W. 11673
Maandag 14 Maart.
A0. 1898
(Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van gon- en feestdagen, uitgegeven.
F" euilleton.
Een strenge vergelding.
LEIDSCH
DAGBLAD.
-T PRIJS DEZER COURAJfT:
V&or Leidon per 3 maanden^ r 1.10.
Franco per post 1.40.
Afzonderlyko Nommers 0.05.
PRIJS DER ADYERTEïmEN
Van 1—6 regels f 1.06. Iedere regel meer f 0.17J. Grooterd
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad
wordt f 0.05 berekend.
Derde Blad.
Praatjes over Kunst.
Vlokken.
CLIII.
%Verzen" door P. C. Boultna, met een
▼oorrede vta L. Yaa Deyseel, Oen Haag,
Waieoa B.ok 1898.
By den heer Huysman (Firma Kooyker)
kreeg ik gisteravond dit sublieme bundeltje
gedichten in handen, dat zoo pas het licht zi6t.
Een gevoelvol voorwoord van Karei Alber-
dlngk Tbym gaat vooraf.
„Ik ben dit boekji een genegen vriend.
(Aldus V.n Deyssel.) Waarom ligeniyk zco
zeer? Waarom heb ik deze verzen zoo be-
tuurd en ze met myn gemymer zoo om en
om betast, als een schat paarlemoerklc-urige
schelpen, bleek röze en Meek paarsche papa
vérs, bloetren van avondluchtkleur?
Er z(jn er by ole gelyk-n de melancholie
zelve zichtbaar opbloiyend in kleur ets, land
schappen stil in overschaduwd meer, spiegel
beelden van geliefde, kl in en vaag in donker
vrouwen-oog als heimelijk kleinoot gevat ia
traar.-juweel, weêrschyu van lieve levenskamer
in spk-gel in de schemering,...
Zooals er een heimelijke verstandhouding
van arisfokratie is, die een zekere toon, die
zekere wyze van zich te hóuden, aan welke
stellig do een den ander herkent to midden
«ener daarvoor ongevoelige menigte, en hem
met welbehagon denken doet: aa juist, die
is van het ochte ras, zoo is er een ge
noegdoening, een verheugd herkennen voor
den boeken doorlezeuden dichtkunsilief hebber,
als hy daar, te midden van zooveel hulpeloos
en waarJtloos werk, regels ziet, verzen, die
zjf! aandacht bly kan doorproeven, cn-die
toven het werk zyn gelaat bewegen tot inge
nomenheid, door een glimlach in zwygende
vreugde beantwoordend het mooie, dat in den
schrijver heeft bewogen en door hem vaat
gesteld is in het schrift
Poëzie is iets zoo buitengewoon voortreffe
lijks, dat in Frankrijk, het rijke literatuurland,
Verlaine niet één goad groot gedicht heeft
gemaakt, niet één groot geheel van Hoogo
Lyriek, dat hy maar zeer enkele kleine, zachte
gedichten heeft gemaakt, die gehéél vloeibaar
zyn van loutere poëzie, dat hy meest vol
komen goed is alleen by kleine scheutjes van
regels, en toch Verlainezonder eenigen
twyfel, de grootste, of eigeniyk de óénige,
dichter is van de laatste eeuwhelft in Frankrijk.
De bezigheid van dezen dichter is het
afbeelden van zyn Gevoel. Dit doen alle
dichters en kenschetst hem dus alleen in 't
algemeen; maar in 't bizonder geldt deze
uitirukking nauwkeurig voor hèm, omdat hy
niet do natuur afbeeldt met gevoel, maar zyn
gövoel afbeeldt met de natuur. In plaats van
to&< de natuur te gaan, trekt by haar naar
zich tpo
Ia Gedicht is Gevoel alles. Een Gedicht
moet my aandoen, moet aktief en duidelijk in
my indringenals plotselinge bloemengeur in
reukeloos vertrek, als kaarsevlam in duistere
ruimte
Het lykt my, dat dagelykecho tevredenheid
en oppervlakkig-vreugdevolle levenskalmte,
hoezeer wellicht daarvan een lage parallel,
aanmerkelyk verder van de niet bewegende
verrukking &f is dan de, smartelyko, emotie.
Wat is weemoed? (vraagt Yan D.yssel).
