N*. 11676. Donderdag XT Maart. A0. 1898 <§ourant wordt dagelijks, met uitzondering van (gpn- en feestdagen, uitgegeven. Tweede Blad. PERSOVERZICHT. Een strenge vergelding. LEIDSCÏÏ DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maanden.f 1.10» Franco per post1.40. Afzonderlek© NommerB 0.05. PRIJS DER AD VERTENT Ü£N: Van 1 6 regeta f 1.06. Iedere regel meer f 0.17}. Qrooter» letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad wordt f 0.05 berekend. In „Brieven uit de Hofstad" in de Arnhem- schc Courant lezen wjj: Langzamerhand beginnen ook de officiöele aanstalten te word9n gemaakt voor de grooto plochtighoid van 6 September; der Staatscourant vermeldde al do beDoeming van twee wapenkoningen en even zooveel herauten van wapenen om by de inhuldiging diénst to doon. Niet op do hoogte zynde V3n de boteekenis dezer bedier.ing, die trouwens zelden by ons voorkomt, noch van de daaraan verbonden werkzaamheden, ben ik aan het ■^oekon gegaan, eerst by den éónigen Van Dale, die de taalkundige vraagbaak zal biy- ven, totdat over een kleine eeuw of daarom trent het "Woordenboek der Noderlandschs taal de achter-kleinkinderen van het nu levond geslacht zal kunnen inlichten; maar de ééaige Van Dal9 heeft een dwaallicht ontsto ken. Hy zegt, dat de wapenkoning een „hof beambte" is, maar dat is mis, want hofbe ambten plegen niet onder het contraseign van een minister benoemd te worden en worden dan ook niet in het officiöele blad aan den volke verkondigd. De Regeering blykt er ten minste anders over t6 denksn on in deze waardigheidsbekleders iets meer dan hofbe ambten, eigenlijk staatsdienaren te zien, al duurt hun bediening maar eon halven dag. Terecht, dunkt my, waDt de wapenkoningen en herauten zyn, in zekeren zin, de sym'oo- lieke vertegenwoordigers van h9t Ryk, althans in di n zin zien wo hen bijvoorbeeld by vorste lijke begrafenissen fungeeren, waarby ze ook zekero formule hebben uit te sprekon, die dient om de plechtigheid te constafeeercRv Indien de inhuldiging van Koningin Wilhelmina met hetzelfde ceremonieel geschiedt als die van Willem III, dan zal een der wapenkoningen „onmiddeliyk na de hoofdelyke beöediging [van do lödon' der Staten Generaal nameiyk, voor zoover ze Diet, als struisvogels, m6t het poli tiek hoofd onder een vleugel, wegbiy ven] zijn schepter zwaaien en met luider stem zeggen Hare Majesteit Koningin Wilhelmina is inge huldigd, en driemaal: Leve de Koningin 1 uit roepen, welke kreet driemaal zal worden her haald door den anderen Koning van Wapenen". Behalve de Koningin en de leden der Staten- Geceraal zyn zy dus de 06nigen, wier officiéele stem in de Nieuwe Kerk te Amsterdam zal worden gehoord; en daar, althans de earste, zich eerst zeggende, daarna uitroepende moet laten hooren, zal de zeer vroegtynige benoe ming tot functies, die eorst over zes maanden vervuld moeten worden, wd gemotiveerd zyn door de vereischte voorafgaande studie, opdat de juiste modulatie in toon, de voor do drie uitroepen ter wille van het effect gevorderde itrtorvallen en de onmisbare stemming van de organen der boide roepers in bet cog worden gehouden. Een aanmerking op deze benoeming moet my echter van het gemoed; misschien is ze ongegrond, en dan zal een betere inlich ting door mij worden gewaardeerd, ook ten nutte van hen, die myn dwaling volgen. Herinner ik het my wèl, dan traden by vroegere plechtige gelegenheden, als koninkiyke begrafenissen, waarvan ik de afbeeldingen wel eens gezien heb, hoe 't bij de begrafenis van Willom III geweest is, weet ik niet, ofschoon ik den stoet te Delft zelf gezien