N». 11667
Maandag 7 Maart.
A°. 1898
(§eze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van §pn- en feestdagen, uitgegeven.
Derde Blad.
Persoverzicht.
J?*©1XilX©'10>XX0
Een strenge vergelding.
LEIDSCH
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 8 maandom f 1.10.
Franco per post1.40.
Afzonderlijke Nommorso.05.
PRIJS DER ADYERTENTLËN:
Van 1—6 ngelB f 1.06. Iedere regel meer f 0.17}. - Grootere
letters naar plaateruimte. Voor bet incassoeren buiton do stad
wordt 0j05 berefcend.
Gemengd Nieuws.
Do rechtbank te Haarlem beeft
veroordeeld: D. Groeneveld, visscher te Haar
lemmermeer, wegens mishandeling, tot f 5
boste of 5 dagon hechtenis; C. Sprokkelen-
berg Gz., J. Sprckkelenberg Az.# en P. Van
den Berg, arbeiders te Vogelenzang, wegens
zaakbeschadiging, elk tot 8 dagon gev.-straf.
Een „min of meer officiéél"
poitret. De Haagsche briefschrijver van
do „Arnhemscb© Ct." deelt modo, dat cr togen
de aanvaarding der regeering een „min of
moer officiéél" portret van H. M. in bet licht
zal komen, bestemd om o. a. in alle Neder-
landsche scholen te worden-geplaatst' Daar
voor znl een geheel nieuw lichtbeeld van do
Koningin worden vervaardigd, onder mede
werking en met raad van erkend© kunstrech
ters en andere deskundigen. De afdruk zal
dan worden gomaakt aan de Landsdrukkerij,
die den naam heeft beter voor zulk luxewerk
dan voor gewoon typographisc-h werk ingericht
te zijn.
Door het O. M. by de Rotterdam-
sche rechtbank wc-rd deze week geëischt 14
dagen gevangenisstraf tegen Th. C. Z., 20
jaar, arbeider te Waddingsveen, die op 25 Sept.
van het vorig jaar in de herberg van C. De
Groot aldaar zekeren W. Van Vliet moed
willig bad aangegrepen, op den grond ge
worpen en met de vuist in het aangezicht
In Haarlem'8 omstreken begin-
nen de krokussen te bloeien. De hyacinten-
vellen zyn r eis bijna van de bedekking
o tdaan.
Door bot zachte woder zal alles dit jaar
zeer vroeg in blo'i zy'n.
Voor de Rotterdamsche recht-
ba:k stond Doaderdag terecht de 28-jarigo han
delsreiziger A. J. V., dio beschuldigd werd
ia den nacht van 10 op 11 Januari 11. in de
Hoogstraat nab\J het Oostploin moedwillig den
koffiohuisbou tor J. Hoogenboom van Tettsrole
met een z.kmoa een di9pe snede over de
lickerwang te hebben toegebracht, die een
blijven! liltoeken achtoTaat en eenige kleine
verlammingsvercCbynssEn by mimische be
wegingen.
Get. Tetterode verklaarde, dat hy zich plot
seling voel Je aangegrepen en verwond, en dat
bekl. trachtto een zak, inhoudende f SO, aan
zjjn han 'on te ontrukken.
De schildwacht van de mariniorskazerne
was h'. t eiTit to hulp geschoten, die evenals
de boof-getüige en eukoie po'itie agenten en
mariniers, in bekl. p rtinent den dader her
kenden. Bekl. ontkende ten eenenmale.
Het O M. reqfiraerde 2 jaar gevangenisstraf.
Voor de rechtbaDk te Amsterdam
stond gisteren b recht vrouw E. B., terzake,
dat ze een vrouw5p:rsoon in haar woning in
de Baomsteeg eer. levensgevaarlijken mes
steek in het onderlijf had toegebracht Deze
zaak werd met gesioten deuren behandeld.
Dj tisch luidde 1 jaar gevangenisstraf.
Terwijl de moeder zich even
uit de kamer had verwijderd, kwam hot
5 jarig meisje van zekere M., wonende in de
Bladstraat, te Utrecht, te dicht by de bran
dende kachel, met het ongelukkig gevolg, dat
de klee Jeren van het meisj9 vlam vatten. Op
het hulpgeroep der kleine kwam de moeder
van boven goloopon en haar kind in dezen
toestand vindende, sloot zij het in hare armen,
waardoor zijzelf aan beide armen brandwon
den bekwam. Hoewel het haar gelukte de
vlammen te dooven, is het meisje na een
paar dagen vreeseiyk lijden gistermorgen aan
do bekomen brandwonden bezweken. {U. D.)
