N*. 11701 Maandag IS April, A0. 189b fese (Courant wordt dagelijks, met uitsondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Tweede Blad, PERSOVERZICHT. F" ©uilleton. LEIDSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leidon per 3 maanden. T YY 1.10. Franco per post1.40. Afzonderlijke Nommers 0.05. PRIJS DER ADVERTENTLEN: Van 1—6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0,17}. Grootera letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad wordt f 0.05 berekend. Een van de netelige regelingen, welke zich by het eerlang in de Tweede Kamer in be handeling komende wetsontwerp tot afschaf fing der plaatsvervanging voordoet, is die, volgens het Sociaal Weekbladwelke moet bepalen, welke miliciens tot het zooge naamde blijvend gedeelte zullen be- hooren. De Regeering heeft met prijzenswaar dige openhartigheid te kennen gegeven, dat er na afloop van den oefeningstyd der jaar- lyksche lichting eigenlijk niets meer in de kazerne te doen valt dan eenige arbeid. Daarom acht de Regeering nummerverwisse ling tusschen hen, di9 by de aan het einde van den oefeningstyd plaats vindende loting wè1, en hen, die daarbij ni3t voor het blijvend gedeelte worden aangewezen, zeer goed te verdedigen. En terecht, met oefen plicht, sol daat z|Jn, heeft die arbeid riets te mjken. "Waarin bestaat di9 arbeid? In het algemeen in corveeön, wachten en oppassersdiensten; het militaire machtvertoon ter handhaving van de op<nbare orde, dat in sommige geval len plaats heeft, beboert daartoe feitelijk niet, al wordt het, naar den tyd van het jaar, ook wel eens door het blijvend gedeelte verricht. Die arbeid, die in don winterdienst medehelpt met eindelooze theorie-, gymnastiek- en scherm lessen om den tijd te doodon, is een leelijk uitwas van den militairen dienst, zoodat wij met zeer groote instemming zagen, dat in het voorloopig verslag stemmen zijn opge gaan om te trachten daatin verandering te brengen. Corveeën zijn de huishoudelijke diensten in de kazerne: reinigen van gangen, trappen en ickalsD, aanvegen of schrobben van plaatsen en pLinen, schoonhouden van stallen en pri vaten, den kok behulpzaam zijn bi] het eten koken en dergelijke werkzaamheden. Dit ge schiedt door dagelijks daartoe te „comman- deeren" manschappen; elke compagnie geeft byv. een plaatscorveeër en een kamerwacht, voorts de lste compagaie een bijkok, do 2de een oppasser rustkamer, (rustkamer is gelijk bergplaats van wapenen en ledergoed, der lichtingen, die met groot verlof zijn), de derde een korporaal plaata en keuken, de 4de een duincorveeör, die de fchiotbaan in orde moet gaan maken. Sommige van die corveeën wor den steeds dcor dezelfde personen waargeno men, althans gedurende ettelijke maanden dergelijke geëmployeerden worden meestal óf uit de vtfl willigere óf uit de oudere plaats vervangers gekozen met het gevolg, dat zjj zelden of nooit den dienst medemaken, en derhalve bi) schieten als exerceeren, als zij er b\j ongeluk by moeten zyn, oen erbarmelijk figuur slaan. De kok, de oppassers in fourage- magazijn en rustkamer, de korporaal plaats corveeër, en dgl. behooren tot deze categorie. Eenigszins met deze lieden te vergelijken is de waschbaae, meestal een gehuwd tamboer, wiens vrouw marketentster is. Eindeiyk komen als corveeën nog in aanmerking het aardappel jassen, straatwieden en dergelyke werkzaam heden, waaraan de geheele compagnie te geiyk deelneemt. Er is geen