Hoa komt het, dat zoo dikwyis weemoed en
poëzie ons toescbynen twee benamingen voor
hetzelfde te zyü? En dat, wat wydenklar.k,
de melodie van een gedicht noemen, de tot
muziek geworden weemoed lykt te wezen?
Is bet niet, omdat het vermogen onze smart
schóón te zien en er van te genieten, een
bode is, welke alleen da >It van de hellingen,
die tot het bovenmenschriyke reiken?....
„Het gonot, dat in smart is, is zoot9r dan
't gonot van genot zelf, (zegt Shelley.) Dit is
ook de bron van de zwaarmoaaigheid, die
onafscheidelijk van de zoetste melodie Is."....
Weemoed is do Trooster, die nimmer ver
laat. Geluk zy betrr, Geluk is beter, maar
wio kent véél Geluk? Steil en smal zyn van
uit de menschheid de wegen van eigen op
klimming tot God, die het Geluk Is; zeldzaam
is Gods eigen neierdaling in een menschen-
leven; maar lieflyk en voor altyd ons gegeven
is de schat van den weemoed, dat pand, die
talisman.
De Weemoed, In baar gewoonheid, in onze
vertrouwelijke bekendheid met haar, schynt
déa-om wel eens wonderlijker dan het wcnder
zelf, omdat ze e6n gloor is van liet Godslicbt,
dat zich volkomen heeft vertydeiyktIa by
(de dichter Boutens) dan niet magistraal, ni t
zóó zuiver, niet zóó rjjk, lang niet zoo krachtig
in mooiheid, als een enkele onzer beste dich
ters, met wien hy W6l verwantschap toont,
bet element der melodie, in zyn verzen
zoo bekorend aanwezig en dat tot de intiemste
eigenschappen der Dichtkunst behoort, maakt
ook hèm van goeden rang.
„En," (besluit v. Deyssol) „het is mij eon
eer geweest hein te mogen binnenleiden."
Ten slotte hier om de plaatsruimte oen
vers uit den bundel.
Uit: Leven ia goed
Leven is goed: het is eon zachte dr.mg
Héén naar den dood. en die geeft rust voor lang.
Mengen nit eigen daên den avonddrank
Zacht te gaan slapen van dage geklank,
Dragen weg nit het Leven ala sieraden
Paarlen leven, juweelen loven, daden
Zuiver goud, gelouterd in Levensvuur,
Rijkdom eeuwig, gestold uit vluchtig Uur,
Maken zich mooi met leven voor den Dood:
Zoo doet een bruid, die jongen bruigom noodt
C. V.
TWEEVE KAHES'
Door de afdeelingen der Tweede Kamer
zyn tot rapporteurs benoemd:
1°. over het wetsontwerp tot regeling van
de wyze, waarop door de daartoe verplichte
Rijksambtenaren ten behoeve van den Staat
zekerheid wor it gestol i, de heeren Hesseliok
van Suchtelëo, Travaglioo, Kerdyk, Bastert
en Yan Gilse;
2°. over de wetsontwerpen tot aanvulling
en verboogingen der begrootingen van justitie
en binnenlandsche zaken de heeren Roessingh,
Harte, Yan Alphen, Yan de Velde en Rethaan
Macaré;
3°. over het wetsontwerp van den h9er
Bahlmann tot wyziging -van art. 36 der schut-
terywet de heeren Van Bylandt (Gouda), Yan
Bylandt (Apeldoorn), Pyttersen, Zylma en
Van Karnobeek.
Do heer Goekoop is benoemd tot voor
zitter der commissie van rapporteurs over de
Marine-b9grooting.
Onteigening can een haven te Numansdorp.
By de Kamer is ingediend een wetsontwerp
tot verklaring van het algemeen nut ton name
van den Staat en ten name der Rotterdam-
sche Tramwegmaatschappy, de onteigeningen
bahoeve van het maken van een haven te
Numansdorp, met verbindingsbaan tusschen
deze on den in aanleg zanden spoorweg (tram
weg) van Rotterdam naar Zuid-Beierland. Tegen
de onteigening zyn geen.bezwaren ingebracht.