heb, vroeger dan, traden tweo wapen koningen met hun herauten in den stoet op; de een vertegenwoordigde Nederland, de ander Luxemburg, en daar onze drie koningen sedert 3816 de beide kronen droegen, was dit correct. Maar daar de personeel© unie van Nederland en Luxemburg sedert 1890 heeft opgehouden, bestaat er geen reden meer voor een dubbele symfco'tieke vertegenwoordiging by de inhul diging van de Koningin, die alleen de kroon van Nederland draagt. Zóó werd het ook in 1814 opgevat; by de huldiging van Willem I als Souvereine Vorst deden er ook maar één wapenkoning en één heraut dienst. De Residentiebode bevat een artikel, getiteld „Het nieuwe wetsontwerp", en getee- kend H. W. Jansen, Den Haag. Het zegt: Dat de aanstaande lot el in gen benauwd zitttn te kyken, behoeft nauweiyks betoog. Mon kan zich zoo voorttellac, dat de bekend wording van dit ontwerp hun schrik aange jaagd moot hebben. Doch geen zorg vóór don tyd: hot ontwerp is nog geen Wot. Het doel van dit artikel is niet, nog eens het wöl en wee van den persooclyken dienst plicht te overwegen krachtigor pennen dan de myne hebben dit elders gedaan doch eens na te gaan of met een kleine wyzigiog in de bestaande wet niet een gemakkdyke bevrediging kan worden tot stand gebracht. Lv.ten wy ons eens in gedachten lati-n terugvoeren tot de maand October, welke steeds voor zoovoel jongelieden de „lang ver beid©" maand Js,,n.L die. der loting. Stel eon voorbeeld. Twee jongelui komen loten, de etn is do zoon van een vermogend ingezetene, de ander die van een, wolk© ve9l lager op de maatschappelijke ladder staat. Beiden trekken een dienstplichtig nummer en hebben geen redenen tot vry3telling. De eorsto krygt zonder slag of stoot een plaatsvervanger, de tweede, zooals er meer zyn, niet veel trek in dienen hebbende, tracht zyn ouders ts bewegen, ook een plaatsvervanger te stellen voor hem. Goed. Beidon komen by een militieverzekeiing te land en betalen geiyk bedrag tot ont heffing van hun verplichting, om iD den dienst te gaan. En hierin nu schuilt de geheele 6oeiüe onrechtvaardigheid van de plaatsvervanging en is dio onrechtvaardigheid nu niet eenvou diger en voor alle partijen wenschelyker op te lossen, dan door bet thans neergelegde wetsontwerp, hetwelk dezer dagen in behan deling zal komeD? Ieder staatsburger i3 verplicht, het zijne by te dragon tot de evontueolo verdediging van zyn vaderland goed, maar is nu voor do socialo rechtvaardigheid noodzake lyk, dat hy dit doet, door zyn diensten als soldaat te prestoeren? Neon. Allo belastingen worden tegenwoordig gebaseerd de naam duidt het by de meeste uit op het vermogen, het inkomen, het geld, dat men voor woning, kleeding, enz. uitgeeft, den stand, waarin men leeft -- welnu, waarom kan het prestoeren van zyn dienst voor de landsverdediging ook eon belasting ook niet op die factoren ge baseerd worden Laat dengene, dio een dienst plichtig nummer trekt, in plaats van zelf dienst te doen, zich in dezen dienst door een ander laten vervangen, maar laat bem dan ook be talen naar evenredigheid van zyn iokomen. Hy, die, of wiens vader, f 1000 inkomen heeft, betaalt byv. f 400; zyn meer met aardscho goederen of mot een winstgevender betrekking gezegende lotgenoot, die f 10,000 inkomen heeft, zal er f 4000 of meer voor betalen. Dan is immers aan den wensch tot sociale rechtvaardigheid ton volle voldaan, want dat do persoonlijke dienstplicht hot leger moreel zooveel beter zou maken, is een utopie. De plaatsvervanging zou dan echter Ryks- zaak mosten worden by het Ryk zou men moeten aangifte doen, dat men een plaats vervanger