N*. 11682.
Donderdag 24 Maart.
A0. 1888
Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van <§pn- en feestdagen, uitgegeven.
Tweede Blad.
PERSOVERZICHT.
Feuilleton.
Een strenge vergelding.
LEIDSCH
DAGBLAD.
FEUS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maanden•••■••ƒ1.10;
Franco per post1.40.
Afzonderlijke Nommers 0.05.
PRIJS DER AD VERTENTIËN
Van 1 regete 1.05. Iedere regel meer f 0.17J. Grootora
letters naar plaatsruimte. - Voor Eet incasseeren buiten de stad
wordt ƒ0.05 berekend.
De Toelating ran Dr. Don Hooter en
de Grenzen der Armenpraktijk.
Het verschd, over bovenstaande zaak gerezen
tussche-i de Raadscommissie en mr. Vos, is
van algemeen belang. Want er zou weinig
overbleven van het recht, toegekend bij art.
23 der Gem.-wet aan de geneesheeren, bel ist
met de armenpraktijk, indien de letr van mr.
Vob opging en ieder advies omtrent de open
bare gezondheidsbelangen, waartoe zy dcor
het Gemeentebestuur mochten worden geroe
pen, hun verkiesbaarheid buitensloot. Het
ligt Loch voor de hand, dat ieder verstandig
Gemeentebestuur in de eerste plaats het
oordeel zal vragen van hen, die door hun
beroep met de hygiënische toestanden onder
de arme bevolking beter bekend zijn dan
iemani anders.
De wet zegt niet, dat gemeentelijke ge-
neeshecren, om verkiesbaar to wezen, „uitslui
tend" moeten zijn belast met de armenprak
tijk. Maar de heer Vos beroept zich op een
Kon. Besluit van 9 Dec. 1871, waarbij werd
beslist, dat zij niet verkiesbaar zyn, indien zy
op last van het gemeentebestuur worden ge
roepen tot diensten buiten den bepaal
den kring der armenpraktijk. Daar
gelaten of dezs beslissing juist is, volgt daar
uit in geenen deele, dat het geven van advies
omtrent de oubewoonbaarheid van ongezonde
woningen valt buiten den kring, in dat
Kon. Besl. bedoeld. Over da vraag wat in
abstracto onder armenpraktijk moet bahooren,
kan men eindeloos twisten. Zij ie niet in liet
algeme:-n te beantwoorden en afhankelijk van
plaatselijke toestanden. Maar^op de vraag wat
in een bepaalde plaats (i. c. Leiden) op dit
oogenblik tot den „bepaalden kring" der
armenpraktijk behoort, is geen tweeërlei
antwoord mogelijk. Men beeft eenvoudig de
bepilingen na te slaan.
Nu heeft art. 1 der verordening van 5 April
1894 aan B. en Ws. opgedragen het advies
van drie stadsgeneesheeren in to roepen,
wanneer de bewoning van sommige huizen
schadelijk wordt geacht voor de openbare
gezondheid. Treedt men hierbij nu noodzaktiyk
buiten den kring der armenpraktijk?
Neen, want iedere gemeente is volkomen
bevoegd dien kring ruimer of enger te trekken,
en uit het feit, dat de gemeente Leiden niet
alleen architecten en rooimeesters, maar ook
armondoctoren in dit geval om advies vraagt,
blijkt reeds, dat zij verband ziet tusschen de
al of niet gezondheid van de woningen der
armen en de armenpraktijk.
Dat verband, zelfs in engeren zin, is dan
ook niet zoo ver te zoeken als de heer Vos
meent. Hoe minder ongezonde woDiogen, des
te minder zieke armen en des te nauw
keuriger kunnen deze patiënten worden onder
zocht en behandeld. Er is dus alle reden
om aan te nemen, dat de verordening van
1894 het adviseeren over de ongezondheid
van woningen heeft getrokken binnen
den kring der armenpraktijk in
de gemeente Leiden. Mr. Vos moge het „ge
zocht" noemen, verband te vinden tusschen
armenpraktijk en het adviseeren over onge
zonde woningen, met hetzelfde recht kan
men c|3 stelling omkeeren en zeggen, dat het
„gezocht" is zoodanig verband te loochenen.