Ten name van de Rottordamsche Tramweg-
mactsehappy werd bij do wet van 21 Maart
1896 het algemeen nut der onteigening uit
gesproken voor den aanleg van een spoorweg
van Rotterdam naar Znid Beierland, met zytak
naar Oud-BsierlaDd, de aanleg van welk werk
thans in uit ^oaring is, terwyi hot voornemen
bestaat aan dezelfde Maatschappy een rente
loos voorschot voor bet maken van een ver
bindingsbaan tusschen dien tramweg en de
haven naby Numansdorp toe te kennen.;
Ruiling van grond vn het Ulvcnhoutsche Bosch,
Bij het afdeeMngsonderzook van het wets
ontwerp tot goedkeuring vap ruiling van grond
en vestiging van uitwegep ton behoeve van
bet Ulvenhoutsche t osch én de domelnhóeve
te UI venbout met A. Yan Dijk aldaar e. a.
werd er over geklaagd, da* op de by dit wets
ontwerp overgelegde 'kaart' de in do-stukken
genoemde kadastrale sectiën niet -voorkomen.
Men drong er op aan, dergolyke wetsontwerpen
voortaan van duideiyker en vollediger kaarten
te doen vergezeld gaan.
Goedkeuring van den afkoop van grond door
de gemeente Rotterdam.
Tegen hot wetsontwerp tot goedkeuring
van den afkoop door do gemeente Rotterdam
van het rocht van opstal op een strook oever
land lang de Nieuwe Maas onder Cbarlois en
van het recht van overweg op belendenóen
grond, bestond in de afdeelingen geen bezwaar.
Slechts haJ het by sommige leden bevreem
ding gewekt, dat de gemeente Rotterdam, die
van het staatsbestuur dikwerf zooveel tege
moetkoming heeft ondervonden, zich thans
tegenover den Staat zoo weinig vrijgevig heeft
betoond.
Verkoop van grond aan de gemeente
's-Hertogenbosch.
Gevraagd werd, welke de plannen van het
gemeentebestuur van 's-Hertogenbosch zyn,
met het bouwterrein, dat aan die gemeente
zal worden toegovo gd.
Gemengd Nieuwe.
De wegens ontvreemding van
boeken en plaatwerken aangohouden knecht
S. der Ryks-bibliotbeek alhier is 10 dezer
overgebracht naar de gevangenis te 's-Gra-
▼enhage. De opkooper O. ia voorloopig op
vrye vo.-ten gelaten.
Door de keurmeesters vanvee
en vleesch Polder en Noë werd hedenmorgen
een groote party nuchter-kalfs-vloosch uit
de binnenkamer by een vleeschvarkooper in
beslag genomen. Het vleesch werd voor de
consumptie afgekeurd.
Hedenmorgen had zekere acbip-
per O. het ongeluk in liet water aan het
Gangetje te vallen. Daar by Diet kon zwem
men, waagden de gebroeders Kalkhoven zich
te water en redden hem met voel moeite.
Werd de vorige week een be
langrijke medische quaestie voor het kanton
gerecht te Haarlem behandeld, thans zal de
kantonrechter over oen niet minder belangrijk
vi8schery-gtschil hebben te oordeelen.
Aan J. K., visscber te Spaamdam, was
ten laste gelegd, dat hu op oen dag in Februari,
terwijl hy in het Spaarne een baaranet te
water had gebracht, telkens on onopbondeiyk
binnen den kring van dat baarenet met een
stok, waaraan oen holle halve bal was beves
tigd, in het water had geplonst, zoodat door
den knal, dien dat herbaalde plompen op b6t
water met dat voorwerp gen -amd „Kaas
kop" veroorzaakte, de boven den kring
van het net aanwezige viach in een zoodanigen
toestand van schrik, vrrdooving of bedwelming
geraakte, dat zy in het net kwam on hy ze
op die wyze wat ook zijn óosl was be
machtigde, by het ophalen van het net.
In deze zaak nu waren vjjjf deskundigen
gedagvaard, ten einde vast te stellen of het
gebruik van den „kaaskop" op bovon om
schreven wyze moet worden gereken J lot de
middelen om visch door bedwelming te vangen.
De Riten zeiven werden, volkomen bekend,
zoodat het onderzoek alleen liep over do waar
deering van den kaaskop.
