Lotgeval van een Molenaar. MENGELWERK. tromotor wordt varvangen door een nauw keurig uurwerk. De tot het opnemen van phonographische gesprekken dienende rollen, die zeer duur wareD, worden door de Maat- sctappU goedkoop geproduceerd en zyn door h t aanbrengen van een waslaag veel gevoe liger gemaakt voor de opneming der klank- schakeeringen. Men meent, dat het nieuwe toestel spoedig de piano zal verdringen en vooral in het practiscbe leven een rol zal spelen. Autodidacten zullen byv. door middel van de phonograaf gemakkelijk vreemde talen kunnen leeren, terwijl op de bureaux de ste nografen hun plaats zullen moeten ruimen voor phonograaf-toestellen! In de derde aflevering van den dertienden jaargang van het tijdschrift Vragen van den Dag komt een opstel voor van den heer A. Nuyens, waarin deze mededeelt, dat een doel treffsnd geneesmiddel tegen mond- en klauwzeer reeds voor vijf en twintig jaar door dr. L. Morandi, notaris en ervaren veehou der te Milaan, is gevonden. Ofschoon er roede vele duizenden lijders, zoowel onder het rund- als onder het andere vee in het buitenland vooral in Italië door genezen zijn, is het, voor zoover bet ten minste den schrijver bekend is, in ons land nog niet aangewend. Toch is de toepassing er van zóó eenvoudig, dat ieder veehouder bij de noodigo inlichtingen het kan aanwendeD, en het gevolg zóó gun stig, dat koning Humbert van Italië den uit vinder openlijk zijn dank heeft betuigd, terwijl een aantal bisschoppen door herderlijke brieven hunne onderhoorige geestelijkheid aanspoorden, de verspreiding van de geneeswijze-Morandi zooveel mogelijk te bevorderen. Het geneeskrachtig kruid is de wilde thtjm omkomt algemeen van Juni tot September op zand-, duin- en heidegrond voor. Het worde gezocht als het bloeit, en dan bewaard op een droge plaats, zoodat men er ten allen tijde over beschikken kan. Men bereidt er een aftreksel van door in een emmer met thïjm kokend water te gieten en dat zes uur te laten trekken. De bek van het lijdende dier wordt mot koud, zuiver water en met behulp van een reine spons flink uitgewasscheo, waarna men don patiënt een flesch thym- aftreksel bij kleine teugjes ingeeft, zoodat het zijn werking zoo goed mogelijk kan doen. Ook de pooten en de uiers worden na zorg vuldige reiniging met zuiver water met tbym- aftreksel behandeld, dat bij iedere aanwending versch bereid dient te worden. Ook als voorbehoedmiddel werkt tbym- aftreksel uitstekend; men geve den nog niet aaDgetasten dieren eenmaal eon liter in. Zuivere lucht en zindelijke ligging voor het vee is altijd, maar vooral bi) voorkomende ziekte gevallen, ten zeerste aan te bevelen. De heer Nuyens is zoozeer van de deugde lijkheid van het geneesmiddel overtuigd, dat hjj schrijft: „Wanneer de bobandeling niet de gewenschte uitkomst heeft, moet zulks alleen worden toegeschreven aan een ondoelmatige toepassing." In die overtuiging wordt hij met recht versterkt door de talrijke gunstige bo oordoelingen over de genoemde geneeswijze, die hem welwillend door dr. Morandi toege zonden zijn. Zoo schreef o. a. de bisschop van Vigevano aan de pastoors van zijn diocees: Ik voegde er vervolgens bij, dat dit middel zeer zeker is, mij grondende op het woord van dnizenden en duizenden getuig schriften van burgemeesters, veeartsen, pach ters en eigenaarsNatuurlijk moet deze geneeswijze, hoe eenvoudig ze ook zij, goed gedaan worden, wil zij hare uitwerking hebben, maar ook dit is zeer gemakkelijk, zooals