Het komt my echter voor, dat mr. Vos in
h^t K. B. van 1871 ieis leest,, wat er niet in
staat. Tborbecke, die het mede-onderteekende,
was gewoon zich nauwkeurig uit te drukken,
en wy dotn dus veilig ons stipt aan zyn
woorden te houden. Er staat alleen, dat,-wil
de gemeente-geneesheer verkiesbaar biy ven,
hem geen functie mag worden opgedragen
buiton den kring der armenpraktijk, niet,
dat die kring zich altyd moet bepalen tot
het behandelen van zieke armen. Had Thor-
becke dat bedoeld, hy zou het met zooveel
woorden hebben geeegd, maar hy koos niet
zonder reden een ruimer uitdrukking met het
oog op de bevoeddbeld der plaatselyke besturen
om die praktyk te regelen. Geheel willekeurig
neemt mr. Vos dan ook aan, dat de „armen
praktijk" geen verplichtingen kan mode-
brengen omtrent de openbare gezondheids
belangen. Waarom niet? Wanneer degeen,
die bevoegd ls de lynen te trekken, den kring
dier praktyk zoo ver uitbreidt.
Terecht heeft dus de Raadscommissie tot
toelating van dr. Den Houter besloten. Vry
algemeen wordt aangenomen, dat ons Staats
recht meer „onverenigbaarheden" heeft ge
schapen dan noooig of nuttig is. Het recht
der burgerij om dengene te kiezen, dien zy
wenacht, moet niet meer worden beknibbeld
dan de wet duideiyic voorscbryft. De verkies
baarheid der geneesheeren belast met dearmen-
praktyk is niet zoozeer een uitzondering dan
wel een terugkeer tot den regei, dat do vrij
heid der keuze niet meer mag worden be
perkt dan het algemeen belang volstrekt
noodig maakt. v. A. d. C.
Reeds gaven we enkele „eerste indrukken",
welke de ingediende wet tot invoering van
leerplicht maakte. Heden moeten we
daarmee voortgaan.
Be Standaard zegt:
Het ingekomen wetsontwerp in zake leer
plicht beoogt, behalve leerplicht, nog geheel
iets anders in te voeren.
Het waagt namoiyk te geiyk een poging,
om de gewone onderwijs periode van zes op
zeven jaar te brengen, iets, wat, gelijk een
iedor doorzi t, op zichzelf met het beginsel
van gedwongen onderwys niet samen
hangt.
Er is hier alzoo Heterogenie der
Z w e c k e.
Men wil twee vliegen in één klap slaan,
maar maakt reeds daardoor de behandeling
van het wetsontwerp onzuiver.
Men bedenke toch wjI, dvt verlenging van
de gewone periode van zes op zeven jaar,
neerkomt op uitbreiding van het Lager Onder
wys, zoo openbaar als bijzonder, met één
zesde.
Er zal e e n z e 8 d e meer kinderen opko
men. Er zal een zesde meer plaats moeten
zyn. Er zal een zesde meer onderwyzers
moeten komen. En dit alles zal op een ver
meerdering van kosten van. veel meer
dan één zesde uitloopen.
Immers, de meeste scholen zyn met den
zesjarigen kinderoogst nu reeds propvol. Er
kan onmogeiyk voor een zevende klasse be
hoorlek plaats in worden gevonden. Dienten
gevolge zal men opnieuw moeten gaan bou
wen, om de scholen met minstens één zesde
uit te breiden. En bovendien moeten voor die
nieuwe klasse schoolbanken van een grootere
soort, en dus duurder, en verder leerbehoeften
worden aangeschaft.
Dit alles wordt du3 ook aan de byzondere
scholen opgelegd, en het is dan ook niet dan
billyk, dat van Regeeringswege èn die kosten
van schoolverbouwing, enz., èn de biyvonde
kosten van de meerdere klasse zullen worden
vergoed.
By die meerdere generale kosten komt dan
het meerdere onderwyzerspersoneel, en om
dit to vinden, de nadere en hoogore regeling
van de traktementen, die ook voor de nu reeds
aanwezige onderwijzers tot meerdere uitgaven,
en dus ook lot vorhjoging van het subsidie
aan hot byzonder onderwys, leiden moet.
