Tweede Blad.
Een strenge vergelding.
fi\ 11667
Maandag 7 Maart,
A0, 1898
LEIDSCH
DAGBLAD.
f BUS DEZEB OOTXRANTi
Voor Loiden per 3 maanden. 1.10.
franco por post1-10.
AfeonderHjko Nommers 0.05.
feze jouraat wordt dagelijks, met uitzondering
van (Son- en feestdagen, uitgegevc.
FBUS DEB ADVEBTKS TLËH
Van 1-8 regd» f 1.05. Iedora regel meer f 0.17}. Orootore
lettors naar plaatsruimte. Voor het Incasseeron buiten do stad
wordt f 0.05 berekend.
PERSOVERZICHT.
Onder het opschrift Kerkelijke cere-
xnoDién en de oischen der hygiëne
bevat het Tijdschrift voor Toegepaste Schei
kunde en Hygiëne (redactie dr. Bonno
van Dijken en dr. W. B. Jorissen, uitgever
,W. Ringlever, te Rotterdam) een artikel door
dr. A. E. Post, inspecteur van het Genees
kundig Staatstoezicht in Gelderland en Utrecht
waarin hij op den voorgrond stelt, dat het
volstrekt zijn doel niet is, êlechts eenigermate
te willon bevorderen het breken met enkele
godsdienstige instellingen, voor duizenden zoo
heilig. Alleen wenscht hjj verbetering in enkele
vormen, die in verloop van tijden zijn tot
stand gekomen. Blijkt hot, dat hierbij mis
slagen op sanitair gebied zyn ingeslopen,
zegt hij dan is hot onze plicht daarop te
wijzen ca te trachten on de verbetering te
bevorderen.
Hierom wenscht hij dan nu ook de aandacht
te vestigeü op enkele kerkelijke ceremoüién,
waaraan gevaar is verbonden; vormen, die
sedert eeuwen bestaan hebben, maar die ver
betering behoeven.
In do eerats plaats wjjst hij dan op een
kerkelijk gebruik, zoo oud, dat men niet weet
uit wolken tijd het dateert. Het is de B e-
snijdenis bjj de Israëlieten, en dr. Post
gaat daarvan de geschiedenis na en de ver
schillende gebruiken, die daarbij worden toe
gepast. Hij brengt hulde aan de goede zorgen,
W6lke van overheidswege en door de Neder
land8che rabbijnen zijn besteed aaa de keuze
der personen, die met de besnijdenis worden
belast, maar te gelijk toont by aan, dat
niettemin uit een sanitair belang wijzigingen
noodzakelijk zijn. zooals trouwens gedeeltelijk
hier te lande, sedert 1893, reeds zijn inge
voerd door het verstandig inzicht van hoofden
der Kerk. De schrijver beroept zich op dr.
Löwenetain (in Langenbeck's „Archiv ftir Klin.
Chirurgie"), die treurige gevolgen der besnij
denis, waaronder met doodelijken afloop, heeft
medegedeeld.
Bi) de viering van het Avondmaal ia
de Protestantsche Kerken is ook een gebrek
aan goeden vorm waar te nemen.
Hieromtrent wordt gezegd:
De met wijn gevulde beker gaat rond l ij
de dischgenooten; elk dezer zet do lippen
aan den beker en neemt een teug wijn. Is
de biker, na van mond tot mond te zijn
gegaan, aan het eind der tafel gekomen, dan
wordt do rond er van, met een doek, eei.ig9r-
mate afgeveegd.
Niet alleen nu, dat het drinken uit een-
zelfden beker vies is, het kan onder omstan
digheden ook gevaar opleveren voor ander n.
Niemand der dischgenooten weet gewoonlijk
of één hunner lijdende is aan eeDige ziekte,
die gevaar kan doen ontstaan voor de anderen.
Mon denke slechts aan carcinoma der mond-
holle, terwijl de lijder of lijderes38 soms
onbewust is, dat die ziekte voor volgende
dischgenooten onder omstandigheden gevaar
kan opleveren.
Zou or bezwaar bestaan om bij het Heilig
Avondmaal voor elk bezoeker of elke bezoek
ster een beker op tafel te plaatsen; nog
bozwaariyker zal het mogeiyk zyn om voor
te schryven, dat elk dischgenoot een eigen
beker mede moet brengen.