enkele reden, waarom miliciens dezen arbeid zouden verrichten; zy onttrekken hen juist aan de oefeningen. Dat in tyd van oorlog een deel daarvan door de soldaten zal moeten verricht wordeD, is niet onwaarschyn- lijk, maar la guerre comme a la guerre; do aardappelen zullen dan wel gegeten worden, ook al heeft do soldaat zich vrojger niet in het schillen daarvan geoefend. De Tijd zegt: „Etn nieuw argument" voor de noodz ke- ïykheid van leerplicht, een bewijsvoering, waaraan misschien niemand nog gedacht heeft, voert dr. Bronsveld aan in de April aflevering van do Stemmen voor Waarheid en Vrede. „Landgonooten, die niet kunnen lezen, zfln ook niet in staat het Boek der boeken te onderzoeken, en vermeerderen h6t aantal der menschen, voor wie de weg ten Hemel (ge lukkig 1) wel niet is gesloten, maar die een der eerste hulpmiddelen missen, om toe te nemen in de kennis der H. Schriften, die wys maken tot zaligheid. Daarom juichen w|j als Nederlanders en als Protestanten de poging der Regeering toe, om onder ons de onwetend heid te bestrijden." Tien tegen één, dat zelfs minister Goeman Borgesius daar niet eens aan gedacht heeftl Maar ds. Loendertz, als predikant by de Ned. Htrv. Gemeente ambtgenoot van dr. Bronsveld, schreef in het weekblad De Her vorming: Allerverschrikkelykst is het verderf, nameloos is de ell nde, die dat éo;r velen zoo hoog geroemde en zoo sterk aangeprezen bybellezen doar onbevoegden enonbekwamen heeft aangericht." 't Is dus nóg de vraag, of Bronsvold's nieuw aangevoejrd argument vóór of tegen de invoering van leerplicht gelden moet. De Haagscfce Briefschryver van de Middel- burgsche Courant wydde de eerste hellt van zijn correspondentie aan hot ontwerp op den leerplicht. Hy behandelt daarby ook de oppositie, welke dit ontwerp ondervindt van do „k rko- ïyke partijen", zooals by zich uitdrukt, en zegt daarvan o. m. het volgende: „Zyn do kerkeiyke partyen, of ter. minste do daartoe bebo.ronde ouders, op deze vrijheid zoo gesteld, omdat zy er pry6 op stellen daar gebruik van to maken? Men mag het niet onderstellen niet alleeü, maar h6t tegendeel is bekend. Zy verwaarloozen de intollectueele belangen hunner kinderen niet, en keuren het af, zoo anderen het doen, met rocht oor- deelende, dat de ouderiyke plicht aldus niet vervuld wordt. Voor hen zelf kan een wet op den herplicht dus niet aanstootelijk zyn, daar ze niets meer bevelen kan dan de ouder plicht gebiedt, en het is voor my een nieuwtje, dat de kerkelijke partyeu bezwaar maken tegen het beperken van vryheid van anderen, om handelingen tegen te gaan, die aan haar aanstoot geven. Hieria juist is op het gebied der practische wetgeving het verschil gelegen tusschen liberaal en niet liberaal, dat deze laatste de handelingen der burgers wil laten oeheerschen door h6t oordeel, geveld door of do ergernis, gewekt bij andersdenkenden. Dwaog tot vooi koming van ergernis of tot voeging naar beginselen en denkbeelden van anaereD, al zyn het die van, do meerderheid, is van het liberaal standpunt ongeoorloofd; dwang om handelingen tegen te gaan, die voor de maatschappij ernstig gevaar inhebben, daarentegen volkomen rechtmatig. Hier, in de residentie, weet men b|j onder vinding hoeveel de kerkeiyke partyen vcor het onderwys natuuriyk het gekleurd secta- risch byzonder onderwys, over hebben, en hoe ze werk maken van het regelmatig volgen daarvan door de leerlmgen. In verschillende deel n der stad