aangaat den persooniyken dienstplicht, dat ons standpunt door den heer Seret in de Kamer, als de natuurlijkste zaak der wereld, bepleit is, zonder dat iemand het weersprak, en dat alle Anti-revolutionnairen hun stom voor den persoonlijken dienstplicht uitbrachten. En zulks in het minst niet onder verloo chening van het door hen in 1897 inge nomen standpunt, maar geheel conform dit standpunt. Iets, wat vast blijft staan, in weer wil der mislukte poging van de Nieuwe Rot- tcrdamsche Courant om het pleidooi van den heer Seret te ontzenuwen. Ea nu wat het „duur brood" betreft, zoo wilde bet geval, dat juist kort na het optreden van het liberale Kabinet ten deele reeds mislukte oogst de graanpryzen stijgen deed, en dat eenige maanden later de uitge broken oorlog de pryzen nog hooger opdreof. Zóó hoog, dat er vetl meer op de graan- piyzen opkwam, dan in het door ons voor gestane stelsel het geval zou geweest zy'D. Volguis dit stelsel toch zou op de H. L. tarwe niet méef gelegd zyn dan hoogstens f 1.5-5, wat per biood geen meerdero ver booging zou hebben gegeven dan 3/4 cent, Ofor zulk eon niet noembare vtrhooging nu heelt men van liberale zijde by de stem bus wee en ach! geroepen. Dat was den werkman uitmergelen. Dab zou tot onrust wekkende agitatie leiden. En zie, thans, nu er meer dan het dubbele opkwam, is de verhooging ternauwernood t-.r sprake gekomen, en van agitatie was er geen spoor. Th., in do Limburger Koerierstemt geheel in met De Tijlwat aangaat de stem, door dr. Schaepman over de wet op den persooniykon dienstplicht uitge bracht. Merkwaardig evenwel zyn de regels, waar mede de klacht wordt ingeleid: „De lsto Juni 1898 moet in den almanak van ieder vryheidlievend Nederlander met kool zwart kruis worden opgemerkt. Op dien fatalen dag werd een nieuwe slavery in ons vrye Batavenland ingevoerd, de kazemeslaverny. Op dien nefasten datum werd de afschaffing van de vryheid der plaatsvervanging met groote meerderheid in onze Tweede Kamer der Staten-Generaal gedecreteerd. Dat decreet zal niemand, die maar ietwat op de hoogte is van ons parlementair geknoei, de minste verrassing hebben gebaard. Doch, jawel, één verrassing was er wel by. Zy is, dat dr. Schaepman vóór de nieuwe militiewet, d. i. vóór de kazemeslaverny heeft gestemd," enz. Als men zulke woorden leest: „een nieuwe slaverny in ons vrye Batavenland" zou men zich byna een eouw terugverplaatst kunnen waDen. Dat is nog eens bet onvervalschte Patriotten-bloed, wat Th. door de aderen 8troomtl zegt de Arnhemsche Courant. Het Huisgezin geeft zyn oordeel over het geen de heer Schaepman deed als volgt weer: Heeft de heer Schaepman inderdaad alleen voor de wet gestemd, omdat daarin de ont heffingen voor de geestelyken voorkomen, en was hy bevreesd, dat zyn stem tegen de wet aldus zou worden uitgelegd, dat hy ook een tegenstander dor ontheffingen was? Maar na zyn oerste verklaring bestond er geen grond meer voor een zoo scrupuleuze beduchtheid, zoodat er, daar ditmaal alle op heldering van dr. Schaepman's zyde is achter wege gebleven, niets andere overschiet, dan aan te nemen, dat de wet zelf in zyn oogen zóó voortreffeiyk is, dat by er prys op stelde, aan haar tot-stand-koming mede te werken. Wy betreuren dit, voor dr. Schaepman zelf. Dat de afgovaardigde voor Almeloo een jiar goleden over deze quaestie ecni^szins