Te Rotterdam U gistermiddag
uit de Maas naby de Willomskade opgehaald
het ïyk van den 17-jarigén hofmoestersbe-
diende W. D., uit Leith, sedert acht dagon
van het aan die kade liggende stoomschip
„Quentin" vermist
Omtrent den diefstal by den
juwelier Soesman Wolf, te Bergen-op-Zoom,
kan worden gemeld, dat de verdacht wordende
drie personen, wier signalementen eenigszins
bekend zijn, nog niet zyn opgespoord.
De bestolene looft volgens bekendmaking
van den commisaaris van politie f 100 uit voor
het opsporen van de dieven.
Woensdag werd te Nunspeet in
den tuin van het hotel van den heer Schmidt
een linde geplant, ter gedachtenis aan de in
dit jaar plaats hebbende aanvaarding der re-
gearing ovar ons land door Koningin Wil-
helmiQ3. Een oorkonde, waarby dit foit is
geconstateerd, werd in een goed gezegelde
flesch aan den voet van den boom in den
grond nedergelegd. Het planten ie geschied
in tegenwoordigheid van het gemeentebestuur,
van het bestuur van het hotel en van eenige
notabelen. De boom werd gedoopt „Wilhel-
minalinde".
Aan do Belgische grens tusschen
Boirendrecbt en Ossendrecht zyn de heeren
L. Luyts en C. Van der Stee methunrytuig
in een sloot geraakt door het schrikken van
het paard. Ejrstgenoemde bleef op de plaat*
dood, en do heer v. d. Stee is nu aan de
gevolgen overleden.
To Oberwürzbach zp negen
werklui in een leuroeve door het afkalven
vau aarde bedolven. Allen werden ze als
lijken to voorschyn gebaald. Drie andere
steenhouwers kregen wonden.
INGEZONDEN.
15e Morloopljp In den Sdrooggeraoalktea
&rootcn Polder Ie §(onpw(j(<.
Mijnheer de Redacteur
Om het vóór en tegen te doen hooren, wilt
U toch zeker ook wel het volgende plaatsen
in Uw veelgelezen Dagblad:
Dat do heer Van Santen Jr. op grond van
art. 19 der Polderkeur verhinderd zou kunnen
worden, om een Nortonpyp te slaan ter ver
krijging van water en dientengevolge van
bronga3, berust m. i. op een verkeerd begrip.
Immers,, het water, daaruit vloeiende, wordt
niet ingelaten, maar is reeds in den polder
aanwezig, zy bet dan ook in de onderste
lagen, en wordt eenvoudig door de pyp naar
boven gevoerd uit eigen vermogen. Of, zou
men geneigd zyn te vragen, behoort die
onderste grond niet tot den polder? Tot hoe
diep dan wel? Voor het maken van een
pompput voor huiseiyk gebruik behoeft men
toch niet de toestemming van het Polder
bestuur, en toch wordt ook dit water uit de
diepte naar boven gehaald en dan in den
polder afgeleid.
De kaden en dyken zyn gemaakt om het
water buiten don Polder te keeren en niemaöd
mag daaraan buiten toestemming van het
Bestuur iets veranderen of daardoor water
doen invloeien, doch water, dat reeds in,
onderin den polder aanwezig is, naar boven
brengen, geachte heer Boonekamp, daartegen
voorziet het reglement niet, en daarin heeft
de heer v. S. dus do vrye hand en geen
toestemming van het Bestuur van noode;
daarmede wordt alleen maar bespoedigd wat
anders op natuurlyke wjjze zou geschieden.
Denk U eens den toestand, dat de potoer
volkomen door kaden van het buitenwater
was afgesloten en dat daarin ook goen regen
water viel, zoudt U dan denken, dat de stand
van het polderwater dezelfde zou blyven?