heeft men enorme katholieke scholen, voortreffelijk ingericht en van alle hulpmiddelen voorzien, met honderden leer lingen en betrckkeiyk weinig schoolverzuim; verder heelt de hervormde diaconie mede etteiyke seholen, in Den Haag en te Scheve- ningen, die aan alle eischen voldoeD, en waarby er ook de hand aan gehouden wordt, dat de oudtrs overeenkomstig hun zedelyken plicht ten aanzien hunner kinderen handelen. Wat kan men er dan tegen hebben, dat do wet dien, coor niemand ontkenden plicht door dwingende bepalingen aanvaardt en bevestigt?" Het Centrum zegt hiervan: Indien de lezer niet reeds wist, dat hier een liberaal correspondent aan 't woord was, zouden enkele ziusneden en uitdrukkingen in bovoDstaand citaat voldoende zyn geweest, om eiken twyfcl omtrent dit punt weg te nemen. Hat i3 echter niet op die zinsneden en uitdrukkingen, dat wy thans do aandacht willen vestigen. Ze zyn van overoud model n sinds lang ver&leten. Wat echter verdient gereleveerd te worden, is do hulde, aan de „kerkeiyke school" en aan den yvir on den opoffeiiogsgeost harer voorstanders gebracht. Zy verwaai bozen, zegt de schryver o. a., de inteliectu-cld belangen hunner kinderen nieten hun ondtrwys voldoet aan alle eiachan. Brter getuigenis konden wy niet verlangen. De meening, dat alleen zy, die het anti-cleri- calisme huioigon, tot het denkend deel d6r natie behooren, scbynt ook by sommige libe ralen allengs te verdwyneD. Dit is ten minste een teeken van voor uitgang l De Standaard bevat de volgende asterisk, getiteld „Roet in het eten": De Amsterdamsche Courant zag gaarne, dat de heer D o n n e r zyn interpellatie introk. Ieder toch, zoo oordeelt zy, kan weten, dat dit Kabinet niet doen kan, wat hy vraagt: De gezindheden uitnoodigen tot een gebed om zegen op de regee ring van onze Koningin. Dat, zoo oordeelt zy, moet ook den heer DonDer bekend zyn. En daaruit leidt zy af, dat het alzco den heer Donner niet te dóen is om de zaak, maar om den onwil van het Kabinet officiéél te constateeren, en uit dien onwil politieke munt te slaan voor eigen party. Tweeërlei zy hierop aangemerkt. Ten eerste, dat wy aan de redactie van dat blad het recht betwisten, om zulk een bedoeliog aan den heer Donner toe te schry ven. Dit past haar niet. Maar ook in de tweede plaats, dat wy haar uitgangspunt vooralsnog weigeren te aan vaarden. In den kring, waaruit dit Kabinet opkwam, is steeds beweerd, en rog onlangs by de stembus zelfs met nadruk op den voorgrond gesteld, dat deze heerén alle kerkeiyke in vloeden wenschten af te weren en te weer staan, maar dat men hun onrecht aandeed door ook maar te vermoeden, dat ze daardoor de staatkunde van den godadienstaf- scheidden. Hiervan was niets aan. Integendeel, voor den godsdienst waren ze zoo goed als de besten onzer. Zelfs maakte de premier in zyn speeches niet zelden den indruk van als staatsman o v o r g o d 8dien stig te willen zyn. Bovendien, dit Kabinet heeft in de eerste Troonrede „6en toeiidding van den zegon Gods" op de lippen der Koningin-Regefites gelegd. Wat reden is er dan uitdenkbaar, waarom de richting van dit Kabinet een beletsel- zou zyn, om ook by den aanvang van do Regee ring van onze Koningin aan dien zegen Gods behoefte te gevoeleD, en het gebed om dien zegen van de zyde des volks uit te lokken? Wy, voer ons, zien dan ook volstrekt niet in, waarom het antwoord op de interpellatie van den heer Donner niet in zeer