N*. 11676.
Donderdag XT Maart.
A0. 1898
<§ourant wordt dagelijks, met uitzondering
van (gpn- en feestdagen, uitgegeven.
Tweede Blad.
PERSOVERZICHT.
Een strenge vergelding.
LEIDSCÏÏ
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maanden.f 1.10»
Franco per post1.40.
Afzonderlek© NommerB 0.05.
PRIJS DER AD VERTENT ܣN:
Van 1 6 regeta f 1.06. Iedere regel meer f 0.17}. Qrooter»
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad
wordt f 0.05 berekend.
In „Brieven uit de Hofstad" in de Arnhem-
schc Courant lezen wjj:
Langzamerhand beginnen ook de officiöele
aanstalten te word9n gemaakt voor de grooto
plochtighoid van 6 September;
der Staatscourant vermeldde al do beDoeming
van twee wapenkoningen en even zooveel
herauten van wapenen om by de inhuldiging
diénst to doon. Niet op do hoogte zynde V3n
de boteekenis dezer bedier.ing, die trouwens
zelden by ons voorkomt, noch van de daaraan
verbonden werkzaamheden, ben ik aan het
■^oekon gegaan, eerst by den éónigen Van
Dale, die de taalkundige vraagbaak zal biy-
ven, totdat over een kleine eeuw of daarom
trent het "Woordenboek der Noderlandschs
taal de achter-kleinkinderen van het nu levond
geslacht zal kunnen inlichten; maar de
ééaige Van Dal9 heeft een dwaallicht ontsto
ken. Hy zegt, dat de wapenkoning een „hof
beambte" is, maar dat is mis, want hofbe
ambten plegen niet onder het contraseign van
een minister benoemd te worden en worden
dan ook niet in het officiöele blad aan den
volke verkondigd. De Regeering blykt er ten
minste anders over t6 denksn on in deze
waardigheidsbekleders iets meer dan hofbe
ambten, eigenlijk staatsdienaren te zien, al
duurt hun bediening maar eon halven dag.
Terecht, dunkt my, waDt de wapenkoningen
en herauten zyn, in zekeren zin, de sym'oo-
lieke vertegenwoordigers van h9t Ryk, althans
in di n zin zien wo hen bijvoorbeeld by vorste
lijke begrafenissen fungeeren, waarby ze ook
zekero formule hebben uit te sprekon, die
dient om de plechtigheid te constafeeercRv Indien
de inhuldiging van Koningin Wilhelmina met
hetzelfde ceremonieel geschiedt als die van
Willem III, dan zal een der wapenkoningen
„onmiddeliyk na de hoofdelyke beöediging [van
do lödon' der Staten Generaal nameiyk, voor
zoover ze Diet, als struisvogels, m6t het poli
tiek hoofd onder een vleugel, wegbiy ven] zijn
schepter zwaaien en met luider stem zeggen
Hare Majesteit Koningin Wilhelmina is inge
huldigd, en driemaal: Leve de Koningin 1 uit
roepen, welke kreet driemaal zal worden her
haald door den anderen Koning van Wapenen".
Behalve de Koningin en de leden der Staten-
Geceraal zyn zy dus de 06nigen, wier officiéele
stem in de Nieuwe Kerk te Amsterdam zal
worden gehoord; en daar, althans de earste,
zich eerst zeggende, daarna uitroepende moet
laten hooren, zal de zeer vroegtynige benoe
ming tot functies, die eorst over zes maanden
vervuld moeten worden, wd gemotiveerd zyn
door de vereischte voorafgaande studie, opdat
de juiste modulatie in toon, de voor do drie
uitroepen ter wille van het effect gevorderde
itrtorvallen en de onmisbare stemming van
de organen der boide roepers in bet cog worden
gehouden. Een aanmerking op deze benoeming
moet my echter van het gemoed; misschien
is ze ongegrond, en dan zal een betere inlich
ting door mij worden gewaardeerd, ook ten
nutte van hen, die myn dwaling volgen.
Herinner ik het my wèl, dan traden by
vroegere plechtige gelegenheden, als koninkiyke
begrafenissen, waarvan ik de afbeeldingen wel
eens gezien heb, hoe 't bij de begrafenis
van Willom III geweest is, weet ik niet,
ofschoon ik den stoet te Delft zelf gezien
heb, vroeger dan, traden tweo wapen
koningen met hun herauten in den stoet op;
de een vertegenwoordigde Nederland, de ander
Luxemburg, en daar onze drie koningen sedert
3816 de beide kronen droegen, was dit correct.
