n». 11673 Maandag 14 Maart. A°. 1898 <§328 (Qourant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. PERSOVERZICHT. Feuilleton. Een strenge vergelding. riUJa DEZES, CODKAITTl Voor Laid on por 8 maanden. f 1.10. franco por post1,40 Afzonderlek. NommerB 0.05. BLAD. PRUS DEE ADVEBTENTTto: Van 1 6 rogals f 1.05. lodore regel meer f 0.17J. Grootera letters naar plaatsruimte. Voor het incasseer en buiten de stad wordt 0.05 berekend. Tweede Blad. Da redactie van hot Tijdschrift voor Genees kunde bad verleden jaar een onderzoek inge steld naar het aandeel, dat aan do gym nasia en aan de Hoogere Burger scholen toekomt in de voorbereiding van geneeskundigen, die aan onze universiteiten etudeeren. Zy had toen echter geen rekening gehouden met het feit, dat veel Ned. doctorandi nooit promoveeren, en er dus onder de niet-gopromoveerde artsen veel geneeskundigen voorkomen. Uit oen nader onderzoek onder de Araster- damsche studenten scheen m6n do verhoudiug (CL B.-S. tegen gymnasium) als 3 tot 2 te mogen stellen. De redactie 4|BcÉ5*ie hulp van hoogleraren aan de vier -uwsroirtoit&n inge- roep?n om een statistiek van alle medische studenten te verkrijgen. In deze statistiek daalt de verhouding van H. B.-S. on gymna ilum nog lagor: Leidon Utrecht. Groningen .Amsterdam Eind.-ox. gyrnnaa. 95 110 Elnd.-ex. H. B.-S. 68 108 69 843 Gyrao. 4de kL Lit math. ex. 183 843 30 66 467 483 ~82 Hi" „Deze cijfers betreffen voor Utrecht, Gronin gen, Amsterdam de studenten van alle stu diejaren gezamenlük; wat Leiden betreft de itudenten, die het propaedeutisch examen of het 1ste nat. examen achter den rug hebben. A'zoo overtreft het aant 1 opgeleiden aan de B. B.-S. het totaal getal oud-gymnasiasten met een klein getal en i3 bet nagenoeg in Overeenstemming met doze cijfers, als men beweert, dat de beide scholen thans in haar ipvlo9d op de medische stadie gelijk staan". In het Nederlmdsche Militair Geneeskundig Archief bepleit dr. Gentis de instelling tan nog een ministerie en wel een voor geneeskunde. Maar over het geheel wil bij meer ministeries het plan.is kant on klaar. Dr. Gentis zou twaalf ministeriëelo departementen willen hebben en stelt zich de zaak aldus voor: lo. Een minister-voorzitter. (Zonder porte feuille); 2o. Minister van binn. zaken. (Een ontwikkeld, beschaafd man, lid van de prov. of gemeentelijke besturoü). Bestuur provinciën en gemeenten, lager en middelbaar onderwijs, kunsten en wetenschappen; 3o. Minister van buitenl. zaken. (Een diplomaat); 4o. Minister Van justitie. (Een rechtsgeleerde). Hooger onder wijs in do rechtsgeleerdheid, rechts bedoeling, politie, wetgeving, enz. Eeredienst; öo. Minister van financiën (geldmiddelen). Een financier; 6o. Minister van koloniën. (Buitenl. bezittingen). Dirigeerend en controleerend cectraal-bureau voor bet contact van het bestuur in de Indión met het staatsbestuur alhier. (Een Indische specialiteit); 7o. Minister van landsverdediging (een bekwaam krijgs man). Oorlog, marine, weerbaarheid, koloniaal legor en vloot voor zooverre uit vrijwilligers samtngest ld, volksleger; 8o. Minister vau waterstaat (een dito ingenieur); plassen, pol ders, rivioren, kanalen, zeegaten, kusten; 9o. Minister van nijverheid (techu. ingenieur); fabriekswezen, spoorwegen, electiicitoir, lucht scheep vaart; lo. Minister van handel; scheep vaart, financiëele on koopmaneiasteilingen; Ho. Minister v&n landbouw, veeteelt, bosch cultuur, (een oecoooom) en last not least: 12o. Minister van staatsgoDoeskunde, (oen