N'. 11722. A®. 1898 feze Qourant wordt dagelijks, met uitzondering van gon- en feestdagen, uitgegeven. Tweede Blad. PERSOVERZICHT. Feuilleton. Getrouw tot in den dood. Donderdag 12 Mei. LEIDSCH DAGBLAD. FEUS DEZER COURANTi Voor Lelden per 3 maanden. f IJO, Franco per post1.(0. Afzonderlijke Nommers 0.06» FEUS DZB ADVERTENTIES: Van 1—8 regefc f 1.08. ledero regel meer f 0.I7J. - Grootere lettere naar pteateroimta. Voor het Incaeseeren buiten do stad wordt f 0.06 berekend. Ofüoiëel© KennisfforlnyeiL Burgemeester en Wethouders van Leiden, Gelet op art. 8, 2de lid, dei Hinderwet; BreDgen ter keDnis van belanghebbenden, dat de beslissing op het verzoek van M. O. 80H0UTEN, tot plaatsing en in-werking-stelling van een stoom machine met ketel en tot opriohtlng van een smederij in het perceel Houtmarkt No. 5a. is verdaagd, op grond, dat hot door den betrokken Inspecteur van den Arboid ingesteld ondorzoek nog niet is afgoloopen. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Leiden, F. WAS, Burgemeester. 9 MeJ 1898. VAN HEY8T, 8eoret«rU. Burgemeester en Wethouders van Leiden; Gezion art. 8, 1ste alinea, der wet van don 2don Juni 1875 (Staatsblad No. 95), tot regeling van het toezicht bij hot oprichten van inriohtingen, welke gevaar, schade of hinder kunnen veroorzaken; Brongen bij deze ter algemeene kennis, dat door beu op heden vergunning ia verleend aan do LEID80HE KATOENMAATSCHAPPIJ (voorheen I)E BEYDER on Co.) en W. J. ZWETSLOOT on rechtverkrijgenden respectievelijk tot het uitbreiden ▼an de fabriek aan de HeereDgracht Nos. 79/81, door bijtrekking vaQ het voormalig Oosterkerkgebouw en tot bet plaatsen en iu-werkiog-stollen vaa eo i gasmotor van 2 paardekracht in het peroeel Haar- lommerwog No. 2. Burgemeester en Wethoaders voornoomd, Leiden, F. WAS, Burgemeester. 9 Mei 1898. VAN HEYöT, Secretaris. In De Vryje School geeft een onderwijzer op de volgende manier lucht aan de gevoelens, welke door de indiening van het wetsontwerp op den leerplicht by hem zynopgewekt Eind'lyk zal 'k myn zin toch kragen, Beügels, rekels, galgenaas; Heb ik dikwyls moeten zwygen^ *k Ben je nu voorgoed de baas! Wat hob ik niet reeds een woorden moeten verspillen, Hoe voelde ik mfln hart van verontwaardiging trillen, Als ik zag, dat je, ver van de bron mtlner wysheid, Aardapp'len gingt poten of schaatsenrijden in iJstyd, Op 't kindje bleef passen, Als moeder moest wasschen; Thuis dorst te blyven, Om ganzen te dryven, Om schapen of koeien, Of varkens te hooien, Om voor pleizier te gaan rijden of varen Of je tante te feliciteeren bij haar verjaren; Maar dank z(j onzen knappen minister van onderwijszaken, Dat is voorgoed nu gedaan, schoolvergeten snaken I Vroeger kon ik me woedend maken Als jelui, draken, Dorst te 8tiomen, te strikken, te spijbelen, een sluipertjo to maken, Acbter de hooge to loopen, of hoe je in affreus dialect Met dieventaal woorden je meester begekt; In dat geval evenwol kon 'k mijn woedo nog koelen En in verbond met je vader je myn tuchtroê doen voelen; Maar hoe kon het my kwellen, mijn slaap my ontrooven, M(jn vreugde vergallen, myn werklust ver- dooven, Als zoo'n vader, zoo'n moedor, voor 't hoogere blind, Dorst te zeggen: „Biyf thuis jy en pas op het kind." En of ik dan zei: „Maar dat kind moet nog leoren, Moet nog wijsheid vergaren, zjjn kennis ver- meeren, De ontwikkeling is immers een eisch van den