Maar daar de personeel© unie van Nederland
en Luxemburg sedert 1890 heeft opgehouden,
bestaat er geen reden meer voor een dubbele
symfco'tieke vertegenwoordiging by de inhul
diging van de Koningin, die alleen de kroon
van Nederland draagt. Zóó werd het ook in
1814 opgevat; by de huldiging van Willem I
als Souvereine Vorst deden er ook maar één
wapenkoning en één heraut dienst.
De Residentiebode bevat een artikel, getiteld
„Het nieuwe wetsontwerp", en getee-
kend H. W. Jansen, Den Haag.
Het zegt:
Dat de aanstaande lot el in gen benauwd
zitttn te kyken, behoeft nauweiyks betoog.
Mon kan zich zoo voorttellac, dat de bekend
wording van dit ontwerp hun schrik aange
jaagd moot hebben. Doch geen zorg vóór don
tyd: hot ontwerp is nog geen Wot.
Het doel van dit artikel is niet, nog eens
het wöl en wee van den persooclyken dienst
plicht te overwegen krachtigor pennen dan
de myne hebben dit elders gedaan doch
eens na te gaan of met een kleine wyzigiog
in de bestaande wet niet een gemakkdyke
bevrediging kan worden tot stand gebracht.
Lv.ten wy ons eens in gedachten lati-n
terugvoeren tot de maand October, welke
steeds voor zoovoel jongelieden de „lang ver
beid©" maand Js,,n.L die. der loting. Stel eon
voorbeeld. Twee jongelui komen loten, de etn
is do zoon van een vermogend ingezetene,
de ander die van een, wolk© ve9l lager op de
maatschappelijke ladder staat. Beiden trekken
een dienstplichtig nummer en hebben geen
redenen tot vry3telling. De eorsto krygt zonder
slag of stoot een plaatsvervanger, de tweede,
zooals er meer zyn, niet veel trek in dienen
hebbende, tracht zyn ouders ts bewegen, ook
een plaatsvervanger te stellen voor hem.
Goed. Beidon komen by een militieverzekeiing
te land en betalen geiyk bedrag tot ont
heffing van hun verplichting, om iD den dienst
te gaan.
En hierin nu schuilt de geheele 6oeiüe
onrechtvaardigheid van de plaatsvervanging
en is dio onrechtvaardigheid nu niet eenvou
diger en voor alle partijen wenschelyker op
te lossen, dan door bet thans neergelegde
wetsontwerp, hetwelk dezer dagen in behan
deling zal komeD?
Ieder staatsburger i3 verplicht, het zijne
by te dragon tot de evontueolo verdediging
van zyn vaderland goed, maar is nu
voor do socialo rechtvaardigheid noodzake
lyk, dat hy dit doet, door zyn diensten als
soldaat te prestoeren? Neon. Allo belastingen
worden tegenwoordig gebaseerd de naam
duidt het by de meeste uit op het vermogen,
het inkomen, het geld, dat men voor woning,
kleeding, enz. uitgeeft, den stand, waarin men
leeft -- welnu, waarom kan het prestoeren
van zyn dienst voor de landsverdediging ook
eon belasting ook niet op die factoren ge
baseerd worden Laat dengene, dio een dienst
plichtig nummer trekt, in plaats van zelf dienst
te doen, zich in dezen dienst door een ander
laten vervangen, maar laat bem dan ook be
talen naar evenredigheid van zyn iokomen.
Hy, die, of wiens vader, f 1000 inkomen heeft,
betaalt byv. f 400; zyn meer met aardscho
goederen of mot een winstgevender betrekking
gezegende lotgenoot, die f 10,000 inkomen
heeft, zal er f 4000 of meer voor betalen.
Dan is immers aan den wensch tot sociale
rechtvaardigheid ton volle voldaan, want dat
do persoonlijke dienstplicht hot leger moreel
zooveel beter zou maken, is een utopie.
De plaatsvervanging zou dan echter Ryks-
zaak mosten worden by het Ryk zou men
moeten aangifte doen, dat men een plaats
vervanger wenschte to stellen, het Ryk zou
dezen persoon aanstellen on den vervangen
loleüng een biljet thuis zenden, waarin hy
naar zyn inkomen werd aangeslagen, om een
zekere som, desnoods over een paar jaar ver
deeld, aan het Ryk te betalen voor de militie.