blijkt uit de gedrukte inlichtingen, welke de edele ridder dr. Morandi van Milaan bereid i3 op aanvrage kosteloos aan een ieder te zendeD, te geljjk met een monster van den bovongenoemden thijm Pastoor Rocco Bianchi schrijft in een brief van dankbetuiging aan den uitvinder o.a.: Het getal dieren, dat in zeer korten tijd in mijn parochie genezen werd, bedraagt moer dan vijfhonderd In een van de velo gunstige verklaringen van veeartsen wordt gezegd: De afdoende werking van den thijm wordt nu door allen erkond, maar wat moot men geen moeite doen, om die achteloosheid te overwinneD, die nog onder ons hoerscht. Na evonwel heb ik overwonnen." Waar zooveel getuigschriften van vertrouw bare personen voor de deugdelijkheid van hot geneesmiddel-Morandi spreken, zal de toe passing er van ook in ons land, nu er drin gender dan vroeger door den heer Nuyens de aandacht op gevestigd is, wel niet langer achterwege blijven, 't Is in menig opzicht te hopen, dat men ook bier in den thijm eon flink wapen vinde, om een geduchten vijand van de welvaart van ons land te bestrijden en te overwinnen. o. v. h. allerindividueelste emotie vallen ons onop houdelijk lastig met bun vluchtige gemoeds aandoeningen, hun voorbijsnorrende indrukken, de vroolijkheid of somberheid hunner wissel vallige stemming, bun vreugde van beden of hun leed van gisteren korten met allerlei kleine beslommeringen, die ongetwijfeld zeer gewichtig zijn voor henzelven en hun naaste omgeving, doch waarin een wildvreemde met den besten wil niet meer belang vermag te stellen dan in bet tandjes krijgen hunner kinderen. Geheel anders dan deze burgerlijke huis- bakkon kunst is het ware van groote kunste naars. Wat vernemen wij door Molière's comedies aangaande zijn eigen levensomstan digheden? Niets of zoo goed als niets. Maar hy schiep eenige onsterflijke typen, die na twee eeuwen geen spoor van veroudering toonen. Bovendien deed hij dit in een taal, voor ons nog even klaar on helder als voor zijn tijdgenootc-n, terwijl ik sommige Hol- landsche schrijvers nu al niet versta, zoo individueel drukken zij zich uit. Een opmerking, waarvan wij niet konden nalaten aanteekening te houden, zagen wij, zogt de Arnhemsche Courant, in do school van het proza van dr. G. J. Betz, voor komend in het Aprilnommer van De Tijd- spiegel. Hij schrijft: Een kunstenaar moet zijn persoonlijken kijk op de dingen hebben en w|j hoorden niet naar Jan on alleman evengoed als naar bem to luisteren. Maar zulk een persoonlijken kijk op de dingen hebben is heelwat anders dan in onverstoorbaar genot zijn eigen per soontje te bekijken en zich met zijn emoties to vermaken als een spoelsch katje met zijn staart. Onzo nieuwere dichters en dichteressen met hun aller individueelste expressie der Eindigen wij met nog iets over den leer plicht! De oud-afgevaardigde mr. A. H. M. Yan Berckel breekt in Bet Huisgezin een lans voor leerplicht. H(j acht .leerplicht op zichzelf een beperking der persoonlijke vrijheid, maar.... in het doen van het kwaad; het is eon dwang, maartot het doen van goed." Ds heer v. B. erkent wel, dat er menschen zijn, die zeer goed hun kost verdienen, zelfs knap zijn, zonder ooit lager onderwijs te hebben genoten, doch deze zijn hooge uitzonderingen en uitzonderingen staven den regel. „Men vergete het trouwens niet: aan den leerplicht, gelijk hij in het ontwerp van den heer Borgesius is belichaamd, ligt mede, zoo niet in do eerste plaats, de bedoeling ten grondslag, de kinderen