Mocht dit alles bezwaren hebben, welnu,
dan kan een beker worden ingevoerd, zóó
danig, dat infectie door het speeksel en mond-
afscheiding van anderen geheel of zoo goed
als vermeden kan worden.
De heer J. J. Bruns Jr., industriêel te
Arnhem, heeft zulk een beker geconstrueerd
en is bereid daarover in correspondentie te
treden. (Schryver zelf geeft intussclen de
voorkeur aan een algehoele wyziging in de
Avondmaalsviering).
Dr. Post geeft in de derde plaats een be
schouwing over een andere ceremonie, met
tetrekking tot het Wy water in de R. K.
kerken. Het grootst gedeelte van zyn opstel
is daaraan gewyd. Hy deelt mede hoe men
er toe gekomen is tot dit onderzoek over te
gaan. Een zoon n. 1. van den genoemden heer
Bruns, te Arnhem, doopte op de gebruikelyke
wyze zyn vingers in het wywater en maakte
het teeken des kruises. Kort daarna kreeg
hy een ernstige oogontsteking, die een lang-
dur'ge behandeling by een specialiteit te
Utrecht noodig maakte. De oorzaak stond
wel niet vast, maar het geval was de aan
leiding voor den heer Bruns om wywater
uit verschillende ktrken na te gaan.
Deze verzameling (uit een 60-tal kerkeD)
werd op de laatstgehouden vergadering van
den geneeskundigen raad vertoond, en weinig
personen zullen hebben kunnen vermoeden
w.t al in enkele dezer soo:ten gevonden w rd.
„Geen wonder; verplaats u" - zoo gaat dr.
Post vooit „voor een oogenblik met uw
gedachten by een kerk op een plattelands
gemeente. Van verre afstanden komen de
bezo kers^ De vrouwen nemen betrekkelijk
spoedig plaats in de kork. De mannen zyn
dikwerf nog voor de kerk in druk gesprek.
De klok begint het laatste gelui. Enkele
boeren maken met de hand een beweging
uit den geopsnden mond naar het vestzakje,
om daarin iets te bewaren tot na den afloop
der kerk. By mogelijk nog andere manipu
laties zullen wo niet stilstaanen hoeve3l
onzindelyke banden worden nu in den wywater-
bak gestokenl
Een vertrouwd persoon, die post had gevat
by oen der wy waterbakken in een der kerken
le Arnhem, ten einde op te teekenen, hoeveel
geloovigen op een Zondag-voormiddag van hat
wywater gebruik maakton, teekendeaan 1072
personen.
Uit meerdere gemeenten werd bericht ont
vangen, dat het wywater zeer dikwerf gebezigd
wordt door personen met oogzi-kte, die zich
de oogen boven den wy waterbak wasschen.
Maar niet alleen bl(jft Ii6t daarby, ook per
sonen met hoofdzeer hebten, volgens inge
komen berichten, zich ia de kerk met dat
water het hoofd gewaesehen, ja zelfs werd
omtront een kerk bericht, dat oen vrouw,
ly lende aan een beenzweer, tot driemalen
to een dot watten in rieii wy waterbak doopte,
om met dit herhaald gedrenkte stuk watten
haar ziek been te wasschen."
Met die mededeelingen nu komen volkomen
overeen de resultaten van onderzoek, door
erkend kundige personen ingesteld.
„In het wywater uit de Augustinuskerk
te Utrecht werd door prof. dr. Van Overboek
de Meyer aangetoond de vibrio aqur.tilis, de
bacillus mycoides, de bacillus mesentericus
vulghtu8, maar behalve dezo constateerde hy
ook den staphylococcus pyogenes (etterkokken)
en bacterium coli commune (oen darmbacterie).
De heer B. A. VaD Ketel, bacterioloog-
scheikundige, constateerde in het wywater
van oon kork te Amsterdam (Mozes-en-Aürons-
kerk), onder anders soorten ook de faecaal-
bacteriön. In de Redemptoristenkerk vond hy
ataphylokokken en faecaalbacteriën. Het aan
tal bacteriën per gram was resp. 810,000 en
741,000.
In dat der Magdalenakerk te Amsterdam
worden geen ziektekiemen aai getoond, wel
vond hy er microscopisch, evenals in de
andere genoemde monsters, in infusoriën,
stroo, groene wieren, wollen en katoenen
draden.
Volgens de rapporten van de heeren dr.