tyd;" Jawel hoor, 't was alles aan dooven gezeid. En ze noemden het allemaal schoolmeesters- wind En ze zeiden: „We z|jn toch nog baas van ons ktndl" En dan raakte ik myn schoolmeesterspblegma kwyt En dan dacht ik te bersten van woede en van spyt En van nydigheid Over zooveel nalatigheid Van menschon, die, om toch maar te kunnen eten, Al de vakken van artikel twee vergeten. Onder het hoofd „De jeneverton en nog iets" zegt De Standaard De socialistische Kamerleden gebruiken by voorkeur krasse termen. Ten deele doen ze dit waarschyniyk met opzet, om de aandacht te prikkelen. Een gedachten- gang, waarin het zelfs niet onaangenaam is, tot de orde geroepen te worden. Zulk een „tot de orde roepen" geeft extra- reclame. Intusschen, al gaat men met die methode niet mee, ja, al keurt men ze af, daaruit mag nimmer een door de vingers zien volgen van een kwaad, dat op die wys gesignaleerd wordt. En ditmaal was wat de heer Troelstra brandmerkte, een wezeniyke orgernia voor alle edeler nationaal gevoel. Op een Nederlandsch oorlogsschip in den vreemde, waarop de vreemdelingen in menigte ons zeewezen komen bekyken, by de wapen tropee een jeneverton te leggen, die smakeloos roodwit-blauw is geverfd, en daarover een oranje vaan te hangen, waarop het woord Jenever staat, la door en door stuitend; en de officier, die dit alzoe verordend, of gezien en geduld heeft, deed zeer stellig verkeerd. Een stellige verklaring van den Minister, dat by dit geval scherp onderzoeken zou, ware dan ook alleszins op haar plaats geweest Zulk spelen met onze nationale waardig heid komt niet te pas. Het scbynt metterdaad, dat de denkbeelden over het waardige en betameiyke in sommige officierskringen nog altoos naar den maatstaf van een zeer eigenaardige moraal worden afgemeten. Zoo verluidt nu weer, dat een officier door den civielen rechter veroordeeld is wegens openbare schennis der eerbaarheid, en dat desniettemin de militaire raad van discipline in dit feit geen roden zag om dis- oiplinaire maatregelen toe te passen. Is dit nu zoo, en men zal er wel meer van hooren dan zou hier alzoo Bprake zyn, niet van één officier, maar van een col lege van officieren, dat openbare scher: nis der eerbaarheid nog niet zoo erg acht. In De ReclameNieuws- en Advertentieblad voor Weesp en omliggende plaatsen, vonden we een artikel over de b u s k r uitfabriek „De Krygsman", te Muiden. Naar aanleiding van het ongeval, dat onlangs voorviel, wordt daarin gewezen op het dreigende gevaar, waarin de bewoners steeds verkeeren, al heeft de directeur der fabriek ook verzekerd, dat dit gevaar sedert 1883 door goede verbete ringen zeer beperkt is geworden. Maar vooral wordt nadruk gelegd op den toestand der werklieden aan de fabriek, die een werkdag van 14 uur hebben, en wier werkzaamheid zoo schadeiyk is voor de gezondheid, dat zy ïyden aan zware hoofdpynen, ontsteking van het tandvleesch en uitvallen van het hoofdhaar. Juist daardoor wordt het gevaar vermeerderd, en wie weet of het jongste ongeval niet aan zulk een geval is toe te schryven: een on nauwkeurigheid, veroorzaakt door ongesteld heid. Den werklieden wordt geleerd inberustiDg voort te werkeD, in dagelyksch gevaar; maar te geiyk weten zy, dat aan de verzorging hunner nabestaanden niets zal gedaan worden, en het karige loon hoogstens f 9, enkelen slechts hebben f II stelt hen niet in staat iets te sparen. De