Zelfs ryst de vraag, of men aan de ouders,
die aldus de verdienste van een dertienjarig
kind verliezen, geen schadevergoeding zal
hebben uit te betalen.
Met mmdtr dan drie millioen 'sjaars is
een cn ander etellig niet te dekken, zoo men
in aanmerking neemt, dat het openbaar
onderwys per kind en per jaar nu reeds
omstreeks ƒ30 kost; een bedrag, waaronder
ook wel de kosten voor inspectie, enz. begre
pen zyn, maar deze kosten zyn over het totaal
kinderen gerekend niet noemenswaard.
Het kan gooi zyo, van meet af op deze
financiëele gevo'gen van het nevendoel van
het ontwerp 6cherp de aandacht te vestigen,
daar ze immers niet uit den leerplicht als
zoodanig voortvloeien, maar uit iets, dat men
er aan vasthecht.
Het ingediende wetsontwerp over leerplicht
volhardt in bet Intellectualisme.
Het acht, dat van Staatswege op zeven
levensjaren van hot kind beslag moet worden
gelegd, ten einde de bevolking van Ne Ierland
op het vereischte punt van algemeene volks
ontwikkeling te brengen, en handhaaft daarby
het thans vigeerende intellectualistische stand
punt der "Wet op hot Lager Onlerwys.
In de by die wot voorgeschreven vakken
zal elk kind in Nederland voortaan gedurende
e«n tydperk van zeven jaren onderwijs moe
ten ontvangen.
De oude en verouderde maatstaf alzoo, maar
nu gerekt in duur van tyd en alzoo op nog
breeder schaal genomen.
Dezelfde vakken, maar uit die vakken meer
8tof, of ook dezelfde stof herhaald.
Nog altoos derhalve uitgegaan van het
valscbo denkbeeld, alsof in vermeerdering van
intellectueels kennis verbetering van opvoe-
diag school.
Tegen dit denkbeeld nu is steeds protest
jngediend van Christeiyke zyde, zoo door Anti-
revolutionnairen als Roomsch-Katholiekeo; en
we meenen te mogen constateeren, dat ook
de Vry-ADtirevolutionnaire party dit iutellec-
tu ]|8me veroordeelt.
Maar bovendien is tegen dit eenzydigintel
lectualisme don laatsten iyd, met toenemende
kracht, ook van liberale zyde geprotesteerd,
door het stellen van den oisch, dat doschoo
ook voorbereidend diende te werken voor het
bedryf in het leven.
Thans echter wordt van de voorbarading
voor het bedryf een jaar afgetrokken, «1 een
levensjaar meer aan den afgod van het Intel
lectualisme geofferd.
Zal de opkomende bevolking daardoor ge
sterkt worden in haar concurrentie met het
buitenland, oftewel gaat ze er practisch mee
achteruit?
"We vreezen het laatste.
Het Vaderland meent, dat de minister door
do teederheid, waarmee hy de gemoedsbe
zwaren aanraakt, en door de oneindige lank
moedigheid, waarmee hy de recalcitranten
bejegent, den clericalen alle wapenen oit de
handen heeft geslagen, waarmee zy zoo dapper
hebben gemanoeuvreerd. De beatrjjdingen
van Tijd, Maasbode en Nederlander zyn, meent
het blad, dan ook zoo onbiliyk mogeiyk en
toonen duidelyk, dat mep, niettegenstaande
alle fraaie woorden over trouw schoolbezoek,
het in werkeiykheid op het schoolbezoek
zelf gemunt heeft.
Het blad erkent, dat leerplicht schooldwang
is voor het grootste deel der bevolking. Maar
in dien dwang is niets verschrikkeiyks, zoo
lang men alleen gedwongen wordt zyn kin
deren trouw te zenden naar een school, tegen
wier geest men geen overwegend bezwaar
heeft. Waar alleen volwaasenen in 't spel
zyn, die geacht moeten worden voor zichzelf
te kunnen zorgen, heeft strijd togen dwang
zyn schoone zyde. Maar hier, waar het geldt
tegenover plichtvergeten volwassenen hen te
verdedigen, die de natuur van dezen afhan
kelijk hoeft gemaakt en die volkomen machte
loos zyn voor hun eigen rechten en belangen
te waken, hi9r is, zegt Het Vaderland, het
terugdeinzen voor dwang plichtverzuim van
den Staat. Het is tyd, meer dan tyd die
schandvlek uit onze wetgeving uit te wisschen.