W. P. Jorissen, dr. H. J. Van 't HofT en dr.
Bonno van DykeD, werden in het wywater
uit do St. Rosaliakerk (Boschje), de kerk aan
de "Wijnhaven by de Bierstraat, de Docr.ini-
kanerkerk, Hoogstraat, en de St.Laureïiskerk,
Houttuin, te Ro ter dam, rottings- en faecaal-
bactcrien aangetroffenin de tweede genoemde
ook etterkokken.
Wywater uit de St.-Martinuskerk te Arnhem
en uit de kerk te Groesbeek gaf hetzelfde
resultaat.
Volgens dr. H. G. De Zaayor ea dr. J. A.
J. Tonella, die het wtjwat^r uit-de St. Jozefs-
en do St.-Martinuskerk te Groningen, zoomede
dat uit de St.-DomiGicus- en de St.-Bonifacius-
kerk to Leeuwarden onderzochten, liet de
quaüteit dier waters veël te wenscben over;
zy vonden er rottingsbacteriën in, geen patho-
gene bacteriën."
De schryver besluit hieruit, dat ook in dit
geval oen verbetering in den vorm dringend
noodig is.
Meergenoemde heer Bruns, te Arnhem, hoeft
zich bey verd een inrichting te bedenken, waar
door men het wywater kan gebruiken zender
zich aan gevaar bloot te stellen. In hoofdzaak
bestaat dit toestel uit eon flesch van byzon-
dc-ren vorm, welke gevuld wordt en gealoton.
door een dubbele buis. Z(j votrt geregeld
wijwater in een klein reservoir, van waar het
door middel van een hevelvormige glazen buis
weder druppelsgewyzo wordt afgevoerd in een
bak, waaiin een glazm bol ligt. Door aanraking
van dien tol veikrygt men voldoende bevoch
tiging en wel met wat.r, dat niet door anderon
kan verontreinigd zyn.
Als naschrilt op het artikel zyn afbeeldingen
opgenomen met een korte beschryving. Zy
zyn vervaardigd naar microptotographieön,
genomen door den Amsterdamschen schei
kundige dr. L. Th. Reicher by zyn chemisch
onderzoek van verontroinigd wywater. Hy
vond daarin nl. haren, dierlijke huid, schim
mels, ettercellen, infusoriën, vorticeQea en
andere organismen.
Onder het woord „Gebed" plaatst De
Standaard het volgende artikel:
In oen enkelen kring ontstond blykbaar de
Indruk, alsof met de aanschry ving, die uitging
van de Synodale Commissie der Hervormde
Kerk, voldaan ware aan den eisch, dat van
Reg9ering8wege met het oog op de Troon s-
bostyging der Koningin, de voor
bidding der Gezindheden zou e^aagd
worden.
Dit nu is een vergissing.
De beteekeni3 van een Kerk hangt niet van
haar ledental af; en zoo ligt in hel feit, dat
tot de Hervormde Kerk de kleinere helft van
onze landgenooten behoort, geen enkel motief,
waarom van haar een oproeping aan de overige
Gezindheden zou uitgaan.
Door dit antecedent zou allicht zeker privi
legie geschapen worden, dat onaannemelijk is.
Had deze Syoodale Commissie zich n,og tot
do overige Gezindheden gewend, met nitnoo-
diging, om door delegatie een samenspreking
mo.,elyk te maken, en ware hieruit een
overleg geboren, dat in elk der Gezindheden
tot het nemen van een eenparig bealoit ge
leid had, er ware iets voor te zeggen geweest.
Maar te zeggen: „Wy doen zóó, volg ons",
gaat ni9t wel onder gelyken.
Toch is dit Diet ons hoofdbezwaar.
Hoofdbezwaar is, dat we ten deze niet met
de belydende persoon der KoDingin als lid van
één der Gezindheden te doen hebben, maar
met do Souverein van het land.
In haar Kerk is de Koningin lid der Kerk.
„Geloovige" in de vergadering der geloo
vigen." Geen Koningin als zoodanig. In de
Kerk draagt Christus, en Diet zy, de Kroon,
en ook deze Vorstin uit hot Huis vanOraDje
buigt zich voor hem als haar Koning neder.
In de Staatskerk is dit andera.