positieven zin zou luiden, onder byvo9ging, dat het ge raden is voorgekomen, dit verzoek aan de gezindheden in-naam der Koningin, niet nu reeds, maar eorst by het naderon der plech tigheid rond te zenden. Ds Amsterdamsche Courant weet toch óók wel, dat in de Vtreonigdo Staten lang niet altoos Calvinisten het roer van Staat in handen hadden, en dat toch steeds uit Washington van Regeeringswege op zulk een volksgebed is aangedrongen. Of nu de Amsterdamsche Courant bete: dan wy omtrent de bedoeling der Regeering is ingelicht, valt alsnog niet uit te maken. Wy althans vatten haar betoog niet als een officiéél communiqué op. Zeer hopen we daarom, dat de heer Donner zyn interpellatie niet introkken, maar hand haven zal. En nog meer hopen we, dat het Kabinet ons geiyk zal geven, en de redactie van de Amsterdamsche Courant zal beschamen. De Amsterdamsche Courant antwoordt hierop: Het is niet mo.-ilyk de fout van dit betoog te ontdokken, als men maar goed op de ge kozen woorden let. Dit kabinet wil „alle kerkelyko invloeden afweren"; in dien zin wil men ook wel degeiyk „d e staatkunde van den godsdienst af8cheiden". Zyn nu niettemin deze hoe ren „voor den godsdienst zoo good als de besten" der Calvinisten? M9n heeft niet drie zoo verwarrende uit drukkingen noodig om te zeggen, wat ook De Standaard heel goed weetdat de per- 8 o o n l y k e godsdienstigheid van verschil lende ministers niets uitstaande heeft met de neutrale houding, die het liberaal-radicaal Kabinet als zoodanig aanneemt. Dat is de zaak. Zoo staat zy en anders niet. Alleen als zy ook anders kon staan, was het onzerzyds ongepast geweest den heer Donner aanstonds een politieke bybedoeling toe te 8chryven. Maar wy zien niet, dat het anders kan. Toch is ons betoog, geiyk De Standaara niet denkbaar schynt te aebten, geen officiÖ9l communiqué. Wy gaven ons eigen, onbevan gen, onafhankelyk oordeel, dat in hoofdzaak neerkwam op wat reeds De Vaderlander ge zegd had. Wil het Kabinet ons beschamen, hot ia zyn zaak. Aan De Stoompost ontleenen we het vol gende omtrent de verbeterde on goed- koope £disonphonogra«f: De Edisonphonograaf, dij tdt nog toe zoo duur was, dat slechts weinigen in de gelegen heid waren met het instrument van naby kennis te maken, zal spoedig „in geen bui3 meer ontbreken". De Londensche bladen be vatten dezer dagen hot prospectus van oen nieuwe Edison-Mastschappy op aandeelen, waarin het volgende werd medegedeeld: Het is aan de Maatscbappy gelukt de Edisonphonograaf aanmerkelyk te verbeteren en de kostbaarheid van het toestel zoodanig to reduceeren, dat de nieuwe apparaten vor- krygbaar zyn voor f60. De verbeteringen, die de phonograaf onderging, zyn de volgende: De toon is aanmerkelyk versterkt, zoodat hoorbuizen voortaan onnoodig zy'n. De elee- De begeerde hond. SM) Spoedig werd de eenzaamheid zóó drukkend, dat hij weer naar buiten liep. Meer uit gewoonte dan in de hoop, dat het iets mocht baten, liet hy nogmaals eon schel gefluit hooren.... Ditmaal werd bet beantwoord door een flauw geblaf uit de verte. Hy luisterde en floot toen nogmaals. Weder hetzelfde, maar nu dichterby, vsm uit het bosch. Serge riep zyn bedienden en wees hun de lichtiog. Reeds sloeg een palfrenier te paard, mot een fakkel in de hand, don weg naar het bosch in, toen een witte massa met een sprong ovtr de hooge heiniDg aan Serg3's Tpetan viel. Het was Lebedka. Twee- of driemaal rolde zy zich om aan de voeten