N». 11667 Maandag 7 Maart. A°. 1898 (§eze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van §pn- en feestdagen, uitgegeven. Derde Blad. Persoverzicht. J?*©1XilX©'10>XX0 Een strenge vergelding. LEIDSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 8 maandom f 1.10. Franco per post1.40. Afzonderlijke Nommorso.05. PRIJS DER ADYERTENTLËN: Van 1—6 ngelB f 1.06. Iedere regel meer f 0.17}. - Grootere letters naar plaateruimte. Voor bet incassoeren buiton do stad wordt 0j05 berefcend. Gemengd Nieuws. Do rechtbank te Haarlem beeft veroordeeld: D. Groeneveld, visscher te Haar lemmermeer, wegens mishandeling, tot f 5 boste of 5 dagon hechtenis; C. Sprokkelen- berg Gz., J. Sprckkelenberg Az.# en P. Van den Berg, arbeiders te Vogelenzang, wegens zaakbeschadiging, elk tot 8 dagon gev.-straf. Een „min of meer officiéél" poitret. De Haagsche briefschrijver van do „Arnhemscb© Ct." deelt modo, dat cr togen de aanvaarding der regeering een „min of moer officiéél" portret van H. M. in bet licht zal komen, bestemd om o. a. in alle Neder- landsche scholen te worden-geplaatst' Daar voor znl een geheel nieuw lichtbeeld van do Koningin worden vervaardigd, onder mede werking en met raad van erkend© kunstrech ters en andere deskundigen. De afdruk zal dan worden gomaakt aan de Landsdrukkerij, die den naam heeft beter voor zulk luxewerk dan voor gewoon typographisc-h werk ingericht te zijn. Door het O. M. by de Rotterdam- sche rechtbank wc-rd deze week geëischt 14 dagen gevangenisstraf tegen Th. C. Z., 20 jaar, arbeider te Waddingsveen, die op 25 Sept. van het vorig jaar in de herberg van C. De Groot aldaar zekeren W. Van Vliet moed willig bad aangegrepen, op den grond ge worpen en met de vuist in het aangezicht In Haarlem'8 omstreken begin- nen de krokussen te bloeien. De hyacinten- vellen zyn r eis bijna van de bedekking o tdaan. Door bot zachte woder zal alles dit jaar zeer vroeg in blo'i zy'n. Voor de Rotterdamsche recht- ba:k stond Doaderdag terecht de 28-jarigo han delsreiziger A. J. V., dio beschuldigd werd ia den nacht van 10 op 11 Januari 11. in de Hoogstraat nab\J het Oostploin moedwillig den koffiohuisbou tor J. Hoogenboom van Tettsrole met een z.kmoa een di9pe snede over de lickerwang te hebben toegebracht, die een blijven! liltoeken achtoTaat en eenige kleine verlammingsvercCbynssEn by mimische be wegingen. Get. Tetterode verklaarde, dat hy zich plot seling voel Je aangegrepen en verwond, en dat bekl. trachtto een zak, inhoudende f SO, aan zjjn han 'on te ontrukken. De schildwacht van de mariniorskazerne was h'. t eiTit to hulp geschoten, die evenals de boof-getüige en eukoie po'itie agenten en mariniers, in bekl. p rtinent den dader her kenden. Bekl. ontkende ten eenenmale. Het O M. reqfiraerde 2 jaar gevangenisstraf. Voor de rechtbaDk te Amsterdam stond gisteren b recht vrouw E. B., terzake, dat ze een vrouw5p:rsoon in haar woning in de Baomsteeg eer. levensgevaarlijken mes steek in het onderlijf had toegebracht Deze zaak werd met gesioten deuren behandeld. Dj tisch luidde 1 jaar gevangenisstraf. Terwijl de moeder zich even uit de kamer had verwijderd, kwam hot 5 jarig meisje van zekere M., wonende in de Bladstraat, te Utrecht, te dicht by de bran dende kachel, met het ongelukkig gevolg, dat de klee Jeren van het meisj9 vlam vatten. Op het hulpgeroep der kleine kwam de moeder van boven goloopon en haar kind in dezen toestand vindende, sloot zij het in hare armen, waardoor zijzelf aan beide armen brandwon den