In de Pruisisch-Luthersche Kerk is do Koning
als zoodanig tevens „summus episco$us"
in do Episcopale Kerk van Engeland .defensor
fidei"
Maar by ons bestaat geen Staatskerk, en
we hopen van harte, dat zo er nooit weer
kome.
Ook voor de Hervormde Kerk geldt daarom
do regel„Waarin niet is Griek of Jood, dienst
knecht of vrye, maar Christus alles
en in allen."
Hetgoen, waarop aangedrongen werd, is dan
ook heel iets anders.
Dat was, dat de Regeering van het land,
de Overheid, by zoo gewichtige gabeur-
tonia als de Troonsbestyging van de laatste
telg uit het Huis van Oranje, de voorbiddingo
der Gezindheden zoeken zou.
En wat men nu gezegd hoeft, dat het
thans zitUnd Kabinet dit op zyn standpunt
ni-it doen kan, is onjuist.
Het Kabinet h9dt H. M. de Konmgin in
de Troonrede den zegen Gods aan de Stafc.n-
Gemraal doen toebidden, en herhaalt die for-
Hoogste Bisschop.
3) Verdediger des gèloofa.
mule by de indiening van elk wetsontwerp,
als er staat: „En hiermede bevelen wy u in
Gode8 heilige bescberming."
Strydt dit na niet met het „standpunt
van bet Kabinet", dan k:;n het ovenmin met
zyn standpunt strijden te zeggenAan wat
ik u toebiJ, heeft ook do Overheid van de
zyda des Volks behoefte.
Het niet te doen zou eon declaratie ia-
houden, dat men brak met hst godsdienstig
standpunt, dat in Troonrede en Wetsontwerp
nog altoos wordt ingenomen.
We voegen er nog iets aan toe.
Zal zulk een ure des ge"oed3 voor heel het
volk denkbaar zyn, dan behoort dien morgea
ook Zondagsdienst voor de ambten? ren van
den Staat te gelden; en ook üt kan alleen
geregeld worden door de Oïertnid zelve.
In Het Vaderland kwamen twee ingezon
den stukken voor, pleitende om niet mee
te doen aan de Parysche tentoon
stelling van 190 0.
Als argumenten worden aangevoerd eener-
zyde het gevaar, waaraan ree'i zich i lootstelfc
by den huidigeo rechtstoestand in Frank ryk,
anderzyds de zedt ÜJke waarde van oen protest
tegen de rechtskrenking. Het laatste denk
beeld wordt o. a. in dezer voege uitgewerkt:
„De zusternatie8 mogen wel eens iets doen,
dat voor Frankrijk een zeer leerrijke ervaring
zou kunnen opleveren.
Het verblinde Fransche volk, welks zio
voor gerechtigheid en lichtgevende openbaar
heid blykbaar geheel is afgestompt, heeft
een gevoelige on nuitige les noodig, nog
gevoeliger voor de wufte meerderheid mis
schien dan do Dóbacle van 1870. Men moet
het treffen in zyn ydelheid, in zijn speelsch-
heid; in zyn tentoonstelling, den invloed
zyner modes.
De Franschen hebben den onzin uitge
kraamd, dat alle lieden, die durfden twy e en
aan de onfeilbaarheid van een krijgsraad on
die het licht stellen boven de duisternis, deel
uitmaken van een syndicaat, betaald door de
Joden. Welnu, laten nu alle vrienlen van
Frankryk, maar ook van verlichting, in wer-
keiykheid een syndicaat vormen, ten doel
hebbende onthouding aan de aanstaande
Parysche wereldtentoonstelling, zoowol wat
betreft bezoek als inzending. Wy mogen wol
eens wat doen tot heil van het Fransche
volk, dat als spelend (somtyds een wreed
spei) zooveel voor andere volken heeft gedaaD,
dat voor het land zelf slechts van voorby-
gaand nut zou biykcn. Laten we Frankryk
trachten te bewaren tegen een tweede Boulan-
gi8me. Dat het buitenland eens toone, hoeveel
verstandige vrienden Frankryk heeft!
Laten alle voorstanders van licht en recht
een reuzensyndicaat tot stand brengen tor
boycotting der tentoonstelling van 1900. Ton
deelo zou ook bet eigenbelang daar wèl by
vareD, want waar blyft de veiligheid van
personen en geëxposeerde voorwerpen in eec
land, waar het rechtsgevoel zoo ïydend is?"
Deze scbriiver wil de tentoonstelling ver
leggen naar Frankfort of Luik.