wenschte to stellen, het Ryk zou dezen persoon aanstellen on den vervangen loleüng een biljet thuis zenden, waarin hy naar zyn inkomen werd aangeslagen, om een zekere som, desnoods over een paar jaar ver deeld, aan het Ryk te betalen voor de militie. En wat zou hst gevolg ?yn van deze regeling? Yoorei-rat een flinke sty ving van de schatkist, daar hst Ryk de plaatsvervangers toch voor denzf-lfdon prys als thans zou kunnen krygen; vervolgens do geldc-lyke nadoelen, wel&ó af schaffing der plaatsvervanging vanzelve m9t zich brengt voor het Ryk, zouden vervallen. En eindelijk do mili ie-verzekering-maat- schappyen, door het ontwerp t n doode ge doemd, zoudon kunnen ilyvea bestaan; hun werkkring moest worden yerandord immers, plaatsvervangers konden zii rriot meer aan stellen;- doch wat zou hun beletten, verzeke ringen af te sluiten tegen de geldelyko nadoelen, welke iemand, in de loting vallende en een plaatsvervanger willende stellen, zou lijden? "Welk Kamerlid wil dezo zaak op boven omschreven wJjz9 eens aanvatten? ^Examencommissies. Het ongerief, voor schoolopzieners gelogen in den langen duur der examens voor do akte Lager Oader- wya, wordt, moent de Amhemschc Courant, hist weggenomen door den maatregel, in Noord- en Zuid-Holland twee commission met het afnemen te belasten. In Gelderland byv. zy'n 3 districts- en 11 arrondissemertsschoolopzieners, ea in cit jaar, ten gevolge van het overly den van den inspecteur mr. Verheyen en bet iagediend eervol ontslag van den schoolopziener in het district Tiel, zyn er slechts 12 schoolopzieners voor het afnemen der examens beschikbaar. Er kunnen dus, naast do 5 va&to leden der commissie, zelfs nog 7 plaatsvervangende leden zyn, en toch zal het moeite kosten gedurende do 6 weken, welke h<.t c-ximen in die provincie gewoonlyk oisebt, de com missie stoods voltallig te houden. Hoe zal het dan in Zuid-Holland wezon, waar voor twee commissies slechts 4 plaatsvervangers beschikbaar zyn, om niet te spreken van het nadeel voor de eenheid in het examen, als de samensteli ng der commissie telkens afwisselt? Zonder wetswyziging, meent het blad, zyn de onmiskenbare bezwaren tegen de samen stelling der examen-commissies voor de onderwyzersakte niet weg te nemeD, „en men bedenke daarby wel, dat de bezwaren onvermydelyk een hoogst on ge wenschte, ge stadige wisseling in het corps der arrondis- semontsschoolopzienera zal ten gevolge hebben. Wetswyziging op dit punt komt ona dan ook dringend noodzakeiyk voor, en al erken nen wy gaarne de goede bedoeling van den Minister met de verdubbeling der examen commissie in de twee dichtst bevolkte provin ciën, de toestand wordt daardoor niet, althans slechts zeer luttel, verbeterd. De invoering van den leerplicht zal, zooals in de discussie over de begrooting van Binnenlandsche Zaken door den Minister erkend is, enkele wijzigin gen in de oöderwyswet noodzakelijk maken en het is voor de noodzakeiyke stabiliteit in het corps van het Ryksschooltoezicht te hopen, dat de Minister die gelegenheid zal aangrypen om ook ton deze een doortastende verbetering tot stand te brengen. In welke richting die verbetering bet best te zoeken is, laten wy voor het oogenblik onbesproken, maar de bestaande toestand is by 't steeds toenemend aantal candiiaten, dat by invoeriog van leerplicht uit den aard nog sneller stygen zal, eenvoudig onhoudbaar, zal de Regeering voor do benoeming van arrondisseraentsachoolopzienars steeds een ruime k6uz9 hebben uit voor dit ambt geschikte personen. Een ingrypende reorganisatie toch van het schooltoezicht, zoodat byv. het aantal