Do eorste deskundige, de brigadier-majoor
der Rjjks veld wacht C. Kloes, verklaarde meer
malen het visschen roet den kaaskop to heb
ben gezien en gaf als zyn meaning te ken
nen, dat de visch, door het herhaalde plompen
verschrikt, naar alle zjjden wegschiet en op
dia wyza al de zich binnen den kring der
netten bevindende visch in de netten komt.
Dat de visch door het plompen zou bedwel
men, kan by niet aannamen, daar visch, die
bedwelmd is, de macht verliest om zich in
evenwicht te houden, met den buik zich naar
boven keert en mar de oppervlakte van het
water rüst.
De beklaagde was het geheel met deze ver
klaring eens.
Het was zyn doel de visschen door schrik
in zyn n ttsn te jagen en hy gebruikte dus
den kaaskop als schrik-, niet als badwelmings-
mi Joel.
De beide andere deskundigen, do heeron Van
Laer en Anderheggeü, uit Amsterdam, toonden
aan," dat huns inziens de visch wel degeiyk
door het geluid, dat de in den kaaskop saanri
geperste lucht veroorzaakt, als het ware van
schrik bedwelmd wordt en zonder acht te
geven op richting, wegschiet, waardoor alle
visschen, klein en groot, binnen den kring van
het net worden gevangen. Zy noemden den
kaaskop een moord middel, waartegen hoe er
hoe beter maatregelen moesten worden ge
nomen, omdat niet alleen alle aanwezige visch
wordt weggevangen, maar ook omdat de eitjes
der kuitvisschen door den schrik gesteriliseerd
worden en de visschen dus op die wijze hun
eigen graf d6lven. De beide andere aanwezige
deskundigen werden oitmaal niet gehoord.
Het kantongerecht zal zich met die deskun
digen, nl. dr. v. d. Von en dr. Calkosn, naar
een nabygelegen visch water begeven, ten eiade
met hen het effect van het geluid van don
kaaskop op de visschen na te gaan. Nu ver
nam men echter reeds van dr. Calkoen,
misschien een voorproefje van het verdere
onderzoek dat het gehoor by de visschen
evengoed bestaat als by de rnenschen. Of het
echter eveu sterk ontwikkeld is, kon de des
kundige nu nog niet verzekeren. HG.)
Een meisje, dat te Utrecht door
een tramrytuig werd overreden, is in het
ziekenhuis aan de gevolgen overleden.
Het „N. v. d. D." deelt mede, dat
onder het signalement van een dezer dagen
in Gelderland verdronken persoon, wiens ïyk
nog niet is gevonden, o.a. voorkomt: „Spraak
Gelderach"!
Do bykers in Gooi- enEemiand
hobben, hun gewoonte getrouw, ook cit
jaar na Vrouwendag hun korven eeos nage»
zieD. Het geschiedde met een beetje aog6tig
hart. By zacht weer toch, als wy dezen wiDter
gehad hebben, zyn de byen in den regel los
en wakker, wat gepaard gaat met meer
voodselgebruik dan wanneer koud weer de
diertjes kalm houdt. Toch viel dit onderzoek
zeer mede. Hoogstvvaarschyniyk ten gevolge
van de uitmuntende boe;anigbeii van den
honig in het argeloopen jaar, verkeerden de
stokken in bevredigend n toestand, z;odat de
ymkers den komenden zomer met goeden
mood tegengaan.
HetLondensche weekblad „Lancet"
maant diegenen, dia thaas naar lulië denken
te reizen, zeer tot voorzichtigheid aan, wegens
de daar nog stoeda toenemende gri-p. De
vreemdeling moet in de eer^ta plaats vermijden
zich to veel bloat te stellen aan de wisseling
van de luchttemperatuur, vooral in v» rrno; idea
toestand en in 't algemeen in het Kte avond
uur, wanneer hy ni t door een gowoii inailtyd
versterkt en van warme kleudii g voorzien is.
In Zuid-Italiö, vooral in de streek van Napels,
moet het gevaar het grootst zyn.
In het dorpje Klem entje u, in
Rusland, werd een daklooze grijsaard door
een arme vrouw opgenomen. Naoat by den
eersten nacht daar had doorgebracht, nam hy
by afwezigheid van de vrouw eeu mes en
sneed het jongste kiod de ked do r De beide
andere kinderen wierin zich te redden. Yoor
den rechter van instructie z iio ce moordenaar
eenvoudig: „Wel, wat mo zoo invalt, dat
doe ik."