anders dacht, moge blijken uit de volgende zinsneden van zyn meeatc-rlyko en bezielende rede op den Meidag te Utrecht: „Wy willen een Chriateiyke meerderheid, maar één prijs willen wydaarvoor niet be talen: de opheffing van de, plaatsver/anging. Mocht oen ministerie dit voorstellen, dan, wjj verklaren het allen zonder uitzondering, dan zou zonder verdere waarschuwing het kabinet ons vertrouwen geheel en al verbeurd hebben. Dit staat vast, onwrikbaar vastdat een regeeringhoe voortreffelijk, hoe edelhoe christelijk ookdie tot invoering van den pers' onlijken of algemeen en dienstplicht een voorstel zou doen, onmiddellijk, onvoorwaar delijk, voor eens en voorgoedhet vertrouwen van ons allen verloren zal hebben en op onzen steun niet meer heeft te rekenen." Wy onthouden ona van eenig commentaar. Dat de staatsman, die oen jaar geleden een christeiyke regeering onmiddeliyk en zonder genade zou bobben laten vallen, zoodra zy maar met oen voorstel tot invoering van den persooniyken dienstplicht durfde komen, thans met een anti-christelyke regeering één lyn trekt om denzelfden persooniyken dienstplicht ingevoerd te krygon, daar staat ons vor stand eenvoudig voor stil. Het Centrum spreekt niet over de stom van dr. Schaepman, maar schryft aan het eind van een artikel: Al juichen wy niet over de aanneming van het ontwerp, vooral niet omdat deze wet moet dienen als inleiding tot een legerorg&nisatie, welke vermoede!yk zware offers zal eichen, het verheugt oos toch, dat de exceptioneels positie onzer geestelyken en aanstaande geeste lyken thans krachtiger dan tot dusverre in de wetgeving zal worden gesanctionneerd. Wy meenen daarom niet te ovordry ven, wan neer wy verklaren, dat daarmede voor zeer vele katholieken in den lande de afschaffing der plaatsvervanging haar scherpen kant heeft verloren. De Maasbode schryft; Onze overtuiging is, dat de heer Schaepman ernstig te kort is geschoten in de naleving van het Program der katholieke staatsparty, dat hy zelf te Utrecht heeft helpen tot stand brengen. Negentien van dé 20 aanwezige katholieke Kamerleden hebben hun handteekeniog ge stand gedaan. De heer Schaepman heeft ge meend zich by de radicalen, socialisten, anti- revolutionnairen en liberalen ten deze te moeten aansluiten. Het valt hard voor de katholieken, naar aanleiding van die houding het liberale Vader land spottend te hooren uitroepen: Voor ons is zy een bewys, dat het do ware Schaepman niet was, die, bezwijkende voor de eer om altyd en onder alle ometandigheden op te treden als grootredenaar der party en speculeeronde op de kans om de hem ont glipte ltiding weer te mogen grypeü, te Utrecht als kampioen der plaatsvervanging oreerde en voorwaarden stelde. En niet minder hard valt het, te bespeuren hoe van een zyde, die altyd om „eenheid" in onze party gebeden heeft, die met zooveel moeite tot Btand gebrachte eenheid opzettelyk weer is verbroken. Eon, der liphtzyden van den pereoonlyken dienstplicht, wellicht de voornaamste, om schrijft het Ulrechlsch Dagblad aldus: De opvoedende kracht, die van den dienst onder de wapenen uitgaat, heeft onze geheele natie broodnoodig. Orde en discipline, ziedaar de eigenschap pen, die eigonlyk den man eerst maken tot een nuttig lid der maatschappy. Aanvatten der opgelegde taak, baar vol brengen zonder aarzeling en met eigeninitia