inspecteurs en districtsschoolopzieners werd vtrmeerderd, met ophoffiog der arrondisse- m6nts8Choolopzienors, wat naar onze overtni ging ook om andere redenen aanbevehns waardig zou zyn, is blykens do over hoofdstuk V der begrooting voor 1898 gevoerde debatten van den tegenwoordigen Minister niet te ver wachten." „Een merkwaardige bypotheok- b a n k" noemt mr. J. Limburg in bet Week blad voor PrivaatrechtNotarisambt en Regis tralie de onlangs in Den Haag opgelichte „Eerste Nederlandsche Hypothookbritf t>;.nk", wegens een speciale regeling, die oe rechten der obligatiohouders (bypotheokbriefhouders) zooveel mogelijk tracht te waarborgen door de zekerheid van eon z a k e 1 y k recht. Hypotheekbanken gevon pandbrieven uit, die in zooverre niet govGn wat hun naam doot verwachten, dat zy hoegenaamd niets gemoen hebben met hot zakelyk recht „pana" dan den naam. Htt z'Ju eenvoudig schuld bekentenissen aan toonder, die den pandbrief- houder volkomen gelyk makc-n met iederon anderen schuldeischer der bark. Geraakt de bank in déconfiture, de houder van pand brieven ziet zich derhalve by liquidatie voor bijstreven door ieder.ri schuldeischer, die pand, hypotheek of piivilege heeft; hy heeft van art alles niets. Herhaaldeiyk is dan ook de vraag ter sprake gebracht, hoe den pandbrief houder een vei liger positie te bezorgen, o. a. in de verga deringen der „Juristen vereeniging" van 1878 en 1885 en in geschrifteo van mr. T. M. C. Asser, mr. H. L. Drucker en mr. M. Burgerhout. Buitenlandsche wetton (Oostenryk, Zwitser land en Duitschland) hebben de mogelykheid tot waarborging der rechten van de pand briefhouders geopend óf door toekenning van een privilege, óf door toe te staan de hypo theek aan toonder, óf door te erkennen, dat een hypotheek wordt gesteld ten name van een vertegenwoordiger der obligatiehouders. Ook by ons te lande wordt by het uitgeven van obligatieleningen herhaaldelyk een ver tegenwoordiger (trustee) aangewezen, die voor de gezamenlyke obligatiehouders te zynon name een hypotheek neemt. Maar een dorge- lyke regeling zou nooit afdoende zyn by hypo theekbanken. Aan een vertegenwoordiger by het oprichten der bank hypotheek te geven op de zakeiyke onderpanden, die de bank zolvo heeft, is een juridisch waagstuk, dat dengene, die het tracht te ondernemen èn feiteiyk èn in rechten meer verdriet dan ge noegen zal bezorgen. Maar het eenvoudig ten name van een vertegenwoordiger der pand briefhouders doen inschryven van oen hypo theek zou voor waarborging hunner rechten ï.iet voldoende zyn. Ook voor een ander kwaad dan wat dreigt door het geiykstaan met de overige crediteuren tier bank, moet worden gewaakt. Er uioet worden gezorgd, dat do baük niet moer pandbrieven uitgeeft dan het geheel barer door hyp tueek gedokte vorde ringen beloopt. De „Eer-.u> NedtrmndscliG Hypotbeekbrief- bank" h o t cu oen poging gewaagd do rech ten hirtr byfOtuetkbrielhouders te waarbor gen op ue volgönd9 wyze: Zy bo ft ceu notarièol contract aangegaan met bet Aig. Aoc.inistratie- en Tru&tkantoor" to Rott r lam., w i.rmeo iedero houder van een hypotLe.kbriet zich verklaart te véreenïgen en dat ook - en essentieel bestanddeel uitmaakt van iüdeio bypotheekakle, zoodat ook de gtld- neuii-rs d.r bank, dia hypotheek van haar krygen, v.