15)
Hij schynt veel mear ontroerd to zyn door
dit voorval dan sir Adriaan, dio ternauwer
nood aan het gevaar van gewond te wordon
was ontsnapt. Dit was enkel een bewys van
zyn fijngevoeligheid en kiesebbeid, zooals by na
alle dames, oie tegonwoordig waren, elkander
toestemden. Byna alle, maar toch niet alle.
Dora Tdbot byvoorbeeld wordt doodsbleek,
tejkjjjl zy naar den uitleg hoort en Arthur's
dóddsbleek gelaat beschouwt.
"50, neen, neen," hygt zy inwendig; „dat
zeker niet!"
"„"Het was een ongelukkig toeval, anders
niets," verzeksrt Arthur nogmaals, alsof hy
deza overtuigiog ook aan zichzelf wenschtop
te dringen.
Het kon zeer ernstig geworden zyn," Z9gt
de cbirurgyn, terwyi hy hem onderzoekend
aanziet. „Het bon sir Adriaan gedood hebben."
Florence verandert van klour en ziet met
angst naar den gastheer. Dora Talbot dringt
door de groep by do deur en gaat regelrecht
naar hem toe, terwyi zy zyn hand neemt en
die hartelyk drukt.
„Beste sir Adriaan, hoe zullen we dankbaar
genoeg zyn voor uw redding?" zegt zy zacht,
terwyi de tranen in haar heldere blauwe oogen
staan. Zy heft zyn hand op en drukt die,
door haar ontroering overmeesterd, aan haar
tpen. Zooals zü daar staat in haar rozeroods
morgenkleeding, die haar blanke gelaatskleur
zoo goed doot uitkomen, ziet Dora Talbot er
inderdaad lief uit.
„Gy zyt zeer goed zeer vriendelyk," ant
woordt sir AdriaaD, getroffen door haar be
langstelling, maar zyn oogen niet van de
witte verschycing by de deur kunnende
afwenden, „maar gij maakt te veel ophef
van de zaak. Het spyt my slechts, dat ik de
onschuldige oorzaak bon, die u uit uw roos
kleurige droomen heb opgewekt; gy zult my
morgen niet dankbaar zijn, wanneer gy
dan alleen lelies op uw wangon kunt ver-
toonen."
De lelies herinneren hem wo.r aan zyn
gesprek met Florence. Hy ziet haastig naar
baar rechterhand; ja, zy houdt zijn lelie nog
io haar vingers. Heeft zy al dien tyd, met
zyn geschenk voor haar, in haar eenzame
kamer gezeten? Alleen met haar verdriet
misschien. Maar waarom heeft zy zyn bloem
bowaara? Wat beteekeot dit alles?
„Wy geven daar niets om, nu gy slechts
behouden zyt," verzekert Dora yverig.
„My dunkt, ge moogt ook voor my wel
eenige belangstelling tooneD," zegt Arthur,
die krachtige pogingen aanwendt om kalm
te zijn en luchthartig te spreken. „Wanneer
er een ongeluk gebeurd was, zou ik degene
zyn, die het meeeto medolyden verdiende.
Het zou myn schuld geweest zyn, en dus,
mrs. Talbot, moet gy my eenig medelyden
betoonen." Hy strekt zyn hand naar haar uit
en Dora legt werktuiglyk de hare er in.
Maar voor een oogenblik slechts, en zy
beelt hevig, als zün hand de haro aanraakt..
Haar oogen zyn naar benoden geslagen en
zj kan zichzelve Di»t dwingen, naar hem op
te zien. Haastig trokt zy haar vingers terug,
gaat naar de deur en verdwynt in de gang.
In denzelfden tijd nadert sir Airiaan
Florence en wyst op de lelie.
„Hebt ge die nog bewaard?" vraagt hy op
zachten toon. „Ik had dat niet durven hopen.
Maar gy hebt my geen geluk gewensebt; gy
alleen hebt nog niets g6zegd."
„Waarom zou ik spreken Ik heb met myn
eigen oo^en gbzian, dat gy geen letsel go-
kregen hebt. En geloof my, sir Adriaan, ik
feliciteer u recht hartelyk daarmede."