msdicue)hygièae en geneeskunde bter te lande, marine en koloniën. Wat het ministerie voor staatsganoeskunde betreft, dit zal, meent scbr., meer rroeten bevatten dan een bureau voor medische politia. Behalve de staf, by ieder ministerie noodig, nl. bureau voor den minister en van den secretaris-generaal, moot er zfin: l6te afd. Hygiëne: Voorkomen van ziekte, toezicht op levensmiddelen, voedsel en dranken, woningen en openbare gebouwen, schepen, vervoermiddelen uit hyg. standpunt; besmet telijke ziekton, openbare wateren, afvalstoffen, openbare reiniging, fabrieken, ambachten, handelsmagazijnen, luchtbederf, grondbederf, landbouw, honden, enz. 2de afd. Geneeskunde: Uitoefening, hospi talen en inricht ngen tot ziekenverpleging, hooger onderwijs, staatsto-zicht. 3Je afd. Bacteriol. en pbysiol. instituut: Opsporing van ziekteoorzaken, bereiding van middelen (sera), proefnemingen. 4de afd. Crimineele anttiropologie: Inrichting der wetgeviug in verband met de vorderingen der wetenschap; 5de afd. Veeartsenijkunde: Veeteelt; veeziekten; onderwijs en uitoefening veeartsenijkunde; stallen; mestbewaiing, be reiding, vervoer, invoer, enz.; 6de afd. Puar- macie, chemie en toxicologie: Uitoefening, toe zicht op apotheken, fabrieken; magazijnen, geheime middelen, onderzoek van voedings middel m, spijzen en dranken; 7o. afd. bibhoth. en arch.; 8o. administratie en beheer huis houdelijke zaken. Behalve de minister en de secretaris gene raai zal er Diet veel personeel meer moeten zfin dan reeds beschikbaar is in de inspectie van het Gen. Staatstoez. en de Rijks vétér., benevens het personeel van hst bureel van med. politie. Nog slechts noolig zyn: 1 medicus 2de afd., I id. 3de afd., 1 veearts in de 5de en een pharmaceut en chemicus in de 6de afd., 1 bibl.-medlc. in de 7de afd. Voorts eenige assi9tenteD, schrijvers, bodeB en ander personeel. Wat de kosten in het algemeen aangaat, wil schrijver do salarissen der ministers van f 12000 op f 8000 brengen, zoodat men voor twaalf met hetzelfde wat nu acht kosten toekomt. Het pensioen zou hy gesteld willen zien op 10 pet. van het inkomen voor elk dienst jaar tot oen minimum van f 3000 en een maximum van f 6000. De Maas- en Roerbode bevatte dezer dagen eenige beschouwingen omtrent het ver dwijnen der middelklasse. „Zooals wjj zeiden, wordt de noodkreGt vernomen: „Do middenstand gaat verdwenen!" Ja, de verdwijning v .n den middenstand wordt hoe langer zoo waarschijnlijker. Viorboen waren er in onderscheidene be drijven tal van kleine bazen, die, met 2 of 3 knechts arbeidend, een burgerbestaan konden vioden. Ze hadden goed hun brood; ze be taalden hun schuldenze konden hun kinderen opvoeden en waren burgers, die, zonder kapitaal te bezitteD, er toch goed komen kondon; ja, zelfs wat overhouden. Dit is thans anders. Om bijv. maar eens de kleermakers te nemen, zijn thans de kleine bazen, vooral in de groote 6teden, zeldzaam- he Jen. De confectiemagazijnen of de groote bazen, die leveren de kleeren: maar de kleine b -zen zijn verdwenen. Met de confectiemaga zijnen kunnen zy met concurreeren, Öat is onmogelijken daarom hebben ze, doör den nood gediongen, df wat anders ter hand genomen, óf zo hebben hun werk gebracht in di9nsfc dor confectiemagazijnen; dat is veelal dus in dien van bet groot-kapitaal, en z(jn zoetjesaan slachtoffers geworden van hot „sweet systeem". Dat is niet alleen met de kleermakers het geval, maar met tal van bedrijven, waarin ce kleine bazen voorheen een goad bostaan vonden. Zelfs die