En wat zou hst gevolg ?yn van deze regeling?
Yoorei-rat een flinke sty ving van de schatkist,
daar hst Ryk de plaatsvervangers toch voor
denzf-lfdon prys als thans zou kunnen krygen;
vervolgens do geldc-lyke nadoelen, wel&ó af
schaffing der plaatsvervanging vanzelve m9t
zich brengt voor het Ryk, zouden vervallen.
En eindelijk do mili ie-verzekering-maat-
schappyen, door het ontwerp t n doode ge
doemd, zoudon kunnen ilyvea bestaan; hun
werkkring moest worden yerandord immers,
plaatsvervangers konden zii rriot meer aan
stellen;- doch wat zou hun beletten, verzeke
ringen af te sluiten tegen de geldelyko nadoelen,
welke iemand, in de loting vallende en een
plaatsvervanger willende stellen, zou lijden?
"Welk Kamerlid wil dezo zaak op boven
omschreven wJjz9 eens aanvatten?
^Examencommissies. Het ongerief,
voor schoolopzieners gelogen in den langen
duur der examens voor do akte Lager Oader-
wya, wordt, moent de Amhemschc Courant,
hist weggenomen door den maatregel, in
Noord- en Zuid-Holland twee commission
met het afnemen te belasten.
In Gelderland byv. zy'n 3 districts- en
11 arrondissemertsschoolopzieners, ea in cit
jaar, ten gevolge van het overly den van den
inspecteur mr. Verheyen en bet iagediend
eervol ontslag van den schoolopziener in het
district Tiel, zyn er slechts 12 schoolopzieners
voor het afnemen der examens beschikbaar.
Er kunnen dus, naast do 5 va&to leden der
commissie, zelfs nog 7 plaatsvervangende
leden zyn, en toch zal het moeite kosten
gedurende do 6 weken, welke h<.t c-ximen
in die provincie gewoonlyk oisebt, de com
missie stoods voltallig te houden. Hoe zal
het dan in Zuid-Holland wezon, waar voor
twee commissies slechts 4 plaatsvervangers
beschikbaar zyn, om niet te spreken van het
nadeel voor de eenheid in het examen, als de
samensteli ng der commissie telkens afwisselt?
Zonder wetswyziging, meent het blad, zyn
de onmiskenbare bezwaren tegen de samen
stelling der examen-commissies voor de
onderwyzersakte niet weg te nemeD, „en
men bedenke daarby wel, dat de bezwaren
onvermydelyk een hoogst on ge wenschte, ge
stadige wisseling in het corps der arrondis-
semontsschoolopzienera zal ten gevolge hebben.
Wetswyziging op dit punt komt ona dan
ook dringend noodzakeiyk voor, en al erken
nen wy gaarne de goede bedoeling van den
Minister met de verdubbeling der examen
commissie in de twee dichtst bevolkte provin
ciën, de toestand wordt daardoor niet, althans
slechts zeer luttel, verbeterd. De invoering
van den leerplicht zal, zooals in de discussie
over de begrooting van Binnenlandsche Zaken
door den Minister erkend is, enkele wijzigin
gen in de oöderwyswet noodzakelijk maken
en het is voor de noodzakeiyke stabiliteit in
het corps van het Ryksschooltoezicht te
hopen, dat de Minister die gelegenheid zal
aangrypen om ook ton deze een doortastende
verbetering tot stand te brengen.
In welke richting die verbetering bet best
te zoeken is, laten wy voor het oogenblik
onbesproken, maar de bestaande toestand is
by 't steeds toenemend aantal candiiaten, dat
by invoeriog van leerplicht uit den aard nog
sneller stygen zal, eenvoudig onhoudbaar,
zal de Regeering voor do benoeming van
arrondisseraentsachoolopzienars steeds een
ruime k6uz9 hebben uit voor dit ambt geschikte
personen. Een ingrypende reorganisatie toch
van het schooltoezicht, zoodat byv. het aantal
inspecteurs en districtsschoolopzieners werd
vtrmeerderd, met ophoffiog der arrondisse-
m6nts8Choolopzienors, wat naar onze overtni
ging ook om andere redenen aanbevehns
waardig zou zyn, is blykens do over hoofdstuk
V der begrooting voor 1898 gevoerde debatten
van den tegenwoordigen Minister niet te ver
wachten."