Haar woorden zyn koel, haar oogen
neergeslagen. Het 6pyt haar zeer, dat zy de
leli3 mede hierheen genomen heelt. Het feit,
dat hij dit opgemerkt heeft en er tegen haar
over sprak, heeft getoond hoeveel gewicht
hy er aan hechtte. Wat zal hy van haar
denken? Hy zal zich zonder twyfel oen voor-
st?lling van haar maken, hoe z() schreiende
en zuchtende m6t de bloem voor zich zit,
haar door iemand gegeven, die haar ni9t
bemint en wien zy ongevraagd haar liefde
heeft geschonken.
Haar opvallende koelheid hindert hem
zoozeer, dat hy achteruit treedt en het niet
waagt vorder tegen haar te spreken. Hy
denkt, dat haar terughoudendheid moet toe
geschreven worden aan Arthur's tegenwoor
digheid.
Op dit oogenblik stelt lady Fitz-Almont
zich weer aan het hoofd van haar geleidsters
en zendt hen allen naar hun kamers, terwyl
4lj de snikkende Gertrude ernstig beknort
over haar gebrek aan zelf beheerscbing.
Kort daarna verlaten ook de heeren de
rookkamer en zoeken elk afzondoriyk hun
slaapkamers op; kapitein Ringwood en de
o.'ficier van gezondheid zyn de laatsteo, die
weggaan.
„Wie is de naaste erfgenaam van deze
bezitting?" vraagt de laatste peinzend, terwyl
hy met zyn vingers op een tafel trommelt,
die naast hem staat.
„Dynecourt, die byna sir Adriaan's dood
veroorzaakt had van avond," antwoordt Ring
wood kalm.
„Ah 1"
„Het zou een zeer goede zaak voor Arthur
geweest zyn, wanneer bet schot een verkeerde
richting had genomeD," zegt Ringwood, zijn
metgezel beteekeDisvol aanziende.
„Het zou een moord geweest z(jD, sir!"
zegt de officier kortaf.
V.
„Beste sir Adriaan," zegt Dora Talbot, ter
wyl zy haar raket op een tuinstoel legt en
daarna, het tennisspel aan zjjn lot overlatend,
haar gastheer nadert, om hem te begroeleD.
„Waar zyt ge geweest? Wy hebben u allen
gemist. Floronce," zich naar haar nicht
wendend „wilt gy myn r^ket nemen, lieve 1
Ik ben geheel vermosid van myn stryd tegen
lord Lisle."
Lord Lisle, een heer van middelbare jaren,
met een dcor de zon verbrand gelaat, is
biykbaar verrukt over het vooruitzicht van
een verandering in het ecel. Hy is gehuwde
hoeft een greote famide vao voelbsloofde jonge
Lisles en een iiuiLaiociiLeluke vuo.iiride voor
het tennisspel. Nu mrs. Talbot is gebleken
een zwakke t-genp u-ty te zy.i, is hy blyde, dat
by oen kans krygl om van haar af te komen,
Due koait F orence nu in Dora's plaats tn
het spel wor it met onverminderde kracht
voortgezet. Nu echter lord Lisle een groote
overwinning behaald haeft en al de spelers
verklaren geheel uitgeput te zyn en te moeten
rusten, komt sir Adriaan naar de dames en
spreekt dadelijk miss Dolmaine aan, tot groot
verdriet van Dora en geheime ergernis van
Arthur Dynecourt.
„Gy hebt diiwyls uw verlangen te kennen
gegeven, om de „spookkamer" te zien," zegt
by, „willen wo daar du eeus heengaan? Er
is niet veel aan te zien, zooals gy denkon
kunt, maar toch voor liefhebbers van zoo iets
wel belangwekkend."
„Laat ons dan allen met elkaar gaan",
stelt Dora voor, opgetogen in haar handen
klappend haar geliefkoosde manier, om
wezenlyko of valsche ingenomenheid te betui
gen. Zy is va6t besloten om deel te nemen
aan het plan en even vast besloteD, dat
Florence nergens alleen met sir Adriaan zal
heengaan.
„Wolk een prachtig denkbeeld 1" zegt Arthur
Dynecourt, naar miss Dülma,ine gaande en
haar alleen aansprekende, alsof hy daartoe een
byzoader recht had.
„Yerrukkeiykfluistert een jongo dame, en
zoo wordt dus tot den tocht besloten.
(Wordt vervolgd.)