van haar meester, kreunend van biydschap, en viel toen in zwym. Serge nam haar in zyn armen, zoo zwaar en zoo vuil als zy was, en bracht baar in hot salon, waar bij haar op de canapé legde. In hun vreugde vergetend, dat hun dit anders verboden was, volgden alle bedienden hem nu daarheeD. Zy hielden allen van het goede dier, dat geen enkele zonde op haar geweten bad. Men rolde haar in dekens en liet haar warme melk drinken, zoodat zy er z l:a zonder eenige verkoudheid afkwam. Niemand dan Marsine zelf had kunnen ver tellen hoe de schoone Lebedka hem in armen en boenon had gebeten, om zich tegen hom te verweren. Hy zelf zweeg echter daarover. Ia zyn vreugde had Manouroff zyn trouwe^ loozen vriend bijna vergeten. De liefde, waarvan Lebedka hem zulk een schitterend bowyshad gegeven, wekte zyn medeiyden op met den ongelukkigen Marsine, wien zy ni^ts dan baat toonde. Hy wachtte zich wel zyn voermaiigen vriend de gewonnen paarden te zenden. Het zou den scbyn hebben, alsof ik met hem wilde breken, dacht Serge; b.ter is het to wachten tot hy zo zelf komt halen. Acht dagen verliepen zonder dat Marsine een teeken van leven gaf, tot eindeiyk, den Zondag daarop, zyn koetsier 's morgens vro9g, uit zyn naam om de paarden kwam vragen, die hy gewonnen had. Door dien man gevolgd, giDg Serge naar den tabounzco noemt men de met paal werk omheinde ruimte, waarin de paarden gedurende den zomer wordea opgesloten en koos in zyn tegenwoordigheid drie dieren zonder eeoig gebrek, die hy tot zyn beschik- kiüg stelde. Drie palfreniors brachten ze met cenige moeite naar buiten en leidden ze naar het huis. Onder deze beóryven was Lebedka, als altyd, haar me?ster gevolgd. De koetsier van Mdrsine scheen haar nauweiyks opgemerkt to hebben, maar terwyl Serge het geheime slot, dat de deur van zyn laboun verzekerde, onder zya toezicht behoedzaam liet sluiten, bood by Lebedka in zyn bolle hand iets aan, dat voor haar een groote lekkemy schoen, want zonder aarzelen verslond zy het en likte zich nog eens vrooiyk den snoet Zóó goed scheen hot haar te smaken, dat zy gedurig terugkwam om de zakken van den koetsier te beruiken, maar h\j sloeg er geen acht op en scheen haar nog steeds niet te zien. Onder voorwendsel, dat het te veel gewaagd was anders dan op klaarlichten dag mei de jonge, nog weinig gedresseerde paarden den langen, motiiyken weg naar zyn meester af te leggeo, vertrok hy onmiddeliyk. "Welnu, zooals gy wilt, zei ie Serge.... en goede reis! voegde hy er by, zyn veulens nog eens voor het laatst liefkoozend. Op hot plein komeDde, zag hy tot zyn ver wondering Lebedka naar een bak met water gaan, die by den put stond, en gretig drinken. 't Is toch niet zoo erg warm, zeide by by zichzelven; en 't i6 haar tijd van drinken niet... zonderling! Hy ging naar het salon, en om den tyd te korten, zette hy zich voor zyn piano en begon te spelen. Het duurde echter niet lang of Lebedka vroeg om naar buiten to worden gelaten, en kort daarop nogmaals. Zoodra zy in het salon terugkeerde, ging zy op hot tapyt liggen, maar sliep, tegen haar gewoonte, niet in. Zekere angst sprak uit haar oogen, die zy van haar meester niet afwendde. Orn drie uren kwam de hondenkuocht haar halen voor haar soep. Zy volgde langzaam en treurig. Zonderling, dacht Serge, haar naoogend. Lebedka wordt dik. Ik moet daarop letten! Hy begon weer te spelen, doch werd hot volgende oogenblik gestoord door den knecht, die