N#, IT691
Maandag 4 April,
A#. 18
feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Tweede Blad.
PERSOVERZICHT.
Feuilleton.
rr>
LEIDSCH
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leldon per 8 maanden. f 1.10.
Franco per post1.40.
Afzonderlyto Nommers 0.05.
PRIJS DER ADYERTENTIEN:
Van 1—8 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0 17$. Grootere
letters naar plaatsruimte. Voor bet lncaeseeren buiten de stad
wordt f 0.05 berekend.
Om nu eens over iets anders te BchrJJven
dan over leerplicht en dienstplicht, komt De
Amsterdammer aan met een voorstel tot
Grondwetsherziening. Het blad wil
die dadeiyk. Waarom? Omdat art. 53 der
Grondwet behoort te worden ingetrokken. Dat
artikel bepaalt, dat zoodra H. M. in de
Veroenigde V.r^adering der Staten-Generaal
den eed heeft afgelegd zy in dezelfde ver
gadering wordt gehuloigd door de Staten-
Generaal, wier voorzitter de volgende plech
tige verklaring uitspreekt, die vervolgens door
hem en elk der leden, hoofd voor hoofd,
bëedigd of bevestigd wordt:
„Wy ontvangen en huldigen fn naam van
het Nederlandscho volk en krachtens de Grond
wet, U als Koningin; wy zworen (beloven),
dat w(J Uw onschendbaarheid en de rechten
Uwer kroon zullen handhaven; wy zweren
(beloven) alles te zullen doen, wat goede en
getrouwe Staten Generaal schuldig zyn te
doen.
„Zoo waariyk heipe ons God Almachtig 1"
(„Dat beloven wyl").
Men heelt nu beweerd, dat de socialistische
leden tn wellicht ook anderon, die tegen het
Koningschap zyn, onmogelijk dezen eed of
gelofte kunnen afleggen. Wel kunnen zy weg-
blflven, maar zoo zegt De Amsterdammer
„de huldigingsverklaring van den voorzitter
der Staten-Generaal, die (als Wij) uit
naam van allen het woord voert,
zou toch een dubbelzinnig, om niet te zeggen
leugenachtig karakter dragen, wanneer daarin
van de Staten-Generaal, in plaats van de
groute of overgroote meerderheid der Staten-
Generaal wordt getuigd. Om nu by zulk een
plechtigheid, in hoedanigheid van voorzitter
der Staten Gen raai, als eerste woord, een
OHwaar woord tot de Koningin te richten
het is toch al te kras!vooral om daarop
dadelijk een aanroeping van God Almachtig
te laten volgen, gelyk de Grondwet voor
schrijft
En mag de Grondwet wel een eed van
de vertegenwoordigen vorderen; m. a. w.
hun, als zy eerlyke menschen zijn, het recht
ontnemen hun kiezers te vertegenwoordigen;
of, mag zy den voorzitter van de Staten-
Generaal verplichten verklaringen voor de
Koningi a uit te spraken, waa- van hy zelf
weet, dat zy in strijd verkeeron met de
werkeiykheid?
Ons dunkt, niemand, die de huldiging een
ernstige handeling acht, kan daarmede ge
noegen nemen."
Het Handelsblad teekent daarby aan:
Aldus De Amsterdammer die dan ook
tot de slotsom komt, dat het eenig middel
om uit de moeilykheid te geraken is
intrekking van art. 53, een artikel, dat een
eed of belofte vordert zooals in geen enkele
andere constitutio voorkomt.
Behoort deze eisch te worden ingewilligd?
Tegen den omslag van een Grondwetsher
ziening, een Kamerontbinding en algemeene
verkiezingen van beide Kamers zou men niet
mogen opzien, indien hier inderdaad een
ernstig, onoverkomelijk beletsel bestond.
Is dit echter wel aanwezig?
Men behoeft slechts tot het jongste ver
leden op te klimmen, om tot de overtuiging
te komen, dat het geopperd bezwaar al zeer
gezocht is.