van de straat te houden. Immers, bij het verlaten der school wordt de leerling niet aan een examen onder worpen, om te weten of hij zijn t(jd vruchtbaar heeft besteed, neen, het zal voldoende zijn, als hij maar op de school heeft gezeten, onverschillig of hij daar iets geleerd heeft dan wel uit het raam heeft zitten kijken. De kinderen van de straat te houden is, dunkt ml), een zaak van nist hoog genoeg te stellen belang, zelfs al is men geen BChoolman pur san g." De schryver acht een groote moeilijkheid gelegen in het voorkomen van den dwang, kinderen te moeten zonden naar een school, die het geweten verbiedt te bezoekon. ,Nu, als men mij vraagt of ik geloof, dat er in ons land veel ouders zijn, die uit gemoedsbezwaar hun kinderen van onderwijs verstoken laten, antwoord ik gulweg: neen. Herinner ik mij wel, dan verkondigt ook het bekeodo bisschoppelijk Mandement den regel: waar geen Katholieke school te bereiken is, daar liever het staatsonderwijs dan in 't geheel geen. Dit neemt echter niet weg, dat de wetgever verplicht was, met deze moeilijkheid terdege rekening te houden. En ik moet zeggen, het komt mi) voor, dat de hoer Borgesius zich veel moeite heeft gegeven, ja zichzelven geweld heeft aangedaan, om die klip te omzeilen, al erken ik te gelijk, dat tegen de door hom voorgestolde formaliteiten veel is aan te voeren, zoowel uit het oogpunt van omslachtigheid, die vanzelve tot nalaten zal verleiden, als uit dat van te groote macht, aan de ondorwijsautoriteiten verleend, waarvan maar al to zeer willekeur en hatelijkheid hot gevolg kunnen zijn." Van harte hoopt mr. Van B., dat een vin dingrijke geest alle belangen in harmonie zal weten te brengen. „Gemakkelijk is bet echter niet. De beste stuurlui staan gewoonlijk aan wall" De Minister heeft, moent de heer v. B., in ztjn loffelijke zucht om den op vrijheid tuk ken Nederlander zoolang mogelijk buiten aan raking mot de politie to houden, aan het schooltoezicht een rol opgedragen, „die den arrondissement8-8cboolopziener buiten zijn eigenlijk emplooi brengt, èn, wat veel erger is, ten koste van zijn noodzakelijk prestige tegenover de onderwijzers, hem tot een gebaat wezen in zijn omgeving kan maken". Do schrijver wil bi) het schooltoezicht niet denken aan partijdigheid, maar den schijn zal het niet kannen ontgaan en daarom hoopt hij, dat ook hier een vindingrijke geest moge toonen, wat hij op een weg vol voetangels en klemmen vermag. Een tweede bezwaar boe't do heer Van Berckel tegen de uitbreiding van den leertijd tot 13 jaar. Op zichzelf juicht h(j 's Ministers denkbeeld toe, maar een absoluut bovel kan de goede bedoeling voorbijstreven. De school opziener moet bier dispensatie kunnen geven. Die verlenging van den schooltijd zal heel veel geld kosten. In de lijn der onderwijswet van 1889 ligt het, dat het bijzonder onderwijs hiervoor schadevergoeding erlangt. .Dit zal in de papieren loopen, en niet weinig. Ds Regeering erkont wel eenige ver plichting tot tegemoetkoming; maar zal men in Den Haag bereid worden gevonden, in vol doende mate bi] te dragen Zoo niet, dan kan, zelfs tegen de wenscben des Ministers, in dit wetsontwerp een aanslag verscholen liggen, om het bijzonder onderwijs den kop in te drukken. „Mij dunkt, do Rechterzijde most daarvan zich zekerheid verschaffen en als voorwaarde tot haar medewerking stellen, dat deze vor- goeding te voren behoorlijk geregeld zij. Gelukt dit, en wordt het wetsontwerp zooveel moge lijk gezuiverd