bedrijven, welke men vooronder- gaau bijna niet vatbaar achtte, worden aan getast. Vraagt men bijv. naar werklieden, dié, om een ander voorbeeld te nemen, een piano of een dergelijk muziekinstrument geheel kunnen afwerken, men zal ze maar wtinig vindon; de onderdeelen van dtze instrumenten worden machinaal goraaakt; men-heeft het maar voor het in-olkaar-zetten. Hoe ten dergelyk verschijnsel zich in do bouwvakken openbaart, kunnen de timmer lieden getuigen, die zeer voel gezaagd en geschaafd eu pasklaar- gemaakt ontvangen, en het maar op zija plaats hebben te bren gen. En by de. smeden o. a. dojt zich het zelfde verschijnsel voor. Op deze wfize vervalt langzamerhand hot gansche bedrijf; is vakopleiiing voor vol»n overbodig, en bet slachtoffer wordt de kleine burgerman, die z\jn vroegere betrekking in andere handen ziet overgaan. Met die verpla .tsing verliest de kleine burger zijn zoo gewensebte zelfstandigheid. Hij komt in dienst vau het groot-kapitaal, ia gebonden aan werkuren; ontvangt een vast inkomen; is in enkele opzichten betor verzorgd, daar hem thans nogal eens zieken geld, hier en daar zelfs pensioen, verzekerd is maar hij mist die onafhankelijkheid welke, ja wel zorg met zich brengt, maar toch ook tot vooruitkomen prikkelt en aanzet tot het hooger stijgen op d9 maatschappelijke ladder. De achteruitgang van het kleine bedrijf heeft den kleinen burgerman dm ook voor een goed deel naar den handel gedreven. Het aantal kleinhandelaars is belangrijk toegeno men, terwijl o gekeerd hot aantal producen ten verminderd is. Men begiat een winkel; doch daarby is ook al het vet van den ketel. Met den klein- u au del is tegenwoordig evenmin veel te verdienen; de concurrentie is te zwaar. En om die concurrentie nóg onmogelijker te maken, komen de coöperatieve vereenigingen, die alweer het groot-kapitaal te hulp roepen, en den winkelstand eenvoudig in doD grond boren. Welke afmetingen deze coöperatie aan neemt blyH o. a. uit don bloei van „Eigen Hulp", blijkt uit de cijfers, die in Engeland als winst uit coöperatie worden weggedragen: niet minder dan bijna 8,000,000 ponden ster ling per jaar. Al die winst gaat vcor den kleinen bur german verloren, en velen van hen gaan dan ook onder in den strijd; de telkens langer wordende Ifist van personen, die niet meer a:»n hun goldeljjko verplichtingen kunnen voldoen, en daarom failliet gaan, wijst het maar al te duidelijk aan. Voor den arbeider nu wordt op allerlei wijze thans gezorgd, en de arbeiders zeiven bi j ven niet in gebreke, luide verbetering van hun positie te zoeken en te eischen. Zy zjjD, al i3 hot niet zonder moeite, te helpen met pen sioenregelingen, een goed arbeidscontract en wat dies meer zij. Maar daarmede is de kleine burgerman, daarmee is het bedrijf niet gered; en dat te redden is van zooveel waarde. Valt de brug, die cu nog don overgang vormt tu9schen de mannon van hot kapitaal en die van den arbeid, weg, dan gaat er een levensterrein verloren, dat ia alle eeuwen mannen gedragen heeft en voortgebracht, dia inderdaad mannen van beteekenis zijn geweest. Dan komt 6r een klove tu83chen kapitaal on arbeid, en is die dam weggeslagen, die thans nog de golvon 6cheidt van bet vaste land. Dan ontvangt het proletariat altfid door versterking en wast aan tot een g6woldigen stroom, dia niet meer te koeren zal zijn en straks alles zal bedekken. Daarom, men kiste den dijk vóór het te laat ial Men neme maatregelen, die het bedrijf zelf weer in oere brengen en den kleinen man in staat stellen