In September 1897 kwam de Tweode Kamer
byeen en moesten alle leden volgens artikol
87 der Grondwet den volgenden eed of be
lofte afleggen:
„Ik zwoer (beloof) getrouwheid aan de
Grondwet."
Dien eed of die belofte hebben alle
ledon, zonder onderscheid, in September af
gelegd. Door deze verklaring heeft elk lid,
ook elk socialist onder hen, zich verbonden
de Grondwet na te leven in haar geheel en
in al ba*r deol-.n.
Tot de grondwettige instellingen, die hy
aldus heeft erkend en beloofd heeft te eer
biedigen, behoort ook het constitutioneel koning
schap, zoolang dit grondwettig bestaat. Daar
onder is medo begrepen de naleving van art.
53, betreffende den eed of de belofte van
huldiging.
Het is daarom, dunkt ons, een onhoudbare
eisen, als men voor dezelfde leden, die in
September 1897 den e9d of de belofte op de
Grondwet hebben afgelegd, een Grondwets
herziening verlangt om hun ia Sept. 1898
gelegenheid te geven tot het bywonen van
de inhuldiging, zonder dat zy de grondwettige
verklaring behoeven uit te spreken.
Wie zich, trots den in 1897 afgelegden eed
of belofte, bezwaard gevoelt art. 53 na te
leven, biyvo weg. Maar daardoor wordt d9
huldiging der Staten Gor.eraal dubbelzinnig,
om niöt te zeggen leugenachtig, beweert De
Amsterdammer. Ten onrecht'.*, dunkt ons. De
voorzitter, die de grondwettige woorden
spreekt, voert het woord voor het geheele
college, voor de Staten-Generaal alt geheel,
als vertegenwoordigende, volgens do omschry-
ving in art. 78 der Grondwet, „het geheele
Nederlandscbe volk", in welks naam hy dan
ook de plechtige verklaring doet. En mag
men nu die verklaring van een college, in
z(jn geheel dubbelzinnig, ja leugenachtig Doe
men, omdat enkele leden het koningschap
als overbodig of scbadeiyk beschouwen? Is
het „wy" in een adres van antwoord dan
dubbelzinnig of leugenachtig, omdat wellicht
één of meer paragrafen slechts met goed
keuring der meerderheid in dat staatsstuk
2yn gebracht? Is het Wrtsrorraulier, dat van
„gemeen overleg mot da Staten Generaal"
spreekt, leugenachtig, als tegen de wet zich
een zelfs aanzienlijke minderheid heeft ver
klaard?
Voor de gevraagde Grondwetsherziening
pleit dan ook geen der aangevoerde rodenen.
Voor de onwillige leden niet, wegens den eed
of de belofte, door hen by de aanvaarding van
het lidmaatschap reeds afgelegd. Voor den
voorzitter niet, omdat hy de voorgeschreven
woorden namens de
uitspreekt.
geheele Staten Generaal
De Ulrechtsche Courant ontving een over
druk van h^t atlikel Over Aanbeste
dingen, door den Ryksbouwmeester D. E.
C. Knuttel in het weekblad De Ingenieur
geplaatst.
H, t is oen pleidooi om te breken met den
tegenwoordigen gang van zaken by aanbe
stedingen van werken. Herhaaldelijk komt
hat toans voor, dat een aannemer failliet gaat
of otn andore redenen in gebreke blyft een
werk te voltooien. Er wordt weinig onder
zoek gedaan naar de soliditeit en bekwaam
heid van den aannemer, mon gunt het werk
al3 regel aan den minsten inscbryver.
Een deel der aannemers (voornameiyk van
kleinere werken) bestaat uit mannen zonder
eenigkapitaal, ja, zoo zy Diet pa9 begonnen zyn
is een min of meer belangrijke schuld hun
eenige bezitting. Het crediet is niet onbe
perkt de schuld moet afgedaan. Da eenige
manier om gold te krijgen is weder een werk
aan te nemen; dat verbeiert den toestand
wel niet, maar het geeft uitstel en men is
weer voor eenigen tyd geborgen. Een lage
inschryving t8 daartoe het middel.