tief ten aanzien der middelen ter uitvoering, ziedaar wat ook de in weelde grootgebrachte jongelingschap nog leeron mag en kan. Dat zy het ieeren wil, toont de instemming, die dit ontwerp juist in haar kringen, die or door worden getroffen, algemeen heeft gevonden. Zoo mag men dan verwachten, dat de mannelyke deugden van trouw en gehoor zaamheid, bescheidenheid en nauwgezetheid, ordelykbeid en plichtsbetrachting, doortastend heid en nauwkeurigheid ook ten onzent natio nale dsugdon zullen worden. Zy hebben de Dnitschers groot gemaakt tot een der eorste volkeren der wereld; waarom zouden zy ons ook niet groot kun nen maken, Germanen als zy? Nu het onvermydeiyke daar is en de af schaffing der plaatsvervanging by de militie zeer waarscbyniyk ook door de Eerste Kamer zal wordon goedgekeurd, geeft de weleerwaardo heer P. M. Bots, te Leiden, in De Maasbode twee wonkon. Hy noemt ze: kracht tegen den alcohol en goede kennis der publiciteitswegen. Met deze uitdrukkingen bedoolt hy: lo. dat de „vaders en moeders, meer nog dan feiteiyk reeds geschiedt, hun jongens van kindsbeen af sterk moeten maken tegen de jenever bekoring". Dat daartoe „hier en daar een ouderpaar zoodoende eerst ook do eigen levenswyze moet herzien," noemt de weleerw. heer B. „een heil, dat dan meteen wordt meegenomen." 2o. dat de miliciens leeren, dat tegen misbruiken in de kazernes, onz. de weg der publiciteit voor ben open staat en „de redactie van elke ordelyko courant in Nederland ieder, die waarachtig op goede gronden tegen ge noemde zaken in de courant optreden wil, gaarne voorthelpt en den weg wyst, met geheimhouding van naam." Gemengd Nieuws. Omtrent hot te 's-Gravenhage by do feesten te houden Bloemencorso vaa den Alg. Neoerlandschen WielrydersBond kan het volgende worden medegedeeld Zooals bekend is, heeft de Algemeene N^derlandsche WielrydersBond, die ruim 19,000 leden telt, naar aanhiaing van een tot zyn bestuur gerichte uitnoodiging, beslo ten, om tydens de inhuldigingsfeesten te 's-Gravenhage maar geheel afzondtrlyk een bloemencorso te organiseert, daarmede bedoelende een grootscbe huldebetooging der NederlaDdsche wielrijders ter gelegenheid van de troons'oestyging onzer jeugdige Vorstin. Bebalvo do leden van dien Bond en zyn vereuaigingen, van welke groepen deinscbry- vingen nog wordon ingewacht, zal deze stoet bestaan uit een aantal zegewagens, berauton te paard en te voet, eon vyftal muziekcorp sen, enz, enz. Er zal getracht worden oen zooveel mogo- lyk artistiek gèheel te verkrygen. Het bestuur van den Bond heeft op de prijsvragen voor zyn wagens uitmuntende antwoorden bekomen en de uitvoering is aan personen van naam opgedragen. Als datum voor dit bloemenfeest biyit 10 September bepaald en met de Ver schillende voorbereidingen is men ai eo: igen tyd aan den gang. Een koninklijke tribune motloge8 zal worden opgericht in het Haagsche Bosch eo voor do Bondsleden, die in grooten getale verwacht worden, is een zeer groote ruimte gereserveerd. Ten einde zyn lei n dit bloemenfeest gemakkelijk te doen tywo- nen, heeft bet bestuur van den Bond zich in verbinding gesteld met de verschillende spo.r- wegmaatschappijen tot het doen ryden van extra-treinen uitsluitend voor Bon sleden, enz. Sedert eenigen tyd is een Bureau der Bloemen corso-commissie dc-fiDitief gevestigd aan de Prinsessegracht