ervariDg heeft geleerd, dat de directie der fabriek by een ongeluk zooals ongeveer 4 jaren geleden slechts weinig doet; de inwoners van Muiden brachten een eom gelde voor de nabestaanden byeen. Ook thans weer, nu een gezin van 6 personen in hulpbehoe vende omstandigheden verkeert, ziet de ge meente Muiden zich voor een dergelyke taak gesteld, indien de eigenlyke werkgever zyn plicht niet volbrengt. Het artikel vraagt ten slotte of het geen gebiedende eisch is, door de sociale recht vaardigheid voorgeschreven, dat deze fabriek van de vennootschap „De gezameniyke bus- kruitmakers van Noord-Holland, Utrecht en Zeeland, een inrichting, welke in het Ryk (net Departement van Oorlog) haar grootsten afnemer vindt de noodige zorgen draagt voor haar werklieden. Het weekblad De Amsterdammer zegt te duchten, dat men ia militaire kringen wel de plaatsvervanging begeert als een winst, thans te behalen, daar het leger dan meer in tel komt en het een opvoedingsschool wordt voor de geheele burgery, do minst begec-riyke opvoediagsschool, behalve voor enkele bandeloozonl maar dat het tegen wicht, daarby volstrekt onmisbaar, hot civili seeren, het burgerlyk maken van het leger, op alle manieren zal worden geweerd. Daarom Diet eerst de afschaffing dor plaats vervanging en dan do hervormingen, maar beide te zamen. Thans is er geen enkele waarborg, dat persoonlyko oefenplicht zal gepaard gaan met de door byna alle paftgen by herhaling gevraagde vermindering van militaire lasten en hervorming vaa ons defenBiestelsel. De Kamer verklare zich daarom voor het beginsel van persooniyken dienst- of oefan- plicht door aanneming der wet; alleen men bepale, dat het in-werking-treden der wet wordt verdaagd, om te geiyk met de leger- en defensiewet indien dan nog noodig haar van kracht te doen zyn. Wy weten nu genoeg— zegt het blad - van ministeriëele beloften in het algemeen en van de vaardigheid in het aanbrengen van bezuinigingen en hervormingen by oorlog in 't byzonder om het toepassen van den regel „geiyk oversteken" niet over tollig to rekenen. De Tijd verheugt zich over die woorden. Wel zyn de idealen van „civiliseeren"* van het leger en van algemeenen oefenplicbi niet de hare en weDscht zij een staand leger te behoudeD, maar ook zy wil de plaatsvervanging niet afgeschaft alvorens de beslissing omtrent de legerorganisatie der toekomst gevallen fe. Ook den eisch van beperking van uitgaven acht zy or een, die zoo ongeveer door alle politieke programs, maar bepaaldelijk door het katholieke op den voorgrond wordt gesteld. Van welke liberafe Kamerleden dit evenzeer kan gezegd wordeD, zullen we spoedig zien, zegt De Tijd. De Eervorming merkt op, dat volgens de Mem. van ADtwoord de grond voor de vr in stelling dor ordebroeders niet n ge- legon in hun bestemming totziekenverplegers, maar hierin, dat zy boewei in donkanon- nieken zin geen geestelijken, clerici, maar regulares echter gehouden zyn tot een geesteiyk leven, met welks eigenaardigheden en eischen de krygsdienst niet is overeen te brengen. Die opvatting van do Rogeering acht het blad de ware. „Maar juist", voegt het blad er by, „omdat dergelijke geestelyke dressuur voor aankomende protestantsche leeraars niet bestaat, kan men daarop voor hun vrijstelling zich niet beroepen. Deze kan alleen voor studenten in de godgeleerdheid worden ge vraagd, omdat ze den aankomenden Boora- 8chen