ïklaron, zich aan dio overeenkomst to onderworpen. Zoo nu do bank haar v rplichtingen jogens dy I ypothetkbi iet houders niet nakomt(endit beooraotlt het Trustkantoor na kennisgeving aoor een of meer hypotheekbriefhouders of ambtshcilv»dan gaan allo vorderingen uit de do.r de bank onder hypothecair verband ge sloten leeningen, waartegenover hypotheek- brieven zyn uitgegeven, over op het Trust kantoor, dc.t ze ten behoeve der gezamenlyke hypothe&kbriefhouders moet liquideeren. De bank blyft schuldenares jegons de hypotheek- biiefhouders; maar hetgeen dezen uit die liquidatie, door bet Trustkantoor, als uit- keering krygen, wordt in mindering gebracht. Na d6ze (wat meer uitvoerige) schots van de overeenkomst tusschen do bank en het Trustkantocr, bospreekt mr. Limburg de vol gende vragen: „Is dit contract in harmonie met de bepa lingen van OD3 positieve recht? 20) „Ach ja, dat bob ik, en over iets gewich tigs ook!" Zy vertoont in haar geheele wyze van doen zooveel koketterie, met aangenomen sch aam ach tig hoi d vermengd, dat Florence bij instinct voelt, dat het „iets gewichtigs1' sir Adriaau voor onderwerp hoeft, en dit doet haar verbleeken en zich ongelukkig gevoelen. „Laat my het dan hooren," zegt zy, met een vermoeiden zucht achterover leunend. „Ik ontving zoo jui3t dezen blief," zegt mr*. Talbot, torwyl zy den brief, dien Arthur haar gegeven heeft, uit don zak haalt en hem ..'g&n Florence in handen geeft, „en ik zou gaarno weten, hoe ik dien moet beantwoorden. ZauGt ge - zoudt go my eorlyk willen raden, Florence, om daarheen te gaan en hem te ontmoeten, zooals hy verlangt?" „A's wie verlaagt?" „Ach, 't is waar, gy weet het natuurlyk niet! Ik ben zoo geheel vervuld van wat myzelvo aangaat, dat ik my'verbeeld, dat ioder ander er evenzoo vervuld van moet z\jn. Vergeef my, lieve, en lees zyn briefje eveü, wilt ge?" „Van wien spreekt ge - wiens briefje moet ik lezen?" vraagt Florence een weinig scherp, in den angst van haar bait. „Florence I "Wie zou my schryven, behalve sir Adriaan?" antwoordt haar nicht met een zacht verwyt. „Maar bet is voor u bedoeld, niet voor mij," zegt miss Delmaine, terwyi zy den brief in haar hand houdt en dien met grooten tegenzin beschouwt. „Hy veronderstelt natuur lyk, dat geen andere oogen dan de uwe dien zullen lezen." „Maar ik moet iemand om raad vragen en van wie zal ik dien beter verwachten dan van u, myn naaste bloedvorwante? Wannoer gy echter" haar zakdoek naar de oog9n bren gend „weigert my te helpen, Florence, of wanneer bet u verdriet doet hem te lezeD „Hy verdriet doen?" valt Florence haar trotsch in de rede. „Waaneer gy er niets tc-gon. hebt om mij uw minDaarsbrief te laten lezan, waarom zou ik dan aarzelen het te doen? Ga even zitten, bid ik je, terwijl ik hem doorloop." Nadat Dora ia gaan zitten, leest Florence haastig bet valsche geschrift van hot begin tot bet ®mde. Haar hart klept heri^, terwijl zy dit doet, «i de kleur vcrdwynt van haar gelaat; maar haar stom is bedaard, nu zy weor Bpreskt. „Wel," zegt zy, het papier wegschuivend, alsof zy biyde is er af to ztfD, „het scbynt, dat eir Adriaan u wenscht te sproken over iets, dat hem en u alleen aangaat, en dat hij daartoe de afgelegen lindenlaan heeft ge kozen, om ongestoord een samenkomst met u te hebben. Dit is eenvoudig zyn bedoeling, niet waar? Ofschoon ik inderdaad niet begryp, waarom hy niet eea kamer ia het kasteel daartoe heeft aangewezen, welke voor dat doel gemakkeiyk zou te vinden zyn." „Dis beste sir Adriaan is zoo romantisch," zegt Dora. „Is by dat?" vraagt haar nicht; „hy is my altyd voorgekomen als de meest pro'-aïsche man; doch in welk opzicht wilt g3 my nu raadplegen „Ach, Florence, hoe vreeselyk koel en wei nig deelnemend zyt g9 vandaag," zegt Dora verwytend, „en ik kwam hier zoo vol ver trouwen op uw genegenheid en sympathie 1 Ik wilde u vragen of gy denkt, dat ik aan zyn verlangen moet voldoen of