Immers neen. Welnu, dat water, dat dan
natuurlijk opwelt, wordt eenvoudig door het
slaan van een Norton gemakkelijker naar
boven geleid, en daar nu het Bestuur, uit den
aard der zaak, geen afsluitingsmiddelen ten
dienste staan, om die onderste watertogen
tegen te houden, zou het in zyn reglementen
bepalingen moeten opnemen, welke de kun9t-
matigo mi adelen tot omboogleiden eenvoudig
verbieden. Zoo lang dit niet is geschied, heeft
iedere eigenaar in den polder het recht in zyn
eigendom putten of pypen te maken zoo diep
hy dit noodig oordeelt (niet by de dyken
natuurlijk) en betgeen daardoor naar boven
stijgt, water of gas, 'tot eigen voordeel aan
te wenden. Wie heeft ooit gehoord, dat het
waterschap Rynland het slaan van Nortons
heeft verboden, en geloof, Mynheor do Secre
taris, dat de machines van Rynland jaariyks
heel wat water moeten verzetten, dat door
middel van Nortons is naar boven gebracht.
Uit dit alles spreekt duideiyk, dat de heer
v. S. gerust zyn gang kan gaan en of ZEd.
nu dit water als water gebruikt of daaruit
gas of iets anders zoekt, verandert aan de
zaak niets; by kon zelfs, als by zou willen,
een brandspuit daarop zotten, om daarmede,
desnoods, het vuur van nayver of zoo iets
van andersdenkenden te blusschen.
Voor de plaatsing, Mynheer do Redacteur,
myn dank.
L., Mrt. '98. O
[Hiermede sluiten wy over dit onderwerp
het debat, na nog te hebben medegedeeld,
dat uit oen door den heer Van Sant. n ons ge
zonden stuk blykt, dat by een gezegeld schry-
ven, zooals hem door den heer Boonekarap
was aangeraden, hoeft verzonden. Rbd.]
De Hollander vroeg onlangs: Wat wil
de heer Van Houten? De oud-minister
beantwoordt in De Avondpostwelk blad als
zyn orgaan kan worden aangenwikt, die
vraag.
Hy wil dr. Kuyper den weg tot het torentje
aan den Vyver versperren. Hy wyat den vry-
zinnig-democraten op het gevaar, dat dr. Kuy
per hen met onloochenbare bekwaamheid en
tact aantrekt.
Waar een uiterlyk schyntje van geestver
wantschap tusschen rechtzinnig- en vxytmnig-
democraat als lokmiddel wordt geheugd om
liberale kiezers by herstemming voor Kuy-
periaansche candidaten t9 winnen, zegt
de 8chryver biyf ik wyzen op het
oneindig grooter verschil, dat er bestaat tua-
schen de party, die den Staat maakt tot don
beschermer van ieders vryheid in geloof, han
del en wandel, en do partyen, die dan Staat
dienstbaar willen maken aan de handhaving
van kerkeiyke geloofsvormen en priesterlijke
macht. By dit verschil verdwynen de broeder
twisten der liberalen onderling en met de
radicalen in het niet.
Het is ook deel van dez9n myn weerstand
tegen de politieke plannen van don anti-revo-
lutionnairon leider, dat ik het ministerie Picrson
niet ontzie, waar het zich zwak betoont of
een verkeerden wog inslaat. By een ieder, by
parlement en Kroon, moet vaststaan, dat tegen
over dr. Kuyper en zyn bondgenooten niet
enkel staat een door koninkiyk welgevallen
geroepen on door koninkiyk welgevallen ver-
dwynend ministerie, maar eon ton aanzien
van do algemoene richting van het Staatsbe
leid, zoowel in Nederland als in Xndfö, een
drachtige liberale party.
Het beginselorganieke wetten iwsoger te
stellen dan eenige ministerieels combinatie,
leidde my nu tot myn waarschuwaogen op
het gebied van het kiesrecht en tot bsetryding
van de ingediende militaire wet. US: zuivere
belangstelling geef ik aan de Regeering den
goeden raad, het met dit ontwerp niet op
haren on snaren te zetten.
En wat nu de insinuatie betreft: Hy wil
weer minister worden, daarop antwoordt mr.
Van Houten, dat hy het minister-wespen voor
wie er voor in aanmerking kan kosea onder
omstandigheden, een plicht acht.