Ook van andere zyden gaan dergeiyke
2?" ©-ULille-toin..
4)
„Wel," herneemt Adriaan lachend; „ik ge
loof, dat wy allen oen weinig tegen de zaak
opzien. Miss Delmaine is, zooals wy allen
weton, een volleerde actrice, en wy zyn bang
haar spel te bederven door onze mindore
'geoefendheid. Wy hebben gec-n van allen die
rol vroeger gespeeld; d*t is de reden van
onze aarzeling."
„Een zeer natuurlyke vrees, dunkt my,"
zegt zyn neef. „Gy kunt my dan wel dank
baar zyn, dat ik dezen middag hier gekomen
beD; ik heb die rol meermalen gespoeld en
het-zal my een groot genoegen zyn die ook
nu op my te nemen en u uit de moaiiykbeid
to helpen."
By het hooren van deze woorden wordt
iniss Delmain9 donkenood; zy opent do
lippen om iets te zeggen, maar, na een
oogenblik nadenkens, bedwingt zy zich. Zy
leunt achterover in haar stoel, ziet trotsch
voor zich uit en houdt baar mond vast
gesloten.
Sir Adriaan is verbluft. Den geheelen tyd
had hy in 't geheim gehoopt, dat ten laatste
deze rol bem ten deel zou vallen, maar nu
Wat kan hy er aan doen? Hoe kan hy bot
verhinderen, dat zyn neef zyn plaats inneemt,
en wal nu deze verklaard heeft, dat hy die
lol zoo goed kent?"
Arthur, die het weifeleq van zya aeof
opmerkt, begint lui 1 te lacht-n. Het is geen
vrooiyko lach, maar hy klinkt eerder spotachtig
en geeft ten wanklank in de ooron van de
luisteraars.
„Wanneer ik onbescheiden ben geweest,"
zegt by met een zydelmgscbsn blik op
Florence's trotsch gelaat, „bid ik u my te
vergeven. Ik bedoelde alleen u myn hulp aan
te bieden. Ik mc-onde van u te begrypen, dat
ge u in verlegenheid bevondt. Denk niet
langer over myn aanbod na. Ik ben bang,
dat ik al te gedienstig ben geweest
zonder opzet, geloof mij."
„In 't geheel ni*t, beste jongen," zegt
Adriaan haastig, beschaamd over zyn eigen
betoond gebrek aan beleefdheid. „Ik verzeker
u, dat ge u vergist. Het is zoozeer het tegen
deel, dat ik uw aanbod dankbaar aanneem, en
u verzoek de rol van Marlow te epelen."
„Maar inderdaadzegt Arthur Dyne-
court.
„Geen woerd meer!" valt Adriaan bom in
de rede; en inderdaad heefc Aithur zyn neef
in den waan gebracht, dat hy hemeengreoe
gunst bswijst. „Hoort eccs, vrisnden," gaat
hy nu voort, terwyi hy zich naar de anderen
begeeft, die nog steeds aan het reden' eren on
disputeeren zijn over de moeilyke quaestie,
„ik heb alles voor u in orde gebracht. Hier
is myn neef; hy wil het bezwaar voor u
oplossen en zal daarenboven te gelyk een
uitmuntende Marlow zijn."
Een met moeite bedwongen beweging volgt
op deze mededeeliDg. Veel donkere blikken
treffen den nieuwaangekomene, die ze alle met
zyn pnvoretoorbaren glimlach beantwoordt,
Hy staat op en voegt zich by eon dtr ver
baasde gasten, die hem bekeDd is, en spreekt
met hem over het tooneelstuk. "Wyl hy de
neef van eir Adriaan is, kan men mo ilyk
tegenwerpingen maken en moet men er in
berusten, dat hy de zoozeer begeerde rol zal
vervullen.
„Ik heb myzelf voor u opgeofferd; ik heb
afstand gedaan van een zeer groot genoegeD,
alleen om u te behagen," zegt Adriaan op
zachten toon tegen Florence. „Heb ik myn
doel bereikt?"
„Gy hebt alleen bereikt, dat gy my meer
dan ik zeggen kan verdriet hebt aangedaan,"
antwoordt zy koe!. Nu zy zyn verbaasden
blik opmerkt, voegt zy er haastig by: „Ver
geef my, maar ik had op een anderen Marlow
gehoopt."