Doch om een werk uit te voeren, is geld
noodig. Zyn er dikwijls onbegrypeiykerwiize
nog leveranciers te vinden, die op crediet
leveren, riet alles is op die wy ze te verkrijgen
en de werkliedon vragen wekelyks bun loon.
Er moet dus geld worden opgenomen en dit
is in het algemeen slechts te verkrijgen tegen
hoogan interest en onder verpanding van de
aannemingspenningen geheel of gedeeltelijk.
Voor de aanneming is echter ook nog
het stellen van borgen noodig, doch dit vormt
ook voor den minet soliden aannemer zelden
een bezwaar.
De aannemer, de contractant^ met wien
de besteder eigeniyk uitsluitend to maken
heeft, wordt op deze wyze van don aanvang
af in allerlei verbintenissen en gecompli
ceerde verboudingen gewikkeld; om het leven
te rekken, heeft hy zich op een wog begeven,
welke zeker tot geheelen ondergang voeren
moetteDzy hy bet treurig talent bezit
anderen tot slachtoffers te maken; dan gelukt
het hem nog wel eens zyn ondergang alleen
moreel te doen zyn. Voor den besteder open
baart zich de onware toestand gewooniyk in
overschrijding der termynen en minder gosd
work; de directie krygt haar deel in moei
lijkheden en onaangenaamheden, eiudigt het
werk zonder zelfvoldoening, met den wrok
van den aannemer, die haar zyn ongeluk wyt
en soms nog met de verwyten van den be
steder, die haar ook ten deele de schuld geeft
van gehaspel en teleurstelling.
Op slot van rekeüiug is Diemand tevreden;
velen lyden schade, en dit alleen, omdat insolide
aannemers Diat worden geweerd, en nog geld,
borgen en leveranciers kunnen vinden.
In het belang van hen, di9 werken doen
uitvoeren, in dat van den handel en Diet het
minst van den aannemersstand zelf, is hot
wenscheiyk, dat men zich eens afvrage of
hierin geen verandering is te brengen.
Het komt er natuuriyk in de eerste plaats
op aan een soliden aannemer te vindon. Doch
welke aannemer is solide of, beter gezegd,
wanneer heeft men voldoende zekerheid van
e9ns aannemers insoliditeit, om hem het werk
te weigeren? Het komt schr. voor, dat aan
het niet gunnen aan den laagsten inschrijver
het onteerende moet ontnomen woraen. Dan
zal men zich vryer govorlen hot work op te
dragen aan hem, van wien men het meest
grond hoeft een degelyke uitvoering te ver
wachten.
Verschillende middelen zyn beproefd of te
beproeven. In de adm. voorschriften door de
„Vereeniging van burgerlyke ingenieurs" is
bepaald, dat het werk gegund moet worden
aan een der laagste drie inschryvers of, zoo
de besteder geen dezer drie als aannemer
wenscht, een herbesteding moet gehouden
wordeo, waarby dan deze drie niet als ge-
gidigden worden toegelaten.
Hier wordt het euvel niet weggenomen,
maar toch eenigszins verminderd. Wordt
algemeen door de openbare besturen een
dergelijke weg bewandeld en zonder daarvan
rekenschap te geven de aannemelyk-»te aan-
biocing uit diie gekozen, zoo zal men daaraan
gewoon worden en er voor No. 1 geen be
ioadiging ia zien, als No 3 wordt geprefereerd.
Waarom, vraagt de schr., zou men in andere
betrekkingen de bekwaamste mogen en moeten
zoeken, by aannemers alleen de cyfors laten
beslissen?
In de genoemde administratieve voorschrif
ten i3 ook het geval van kennelyke misreke
ning voorzien.
„Wanneer", zoo staat er, de besteder oor
deelt dat een wanverhouding bestaat tasschen
een der laagste drie inschry vors en do raming,
wordt daarvan den betrokken inscbryver bin
nen acht dagen mededeeliog gedaan met uit
noodiging zyn inschryving toe te lichten.
Wanneer een der laagste drie inschryvers
te kennen geeft zich in zyn berekening ver
gist te hebben of wanneer dit uit de in do
vorige alinea genoemde toelichting blykfc, kan
de bestedor de bedoelde inschryving als niet
ingekomen beschouwen.