verschrikt binnen kwam en zeide: Mynheer! Lebedka lust haar soep nut! Wat! riep Serge, opstaande. Ze drinkt aanhoudend!Daar begint ze weer, voor de vierde maal sedert een uur! Wat beduidt dat? mompelde Manouroff. Dat is niet natuuriyk I -- Neen, mynheer, dat is hot zeker niet, antwoordde de knecht op geheimzinDigen toon. Serge bief het hoofd op en hun oogen ontmoetten elkander. Hy werd doodsbleek en verliet ylings het salon, gövolgd door don knecht. Lebedka lag op het plein uitgestrekt, by haar nog vollen etensbak. Zy kon zich niet meer staande houden; zy hygeie, hapte naar adem en was zeer opgezwollen. Toen zy haar moester zag, wilde zy opryzen, maar kon niet meer. Zjj spuwde eenig water, terwyl haar fijao, witte kop achterover viel. Serge knielde by haar neer en liefkoosde haar, omringd door zyn bedienden, die sprake loos, eerbiedig en vol deelneming toezagen. Allen hadden hun meester lief, en zy voorzagen, dat hem iets zeer treurigs zou overkomen. Zacht streelde Serge den kop van Lebedka, die hem dankte met haar oogen; maar toen zyn liefkoozende hand, over h9t vreeseiyk gezwollen lichaam strykend, even de maag aanroerde, slaakte zy een pynlykou kreet, en weder liep er eeDig water uit haar mond. Wat moet dat beduiden? vroeg Serge, door den plotselingea slag b(jna vorlamd. Ze heeft een gebraden spons ingeslikt 1 antwoordde de hondenknecht. Yan alle wreedheden, waarmede de mensch het dier kan kwelltn, is wellicht deze de af8chuweiykste. Wil men zich ontdoen van oen hond, dan laat men een 6pons braden in sterk gezouten boter. De spons krimpt in en wordt zeer klein. Spoedig krygt de hond dorst en naarmate hy drinkt, begint de spons, door de warmte der maag van de boter ontlast, langzaam te zwellen. Het arme dier biyft dorstig en drinkt moer en meer, tot de on- natuuriyke spanning der maag den dood ten gevolge heeft. Geen tegengift werkt; het is een langzame, wisse dood, voorafgegaan door de vree8eiykste benauwdheden. Weet ge 't zeker? vroeg Serge, bleek van verontwaardiging. Ik heb gezien hoe zy den kootsier be- rook! antwoordde de bediende. Die lafhartige Marsine heeft haar vermoordVergeef, heerhernam hy, zich bezinnende en ver schrikt, dat hy, eeu lijfeigene, een edolman had beleedigd. Ja, wel lafhartig 1 stemde Manouroff toe. Omdat hy geen kans zag haar te krijgen, gunde hy haar mij ook niet langerMoet zy sterven? vroeg hy. Ja, heerl In hoeveel tyd? Drie of vier uren lantwoordde de knecht aarzelend, ofmisschien eorst morgen 1.... Zy is sterk en het zal lang duren. Weet ge zeker, dat er niets aan ta doen is? De ïyfeigene schudde treurig het hoofd. Serge ging naar zyn kamer, laadde een revolver en ging er mede naar buiten. Lebedka had de oogen gesloten. Nu en dan kwam er een wit ecbuim op haar lippen, dan kromp en gilde zy van de pyn tot zy weer uitgeput neorviel. Serge boog zich over haar heen. Hy weer hield niet langer zyn tranen, die boet en by stroomen op den scbrandoren kop zynor lieveling vielen. Yaarwoll zeide by, schoone, goede Lebedka! Gy waart te goed, te schoon.... vaarwel I Hy kuste haar op het voorhoofd en schoot zyn wapen in haar oor af. Zy trilde.... en bowoog zich niet mc.er. Langen tyd hield Serge op zyn revolver een kogel voor Marsine. Slechts aan do tranen en gebeden der oude gravin Manouroff Serge's moader daükt die ellendeling het, dat hy nog in levon is.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1898 | | pagina 5