„Een merkwaardige bypotheok-
b a n k" noemt mr. J. Limburg in bet Week
blad voor PrivaatrechtNotarisambt en Regis
tralie de onlangs in Den Haag opgelichte
„Eerste Nederlandsche Hypothookbritf t>;.nk",
wegens een speciale regeling, die oe rechten
der obligatiohouders (bypotheokbriefhouders)
zooveel mogelijk tracht te waarborgen door
de zekerheid van eon z a k e 1 y k recht.
Hypotheekbanken gevon pandbrieven
uit, die in zooverre niet govGn wat hun naam
doot verwachten, dat zy hoegenaamd niets
gemoen hebben met hot zakelyk recht „pana"
dan den naam. Htt z'Ju eenvoudig schuld
bekentenissen aan toonder, die den pandbrief-
houder volkomen gelyk makc-n met iederon
anderen schuldeischer der bark. Geraakt de
bank in déconfiture, de houder van pand
brieven ziet zich derhalve by liquidatie voor
bijstreven door ieder.ri schuldeischer, die pand,
hypotheek of piivilege heeft; hy heeft van
art alles niets.
Herhaaldeiyk is dan ook de vraag ter sprake
gebracht, hoe den pandbrief houder een vei
liger positie te bezorgen, o. a. in de verga
deringen der „Juristen vereeniging" van 1878
en 1885 en in geschrifteo van mr. T. M. C.
Asser, mr. H. L. Drucker en mr. M. Burgerhout.
Buitenlandsche wetton (Oostenryk, Zwitser
land en Duitschland) hebben de mogelykheid
tot waarborging der rechten van de pand
briefhouders geopend óf door toekenning van
een privilege, óf door toe te staan de hypo
theek aan toonder, óf door te erkennen, dat
een hypotheek wordt gesteld ten name van
een vertegenwoordiger der obligatiehouders.
Ook by ons te lande wordt by het uitgeven
van obligatieleningen herhaaldelyk een ver
tegenwoordiger (trustee) aangewezen, die
voor de gezamenlyke obligatiehouders te zynon
name een hypotheek neemt. Maar een dorge-
lyke regeling zou nooit afdoende zyn by hypo
theekbanken. Aan een vertegenwoordiger by
het oprichten der bank hypotheek te geven
op de zakeiyke onderpanden, die de bank
zolvo heeft, is een juridisch waagstuk, dat
dengene, die het tracht te ondernemen èn
feiteiyk èn in rechten meer verdriet dan ge
noegen zal bezorgen. Maar het eenvoudig ten
name van een vertegenwoordiger der pand
briefhouders doen inschryven van oen hypo
theek zou voor waarborging hunner rechten
ï.iet voldoende zyn. Ook voor een ander kwaad
dan wat dreigt door het geiykstaan met de
overige crediteuren tier bank, moet worden
gewaakt. Er uioet worden gezorgd, dat do
baük niet moer pandbrieven uitgeeft dan het
geheel barer door hyp tueek gedokte vorde
ringen beloopt.
De „Eer-.u> NedtrmndscliG Hypotbeekbrief-
bank" h o t cu oen poging gewaagd do rech
ten hirtr byfOtuetkbrielhouders te waarbor
gen op ue volgönd9 wyze:
Zy bo ft ceu notarièol contract aangegaan
met bet Aig. Aoc.inistratie- en Tru&tkantoor"
to Rott r lam., w i.rmeo iedero houder van een
hypotLe.kbriet zich verklaart te véreenïgen en
dat ook - en essentieel bestanddeel uitmaakt
van iüdeio bypotheekakle, zoodat ook de gtld-
neuii-rs d.r bank, dia hypotheek van haar
krygen, v.ïklaron, zich aan dio overeenkomst
to onderworpen.
Zoo nu do bank haar v rplichtingen jogens
dy I ypothetkbi iet houders niet nakomt(endit
beooraotlt het Trustkantoor na kennisgeving
aoor een of meer hypotheekbriefhouders of
ambtshcilv»dan gaan allo vorderingen uit de
do.r de bank onder hypothecair verband ge
sloten leeningen, waartegenover hypotheek-
brieven zyn uitgegeven, over op het Trust
kantoor, dc.t ze ten behoeve der gezamenlyke
hypothe&kbriefhouders moet liquideeren. De
bank blyft schuldenares jegons de hypotheek-
biiefhouders; maar hetgeen dezen uit die
liquidatie, door bet Trustkantoor, als uit-
keering krygen, wordt in mindering gebracht.