Afdoende zal dit echter niet zijn, de be
paling is daarvoor te welwillend gesteld.
Verder waarschuwt schr. tegen willekeur
en protectie. Dit geldt vooral voor gemeente
besturen, die gewooniyk met dezelfde aan
nemers in aanraking komen. Weoscbelyk is
hot de begrooting geheim te houden en de
gunning niet te doen afhangen van de laagte,
maar van de juistheid van het inschry vin gs-
cyfer en het werk te gunnen aan een der drie
inschryvers, wier inschry vingen de begrootiug
het meest nadertn.
Deze regeling brengt de groote voordeelen,
dat het werk wordt opgedragen voor eea prys,
door aannemer en besteder beidon, zonder
van elkander te weten, als behooriyk vast
gesteld, dat op springen staando aannemers
zich niet meer door zeer laag in te schrijven
een werk kunnen verzekeren, en dat ieder
inschrijver het bestek behooriyk dient na te
gaan en uit te rekenen, niet zooals nu veel
gebeurt zich tevrsdon stelt met een zeker
b Jrag van de openbaar gemaakte begrooting
af te trekken. Ook wordt de pas afgesneden
aan het „opzetten", het ten gemeenschapjjl-
lyken bate met een overeengekomen bedrag
verhoogen aor inuchry vingscyfers.
By de Pransche PoDts et Chaussées moet
de inscbryver zyn geschiktheid en solidi eit
kunnen bewyzen, om zich het werk te zien
toegewezen. In Oostenrijk wordt men slechts
als aannemer toegelaten na een examen en
na een diploma to hebben veroverd, een
middel, dat elders omtrent soliditeit en go-
schikthoid geen waarborgen verschaft.
Om meer zekerheid te hebben, dat de ver
schillende vakken in goede handen komen,
ten d.ole ook om de winst van den tusschen-
persoon uit te sparen, wordt in het buitenland
veelal, bier somtyds, niet het werk ia zijn
geheel uitbesteed, maar ieder onderdeel af-
zonderlyk.
Veel is over het voor- en nadeel daarvan
al gestreden. Het is zeker, dat voor de directie
de taak by besteding der onderdooien zwaarder
wordt. De regeling, zoodanig, dat de verschil
lende werkzaamheden behooriyk in elkander
giypen, nu in hoofdzaak op den aannemer rus
tend, wordt dan op haar schouders gelegd. Plot
seling ingevoerd, zouden cie resultaten vermos-
deiyk niet gunstig zyn, doch waar het elders
gooi gaat, zou ook bier dit stelsel wel niet
al te moeilyk blyken en mogeiyk kunnen
medewerken tot zuivere verhoudingen. Echte",
zoolang het gunnen aan den minsten inschry ver
regel blyft, goeft schr. stellig do voorkeur
aan één aannemer, verantwoordelyk voor
tyoigo on goede oplevering van het geheel,
niet weggenomen door het in gebreke blyven,
slecht werk of late oplevering van een onder
aannemer.
Aan het slot van zyn artikel zegt de heer
Knuttel Dog een en ander over arbitrage by
geschillen gedurende de uitvoering. Schr. is
t-öD groot voorstander der arbitrage; de onder
vinding beeft hem echter doen iozien, dat
doorvoering van dit beginsel zonder geiyk-
tydige verandering van de biervoren genoemde
zaken voor den bestedor een ongewenschten
toestand zou scheppen, de verbeterde verhou
oing tusschen partyon, door de arbitrage be
oogd, niet zou bewerken.
Arbitrage is goed en rechtvaardig, wanneer
het beiden partyen slechts om billykheid en
recht te doen is, doch wordt een hinderlijk
wapen in de hand van onsolide aannemers.
Waar goede samenwerking tusschen aan
nemer en directie voor hot goed slagen van
een werk noodig is, besluit schr., laten zy
daar in de eerste plaats samenweiken om
van het werk verre te houden de mannen,
die den aannemerastand verlagen, het werk
schynbaar goedkoop, doch werkeiyk duur
maken, en wier schuld het is zoo directie en
aannemer in elkander geen medearbeiders,
doch vyandelyke machten zien.