De Vaderlander biyft aan do beginselen
van het wetsontwerp sympathie betuigen en
brengt den minister hulde, dat by deze be
ginselen juist heeft ontwikkeld en dat hun
toepassing in dit ontwerp getuigt van groote
gematigdheid.
Die gematigdheid blijkt ieder, die aandachtig
de vrystellingen overleest.
„Wy meenen, dat in deze vrystellingen
alles gegeven is, wat met biliykheid verlangd
kan worden. "Wy voor ons zouden het patent
vinden, indien een zwervende rekel op straat,
zooals haast ieder, die schier in iedere ge
meente, vooral de kleinere, kent, even door
een politie-agent of veldwachter by den arm
naar „meester" gebracht kon worden. Hy zou,
als 't maar een paar malen gebeurd was,
het straatzwendelen wel verloeren in zyn
eigen belang.
Ook dit blad gelooft, dat christelyke ouders
liever hun kinderen zenden naar een niet
begeerde school dan hen onwetend te laten
opgroeien. Iu de 13 gevallen, door den minister
bedoeld, zullen de over de vaccine bezwaarden
ook wel medegerekend zijn. „In ieder geval
zy'n dezen al even weinig talryk. En ook
voor ben wil dit ontwerp „vrijstelling".
Voor wie neemt men het dan op? Waarlyk,
de oppositie is ons moeilyk te begrypen."
De Haagsche Courant vindt de wet zóó tam,
dat zelfs dr. Kuyper en dr. Schaapman haar
wel zouden hebben kunnen indienen, zegt ze.
Toch vangt de minister er die tegenstanders
niet mee.
„Wat we zouden winnen als het wets
ontwerp wet werd, hetgeen misschien nog
niet met zekerheid is te voorspellen is,
dat althans het beginsel zou worden uitge
sproken geen vader (reep. voogd of verzorgor)
heeft in Nederland ia zedelyken zin het recht,
een kind te berooven van de gelegenheid om
zich te ontwikkelen tot een man, die in zyn
latere leven fatsoeniyk zyn brood kan verdienen.
„En dat ware althans iets, omdat op dit
oogenblik iedere vader een ander, die hem
op dien plicht wyst, ia 't gezicht kan uit
lachen.'*
Maar al wordt den ouders de plicht opge
legd, zorgen, dat die plicht wordt nageleefd,
do9t, meent het blad, de minister niet.
In afwachting, dat een andere minister een
betere regeling van dit volksbelang voorstelt,
wil de Haagsche Crt. het ontwerp laton liggen
als een goed bedoelde, maar mislukte schipper-
poging, zonder er de afdeelingen voorloopig
mede lastig te vallen.
Het Haagsche Dagblad constateert, dat dit
ontwerp niimand voldoen kan, want het
Burgerlijk Wetboek verplicht de ouders hun
kinderen op te voed< n, waarby onderwys is
iabogrepeD, en ondervinding en 's ministers
statistiek lezren, dat de meeste ouders dit zoo
opvatteD.
De eenige roden, waarom deze wet is in
gediend, is dan ook, dat de liberale theorie:
dwang is.
Da minister geoft in zyn memorie zelf toe,
dat dwang ni.t noodig is, en daarom bepaalt
hy zooveel uitzonderingsgevallen. Yoor het
onderwys ie van dtz n wassen neus dan ook
al heel weinig to verwachten, alleen zullen
„ambtenaren, beambt n tn onderwyzers" met
een reuzencontiölo belast wordeD, net alsof
geen werk genoeg hebben. En in groote
gemeenten is do controle onuitvoerbaar. En
wat xil die controle niet kosten?
De Katholieke School constateert, dat het
zwaartepunt van het ontwerp „met zyn on*
Nederlandscben schooldwang" ligt in den
leoftyd van 13 jaren, en dat voor de meeste
byzondere scholen eon nieuw leerjaar wordt
geformeerd. Uit een en ander volgt:
„Summa summarum: Dit wetsontwerp is
de handschoen, dien de huidige liberale regee.