Eigeniyk is de aanwezigheid in hst parle
ment van twee groepen staatslied», die wil
len „minister worden", geiyk in Engeland,
een der voorwaarden van een goede werking
van het parlementaire stelsel aldos ver
volgt de schrijver. Het is alzoo ®yn wel
gevestigde meening, dat de wensch«m minis
ter te worden iemand slechts kan Wameeren,
wanneer hy van ydelheid en ovwschatting
van zichzelf getuigt. Zoo niet, dan aftrekt hy
zelfs tot lof. Of ik den wen9ch mag koesteren
aan anderen tor beoordeeüng overlatende, kan
ik verklaren zelf niet te weten of ik hem
koester. De betrekking heeft voor mg weinig
aantrekkeiyks, maar om zyn denkbeelden ten
volle to verwezeniyken, moet men böoa altyd
zo in een Regeerings-voorstel kunnen belicha
men. Stellig is alles, wat ik wensda, onaf-
scheidelyk verbonden met den weaech om
myn denkbeelden in wetten neder ta leggen.
Werd my de keus gegeven met ©aa ander
als minister die denkbeeldon te roaliseeron of
dit zelf als minister met minder kans op
succes te beproeven, dan zou ik zondor de
minste aarzeling het eerste kiezen.
Ik ben slechts een5, nl. in 1894, gevraagd,
om minister te worden, omdat men myn
medewerking noodig rekende, misschien wel
noodig had. Zoowel de aanbi.ding ato de
aanneming der portefeuille van binnonlandsche
zaken werd toen door deze overtuiging be
heerscht. Ik heb niet de illusie, dat, arden
dan onder gelyken drang der omstandigheden,
my weder eon my lykende portefeuille zal
worden aangeboden; eveDmin, dat myn optra
den ais schryver my daarto9 nader brengt.
Komen zulke omstandigheden wedor voor en
neem ik eventueel een ministerie aan, dan
zal het stellig ook weder moer zyn om te
beproeven het land, door het lot stand brengen
van eenige organieke wetten en inrichtingen,
te dienen, en alzoo voort televen in blyvende
werken, dan uit eonige pereooniyke neigiDg.
Ik doe er daarom niets voor en ik laat er
niots voor, vroeger niet en nu niot. Of hot
land myn diensten behoeft, staat aan de daar
voor geroepen organtn, niet aan mij, te be-
oordeelen. In zaken als oen politieke loopbaan,
waarby de in elks individueel willen te voor
schyn komende oorzaken slechts oen boschei
den rol spelen, is trouwens roods sedert zeei
lang myn credo het tekende: volentem ducunt
fata, trahunt nolentem, d. i.: den gewillige
leidt, den onwillige sleept het lot.
Het Nederlandsche Dagblad behandelt do
samenstelling van do Provincialo
Staten en keurt het af, dat de Staten
vergaderingen by na burgemeester scon-
grossen zyn geworden. Het blad zogt o. a.
„De provincie on eon bepaalde gemeente
Ln de provincie hebben soms geheel tegen-
strydige belangen.
Hoe kan nu een zelfde man als burge
moester voor de gemeente en als lid der
Provinciale Staten met voldoende onpartijdig
hoid en onbevangenheid voor de Provincie
opkomen.
Tot de taak der Provincialo Staton behoort
ook het toezicht op de gemeentebesturen,
maar het is nooit wenschoiyk, dat de con
troleur en do gecontroleerde één en dezelfde
persoon zy."
Nu is het waar, dat de hierboven genoemde
function weer meer in het byzondor aan do
Gedeputeerde Staten opgedragen zyn, on dat
burgemeesters geen leden mogen zyn van
dat college, maar het is, zegt het blad, niot
minder waar, dat do leden der Provinciale
Staton persoonlyk en door hun verordeningen
invloed kunnen oefenen op do w(jze, waarop
de Gedeputeerde Staten hun taak volvooren.
„De burgemeester ten slotte i6 niot alleen
do man, die voor de gemeente zorgt, maai
tevens een Ryksambtonaar, die het centraal
gezag vertegenwoordigt, en ofschoon nu Ryks
ambtenaren niot volstrekt uit do volksver
tegenwoordigingen moeten worden geweerd,
begrypt toch ieder, dat hot niet wonschelijk
is het grootste deel van zulk een vertegenwoor
diging uit Ryksambtenaren te kiezen. Wanneer
r1
5)
Mrs. Talbot begint een weinig te bevan en
bloost sterk, doch zegt niets.