het weor zelfstandig uit te oefe nen. Reeds is men op dien weg, door goed koops machines, door kleine motoren als be weegkracht on aer het bereik te brengen van een kleinen man, opdat hy do concurrentie beter kuune volhouden. Volksbanken worden opgericht, waar hy het vaak zoo ncodige kapitaal t6gen matige rente kan bikomen. Aan de vakophiiing wordt veel gedaan, en dat is noodig, zal het klein bedryf niet geheel ten onder gaan. Bonden wo den, vooral in het buitenland, opgericht, om hem in staat te stellen te blijven werken; en zoo wordt blijkbaar al meor inge zien, van hoeveel belang deze quaestio is. Ook dit laatste is vooral noodig. Het besef moet meor ea meer levendig worden, dat op die onderdeel der sociale quaestie de aandacht ernstig bohoort gevestigd te wordon. Allen moeten er van overtuigd Wordon, dat de levens ader van een volk ligt in den kring van den kleinen burger, die, voor zooveel ons land aaügaat, voor een groot deel hot „Vreest God, eert den Koning" liefheeft, een eenvoud van zeden bewaart, on wiens betrekkeiyb onafhankeiyk bestaan een levenavoorwaard# is voor onze maatschappij. Hoe meer dat wordt ingezien, hoe meel men het behoud van dit terrein zal gaan op prys stellen, en wegen en middelen vinden, om te voorkomeD, dat het beste ueel van ons volk afzakt naar het proletariaat, wat niet anders dan bfcoffelljke en geesteiyke ellonda ton gevolge hebben kan." Do volgende beschouwing over dorps- en stadsonderwijzers troffen wy aan in een ingazonden schryven in de Nieuwe Arnhemsche Courant Het was in het spookuur. Allerlei phantas- ti8cbe gedaanten met onbetaalde rekeningen in de hand kekon my gryazend en met waar leedvermaak aan. Ik zag myn aanstel ing met het reusachtige getal f 500 en ik zuchtte. Daar trad een andere gedaante op my tos. Een hoer, op-en-top een gentleman, doch in houding en het „je ne sais quoi" den onder- wyzer (uit de stad) verradend, keek my glimlachend aan. In zyn hand eveneens oen aanstelling, prykende met het getal f 1000. Dit getal deed my wakker schrikken. Ik kon den slaap niet meer vatten en dacht na over de vragen: „Waarom geni.'ten de hoofden van scholen in steden van pl.m. f 1500 tot f 2500 en een hoofd op een dorp van f 700 tot pl.m. f 900" en „waarom hoeft een onderw|jz?r in een stad na eer. zeker aantal dijnstjaren pl.m. ƒ1000 en geniet een onderwyzer op een dorp, ho9 lang hy zijn krachten ook aan de ge meente wijdt, oei 8.iliris van 500 of mindor tot pl.m. ƒ600?" Op die vragc-n heb ik altijd dezen dooddoe ner tot antwoord gekregen: Ja, zie je, jullie kunnen op een dorp veel goadkooper laven. Ik 7. i, dit was een dooddoener, en hoop zulks nader 3an te toonan. lo. Ja, m'nhoer, je boeft laDg zooveel huur niet te bot den als wj in de stad. Toegeetomd, maar als ik een evan geritflyk en weelderig ingerichte woning wou hebben, dan moet ik ook veel huur b6talen. Op zulk een woning ben ik evengoad ge steld als gij en ik heb er, daar ik dezelfdo diensten presteer, evenveel recht op. (*t Behoeft zeker geen betoog, dat ik hier voornamelyk hoofden op het o)g heb, want onderwijzers kunnen ook in de stad zich vaak d9 weelde van te gaan trouwen niet veroorloven). 