te 's-Gravenhage. Daar de inschrijvingen nog niet gosloten zyn, kan 17) - Maar Serenissimus weerde hem af. „'t Is goed *t is goedl Een sty f kop blyft gy tochl Verbeter u!" En de overste wenkte, dat de auaiöntie was afgeloopen. Huilen en klappertanden was dien avond in de omgeving van de keuken aan de orde. Gelyk een vertoornde Zeus stond moester Dututel aan den haard. Rosa zat echter in baar kamertje en weende bittere tranen. Na het dessert verschoen Weingfirtner in Dutntels allerheiligste. Hy had als altyd het gla3de diplomatengezicht aangenomen, maar achter dit masker schuilde hooggespannen verwachting. „Welnu?" vroeg by, terwyl hy tegenover den kok plaats nam. „Welnu, schoonpapaatje?" De oude man antwoordde niet dadelyk, maar bromde slechts iets onverstaanbaars, onver staanbaar zelfs voor een eereten kamerdienaar, die anders toch uit halvo zinspelingen, halve woorden, dadelyk de bedoeling most begrypeo. Esn onmiskenbare verlegenheid stond echter op Dututels gezicht te lezen. „Welnu?" vro9g Weingfirtner nog eens, zyn wenkbrauwen optrekkend. „Serenissimus heeft ray toch gezegd, dat hy mot u gesproken had, Dututel." De kok liet zyn hayd zwaar op de tafel vallen. „Dat heoft Zijn Hoogheid ook gedaan. En ik heb ook dadelyk mot Rose gesproken. Drommels, ik was zoo gelukkig over de goedheid van Serenissimus en heb tegen haar gezegd: „Rose, myn kind, wanneer zal mon sieur Weingfirtner komen, om je to vragen?" „Welnu?" vroeg deze voor de dorde maal. „'t Is een zonderling kind, die Rose. Ik heb in het geheel geen aütwoord gekregen. De tranen kwamen haar slechts in do oogen en daarop is zy naar haar kamertje geloopen en hoeft den grendel voor de deur geschoven." „Ik wil my niet opdringen, wanneer ik niet in den smaak van het juffertje val," zeide de kamerdienaar geraakt en maakte aanstalten om op te staan. „Ik zal Serenissimus verslag doen van hetgeen gy daar juist hebt gezegd, en, my dunkt, dat zal voldoende zyn." Dututol was opgesprongen en trok hem weer op zyn stoel. „Waarom dadelyk het kind met het bad wegwerpen?! Rose is een kind, een dwaas kind, en gy moet een ver standig maa zyn. Gy moet eebter geduld met het kind hebben. Laat my maar begaan. Zy zal doen, wat ik wil. Eo zy zal een gehoor zame dochter en een gehoorzame vrouw wordon. Wy moeten baar tyd geven dat is alles! Begrepen?" „Ik moest immers met blindheid en doof heid geslagen zyn, warneer ik het niet begrijpen zou, nL dat Rose my niet mag. En, Dututel, ik wil u niet verhelen, dat ik ook roeds zoo iets heb hooren mompelen alsof Rose een minnaar in de stad heeft zy moet een zeer byzondere j- hm voorliefde voor een uniform hebben." Weingfirtner kneep de oogen dicht en keek van onder zyn zware oogloden met oen boosaardig lachje naar Dututel. „Nu, ik ben niet kleingeestig. Dat alles komt wel terecht, wanneer zy maar eerst myn vrouw is. Maar hy ver hief zyn stem „dat zeg ik u, meester Dututel, Jozef Weiogfirtner laat zich niet by den neus leiden." „Drommol8, wie wil u dan by den neus loiden? Spreek toch niet zoo luid; iedereen kan booren, wat wy zeggen." „Goed, ik zal geduld hebben, ik ben daartoe oud en verstandig genoeg. Wacht eons, over acht dagen, den 16den, ben ik jarig. Vindt gy h6t good, dat wy dan de verloving vieren en acht weken later bruiloft houden Hy wreef zich de blanke, goed onderhouden