bekwam. Hoewel het haar gelukte de vlammen te dooven, is het meisje na een paar dagen vreeseiyk lijden gistermorgen aan do bekomen brandwonden bezweken. {U. D.) Te Rotterdam U gistermiddag uit de Maas naby de Willomskade opgehaald het ïyk van den 17-jarigén hofmoestersbe- diende W. D., uit Leith, sedert acht dagon van het aan die kade liggende stoomschip „Quentin" vermist Omtrent den diefstal by den juwelier Soesman Wolf, te Bergen-op-Zoom, kan worden gemeld, dat de verdacht wordende drie personen, wier signalementen eenigszins bekend zijn, nog niet zyn opgespoord. De bestolene looft volgens bekendmaking van den commisaaris van politie f 100 uit voor het opsporen van de dieven. Woensdag werd te Nunspeet in den tuin van het hotel van den heer Schmidt een linde geplant, ter gedachtenis aan de in dit jaar plaats hebbende aanvaarding der re- gearing ovar ons land door Koningin Wil- helmiQ3. Een oorkonde, waarby dit foit is geconstateerd, werd in een goed gezegelde flesch aan den voet van den boom in den grond nedergelegd. Het planten ie geschied in tegenwoordigheid van het gemeentebestuur, van het bestuur van het hotel en van eenige notabelen. De boom werd gedoopt „Wilhel- minalinde". Aan do Belgische grens tusschen Boirendrecbt en Ossendrecht zyn de heeren L. Luyts en C. Van der Stee methunrytuig in een sloot geraakt door het schrikken van het paard. Ejrstgenoemde bleef op de plaat* dood, en do heer v. d. Stee is nu aan de gevolgen overleden. To Oberwürzbach zp negen werklui in een leuroeve door het afkalven vau aarde bedolven. Allen werden ze als lijken to voorschyn gebaald. Drie andere steenhouwers kregen wonden. INGEZONDEN. 15e Morloopljp In den Sdrooggeraoalktea &rootcn Polder Ie §(onpw(j(<. Mijnheer de Redacteur Om het vóór en tegen te doen hooren, wilt U toch zeker ook wel het volgende plaatsen in Uw veelgelezen Dagblad: Dat do heer Van Santen Jr. op grond van art. 19 der Polderkeur verhinderd zou kunnen worden, om een Nortonpyp te slaan ter ver krijging van water en dientengevolge van bronga3, berust m. i. op een verkeerd begrip. Immers,, het water, daaruit vloeiende, wordt niet ingelaten, maar is reeds in den polder aanwezig, zy bet dan ook in de onderste lagen, en wordt eenvoudig door de pyp naar boven gevoerd uit eigen vermogen. Of, zou men geneigd zyn te vragen, behoort die onderste grond niet tot den polder? Tot hoe diep dan wel? Voor het maken van een pompput voor huiseiyk gebruik behoeft men toch niet de toestemming van het Polder bestuur, en toch wordt ook dit water uit de diepte naar boven gehaald en dan in den polder afgeleid. De kaden en dyken zyn gemaakt om het water buiten don Polder te keeren en niemaöd mag daaraan buiten toestemming van het Bestuur iets veranderen of daardoor water doen invloeien, doch water, dat reeds in, onderin den polder aanwezig is, naar boven brengen, geachte heer Boonekamp, daartegen voorziet het reglement niet, en daarin heeft de heer v. S. dus do vrye hand en geen toestemming van het Bestuur van noode; daarmede wordt alleen maar bespoedigd wat anders op natuurlyke wjjze zou geschieden. Denk U eens den toestand, dat de potoer volkomen door kaden van het buitenwater was afgesloten en dat daarin ook goen regen water viel, zoudt U dan denken, dat de stand van het polderwater dezelfde zou blyven? Immers neen. Welnu, dat water, dat dan natuurlijk opwelt, wordt eenvoudig door het slaan van een Norton gemakkelijker naar boven geleid, en daar nu het Bestuur, uit den aard der