geesteiyken is toegedaan. Wy Wijven dit een argument van lager allooi achten." Wil de Reg., toch zwichtend voor dit argu ment, ook de voor theol. vorming bestemde leerlingen der beide hoogste klassen der gymnasia vrystellen, dan moet bet blad toch opmerkeD, dat ook aanstaande doctoren in de Semitische letterkunde het Hebreenwsch op het gymnasium zullen beoefenen. De rector kan ambtshalvo moeilyk anders verklaren dan dat zekere leerling do lessen in het Hebr. volgt. Het stellige voornemen, om zich aan de studie der theologie te wydeD, zal das óf door den gymnasiast zelf öf door diens vader of voogd dienen kenbaar gemaakt te wordon. De Standaard zegt: In het vakblad De Houthandel gaf de beeï Hoogendyk sinds eoDige weken beschouwingen over het verval van den houthandel, en de middelen om hom op te beuren. Een ander deskundige oefende op die be schouwingen in hfctzelfde weekblad critiek, waarop de heer Hoogendyk het antwoord niet schuldig zou biyvon. Hyself is voor protectie, zyn criticus er tegen. Maar zonder ons in dezen stryd te mengen, weoBchen we toch nu reeds op twee feiten te wyzen. Vooreerst hierop, dat beide beeren het er over eens zyn, dat in Duitschland, dank zy de daar te lande ingevoerde bescherming, de houthandel weer opleefde en vooruitging. En ten tweede op de verklaring va i den anti-protectionist, dat ook by wel niet het gezaagde, maar dan toch het ges c h aa f do en geploegde bcut aan een richt m1 onder werpen, eu dat wel, opdat het werk, dat hitt te lande kan verricht worden, niet overga op de werklieden van andere landen. Want wel zegt de tegenspreker van den heer Hoogendyk, dat de verbetering in Duitschland kunetmatig is en later op teleur stelling zal uitloopenmaar de profeten, die brood eten, zyn het land nog niet uit. Dit is een goedgeefsche voorspelling, die wo laten voor wat ze is. Hoofdzaak is, dat ook hy hi er achter uitgang, ia Duitschland vooruitgang con stateert. En wat het tweede punt betreft, zoo komt het ons uiterst opraerkelyk voor, dat deze redetwist, door twee vakmannen, in een vakblad, geheel buiten den politiek n stryd o n gevoerd, in hoofdzaak onze denkbeelden komt bevestigen. Het gezaagde hont laten we nu glippen. Ook door ons is nooit op invoerrecht op ge zaagd hout aangedrongen, al komt het om voor, dat bedoelde criticus voor zyn exceptie andere redenen zal moeten opgeveD, dan by dusver deed. Redenen, die er altbans ten deele wel zyn, maar door hem Diet genoemd worden. Maar het geschaafde en geploegde hout, waarop wy steeds een invoerrecht be geerden, opdat het werk Diet van onze markt naar het buitonland zou verplaatst worden, wil niet alleen de heer Hoogendyk, maar ook zyn tegenspreker, aan een recht onderwerpen; en in zoover krygt dus de fair trade èu zakeiyk ©n wat het motief betreft, van dezo beide vakmannen gelyk. „Gelyk" óók van den man, die overigens schorp tegen protectie optreedt. Gemeenteraad van Wassenaar* "Voorzitter de Burgemeester. Afwezig de heeren Van der Oudermoulen, baron Van Pallandt en baron Van Brienen. De verordening op de heffing van den hoofdolijken omslag, opgezonden ter goed keuring, is teruggekomen met verzoek, daarin cenige wijzigingen aan te breDgen. Het dagelijksch bestuur stelt den Raad voor do verordening te wjjzigen in don geest, waarin do minister zulks verlangt. Behalve dat aan de verordening een overgangsbepaling dient to worden