Een donkere blos verspreidt zich over haar
gelaat, terwyi zy dit zegt, en er komt een
uitdrukking in haar donkore oogen, die hem
diep ontroert. Hy buigt zich over haar hand
on drukt een kus daarop. Dora Talbot, die
juist haar hoofi heeft afgewend, ziet niets
hiervan, maar Arthur Dynecourt heeft do stil
zwijgende liefkcoziDg opgemerkt en donkere
rimpels vutoonen zich op zyn voorhoofd.
II.
In den eersten tyd valt er den g- h9elen
dag niets voer dan repetities. In eiken hoek
ziet men twee of meer van de gasten te zamon
de rollen bostudeeren, die zy spelen moeten.
Florence Delmaioe alleen weigert om haar
rol anders dan in het geheele gezelschap te
ropeteeren, ofschoon rar. Dyn3court haar dik-
wyls pcogt te overreden, om mot hem afzon-
derlyk die tooneelen over to lezen, waarin hy
ea zy te zatnen moeten actseroo. Hy heeft
zelfs Dora Talbot te hulp gcroepeD, om hem
in deze poging te ondersteunen, betwolk zy
maar al to graag doen wil, wyl zy beimeiyk
wenscht bot meisje zooveel mogelQk roet hem
samen te brengen. Alles, wat Florence uit
Adriaan's oogen kan verwyderen, zou haar
genoegen doen, zoodat zy vriendelijk luistert
nu Arthur Dynecourt haar hulp inroept
„Zy mydt my blykbaar," zegt hy op een
verdrietigen toon tegen haar, toen hij op
zekeren avond naast haar is gaan zitteD.
„Behalve myn genegenheid voor haar, die
geheel oprecht is, zou ik niets weten, wat zy
van myn zydo als een beleediging kan be
schouwen. Toch komt het my voor, dat zy
iets tegen my beeft."
„Hioiin vergiet ge u, dat weetik zeker,"
verklaart de weduwe, t rwyl zy zacht met
haar waaier zyn arm aanraakt. „Zij is nog
zulk een jong meisje zy k9nt haar eigen
hart nog riot."
„Zy scbynt het tameiyk go9d te kennor,
wanneer Adriaan met baar spreekt," zegt hy
met een sluwen blik.
By deze woorden kan mrs. Talbot moeiiyk
haar schrik bedwingen; zy wordt een weinig
bleek en poogt daarop haar verlegenheid door
een glimlach to verbergen. Maar do glimlach
is gedwongen en Arthur Dynecourt, die nauw
keurig op haar let, leest even duideiyk in
haar hart alsof het een open boek waa.
tfIk geloof nieti dat Adriaan vee! om haar
geeft," zoo gaat hy kalm voort. „Tod minste,"
- nu slaat hy zyn oogen neer „ik d'.nk,
dat mon zyn gedachten op een eenigszins
oordeelkundige manier gemakkelyk in eeri
ander kanaal kan leiden."
„Dsükt ge dat?" vraagt mrs. Talbot, be
vallig met baar waaier spelend. „Ik kan Diet
zeggen, dat het my opgevallen is, dat hy
byzonder veel attenties voor haar heelt."
„Nu nog niet," stemt Dynecourt toe, terwyi
hy haar oplettend aanziet, „en wanneer ik
vryust tegen u mag sproken," voegt hy er
by, doch houdt plotseling op en neemt oon
voorkomen van verlegenheid aan „zou ik
denken, dat wy elkander wederkeerig konden
helpen."
„Elkander helpen?"
„Lieve mrs. Talbot," zegt Dynecourt op
zichten toon, „is bet u nooit in de gedachten
gekomeD, welk een goede zaak het voor myn
neef Adriaan zou zyn, wanneer hy een ver
standige vrouw had een vrouw, die met de
werell en wat daarin omgaat, bekend is
een vrouw, die, ofschoon jong en schoon,
toch geheel ervaren is in hetgoen de vormen
van de groote wereld eischen?Zulk een vrouw
zou Adriaan bevryden van de ondiepten en
het drijfzand, die bem omringen, in don vorm
van inhalige viienden on intrigeertnde moe
ders. Zulk een vrouw i3 zeker wel te vinden.
Zelfs zou ik baar, wanneer ik durfde, op
ditzslfJe oogmblik wel kunnen noemen/]
{Wordt vervolgd.)