van de gebreken, die het aan kleven, en waarvan ik er boven slechts een paar noemde, om niet te lang te worden, dan kan ik voor mjj in de invoering van leerplicht niet een gevaar voor een vrijheidlievend volk zien". CORRESPONDENTIE. De president van het „Vrijzinnig Zangkoor", de heer A. J. De la Court, deelt ons mede, dat hem uit het aantal kaarten blykt, dat bij de uitvoering van genoemd koor op 11. Woensdag-avond in de zaal van .Zomerzorg" 270 personen daar van hebben gebruik gemaakt, waarbij nog moeten worden gevoegd 32 diploma's, 50 koor leden en ruim 30 familieleden van directeur en medewerkers, makende een totaal bedrag van 382 bezoekers; en voorts, dat de pauze 20 minuten heeft geduurd, gedurende welke aan 60 personen eenige verfrissching werd aan geboden. Hij scbrjjft het aan bet programma tos, dat de uitvoering eerst te elf uren eindigde. KECLAIIEI, a 26 Cents per regel. Yan een onzer correspondenten Bfl het ontvangen van den brief van den Heer Auguste Sauvaget, molenaar, werkende aan den molen te Douzy, klein dorpje, naby Brezó, (Maine en Loire, Frankrijk) speet het mjj de reis niet te kunnen maken om nog eens dat schilderachtige land te zien. Het zou m(j een groot genoegen gedaan hebben den weg van Tours naar Angers terug te zien, met z(jn verrukkolflke plekjes, de zoo vruchtbare en schilderachtige heuvelen van Saumur, met de Loire aan hunne voeten, opgevroolijkt door de talrijke molens, waar van de wieken steeds door den wind in be weging gebracht worden. Daar de directeur van mijn blad my te Parjjs terughield, was ik genoodzaakt met den heer Sauvaget te correspondeeren, in plaats van mjj met hem persoonlek te onder houden, wiens gezondheid ernstig was aange tast geweest. Zonder twijfel hebben de nabij heid van het rivier tje de „Thouet" en het kanaal van de pDive," waaraan de molen gelegen is, waar hjj werkt, mede gewerkt om de kiem zijner rheumatische gewrichtspijnen te ontwikkelen. In September 1.1. was hij genoodzaakt zich te bed te leggen en kon zich niet meer bewegen. Mijn geneesheer, zoo zeide hij, ver zorgde m(j zoo goed mogelijk: wrijvingen, trekpleisters, watten om de beenen, alle goeJe dingen, die mij eene kleine verlichting gaven, maar geen genezing. Op zekeren dag las ik in het „Petit Jour nal" van Parijs een geval van genezing door een onovertreffeljjk middel tegen rheumatiek en heupjicht: De Pink Pillen voor bleeke per sonen van Dr. Williams, die vele zieken, door deze aandoeningen aangetast, genezen hadden. Mijn besluit was spoedig genomen. Zoodra ik het geneesmiddel had bekomen, werd het gebruikt, en van af de eerste doos gevoelde ik een weinig beterschap. Door dit resultaat aangemoedigd, ging ik er medo voort. Spoedig kon ik mijn genezing aankondigen. Vijf doozen waren hiertoe voldoende geweest. Ik gevoel mjj gelukkig deze behandeling gevolgd te hebben, want nu is mijn ver trouwen onwankelbaar, en indien ooit weer deze vreeselijko pijnen terugkomen, weet ik het middel om ze tegen te gaan en ze te doen verdwijnen. Dank van ganscher hart: maakt mijn genezing bekend, want ik machtig U er toe als bewijs mijner erkentelijkheid. Diegenen, die gebruik maken van dePink- Pillen, zullen er de beste resultaten van be komen. Zij zijn krachtdadig voor blosdar- moede, verlammiDg, ruggemergstering, rheu matiek, heupjicht, zenuwpijn, St.