„Hij is myn naaste bloed verwant," gaat
Dynecourt op denzelfden zachten. kouden toon
voort. „Natuurlyk stel ik belang in hem en
znyn belangstelling in dit opzicht is zeker niet
zelfzuchtig; immers, wanneer hy niet trouwde
en goen erfgenaam kreeg, wanneer hy op do
eon of andore wyze plotseling overleed", nu
komt er een merkbare verandering in zyn
trekken „dan zou ik alles, wat g'J rondom
u ziet, erven en buitendien ook den titel."
Mr3. Taltofc zwygt nog altyd. Zy buigt
alleen als to: toestemming haar hoofd.
„Dus ziet ge, dat ik hot goed met hem
meen, wanneer ik aanraad, dat by iemand
moot trouwen, die zijn rang in de wereld kan
Ophouden,vervolgt Dynecourt. „Zooals ik
zooeven zeide, ik kon iemand, dio uitmuntend
Liervoor zou passen, wanneer zy zich verwaar
digen wilde het to doen."
„En wie is dat? stamelt Dora zenuwachtig.
„Mag ik zeggen, op wie ik zinspeel?"
.fluistert hij. „Mra. Talbot, 7ergoef my, wan
■neer ik onbescheiden ben, door uzolvo als
die vrouw voor te stollon."
Een zachte glimlach speelt voor een oogen-
blik om Dora's lippen, dpc-h zich daarna her-
^merende, dat die baar niet mooier maakt,
hernoemt zq haar vroogero kalmte.
„Gy vleit my," zegt zy zacht.
„Ik vlei nooit," antwoordt hy met nadruk.
„Maar ik zie, dat gy niet boos zyt, en zoo
verstout ik my, u rechtuit te zeggen, dat ik
m(j zeor verheugen zou, wanneer gy da vrouw
7an- myn neef werdt. Is dit denkbeeld ook
voor u niet onaangenaam?"
„Neen. O neen!"
„Is h6t u misschien vergoef my, wanneer
ik te ver ga zelfs aangenaam?"
„Mr. Dynecourt," zegt mrs. Talbot, hem
plotseling ia 'c gelaat ziende, terwijl zy haar
met juweolen ver/sierde vingers op zyn arm
legt, „ik wil u bekennen, dat het mij ver
veelt altyd alleen to zyn alleen afhankelyk
van myzelve, als h.t ware aan myn eigen
oordeel overgelaten, om in iedere moeilykheid,
die zich voordoet, to beslissen. Ik zou gaarne
weer iemand hebben, die boven my staat en
dio mij nu en dan met een woord van goeden
raad wil helpen; in 't kort, ik zou gaarne
een echtgenoot hebben. En" nu legt zy
haar waaier tegen haar lippen c-n ziet hom
schalksc'n aan „ik moot ook bekennen, dat
ik evenveel van sir Aariaan houd als wel
als van ieder ander man, dien ik ken."
„Hy is wel een gelukkig man," zegt hy
ernstig. „Ik wilde, dat hy het wist."
„Voor geon geld," zegt mrs. Talbot, in goed
gespeelde onrust. „Gy nsoogt op zoo iets zelfs
niet zinspelen tegen hem, als zy houdt
verlegen op.
„Ik Zfü nergens op zinspelen, niots doen
dan wat gy wonscht. Ach, mrs. Talbot", -
met een diepen zucht „gy z(jt 'oyzoader
gelukkig I Ik benjjd u! Met uw bekoorlijkheid
en met beteekenis een woord op zyn pas
vau my, zou ik geen reden zieD, waarom gy
den man niet uw eigen zoudt noemen, dien
gy wel, laat ons zeggen, genegon zyt;
terwyi ik
„"Wanneer ik u in eenig opzicht vau dienst
kan zyn, kunt ge over my beschikken," valt
Dora hem in de rede.
Zy is inderdaad geheel bedwelmd door de
toekomst, die men haar voorspiegelt. Zou
het - kan het - mogeiyk zyn, dat zy Adriaan
te eeniger tyd de hare mag noemen? Afge
scheiden van zyn rykdorn, koestert zy byzonder
veel genegenheid voor hem, en in den laatsten
tyd heeft zy zich somtijds ongelukkig gevoeld
by de gedachte, dat hy door de bekoorlyk-
heden van Florence niet meer meester was
over z(jn hart.