handen, bekeek den langen nagel, welken by naar net voorbeeld van den vorst aan den pink van de rechterhand had laten groeien, en besloot met de woorden„Maar, Dututel, gy kent myik heb een streepje bij Serenissimus voor. Laat onzo oude vriendschap geen ge- voeligen 6toot krygen." „Da Hemel bewareGeloof my, Rose is een gehoorzaam, lief kind." Weingfirtner stond op, zy drukten elkaar de hand. Maar, toen de kamerdienaar den knop van de deur reeds in de hand had, keerde by zich nog eens om. „Drommels, Dututol, dat zou ik byna vergeten. Overmorgen gaat het Hof naar Elisenburg, voor acht wekon ongeveer. Gy moet u rykelyk van alles voor zien, er wordt een gast verwacht." Hy nam weer zyn diplomatengezicht aan, deed een schrede achteruit en fluisterde den kok in het oor: „Do erfprins van Waldenstein Roiz komt. In vertrouwen gezegd, schoonpapaatje: waarscbyniyk zullen er te Elisenburg twee verloviogen gevierd worden." „Schrik niet, best moedertje, ik schryf deze regels uit l.et tuchthuis, waarin ik my sinds acht dagen bevind. „Nu, gy begrypt zeker wel, hoe u dat moet opvattou? De vyf naburige reuzenstateD, die hter by Schalhaus met vyf vooruitstekende punten bijeenkomen, zoodat men in een uur negen verschillende grenzen kan overschrijden, zonder zyn beenen overmatig to vermoeien deze vyf staten hebben bier voor een halve eeuw, om in een dringende behoefte te voor zien, een gemeenschappelyk tuchthuis ge bouwd, Schalhaus genaamd. Myn regiment heeft de weinig eervolle on Diet zeer aange name opdracht gekregtn een wachtpost voor Schalhaus beschikbaar te houdeD, bestaande uit een luitenant en veertig maD, die men gewooniyk don afschuweiyken bynaam van de „tuchtelingon" geeft. Aan Mannfeld was deze post opgedragen, die elke acht week afgelost wordt, maar nu is by plotseling ziek gewor den en moet ik z'yo plaats vervangen. „Maar dit commando heeft, behalve veel schaduw-, ook zyn lichtzyden. Do dienst is zeor gomakkelyk, de manschappen, iD zooverre zy niet door den wachtdienst in beslag ge nomen worden, moeten eiken dag een weinig exercoeren on ter inspectie op het appèl komen. En wyl ik twee flinke onderofficieren heb, van wie de oudste, sergeant-majoor Marschner, bepaald een toonbeeld van een militair is, zoo heb ik weinig te doen. „En dan do hoofdzaak. „Nauweiyks een kwartier gaans van Schal haus ligt hot jachtslot van Elwersburg, Elisen burg, de zomerresidentie van ons Hof. D9 vorst had tornauwernood gehoord, dat my het commando in Schalhaus was opgedragen, of hy liet my by zich komen en sinds dien tyd is er byna geen dag voorby gegaan, waarop ik met te Elisenburg ben ontboden. „De vorst leeft te Elisenburg bijna als oen ryk particulier; de étiquette wordt bier veel minder ia acht genomen, al blyven ook altyd do „dehors" bewaard, zooals Haar Excellentie Eggeström, over wie ik reeds heb geschreven, zegt. Serenissimus bezit to Elisenburg eeu prachtige antiquiteitenverzameling en het is aandoeuiyk, wanneer de blinde heer zyn schatten betast, wyl hem het genot ontzegd is se goed te zien. Hy heeft bet zich niet laten ontnemen, my persoonlyk het kleine museum binnen te leiden, en ik heb wel zooveol liefhebbery voor oudheden van myn vader geërfd, dat ik geen belangstelling behoefde te huichelen. (Wordt mrvolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1898 | | pagina 5