zaak, geen afsluitingsmiddelen ten dienste staan, om die onderste watertogen tegen te houden, zou het in zyn reglementen bepalingen moeten opnemen, welke de kun9t- matigo mi adelen tot omboogleiden eenvoudig verbieden. Zoo lang dit niet is geschied, heeft iedere eigenaar in den polder het recht in zyn eigendom putten of pypen te maken zoo diep hy dit noodig oordeelt (niet by de dyken natuurlijk) en betgeen daardoor naar boven stijgt, water of gas, 'tot eigen voordeel aan te wenden. Wie heeft ooit gehoord, dat het waterschap Rynland het slaan van Nortons heeft verboden, en geloof, Mynheor do Secre taris, dat de machines van Rynland jaariyks heel wat water moeten verzetten, dat door middel van Nortons is naar boven gebracht. Uit dit alles spreekt duideiyk, dat de heer v. S. gerust zyn gang kan gaan en of ZEd. nu dit water als water gebruikt of daaruit gas of iets anders zoekt, verandert aan de zaak niets; by kon zelfs, als by zou willen, een brandspuit daarop zotten, om daarmede, desnoods, het vuur van nayver of zoo iets van andersdenkenden te blusschen. Voor de plaatsing, Mynheer do Redacteur, myn dank. L., Mrt. '98. O [Hiermede sluiten wy over dit onderwerp het debat, na nog te hebben medegedeeld, dat uit oen door den heer Van Sant. n ons ge zonden stuk blykt, dat by een gezegeld schry- ven, zooals hem door den heer Boonekarap was aangeraden, hoeft verzonden. Rbd.] De Hollander vroeg onlangs: Wat wil de heer Van Houten? De oud-minister beantwoordt in De Avondpostwelk blad als zyn orgaan kan worden aangenwikt, die vraag. Hy wil dr. Kuyper den weg tot het torentje aan den Vyver versperren. Hy wyat den vry- zinnig-democraten op het gevaar, dat dr. Kuy per hen met onloochenbare bekwaamheid en tact aantrekt. Waar een uiterlyk schyntje van geestver wantschap tusschen rechtzinnig- en vxytmnig- democraat als lokmiddel wordt geheugd om liberale kiezers by herstemming voor Kuy- periaansche candidaten t9 winnen, zegt de 8chryver biyf ik wyzen op het oneindig grooter verschil, dat er bestaat tua- schen de party, die den Staat maakt tot don beschermer van ieders vryheid in geloof, han del en wandel, en do partyen, die dan Staat dienstbaar willen maken aan de handhaving van kerkeiyke geloofsvormen en priesterlijke macht. By dit verschil verdwynen de broeder twisten der liberalen onderling en met de radicalen in het niet. Het is ook deel van dez9n myn weerstand tegen de politieke plannen van don anti-revo- lutionnairon leider, dat ik het ministerie Picrson niet ontzie, waar het zich zwak betoont of een verkeerden wog inslaat. By een ieder, by parlement en Kroon, moet vaststaan, dat tegen over dr. Kuyper en zyn bondgenooten niet enkel staat een door koninkiyk welgevallen geroepen on door koninkiyk welgevallen ver- dwynend ministerie, maar eon ton aanzien van do algemoene richting van het Staatsbe leid, zoowel in Nederland als in Xndfö, een drachtige liberale party. Het beginselorganieke wetten iwsoger te stellen dan eenige ministerieels combinatie, leidde my nu tot myn waarschuwaogen op het gebied van het kiesrecht en tot bsetryding van de ingediende militaire wet. US: zuivere belangstelling geef ik aan de Regeering den goeden raad, het met dit ontwerp niet op haren on snaren te zetten. En wat nu de insinuatie betreft: Hy wil weer minister worden, daarop antwoordt mr. Van Houten, dat hy het minister-wespen voor wie er voor in aanmerking kan kosea onder omstandigheden, een plicht acht. Eigeniyk is de aanwezigheid in hst parle ment