-Velts-dans, hoofdpijn, zenuwziekte, kliergezwellen, enz., zij zijn een hernienwer van het bloed en een spierversterkend middel. Zij geven schoon© kleuren aan de bleeke gelaatskleuren, handelen in al de tijdperken der verzwakking by de vrouw en veroorzaken by den man een werkdadige werking tegen al de ziekten, ver oorzaakt dcor lichamelyke en geestelijke over spanning en door buitensporigheden. Prys f 1.75 de doos, f§ per 6 doozen. Yerkrygbaar by Snabilib, Steiger 27, Botter dam, eenig Depothouder voor Nederland, en Apotheken. 3168 81 Een millionnair verloren „Mevrouw Collins is in ds wachtkamer en vraagt of ze u dadelijk kan spreken, mfin- heer," kwam een der klerken van Scotland Yard mij berichten, waar ik jniat was om mot den chef te spreken. „Collin3? Is dat niet die Amerikaansche millionnair, die zich kortelings in Londen heeft gevestigd?" „Ja." „Laat haar binnenkomen, Witeman, en wacht nog met te vertrekken." Mevrouw Collias kwam binneneen knappe vrouw van omstreeks dertig jaar en klaar- biykeiyk zeer opgewonden. „Mijn man is wegi" riep zij dadelijk: „hij is spoorloos verdwenen I" „Sinds wanneer?" vroeg de chef kalm, haar met de hand een stoel wijzend. „Sedert gieteravond." „Nu, dan zou ik me nog maar niet onge rust maken, mevrouw. Heelt hjj niet gezegd waar hy heenging?" „O, dat meen ik niet, mijnbeer, maar dit maakt mjj zoo beangst." Z|] haalde een doosje te voorschijn, dat oen klein pakje en den volgenden brief bevatte: „Geachte mevrouw! Wee8 overtuigd dat uw echtgenoot buiten gevaar is, zoolang ga geen moeite doet hem op te sporen. Hjj zendt u deze chèque van 10,000 pd. st., opdat n die zoudt inwisselen en dan aan ons zenden op de volgende manier: „U gaat naar de Bank, toont de chèque en doet bet geld wat u ontvangt in een taschje, waarmede u precies om acht uren in Cross- Street, Whitechapei, komt. Tegen- het hek van No. 17, waarop u een wit kruis geteekend zult zien, zet u het taschje neer. U moet ge heel alleen gaan, anders is het leven van uw echtgenoot in gevaar. Yalt het geld in ver keerde handen, dan moet uw echtgenoot nog maals een chèque schrijven en moet u dus nogmaals dezelfde reis ondernemen. Zoodra we het geld hebben, komt uw echtgenoot terug. „Loop snel weg als u het taschje tegen het hek hebt gezet. Men gaat u na en als u durft omkjjken is u binnen twee uren weduwe. CllAIiLIB KlDNAITBN EN Co." De chef maakte het kleine pakje open en deinsde even achteruit: het was een vinger van een volwassen mensch met eon effen gouden ring. Ik nam den vinger op en hekeek dien nauwkeurig. „Is dit de vinger on de ring van uw echt genoot, mevrouw?" „De ring wel, maar van den vinger weet ik het niet; boe kan ik dien nu zoo herkennen 1" „Weet u ook aan welken vinger mijnheer Collins dezen ring droeg?" „Aan den derden vinger der linkerhand." „Heb dan maar geen vrees, mevrouw, want dit is een tweede vinger." „Kan ik deze zaak vervolgen?" vroeg ik den chef. Deze knikte toestemmend. „Ga dan naar de Bank, mevrouw, en vraag bier geld op; als u thuis komt, zult u mjj daar vinden. U meet dit zelf doen omdat men u zeer waarschijnlijk zal nagaan. Bobt u do chèque?" „Ja, hier in mijn beurs." Ik ging er mede nasr het raam om ze ts bokijkon; op gewoon papier geschreven, was de onderteokening in een andere hand. „Is de naamteekening goed?" „Ja, als men ten minste aanneemt dat mijn man natuurlijk zenuwachtig was toon hy dit schreef." „Mag ik u dit zwarte taschje leenen, dan kunt u nu dadelijk gaan." Ik wandelde langzaam lange Carlton House Terrace naar het huis van den heer Collins. Ik vroeg daar don knecht te sprekon en even later kwam dit