toegevoegd en dat de suppletoire omslag van ten hoogste ƒ100 zal vervallen en het suppletoir kohier later kan worden vastgesteld, is de opmerking gemaakt, 41) Zy was als iemand, die op een klein eiland niet meer dan een klip in het midden van den uitgestrekten oceaan stond, en noch naar de eene noch naar de andere zyde den blik durfde wenden, omdat overal het uitzicht ledig en hopeloos was. Het sloeg elf uren. Nu en dan klonk het geluid van muziek of van gelach uit den corridor. Het kleine, Kerstfeest vierende ge zelschap zat in Lucille's „boudoir," evenals dqn vorigen avond. Het was een van de aan genaamste kamers in het kasteel, en de graaf gaf or de voorkeur aan boven elke andere, behalve zyn boekery. E-ns bleef de deur open, terwyi Lucille „Batti, batti" zong. O, met welk een teederheid, met welk een innige liefde klonk die melodie van dio jeug dige lippen! Elizabet kon zich voorstellen hoe Bruno by de piano stond en op haar nedorzag, terwyi zy zong; of hoe hy by don hook van het instrument zat, het gelaat op gelijke hoogte met dat zyner zingende geliefde. Zoo zou zy menig jaar voor hem zingen totdat de tyd haar stem verzwakt hadmaar nog altyd zou die stem lieflijk in zyn ooren klinken, het lieflijkst als hy haar voor haar kinderen hoorde zingen. Niemand kon er aan twyfelen of die twee zouden samen gelukkig zyn en elkander beminnen met een diep ge wortelde liefde, een liefde der jougd, die door geen vluchtige opwelling, uit eon losse gril ontstaan, ondermynd kon worden. Terwyi Elizabet in haar hoek van de donkere galery zat, was het warm, helder en gezellig in Lucille's kamer, waaruit het geluid van muziek en stemmen baar met zulk een aandoenlyke beteekenis in de ooren klonk. Nooit had Lucille zich gelukkiger gevoeld dan dien avond. Lord Ingle8haw zat in zyn leunstoel by den haard en zag toe, terwyi die twee by do piano zaten. Hy beschouwde hen met een hart, vervuld van vreugde, en dankte de Voor zienigheid, Die in dezo verbintenis zyn lang gekoesterden wonsch bad vervuld. Nooit had hy Lucille gezegd hoe vurig hy gehoopt had, dat zy met zyn erfgenaam zou huwen; hoe het de droom zyns leveBs was geweest zyn dochter in het voorvaderlijk kasteel te zi«n met een echtgenoot, die in de plaats trad van den zoon, op wien zijn erflyke titel zou zyn overgegaan, als zyn vrouw hem een zoon geschonken had. Om alles ter wereld zou hy goen invloed op haar keus uitgeoefend willen hebben om dit verlangen te bevredigen. Daartoe had hy haar te lief. Maar het was zoo vanzelf gekomen, zonder dat hy er zich mede bemoeid had, en daar was hy God dankbaar voor. „Myn lieve Lucille," sprak by, toen z\1n dochter naast zjjn armstoel knielde en haar hoofd tegen zijn schouder viyde, „het is alsof het pas gisteren was, toen ge als een kind op myn knie zat. En nu wordt ge al zoo spoedig een getrouwde vrouwNu zio ik eerst hoe snel myn lieveling den tyd voor my heeft doen verloopen. Ik kan myn rustig leven naar uw groei afmeten, Lucille. Gy zijt byna ongemerkt van kind tot vrouw opge groeid." „My heeft het een lang, zeer lang leven toegeschenen, lieve vader," zeide Lucille, „maar geen uur te lang. Gy zit zooveel uren in Horatius en Virgilius en ai uw lievelingsboeken te droomen, dat de dagen zeker ongemerkt voorbygaan." „Dat is waar," hernam de graaf; „ik besteed veel tyd, te veel misschien, aan myn boeken maar dat ia zulk aangenaam