van twee groepen staatslied», die wil len „minister worden", geiyk in Engeland, een der voorwaarden van een goede werking van het parlementaire stelsel aldos ver volgt de schrijver. Het is alzoo ®yn wel gevestigde meening, dat de wensch«m minis ter te worden iemand slechts kan Wameeren, wanneer hy van ydelheid en ovwschatting van zichzelf getuigt. Zoo niet, dan aftrekt hy zelfs tot lof. Of ik den wen9ch mag koesteren aan anderen tor beoordeeüng overlatende, kan ik verklaren zelf niet te weten of ik hem koester. De betrekking heeft voor mg weinig aantrekkeiyks, maar om zyn denkbeelden ten volle to verwezeniyken, moet men böoa altyd zo in een Regeerings-voorstel kunnen belicha men. Stellig is alles, wat ik wensda, onaf- scheidelyk verbonden met den weaech om myn denkbeelden in wetten neder ta leggen. Werd my de keus gegeven met ©aa ander als minister die denkbeeldon te roaliseeron of dit zelf als minister met minder kans op succes te beproeven, dan zou ik zondor de minste aarzeling het eerste kiezen. Ik ben slechts een5, nl. in 1894, gevraagd, om minister te worden, omdat men myn medewerking noodig rekende, misschien wel noodig had. Zoowel de aanbi.ding ato de aanneming der portefeuille van binnonlandsche zaken werd toen door deze overtuiging be heerscht. Ik heb niet de illusie, dat, arden dan onder gelyken drang der omstandigheden, my weder eon my lykende portefeuille zal worden aangeboden; eveDmin, dat myn optra den ais schryver my daarto9 nader brengt. Komen zulke omstandigheden wedor voor en neem ik eventueel een ministerie aan, dan zal het stellig ook weder moer zyn om te beproeven het land, door het lot stand brengen van eenige organieke wetten en inrichtingen, te dienen, en alzoo voort televen in blyvende werken, dan uit eonige pereooniyke neigiDg. Ik doe er daarom niets voor en ik laat er niots voor, vroeger niet en nu niot. Of hot land myn diensten behoeft, staat aan de daar voor geroepen organtn, niet aan mij, te be- oordeelen. In zaken als oen politieke loopbaan, waarby de in elks individueel willen te voor schyn komende oorzaken slechts oen boschei den rol spelen, is trouwens roods sedert zeei lang myn credo het tekende: volentem ducunt fata, trahunt nolentem, d. i.: den gewillige leidt, den onwillige sleept het lot. Het Nederlandsche Dagblad behandelt do samenstelling van do Provincialo Staten en keurt het af, dat de Staten vergaderingen by na burgemeester scon- grossen zyn geworden. Het blad zogt o. a. „De provincie on eon bepaalde gemeente Ln de provincie hebben soms geheel tegen- strydige belangen. Hoe kan nu een zelfde man als burge moester voor de gemeente en als lid der Provinciale Staten met voldoende onpartijdig hoid en onbevangenheid voor de Provincie opkomen. Tot de taak der Provincialo Staton behoort ook het toezicht op de gemeentebesturen, maar het is nooit wenschoiyk, dat de con troleur en do gecontroleerde één en dezelfde persoon zy." Nu is het waar, dat de hierboven genoemde function weer meer in het byzondor aan do Gedeputeerde Staten opgedragen zyn, on dat burgemeesters geen leden mogen zyn van dat college, maar het is, zegt het blad, niot minder waar, dat do leden der Provinciale Staton persoonlyk en door hun verordeningen invloed kunnen oefenen op do w(jze, waarop de Gedeputeerde Staten hun taak volvooren. „De burgemeester ten slotte i6 niot alleen do man, die voor de gemeente zorgt, maai tevens een Ryksambtonaar, die het centraal gezag vertegenwoordigt, en ofschoon nu Ryks