31)
„Ik weet niet wat gy bedoelt," verklaart
Adiiaan, geboel van zyn stuk gebracht. „Be
weert gy, dat ik door de een of andere daad
myn kans by u verloren heb?"
„Gy weet, dat dit het geval was," zegtzy
zacht verwijtend.
„Ik weet volstrekt niets" zegt hy vol
vuur. „Ik weet alleen, dat ik altyd u en u
alleen bemind heb, en dat ik nimmer iemand
anders zal beminnen."
„Gjj vergeet Dora Talbot 1" zegt Florence,
op zeer zachten toon. „Ik vind, sir Adriaan,
dat uw koelheid jegens haar in dén laatsten
tyd zeer onrechtvaardig was."
„Ik ben nooit koeler noch warmer jegens
Dora Talbot geweest dan jegens elke andere
gewone kennis van my," antwoordt 6ir
Adriaan hevig opgewonden. „Er moot een
noodlo'tig misverstand bestaan."
„"Wilt ge tegen my volhouden, dat gy nooit
van liefde tegen Dora gesproken hebt?"
„Zeker, heb ik van liefde gesproken van
xnyn liefde voor u," verklaart hy yverig.
„Uw veronderstelling, dat ik ooit iets meer
dan gewone vriendschap voor mrs. Talbot
gevoeld heb, komt my ongelooflyk voor. Yoor
u en voor u alleen heeft myn hart reeds
33dert hng geklopt. Niet het minste teeder
gevoel voor eenige andere vrouw ia tusschen
my en u gekomen, sedert ik u don eersten
keer ontmoet heb."
„En uw brief aan haar ik heb dien met
mya eigen oogen gelezen," verklaart Florence
zacht.
„Ik heb nooit in myn loven een enkelen
regel aan mr3. Talbot geschreven," zegt air
Adriaan, meer en meer verwonderd.
„Wilt gy ook ontkenner, dat gy baar hand
hebt gekust in de lindenlaan, verleden Sep
tember?" vervolgt Florence, van schaamte en
verontwaardiging blozend. „Ook dit zag ik
met myn eigen oogen."
„Dat hebt ge niet kunnen doent" roept hy
met kracht uit. „Ik zweer het. Waarvan wilt
ge my nog moer beschuldigen? Ik heb nooit
aan haar geschreven, nooit haar hand gekust."
„Het zal beter zyn, dat wy niet langer
hierover spreken," zegt miss Delmaine, van
haar stoel opstaande. „En in 't vervolg kan
ik wil ik u niet meer 's morgens voor
lezen. Laat ons een einde maken aan deze
valsche vriendschap, nu dadelyk en voor altyd."
Zy begeeft zich naar de deur, terwyl z'd
dit zegt, maar hy volgt haar onmiddellyk,
haalt haar in en met zyn rug tegen de deur
leunend, belet hy haar die uit te gaan.
Het was hem door den dokter verboden
zich in te spannen of te vermoeien, en nu
heeft deze ongewone opgewondenheid zyn
magere wangen met een donkerrooien blos
bedekt en zyn oogen doen schitteren. Deze
veranderingen in zyn voorkomen geven dui
delyk biyk van de groote zwakheid, waaraan hy
sedert zyn wreede opsluiting nog ïydende ie.
Mi38 Delmaine's hart wordt by het zien
hiervan getroffen. Zy wil mot hem spreken
en hem zien over te halen naar zyn rustbank
terug te keeren, maar hy houdt haar tegen
en wil zich eerst verdedigen.
„Florence, verlaat my niet op deze wyze,"
pleit hy op hartstochteloken toon. „Gy zyt
gehe-il in een dwaling. Ontwaak uit dezen
droom en zie de dingen aan zooals ze wezen
lijk zyn."
„Het is geon droom en ik zie de dingen
aan zooals ze wezenlijk zyn," zegt zy droevig.
„Florence, wie kan u zoo misleid, u zoo
zeer tegen my opgezet hebben?"
Op dit oogenblik wordt, als tot antwoord
op zyn vraag, de deur, die naar de veranda
aan den anderen kant van de kamer leidt,
geopend en Dora Talbot treedt binnen.
„A, daar komt mrs. Talbot," roept Adriaan
verheugd uit; „zy zal my vryspreken."