deftig personage in de spreek kamer. Spoedig kwam mevrouw Collins. „Voor de dag om ie, ben ik zeker gek," riep ze. „Wol neen, mevrouw, tracht kalm te blijven; ik wilde u gaarne even alleen sproken." „Met de grootste moeite heb ik het geld gekregen; hebt u al iets ontdekt?" „Ja, twee dingen. Ik bob noodig een velletje gemeen postpapier, daar zal de keukenmeid mjj wol aan kunnen helpen, en uw mane handteekening. Wilt u mi) nu eens vertollSD, wis hier al zoo in huis zijn?" „Drio mannelijke en vijf vrouwelijke be dienden en de secretaris." „Wonen die allen hier?" „Ja, bohaive de secretaris." „Is deze heer al lang in uw dienBt?" „Drie jaar." „Dan kan by ons misschien inlichtingen geven; maar eerst wilde ik gaarne het ge vraagde." Mevrouw Collins kwam na enkele minuten terug; ik lachte om het papier; 't was het zelfde waarop de chèque was geschreven. „Wat gaat u nu doen?" „Yóór acht uren kan ik toch niet definitief handelen, dus ga ik zoolang maar eens een proef nemen." Ik bekeek zorgvuldig het stukje papier met de handteekening van den hoer Collins. Ik nam een stukjo doorschijnend papier en lag dit op het schrift en na dertig- of veertig- maal de letters te hebben nagetrokken, was ik in staat precies de handteekening na te schrijven. Ik vroeg nu mevrouw Collins of ze al de bedienden in do naaste kamer wilde laten komen; het reepje papier met „C. Collins" lag ik op tafel. „Laat den secretaris eerst binnenkomen," zeide ik, toen ze allen verzameld waren. Hij was een lang man van ongeveer dertig jaar, iemand van een zeer fatsoenlijk voor komen. „Is die echt," zeide ik juist hard genoeg om gehoord te worden, „dan moet ge doen zooals ik u raadde. Het zal u 10,000 pd. et. kosten, maar daar is nu eenmaal mets aan te doen." „Kunt n me ook zoggeD, mijnheer Stainer, of dit de handteekening ie van den heer Collina?" „Ja. „Wilt u die eens nauwkeurig bekijken, eer u dit zoo zeker zegt" Zjjn handen beefdsn en als iemand die zeer bijziende ie, hield hij het papier dicht by zyn oogen. „De letters zyn zeer bevend, ik vrees dus dat de heer Collins ziek was toen hy dit schreef." Niemand der andoren kon met zekerheid zeggen of het de handteokoniüg van den heer Collins was. „Wilt u een rytuig laten bestellen?" Ik gaf don koeteier een briefje om naar Scotland Yard te brengen en op antwoord te wachten, en keerde toen naar mevrouw Collins terug. „Yindt u het Dist vreemd," vroeg ik haar, „dat de man, die het best do handteekeniDg van uw man moet kennen, myn namaak voor origineel houdt?" „Ja," fluisterde zy. Tien minuten later hield het rytuig voor de deur stil en steeg een onzer mannen uit. Ik liet al de bedienden weor roepen on toen ze er waren, zeide ik tot don nieuwaangekomene: „Chambers^ ge blyft hier in huis tot van avond negen uren; niemand dan mevrouw Collins mag het huis verlaten en er mag niets gekocht of Verkocht worden, ook niet ondeiling. Mocht iemand hiertegen opkomen, dan neemt ga hem dadelyk in arrest. Begrepsn „Ja. Stainer zag doodsblesk en keek met ver wilderde blikken in het rond. „Ik kom om zeven uren terug," fluistorde ik mevrouw Collins in; „ik hoop dan een oude japon, hoed en mantel gereed te vinden en een aparte kamer tot myn dispositie." En Chambers drukte ik vooral op hot hart goed op den hoer Stainer te letten. Dienzelfden avond om halfacht verbat een slanke, eenvoudig gekleede dame het buis in Carlton Terrace. Ze liep vlug door naar Waterloo Place, een enkele maal haar dikke voile nog wat steviger