ambtenaren niot volstrekt uit do volksver tegenwoordigingen moeten worden geweerd, begrypt toch ieder, dat hot niet wonschelijk is het grootste deel van zulk een vertegenwoor diging uit Ryksambtenaren te kiezen. Wanneer r1 5) Mrs. Talbot begint een weinig te bevan en bloost sterk, doch zegt niets. „Hij is myn naaste bloed verwant," gaat Dynecourt op denzelfden zachten. kouden toon voort. „Natuurlyk stel ik belang in hem en znyn belangstelling in dit opzicht is zeker niet zelfzuchtig; immers, wanneer hy niet trouwde en goen erfgenaam kreeg, wanneer hy op do eon of andore wyze plotseling overleed", nu komt er een merkbare verandering in zyn trekken „dan zou ik alles, wat g'J rondom u ziet, erven en buitendien ook den titel." Mr3. Taltofc zwygt nog altyd. Zy buigt alleen als to: toestemming haar hoofd. „Dus ziet ge, dat ik hot goed met hem meen, wanneer ik aanraad, dat by iemand moot trouwen, die zijn rang in de wereld kan Ophouden,vervolgt Dynecourt. „Zooals ik zooeven zeide, ik kon iemand, dio uitmuntend Liervoor zou passen, wanneer zy zich verwaar digen wilde het to doen." „En wie is dat? stamelt Dora zenuwachtig. „Mag ik zeggen, op wie ik zinspeel?" .fluistert hij. „Mra. Talbot, 7ergoef my, wan ■neer ik onbescheiden ben, door uzolvo als die vrouw voor te stollon." Een zachte glimlach speelt voor een oogen- blik om Dora's lippen, dpc-h zich daarna her- ^merende, dat die baar niet mooier maakt, hernoemt zq haar vroogero kalmte. „Gy vleit my," zegt zy zacht. „Ik vlei nooit," antwoordt hy met nadruk. „Maar ik zie, dat gy niet boos zyt, en zoo verstout ik my, u rechtuit te zeggen, dat ik m(j zeor verheugen zou, wanneer gy da vrouw 7an- myn neef werdt. Is dit denkbeeld ook voor u niet onaangenaam?" „Neen. O neen!" „Is h6t u misschien vergoef my, wanneer ik te ver ga zelfs aangenaam?" „Mr. Dynecourt," zegt mrs. Talbot, hem plotseling ia 'c gelaat ziende, terwijl zy haar met juweolen ver/sierde vingers op zyn arm legt, „ik wil u bekennen, dat het mij ver veelt altyd alleen to zyn alleen afhankelyk van myzelve, als h.t ware aan myn eigen oordeel overgelaten, om in iedere moeilykheid, die zich voordoet, to beslissen. Ik zou gaarne weer iemand hebben, die boven my staat en dio mij nu en dan met een woord van goeden raad wil helpen; in 't kort, ik zou gaarne een echtgenoot hebben. En" nu legt zy haar waaier tegen haar lippen c-n ziet hom schalksc'n aan „ik moot ook bekennen, dat ik evenveel van sir Aariaan houd als wel als van ieder ander man, dien ik ken." „Hy is wel een gelukkig man," zegt hy ernstig. „Ik wilde, dat hy het wist." „Voor geon geld," zegt mrs. Talbot, in goed gespeelde onrust. „Gy nsoogt op zoo iets zelfs niet zinspelen tegen hem, als zy houdt verlegen op. „Ik Zfü nergens op zinspelen, niots doen dan wat gy wonscht. Ach, mrs. Talbot", - met een diepen zucht „gy z(jt 'oyzoader gelukkig I Ik benjjd u! Met uw bekoorlijkheid en met beteekenis een woord op zyn pas vau my, zou ik geen reden zieD, waarom gy den man niet uw eigen zoudt noemen, dien gy wel, laat ons zeggen, genegon zyt; terwyi ik „"Wanneer ik u in eenig opzicht vau dienst kan zyn, kunt ge over my beschikken," valt Dora hem in de rede. Zy is inderdaad geheel bedwelmd door de toekomst, die men haar voorspiegelt. Zou het - kan het - mogeiyk zyn, dat zy Adriaan te eeniger tyd de hare mag noemen? Afge scheiden van zyn rykdorn, koestert zy byzonder veel genegenheid voor hem, en in den laatsten tyd heeft zy zich somtijds ongelukkig gevoeld by de gedachte, dat