Hy zegt fit op zulk eon toon van zeker
heid, dat Dora genegen en in staat zal zyn,
om tot zyn verdediging op te treden, dat
Florence voor bet eerst een sterken twyfel
by zich voelt opkomen of zy zich ook ver
gissen kan in haar jjeloof, dat hij een monster
van wispelturigheid is.
„Wat is er, dat ik voor u doen kan?"
vraagt Dora eeüigszins verlogen. In den laat
sten tyd heeft zy altyd met zorg vermeden,
om alleen met hem of met Florence te zyn.
„Gy zult zeker rriss Delmaine wel willen
zeggen," antwoordt Adriaan haastig, „dat ik
u nooit een brief heb geschreven en dat ik
ook nooit gy zult my, hoop ik, vergeven,
mrs. Talbot, dat ik over deze veronderstelling
met u spreek op zekeren dag in September,
in de lindenlaan, uw hand gekust heb."
Dora wordt eerst warm en daarna koud,
eerst vuurrood en daarna doodsbleek. Zoo is
nu alles uitgekomen en zy staat hier voor
haar rechters om verhoord te worden! Zy heeft
een gevoel als een misdadigster, dio op do
bank der beschuldigden zit. Zal zy stoutweg
alles ontkennen, of neen! Zy heeft meer
dan genoeg gehad van bedrog en intriges.
Wat het haar ook kosten mag, zy wfl nu
moedig en oprecht zyn en alles bekennen.
„Ik wil haar zeggeo," antwoordt zyopeen
zachten, maar toch vastberaden toon, „dat ik
nooit een brief van u heb ontvangen en dat
gy ook nooit myn hand gekust hebt,"
„Doral" roept Florence uit, „wat zegt gyi
Hebt gy all68 vergeten, wat er gebeurd is?"
„Spaar myi" smeekt Dora met lieeecho
stem. „Wanneer gy over een uur in myn
kamer wilt komen, zal ik u alles uitleggen,
en dan kunt gy my verachten en my uw
vriendschap ontnemen, wanneer gy wilt, en
zooals ik ten volle verdien. Maar neem nu
de verzekering van my aan, dat er tusschen
sir Adiiaan cn my nooit over liefde gesproken
is, dat hy alleen u liefheeft en dat ik ten
volle overtuigd ben, dat hy u reeds van
uw eerste ontmoeting af zyn hart heeft
geschonken."
„Florence, kunt ge haar nu golooven?"
vraagt air Adriaan, haar smeekend en vol
hoop aanziende. „Alles, wat. zy zegt, is de
zuivere waarheid. Ik heb u innig lief en van
het begin af aan u alleen liefgehad. Wanneer
gy my niet wilt aannemen en myn vrouw
niet wilt worden, dan zal ik nimmer een andere
huwen. Florence, liove Florence, heb mede*
lyden met my!"
„Geloof hem, vertrouw uzelve gerust aan
hem toe," driegt Dora snikkend by haar aan.
„Hy is 11 volko uen waardig." En daarna
bogrypt zy, dat het toter is hen alleen te
laten, verwijdert zich zacht uit het vertrok
en gaat bitter schreiend de trappen op naar
haar eigen kamer.
„Florence, is er eenige hoop voor my?"
vraagt Adriaan, zoodra zy alleen zyn. „Myn
lieveling, antwoord my, kunt gy wilt ge
my liefhebben?"
„Ik heb u altyd liefgehad altyd," ant
woordt Florence met een gebroken stem.
„Maar ik dacbt ik vreesde 0, wanneer
ge wist hoeveel ik geledon heb!"
Denk daar niet langer over," herneemt sir
Adriaan teeder. „Nu is alles goed." Hy heeft
zyn arm om haar heen geslagen en haar
hoofd rust tegen zyn borst. „In de toekomst
zult ge vrees noch verdriet meer kennen»
myn lieveling, wanneer ik het verhoeden kan,'^
Ofschoon er reeds een half uur verloopen
is, zitten zy nog altyd alleen in de ontbyt-
kamer en fluisteren elkander teedere woorden
van liefde toe; doch nu trekt het geluid van
naderende voetstappen hun aandacht, en
eenige oogenblikken later komt kapitein
Ringwood, die zijn arm om Ethel Yiiliera'
middel heeft geslagen, in het gezicht.
Slot volgt).