Na d6ze (wat meer uitvoerige) schots van
de overeenkomst tusschen do bank en het
Trustkantocr, bospreekt mr. Limburg de vol
gende vragen:
„Is dit contract in harmonie met de bepa
lingen van OD3 positieve recht?
20)
„Ach ja, dat bob ik, en over iets gewich
tigs ook!" Zy vertoont in haar geheele wyze
van doen zooveel koketterie, met aangenomen
sch aam ach tig hoi d vermengd, dat Florence bij
instinct voelt, dat het „iets gewichtigs1' sir
Adriaau voor onderwerp hoeft, en dit doet
haar verbleeken en zich ongelukkig gevoelen.
„Laat my het dan hooren," zegt zy, met
een vermoeiden zucht achterover leunend.
„Ik ontving zoo jui3t dezen blief," zegt
mr*. Talbot, torwyl zy den brief, dien Arthur
haar gegeven heeft, uit don zak haalt en hem
..'g&n Florence in handen geeft, „en ik zou
gaarno weten, hoe ik dien moet beantwoorden.
ZauGt ge - zoudt go my eorlyk willen raden,
Florence, om daarheen te gaan en hem te
ontmoeten, zooals hy verlangt?"
„A's wie verlaagt?"
„Ach, 't is waar, gy weet het natuurlyk
niet! Ik ben zoo geheel vervuld van wat
myzelvo aangaat, dat ik my'verbeeld, dat
ioder ander er evenzoo vervuld van moet
z\jn. Vergeef my, lieve, en lees zyn briefje
eveü, wilt ge?"
„Van wien spreekt ge - wiens briefje moet
ik lezen?" vraagt Florence een weinig scherp,
in den angst van haar bait.
„Florence I "Wie zou my schryven, behalve
sir Adriaan?" antwoordt haar nicht met een
zacht verwyt.
„Maar bet is voor u bedoeld, niet voor
mij," zegt miss Delmaine, terwyi zy den brief
in haar hand houdt en dien met grooten
tegenzin beschouwt. „Hy veronderstelt natuur
lyk, dat geen andere oogen dan de uwe dien
zullen lezen."
„Maar ik moet iemand om raad vragen en
van wie zal ik dien beter verwachten dan van
u, myn naaste bloedvorwante? Wannoer gy
echter" haar zakdoek naar de oog9n bren
gend „weigert my te helpen, Florence,
of wanneer bet u verdriet doet hem te
lezeD
„Hy verdriet doen?" valt Florence haar
trotsch in de rede. „Waaneer gy er niets
tc-gon. hebt om mij uw minDaarsbrief te laten
lezan, waarom zou ik dan aarzelen het te
doen? Ga even zitten, bid ik je, terwijl ik
hem doorloop."
Nadat Dora ia gaan zitten, leest Florence
haastig bet valsche geschrift van hot begin
tot bet ®mde. Haar hart klept heri^, terwijl
zy dit doet, «i de kleur vcrdwynt van haar
gelaat; maar haar stom is bedaard, nu zy
weor Bpreskt.
„Wel," zegt zy, het papier wegschuivend,
alsof zy biyde is er af to ztfD, „het scbynt,
dat eir Adriaan u wenscht te sproken over
iets, dat hem en u alleen aangaat, en dat
hij daartoe de afgelegen lindenlaan heeft ge
kozen, om ongestoord een samenkomst met
u te hebben. Dit is eenvoudig zyn bedoeling,
niet waar? Ofschoon ik inderdaad niet begryp,
waarom hy niet eea kamer ia het kasteel
daartoe heeft aangewezen, welke voor dat
doel gemakkeiyk zou te vinden zyn."
„Dis beste sir Adriaan is zoo romantisch,"
zegt Dora.
„Is by dat?" vraagt haar nicht; „hy is
my altyd voorgekomen als de meest pro'-aïsche
man; doch in welk opzicht wilt g3 my nu
raadplegen
„Ach, Florence, hoe vreeselyk koel en wei
nig deelnemend zyt g9 vandaag," zegt Dora
verwytend, „en ik kwam hier zoo vol ver
trouwen op uw genegenheid en sympathie 1
Ik wilde u vragen of gy denkt, dat ik aan
zyn verlangen moet voldoen of niet."
„Waarom niot?"