Wanneer nu, door de tusschenkomst van
dezen man, haar medediügster van hem
afgehouden kan worden, zoo kan alles nog
een andoren keer nomen en zy haar gastheer
aan haar voeten zien, voordat haar bezoek
hier ton einde loopt.
Van Arthur Dynocourt's ingenomenheid
met Florence te zy geheel op de hoogte, en
oordeelt juist, wanneor zy meent, dat oen
gedeelte van z\jn bewondering voor het
achoone miisja voortkomt uit zyn bekendheid
met den staat barer financiën. Evonwol, denkt
zy ty zich zelve, zyn Jiefdo is echt en ver
trouwbaar, niettegenstaande z\jn kennis van
haar huwelijksgift, 6n hy zal naar alle
waar8cbyniykheid een even goed echtgenoot,
voor haar zyn, als zy dit van iemand anders
verwachten kan.
„Mag ik my by u aanbevelen?" vraagt
Arthur met zyn zachtste stem. „Gy kent myn
geheim, geloof ik. Sedert onze laafete ont
moeting te Brighton, toen myn kart my
overrompelde en my myn gevoelena ©peniyk
on in uw byzjjn liet biyken, zyt gy bekend
geweest met myn hopeioozen hartstocht. Ik
kan my vergissen, maar ik geloof nog altyd,
dat, wanneer de gelegenheid my gunstig is
en ik tyd heb, het my gelukken zal ten
minste den tegenzin van miss Detaaine te
overwinnen. Wilt ge my helpen hierby?Wilt
gy my de kans verschaffen, myn saak by
haar alleen te bepleiten? Wanneer gy dit
doet," met een beteokenisvollen glimlach
„zult ge myn neef ook do gelukkige kans
geven, om u alleen te spreken."
Dora begrijpt maar al te goed syn toe
speling. In den laatsten t-jd zyn sir Adriaan
en Florence byna altyd onafscheidelijk ge
weest. Nu iemand te ontmoeten, io wiens
belang het is hen zooveel mogeiyk van
elkander te scheiden, is zeer amfokkeiyk
voor h2ar.
„Ik wil u holpen," zogt zfi zacht.
„Wil dan miss Delmaino pogen over te
halen om met my te ropetesren, in de
naorder-galerij," fluistert hy haaetig, wyi by
miss Villier en kapitein Ringwoodziet naderen.
„Stil! Geen woord meor, bid ik u! Ik ver
houw op u. Wil boven alles bedonktn, dat
wat wy nu besproken hebben, alleen tusschen
u en my moot blyveD. Het is e©n kleine
samenzwering tusschen ons beiden," zegt hy
met oen zonderlingen glimlach, d'te haar hart
een koude rilling bezorgt.
Zy blyft echter trouw aan baar belofte en
laat op dien avond, toon alle gasten roeds
naar hun kamers waren gegaan, doet zy
haar morgenjapon aan, zendt haar kamenier
weg en klopt, nadat zy de gang is over
gegaan, zacht aan Florence's dour.
„Kom binnen!" hoort zy iemand roepen,
waarna zy de deur opent, en na die weer
gesloten te hebbeD, naar Florence gaat, die
juist i6 gaan zitton om door haar kamenier
haar tong, zacht haar te laten borstelen, dat,
nu zy zit, byna tot op den grond reikt.
„Laat my van avond uw haar eens
borstelen, Flo," zegt zy vrooiyk. „Laat my
nu eens uw kamenier zyn. Weet ge nog, dat
ik het dikwyto gedaan heb, toen wy verleden
jaar in Zwitserland waren?"
„Heel goed dat moogt ge doen," zeg*
Florence lachend. „Goeden nacht, Parkiosl
Mrs. Talbot geeft u uw ont9lag."
Nadat Parkins tevreden weggegaan is, neemt
Dora den borstel met den ivoren steol in do
hand en begint het haar van haar nicht te
borstelen. Na een voorafgaand gesprek, dat
zy behendig naar het ondorworp weet te
leiden, hetwolk haar in hot hoofd ligt, zogt
zy onverschillig:
„Ik moot zeggen, Flo, dat gy wol eenigs
zins ®nboleefd zyt teg:n Arthur Dynecourt;
vindt ge dat zelve ook niet?"
„Onbeleefd?"
{Wordt vervolgd.)