droomen. Doch ik zal in het vervolg werkzamer zyn. Ik zal Bruno in al zyn philanthropische plannen helpen. Elizabet May heeft my van de woningen der Londensche armen gesproken dat is een punt, waarvan ik gaarne ernstig werk zou maken. Maar het is nu te laat om daarover te spreken. Daar slaat het half- twaalf, ongehoord laat voor „Iogleshaw Castle". Wilt ge ons nu de hymne van Milton eens voorlezen, Lucille, om ons een gepast Kerst feestgevoel te geven, eer wy naar bed gaan? GQ placht die heerlyke verzen zoo lief te lezen." „Dat heb ik haar geleerd," zeide juffrouw Marjorum, haar met wolle polsjes tegen de koude beschermde handen vouwende en met zelfvoldoening glimlachende. „Toen zy nog geen twaalf jaar was, heb ik haar met eenige van de meesterstukken in onze taal bekend gemaakt. Zy kent de „Hymne op de Geboorte" uit het hoofd." En op oen voetenbankje na39t haars vaders stoel in de schaduw gezoten, reciteerde Lucille, op een kal men toon en met een goede stem buiging, de verlaDgdo hymne. Juffrouw Marjorum was geen genie, maar zy was een goede onderwijzeres en had haar leerlinge een zuivere uitspraak van haar eigen taal geleerd iets, wat don jongen dames van den togenwoordigen tyd maar al to vaak ontbreekt, en waardoor zy onverstaanbaar zyn voor den vreemdeling, die het Engélseh uit de boeken heeft geleerd. Lucille reciteerde zonder eeDige hoogdra vendheid, maar met dio uitdrukking en klem, die men slechts aan een gedicht kan geven, als men het volkomen begrypt. Bruno luisterde met verrukking. Het was een nieuwe begaafdheid, die hy in zyn aan staande vrouw ontdekte. „Dat is nog boter dan muziek. Gö moet eiken avond voor my reciteeren, als wy aDeen zyn, Lucille," zeide hy op een schertsenden toon van gezag. „In uw vrye uren moot gy uw Milton, uw Keats, uw Wordsworth en uw Shelley voor den dag halen; en na het eten, als ik vermoeid b6n van al myn zwoegen en sloven voor het algemeen welzyn, kont gy voor my reciteeren, terwyl ik op de sofa lig en myn sigaar rook. Dat zal myn afgematten geest goed doen." En nu, op slag van twaalven, wensebton zy elkander goeden nacht, na een Kerstdag zon der een enkel wolkje. Er komen weinig zulko gelukkige dagen in het leven voor: dagen even genoeglijk als wèlbesteed, omdat zy tot het genoegen van anderen hebben byge- dragen. De twaalf slagen van middernacht klonken van de Gothische klok in do poort, van de stalklok, van de ouderwetsche staande klok aan de trap, en van de „Louis-Quatorze"-hang- klok in don corridor. Alles was stil en donker in het kasteelmaar Elizabet zat nog ip haar hoek van de galery, zonder meer neiging tot slapen dan alsof het middag in plaat* van middernacht was. Zy had beneden in di voorzaal twee knechts met een lantaarn dt ronde zion doen, om de deuren met boom er grendels te sluiten en te zorgen, dat aKea veilig was voor den nacht. Zy deden by deze gelegenheid hun werk een weinig onachtzaam, als mannen, die zich tot avondeten het over schot van het lendenstuk goed hadden latep smaken en er niet karig bier by gedronken hadden. Er hadden wel twaalf inbrekers in de Gothische zaal verscholen kunnen zyn, terwyl die twee mannen met hun lantaarn rondgingen en alleen in den boek keken, waak haar stralen vielen, zonder op het overig gedeelte van de zaal ook maar het minst te letten. vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1898 | | pagina 5