Onder den titel Vader Cats zegt Dc
Maasbode
Onder het opschrift „Eereherstel" lezen wy
in De Standaard:
„Een en ander maal hebben we er de aan-
De tweede stuuruiau.
7»
„Maar de zware arbeid
„Prikkelde my slechts. Ik was nooit vroo-
lyker dan by den ?rbeid. Men noemdo my
altijd den regenfluiter, omdat ik in het guurste
weer by elk werk floot. Maar nu
„Nu?"
„Nu verlang ik naar huis. Ik wil trouwen
en een landrot worden. Ik heb genoeg van
dit leven. Het is schoon, zelf zeeman te zyo,
maar wanneer men arme vrouwen en kinderen
moet zien verdrinken Hy hield op.
„Hebt gy wel eens zulk een beklagens
waardig tooneel gezien?"
„Ja, toen de Arctic schipbreuk leed. Ik
had dienst genomen op het schip, en ik
woondo de stranding by. Maar ik vertel daar
niet graag van."
„Doe het ook nietl In zulk weer als nu
luistert mon er niet gaarne naar." Ik zweeg
een poos. „Maar hoe zal het u aan wal gaan?
Zult ge u in bet leven op vasten bodem weten
te schikken?"
„Dat weet ik nog niet. Thans vraag ik my
slechts af, of ik goedschiks van het zeeleven
zal kunnen scheiden."
„Goed. En sedert wanneer zyt gy verloofd?"
„Dat ben ik niet."
„Ik vermoedde het al. En wanneer zult ge
u verloven?'}
„Dat weet ik niet."
„Het bevindt zich dus nog op den langen
weg. Eu wanneer hobt gy het besluit geno
men, het zeemansleven vaarwel te zeggen?"
Hy zwoeg.
„Wilt ge niet trouwen eo toch zeeman
bly ven?"
„Neen. Dat is een onrecht jegens de vrouw.
Men laat haar alleen aan land achter; en
laat haar als bet ware in den steek. Ojk
heb ik reeds sedert ten jaar ongeveer een
verlangen naar het vasteland in my voelen
opkomen. Ik ben voor zeeman te slecht
of te goed, als ge wilt," voegde hy er by.
„En wanneer zult gy het scbip verlaten?"
„Dat weet ik niet."
Ondanks Jack Robinsons verzekering, dat
het ongeval met het dieplood zonder nadeelige
gevolgen was afgeloopen, had de machino
toch erg geleden. Op een fraaien namiddag
bleef ze eensklaps staan.
Het nas bolder weer, en het schip slingerde
slechts matig, to3n alles naar het midden
gedeelte van het dek snelde, waar men door
oen laag glazen paviljoen een blik in het
dryfwerk der machine ken slaan. Nu stond
ze stil, en de stoomas rustte. Zeven mannen,
kolossale machinisten, zwart als roet, stoDden
op de metalen schyf en schroefden ze van
den cylinder los. Toen gingen ze er naast
staan en tilden ze in de hoogte.
Ademloos staarden allen het tooneel aan.
Van de brug blikte de kapitein omlaag;
beneden om het lage paviljoen stonden de
passagiers. D« eerstvolgende minuut moest
goed of kwaad brengen. Wy bevonden ons
by bet begin der bank van Newfoundland,
dicht by het doel oDzer reis. Een raderboot
zonder machine, met behulp van haar weinige
zeilen zich voortbewegend, misschien in den
mist verdwalend of blootgosteld aan een
botsing met een der talryko om de bank
kruisende vaaituigen: de tosstand was niet
beny Jens waardig.
„Hoe staat het er mee, jongens?" riep de
kapitein, toen juist zes van de machinisten
de zware schyf met hun schouders omhoog
geheven hadden en de zevende er onder
gekropen was.
Lange pauze.
„Weet niet, kapitein," zei een der mannen,
die de plaat ternauwernood meer houden kon.