bevestigend. Zy hield een rytuig aan en reed tot aan Oxford Street; een klein zwart taschje zett9 zy naast zich op de bank. Zy sprong, met een onderzoekenden blik om zich heen, vlug in een ander rytuig, en gaf den koetsier door het pottier een adres op. Het rytuig reed in snollen draf langs New gate, de Beurs en daarna door Fenchurch Street tot het stilhield by Whitecbapel. Ds dame steeg uit en betaalde den koetsier, stak toen de straat over, waar vier werklui met elkaar stonden te praten. Enkele oogenblikken mengde zy zich in het gesprek en toen ver- wyderde zy zich en bleef zy alleen staan in de schaduw van ssd huis, waar zy bleef tot het acht uren sloeg. Da straat, die zy nu inliep, was nauw en donker en er liep niemand. Met moeite onder scheidde zy een wit kruis op h9t hek van No. 17. Zy zette hot taschje neer en vor- wyderde zich snel; zeer behendig verborg zy zich na eenige schreden gedaan te bobben, in de schaduw. Zy kon alles gadeslaan van nit deze schuilplaats. Het huis scheen onbe woond, want nergens was eenig licht te be speuren. Zy hoorde plotseling een vreemd krassend geluid, dat haar op deed zien. De tasch was verdwenen. „Dat had ik kunnen weten!" mompelde zy. Zy haalde nu een signaalfluitje voor dsn dag en blies er driemaal op, waarna zy den steen ging bekyken, die tegen het hek stond. De eenige manier om in huis te komen was door de voordeur, doch tevergeefs bonsdo zy er met haar geheels zwaarte tegen aan. Op dat oogenbhk kwam een der werklui aan- loopen. „We hebben hem met de tasch en al; het heele huis is ledig." „Weet gy dat zeker?" vroeg ik, want de dame was natuuriyk niemand anders dan ik. „Zeer stellig." „Dan begryp ik alles. Haal een rytuig en breng den man in een ander naar het bureau. Beschuldig hem van wedsrrecbtelyk in eens anderB eigendom te zyn gedrongen, dat is vooreerst voldoende." In het eene rytuig duwden we onzen gevangene, eon goedgekloeden Amerikaan, met twee der werklui van Scotland Yard en in het andere reed ik naar Carlton Torrace. De knecht betaalde juist by myn aankomst een anderen koeteier. „Is mynheer Collina teruggekomen?" „Mynheer gaat net het huis binnen." „En waar is mynheer Stainer?" „In den kelder; ik arresteerde hem even voor u hier kwam." Ik snelde naar boven en vond de beide echtgonooten luid pratend. „Wie ie dit nu weer?" vroeg de heer dee huizes: „de eene mystificatie volgt op de andere." „Ik ben detectieve Witeman, tydoiyk vor kleed als vrouw," antwoordde ik; „uw secro- taris „Ik bogryp vau het gehesle geval niets." „Hebt u gisteren een telegram gekregen?" „Ja, van een vriend, met de invitatie om in de omstreken van Parye aan een wilde- ganzen-jacht te komen deelnemen. Ik ging, maar in hot hotel, waar hy heotte te vertoeven, kende men zyn naam niet. Ik telegrafeerde nu naar Nieuw-York en myn vriend antwoordde my van daar; men heeft my dus klaarblyke- lyk een poets willen spelen." „Uw secretaris en twee mannen hebben u willen afzetten voor 10,000 pd. et., dat is alles. De een ie denkeiyk in Parye op het oogenblik, de ander is in veilige bewaring. Ze begrepsn dat de eenige manier om aan geld te komen, was, door uwe vrouw en daarom schreven zy dien brief en zonden zy dien vinger." Ik vertelde hem nu wat we die dagen doorgemaakt hadden. „Mevrouw deed zeer wys om naar Scotland Yard te komen om hulp en het was mij zeer aangenaam haar in deze zaak van dienst te kunnen zijn."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1898 | | pagina 6