niet." „Waarom niot?" „Ik weet hot niet" met een glimlach. „Geef ik hem ook te veel toe? Ik heb er altyd veel tegen gehad, om iemand te laten merken, dat hij my niet onverschillig is, voordat ik ten volle van zyn genegenheid voor my overtuigd ben." Florence verwisselt opnieuw van kleur en wordt ten laatste doodsbleek, nu dozo giftige pijl haar borst doorboort. „Ik zou denken," zegt zy langzaam, „nu ik den brief gelezen heb, dat gy nu wel geheel zeker kunt zyn." „Gy denkt, dat ik het doen moet, waariyk? met een gemaakt vertoon van biydschap.— Maar, zegt gy dit ook om my genoegen to doen om my te bevredigen?" „Ik zou niemand genoegen willen doon ton koste der waarheid." „Nsen, natuurlyk niat. Gy hebt zulko vaste grondbeginsels, zyt zoo geheel anders dan do meeste andere meisjes. Dus, gy denkt, dat ik daarheen moet gaan en hem dezen avond spreken kan zonder aan myn waardigheid te kort te doen?" „Zeker." „O, ik ben daar zoo blydo om," roept mre. Talbot in verrukking uit, torwyl zij mot een stralenden glimlach met haar hoofd knikt, „omdat ik zoo verlang met hem te sproken! En ik stol uw oordeGl hcoger dan dat van een mynsr andere vrienóinneD. Gy zyt zoo bedachtzaam, zoo verstandig, zulk eeu byzonder meisje." Florence schenkt geen oplettendheid aan deze vleiery, maar blyft met neergeslagen oogon stil zitten, terwyi zy peinzend met do tippen van haar slanke vingers zacht op het kleine tafeltje klopt, dat naast haar staat. „De zaak is zoo gelegen," vervolgt Dora, die haör opmerkzaam gadeslaat, „dat ik u eerst een klein geheim moet vertellen. Gisteren hadden air Adriaan en ik oen kleinen een boel kleinen twist, over niots eigvniyk, vor- zeker ik u" met een vrooiyken lach - „maar toch kwam het ons zoer gewichtig voor. Hy zoide, dat bij jaloersch op my was. Verbeeld u, Flo, jaloersch op myi" „Dat is wel mogelijk; gy zyt mooi de meeste mannen bewonderen u," zegt Florence, zonder echter haar oogen op to slaan. „O, nu vleit go my, ondeugd l Wel, hoe dwaas het ook klinkt, hy was wozoniyk jaloersch en begon ray hevige verwyten te doen. Ik kreeg de tranen in de oogon; het hinderde my zoo. Dus, ooi de waarheid te zeggen, zijn wy als kwade vrianden gescheiden, en om zich op my te wreken, denk ik,heoft hy voor het overige van den dag geen notitie van my genomen." Opnieuw zwygt Floronce, ofschoon haar plaaggeest wacht op een woord van haar, voordat zy verder gaat. „Gy hebt zoker wel opgemerkt," vervolgt zy daarna, „hoo koel en terughoudend hy tegen my was, toen wy met elkander in die vreeseiyke spookkamer waren." Nu huivert zy onwillekeurig. De wreede oogen van Arthur Dynecourt schijnen haar weer aan te zieD, zooala zy dat in die sombere kamer deden. „Ik heb niets opgemerkt," aDtwoordt Florence op yskouden toon. „Niet? Inderdaad niets? Wol, het was toch zoo. Gij hebt toch zeker wtl opgomorkt, lieve Florence, hoe hy vol attenties was tegenover u; juist om my to toouen hoo beleedigd hy zich gevoelde." „Hy schoon door niemand belo3digd te zyn on ik vond hem byzonder opgewekt," her neemt Florence kalm. Dora krygt een weinig klour. „Dia bosto Adriaan is zulk een goed acteur," zegt zy zacht, „en zoo trotsch; hy zal zyn gevoelens, hoe bitter ze ook mogen zyn en welke moeite het hem ook kost, aan niemand laten blyken. En dus, lievp, raadt ge my bepaald aan, om aan zyn wensch te voldoen?" „Ik raad niets aan. Ik zeg alleen maar, dat ik er geen zwarigheid voor u in zie, on? naar de lindenlaan te gaan eu daarin met u?. gastheer op en neer te wandelen." (Wordt vervolgdJ

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1898 | | pagina 5