2o Je helt een tuin, je bouwt aardappels, groenten, enz., enz., terwyl wy alles, alles moeten koopen. In va!o gevallen waar, maar och, m'n lieve m'nheer, ik versta net zooveel van tuinieren als een meester In de rechten van school- contrö e, ergo, moet ik een tuinman hebben, en nu, wie betaalt dan het meeste voor zyn groenten? So. Wy hebben in do stad meer aan kleeren te betden dan-jullie op het dorp. Het komt er by jullie niet zoo erg op aan. Jawel, maar ik zie er voor mezelf graag e?en mtjas uit als de „heeren" in do stad, 14) „Bljjf, ik smeek er u om, voor een eukel oogenblik nogl" roept by haar toe; maar zy is ferm, en nu worden de gordynen dicht getrokk n en is hy alleen. L ngzaam wandelt sir Adriaan terug naar de rookkamer, terwyi haar laatste woorden steeds in zyn ooren klinken: „Her.nner u wat ge aan een andere verschuldigd zyt." Welke andere? Hy kan deze vraag niet oplos sen, maar zoodra hy de openslaande deur van de rookkamer bereikt heeft, zet by die uit zjjn gedachten en besluit zoo spoedig moge lijk zyn gasten naar bed te zenden, om een weinig rust en kalmte tot nadenken te krygen. Zy zijn allen druk aan het praten over een zelfmoord, die even te voren plaats had gehad in een naburig graafschap, en die, door byzon- dore omstandigheden, meer dan gewone be langstelling had opgewekt. E n van de gasten is een officier van ge zondheid, on hy geeft den anderen een uitlog op welke wijze de aoodeiyke wonde is toe gebracht. Het bleek by het onderzoek, dat de ongelukkige man op zulk eeu byzondere manier is doodgeschoten, dat er ernstige twyfel ontstond of hy vermoord was dan of hy zichzelf had gedood. Overtuigende omstan digheden haddon echter de laatste opvatting als do ware doen aannemen. Kapitein Ringwood beproeft, met een revol ver in zyn hand, aan te toonen, dat de man moeilyk zichzelf had kunnen doodschieten. Juist op dit oogenblik treedt Adriaan binnen. „Wees voorzichtig met die revolver," roept hy haastig uit; „zy is geladenI" „Wees gerust, oude jongen, ik woet hot," antwoordt Ringwood. „Ziehier, dokter, wanneer by haar zóó hield, hoe kon zy dan daar een wonde toebrengen?" „Waarom niet? Sir Adriaan, wilt ge even de revolver in uw hand nemen?" zegt de dokter vol yver, om zyn theorie buiten allen twyfel te stellen. „Ik wil Ringwood even overtuigen. Ga nu zóó staan en houdt het wapen zóó" hy plaatst het wapen met den mond in een zeer gevaarlyke positie, byna bovon zyn hart. „Ik dacht, dat zelfmoordenaars altyd do tromp van hun revolver voor hun mond hiel den, om hun hersens te verbryzelen," merkt Ringwood op. „Dezo man heeft het biykbaar niet gedaan," zegt de officier kalm. „Nu, sir Adriaan, gy ziet, wanneer gy haar op die manier vasthoudt, kondet ge gemakkoiyk uzelf Voordat by zyn zin kan eiodigen komt or een plotselinge verwarring van lichamen, eoa opstooten als het ware, want Arthur Dyne- court, die met aandacht heeft toegekeken en achter Adriaan staat, met zyn voet op een voetbank rustend, is juist op dit ongelegen oogenblik daarvan afgegleden on tegen Adriaan aangevallen. Men hoort een luiden kreet en daarna is alles stil. De revolver is door den stoot afgegaan l Het scherpe geluid van het schot klinkt door het g heele buis en wekt velen dor bewoners uit hun slaap op. In de gangen worden lichten gezien, ver schrikte gezichten gluren door de half ge opende deuren. Dora Talbot, die in de corridor komt, gekleed in een zacht rozerood© morgen japon van ca8chmir, met wit dons afgezet, waarin zy zich als een toonbeeld van jeugd en onschuld vertoont, schreeuwt luid en vraagt angstig naarde oorzaak vaa het ongewoon geluid. De bedienden komen haastig uit hun slaap kamers. Ethel Villier8 snelt met ten doods bleek gelaat naar Florence Delmaine's kamer en klemt zich aan dij jonge dame vast, terwyi deze op de gang iraedt eu hoewel bleek van