Eindelyk klonk van buiten een doffe stem:
„Luchlklep stuk, niets aan te doen."
tNeem ze er dan af en breng een der
re8er?ekleppen aanl"
„Er zyn er maar drie; één is er kapot, de
andere past niet en de derde is verroest."
„Poets ze danl"
„Gaat niet, kapitein; ze is geheel bedorven."
Da kapitein stampte met den voet; by liet
den schuldige, die de luchtkleppen had laten
bederven, beneden in het donkere scheepsruim
in boeien slaan en beval allo zeilen by te
zetten. Maar de zwakke bries deed ze ter
nauwernood zwellen; do zee werd al gladder
en gladder, wy schenen niet van plaats te
veranderen. Toch maakte de kapitein uit, dat
wy de ZuidooBtelyke punt van Newfoundland
□aderden. Tegen den avond zagen wy op
grooten afstand een schip,- on er werden
toebereidselen getroffen om het door seinlichten
op ons opmerkzaam te maken. Om tien uur
klom ik op dek, om vóór het naar-kooigaan
te zien, of men op het andere vaartuig onze
signalen had opgemerkt. Mist, dichte, ondoor
dringbare mist rondom onsl Duisternis en
onheilspellende stilte. Slechts zelden, du en
dan, was hot kabbelen van het water tegen
de scheepsboorden of het geschreeuw van een
meeuw to hooreD, die men niet zag. Rusteloos,
akelig, spookachtig slingerde de boot.
Toen ik weer benoden in do kajuit kwam,
waren byna alls passagiers nog wakker. Men
kon niet slapen; men sprak, men fluisterde.
Angst en verwachting teekenden zich af op de
bleeke gezichten. De dames waren in licht
toilet, de kinderen in négligé. Ik deed juist
pogingen om de vrouwen gerust te stollen,
toen mr. Bateman my tegen den elleboog Btiet.
„De schoone Neurenbergsche wenscht u te
spreken."
„Mij?"
„Ja, u. In het voorbygaan vond ik haar
deur half open en zag haar zitten weeDen;
toen ik baar vroeg, of haar iets scheelde,
zeide zy, dat zy u wenschte te spreken."
Ik ging tot haar.
In het flauw verlichte, enge vertrek waren
van het bovenste bed de groene gordynen
dichtgetrokken; die van het onderste waren
open. Op do canapé aan den rechterwand der
hut zat zy, luchtig gekleed; het haar hing
in weelderige golviDgen op den arm neer, die
het hoofd ondersteunde. In de linkerhand
bield zy haar zakdoek. Toen zy my gew r
word, sprong zy haastig op en kwam wanke
lend een paar schreden uaar voreü. „U moet
my redden l" riep zy, plotseling in snikken
uitbaistende. „Ik wil niet vergaaD, ik wil niet
stervenik heb niemand, wanneer het ongeluk
geschiedtdan u."
„Waarom denkt gy niet aan den stuur
man, juffrouw Bodinus?" vroeg ik met plot
seling opkomende jaloersche bitterheiJ.
Ondanks de geringe verlichting bespeurde
ik, dat het bloed haar eensklaps naar het
aangezicht steeg.
„Myn Hemel!" mompelde zy toonloos, „hy
haat my, by heeft geer. hart meer voor my". En
zy trad weer terug, bedekte het gelaat met beide
handen en zonk vóór de canapé op de knieën.
Een stormachtig gevoel van gelukzaligheid
liep als een heete rilling dcor myn leden.
Het liefst ware ik naast haar neergeknield on
had baar fijne, in tranen badende handen
gekust en haar vergiffenis gevraagd voor
mfin dwaasheid. Maar met geweld onderdrukte
ik dat bedwelmende bewu3tzyn.
„Zy bemint Jack Robinson tocb," sprak ik
by myz9lven, „en dat is het juist, waarom
zy u liet roepen en niet den stuurman. Men
neemt zyn toevlucht tot een vriend, maar
niet tot den man, dien men heimeiyk bemint."
Deze machtspreuk kwam my op dat oogenbllk
als een onomstooteiyke waarheid voor, omdat
ik het zoo wilde.
(Wordt vervolgd.)