„Ik weet hot niet" met een glimlach. „Geef
ik hem ook te veel toe? Ik heb er altyd veel
tegen gehad, om iemand te laten merken, dat
hij my niet onverschillig is, voordat ik ten volle
van zyn genegenheid voor my overtuigd ben."
Florence verwisselt opnieuw van kleur en
wordt ten laatste doodsbleek, nu dozo giftige
pijl haar borst doorboort.
„Ik zou denken," zegt zy langzaam, „nu
ik den brief gelezen heb, dat gy nu wel
geheel zeker kunt zyn."
„Gy denkt, dat ik het doen moet, waariyk?
met een gemaakt vertoon van biydschap.—
Maar, zegt gy dit ook om my genoegen to
doen om my te bevredigen?"
„Ik zou niemand genoegen willen doon ton
koste der waarheid."
„Nsen, natuurlyk niat. Gy hebt zulko vaste
grondbeginsels, zyt zoo geheel anders dan do
meeste andere meisjes. Dus, gy denkt, dat
ik daarheen moet gaan en hem dezen avond
spreken kan zonder aan myn waardigheid
te kort te doen?"
„Zeker."
„O, ik ben daar zoo blydo om," roept mre.
Talbot in verrukking uit, torwyl zij mot een
stralenden glimlach met haar hoofd knikt,
„omdat ik zoo verlang met hem te sproken!
En ik stol uw oordeGl hcoger dan dat van
een mynsr andere vrienóinneD. Gy zyt zoo
bedachtzaam, zoo verstandig, zulk eeu byzonder
meisje."
Florence schenkt geen oplettendheid aan
deze vleiery, maar blyft met neergeslagen
oogon stil zitten, terwyi zy peinzend met do
tippen van haar slanke vingers zacht op het
kleine tafeltje klopt, dat naast haar staat.
„De zaak is zoo gelegen," vervolgt Dora,
die haör opmerkzaam gadeslaat, „dat ik u
eerst een klein geheim moet vertellen. Gisteren
hadden air Adriaan en ik oen kleinen een
boel kleinen twist, over niots eigvniyk, vor-
zeker ik u" met een vrooiyken lach -
„maar toch kwam het ons zoer gewichtig
voor. Hy zoide, dat bij jaloersch op my was.
Verbeeld u, Flo, jaloersch op myi"
„Dat is wel mogelijk; gy zyt mooi de
meeste mannen bewonderen u," zegt Florence,
zonder echter haar oogen op to slaan.
„O, nu vleit go my, ondeugd l Wel, hoe
dwaas het ook klinkt, hy was wozoniyk
jaloersch en begon ray hevige verwyten te
doen. Ik kreeg de tranen in de oogon; het
hinderde my zoo. Dus, ooi de waarheid te
zeggen, zijn wy als kwade vrianden gescheiden,
en om zich op my te wreken, denk ik,heoft
hy voor het overige van den dag geen notitie
van my genomen."
Opnieuw zwygt Floronce, ofschoon haar
plaaggeest wacht op een woord van haar,
voordat zy verder gaat.
„Gy hebt zoker wel opgemerkt," vervolgt
zy daarna, „hoo koel en terughoudend hy
tegen my was, toen wy met elkander in die
vreeseiyke spookkamer waren."
Nu huivert zy onwillekeurig. De wreede
oogen van Arthur Dynecourt schijnen haar
weer aan te zieD, zooala zy dat in die sombere
kamer deden.
„Ik heb niets opgemerkt," aDtwoordt
Florence op yskouden toon.
„Niet? Inderdaad niets? Wol, het was toch
zoo. Gij hebt toch zeker wtl opgomorkt,
lieve Florence, hoe hy vol attenties was
tegenover u; juist om my to toouen hoo
beleedigd hy zich gevoelde."
„Hy schoon door niemand belo3digd te zyn
on ik vond hem byzonder opgewekt," her
neemt Florence kalm.
Dora krygt een weinig klour.
„Dia bosto Adriaan is zulk een goed acteur,"
zegt zy zacht, „en zoo trotsch; hy zal zyn
gevoelens, hoe bitter ze ook mogen zyn en
welke moeite het hem ook kost, aan niemand
laten blyken. En dus, lievp, raadt ge my
bepaald aan, om aan zyn wensch te voldoen?"
„Ik raad niets aan. Ik zeg alleen maar,
dat ik er geen zwarigheid voor u in zie, on?
naar de lindenlaan te gaan eu daarin met u?.
gastheer op en neer te wandelen."
(Wordt vervolgdJ