schrik, toch bedaard blyft on met een kalme stem vraagt wat er gebeurd is. Wyi niemand iets woet-en Florence in haar hart meer ontsteld is dan zy wil bekennen, omdat zy van Adriaan gehoord heeft, dat sommige heeren nog in do rookkamer waren, en vreest voor een twiit tusschen hen, stele zy voor om gezamenlyk naar de rookkamer te gaan en onderzoek to doen. Do oude lady Fitz-Aimor.t, met lady Gertrude in haar armen, ondersteunt cit voorstel en neemt als de oudste de leiding op zich. Zy, die haar op de hielen volgen, verheugen zich hierover, wyl haar voorkomen wel berekend is om iederen vyand te verjagen. Dj ontzag wekkende indruk, dien haar morgenjapon maakt, en de styvo, hooge nachtmuts, die haar krijgshaftig hoofd kroont, moeten scbnk verwekken in de barton van alle nacbtelyke rooveis. Zy begeven zich gezamenlyk naar benoden en naderen, door Florence geleid, de rookkamer. Luide stemmen worden gehoord, als zy die nader.n; de deur er van staat half open. De oude dame schuift Florence ter zyde en stelt zich aan het hoofd. Zy werpt do deur wijd open en staat plotseling voor de oogen van net verbaasde gezelschap. „Waar is hy?" vraagt zy met een waardig heid, die don indruk van haar voorkomen en kleeding nog verhoogt. „Hebt gy bom gepakt? Sir Adiiaao, waar is de constabel? Hebt ge hem belicht gezonden?" Sir Adiiaan, wiens blikken geboeid zyn door de scboone verschyning in het slepende witte gewaad, die op den drempel staat, vergeet de vraagster to antwoorden, en de anderen zyn te zeer verrast, om niet eveneens een plechtig stilzwygoo te bewaren. „Waaitoe duze geheimzinnigheid?" vraagt lady Fitz-AlmoDt gestreng. „Waar is de mis dadiger? Waar i3 de mac, die hot moorddadig schot gelost heeft?" „Hi?r, mevrouw," antwoordt de officier van gezondheid en wyst met z|jn hand naar Arthur Dynecourt. „Hy? Wie? Mr. Dynecourt?" roopt de lady teldurgostelö uit. „Was alles dan slechts een vergissing? Ik moet zeggen, mr. Dyne court," vervolgt de oude damo op veront waardigden toon, „dat gy, dunkt my, wel een beteren tyd kunt uitzoeken, on uw grappen uit te voeren of om scbi .toefimingen te doen, dan in 't midden van den nacnt, wanneer elke fatïoeniyko buishouding behoort in slaap gedompeld te zün." tItc \orzeker u," zegt Arthur Dyn -court, die er zeer bl ek en ontsteld uitziet, „het w^a een ongeluk en „Ee.i ongeluk? Wtl, sir, ik geloof in 't gehoel niet aan het eeu of ander ongeluk!" Ter wyl haar deze woorden over do lipp n komen, wisselen verscheiden heeren in de kamer vedoetec-kenende blikken met elkander. Heelt de oude, diilii^e dame hun 6lgen ge dachten in woorden uitgesproken?" „Laat ik het u mogen uitleggen, mevrouw," zegt sir Adriaan beleefd. „Wy spraken juist over die ongelukkige zaak van de Stewarts, en Maitland wilde o s toonen hoe het gebeurd kon zyn. Ik had do revolver in myn hand, zoo" het wapen op zyn eigen borst richtenu. „Leg dat afschuwelijke cing dadeiyk neer, sirl" kommande^rt lady Fitz-Almont op dreigenden toon, d o echter met groote vrees v- ruiengd ii. Zy gaat, zoo sprekend, snel achter Florence staan en stoot die jonge dame rcec-r naar voren. „Toen mjjn neef ty ongeluk struikelde en tegen my aanviel," gaat Adriaan voort, „zoodat bet w.tpcn afging. Het spyt my erg, lady Fitz Almout, dat oit gebeurd is eu het geheele huishouden ln oproer getracht heeft, maar het was inderdaad slechts een ongeluk." „E n bloot toeval," herhaalt Arthur, met geheel klourioozi lippen. Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1898 | | pagina 5