hy door de bekoorlyk- heden van Florence niet meer meester was over z(jn hart. Wanneer nu, door de tusschenkomst van dezen man, haar medediügster van hem afgehouden kan worden, zoo kan alles nog een andoren keer nomen en zy haar gastheer aan haar voeten zien, voordat haar bezoek hier ton einde loopt. Van Arthur Dynocourt's ingenomenheid met Florence te zy geheel op de hoogte, en oordeelt juist, wanneor zy meent, dat oen gedeelte van z\jn bewondering voor het achoone miisja voortkomt uit zyn bekendheid met den staat barer financiën. Evonwol, denkt zy ty zich zelve, zyn Jiefdo is echt en ver trouwbaar, niettegenstaande z\jn kennis van haar huwelijksgift, 6n hy zal naar alle waar8cbyniykheid een even goed echtgenoot, voor haar zyn, als zy dit van iemand anders verwachten kan. „Mag ik my by u aanbevelen?" vraagt Arthur met zyn zachtste stem. „Gy kent myn geheim, geloof ik. Sedert onze laafete ont moeting te Brighton, toen myn kart my overrompelde en my myn gevoelena ©peniyk on in uw byzjjn liet biyken, zyt gy bekend geweest met myn hopeioozen hartstocht. Ik kan my vergissen, maar ik geloof nog altyd, dat, wanneer de gelegenheid my gunstig is en ik tyd heb, het my gelukken zal ten minste den tegenzin van miss Detaaine te overwinnen. Wilt ge my helpen hierby?Wilt gy my de kans verschaffen, myn saak by haar alleen te bepleiten? Wanneer gy dit doet," met een beteokenisvollen glimlach „zult ge myn neef ook do gelukkige kans geven, om u alleen te spreken." Dora begrijpt maar al te goed syn toe speling. In den laatsten t-jd zyn sir Adriaan en Florence byna altyd onafscheidelijk ge weest. Nu iemand te ontmoeten, io wiens belang het is hen zooveel mogeiyk van elkander te scheiden, is zeer amfokkeiyk voor h2ar. „Ik wil u holpen," zogt zfi zacht. „Wil dan miss Delmaino pogen over te halen om met my te ropetesren, in de naorder-galerij," fluistert hy haaetig, wyi by miss Villier en kapitein Ringwoodziet naderen. „Stil! Geen woord meor, bid ik u! Ik ver houw op u. Wil boven alles bedonktn, dat wat wy nu besproken hebben, alleen tusschen u en my moot blyveD. Het is e©n kleine samenzwering tusschen ons beiden," zegt hy met oen zonderlingen glimlach, d'te haar hart een koude rilling bezorgt. Zy blyft echter trouw aan baar belofte en laat op dien avond, toon alle gasten roeds naar hun kamers waren gegaan, doet zy haar morgenjapon aan, zendt haar kamenier weg en klopt, nadat zy de gang is over gegaan, zacht aan Florence's dour. „Kom binnen!" hoort zy iemand roepen, waarna zy de deur opent, en na die weer gesloten te hebbeD, naar Florence gaat, die juist i6 gaan zitton om door haar kamenier haar tong, zacht haar te laten borstelen, dat, nu zy zit, byna tot op den grond reikt. „Laat my van avond uw haar eens borstelen, Flo," zegt zy vrooiyk. „Laat my nu eens uw kamenier zyn. Weet ge nog, dat ik het dikwyto gedaan heb, toen wy verleden jaar in Zwitserland waren?" „Heel goed dat moogt ge doen," zeg* Florence lachend. „Goeden nacht, Parkiosl Mrs. Talbot geeft u uw ont9lag." Nadat Parkins tevreden weggegaan is, neemt Dora den borstel met den ivoren steol in do hand en begint het haar van haar nicht te borstelen. Na een voorafgaand gesprek, dat zy behendig naar het ondorworp weet te leiden, hetwolk haar in hot hoofd ligt, zogt zy onverschillig: „Ik moot zeggen, Flo, dat gy wol eenigs zins ®nboleefd zyt teg:n Arthur Dynecourt; vindt ge dat zelve ook niet?" „Onbeleefd?" {Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1898 | | pagina 9