Tweede Blad. Een strenge vergelding. fi\ 11667 Maandag 7 Maart, A0, 1898 LEIDSCH DAGBLAD. f BUS DEZEB OOTXRANTi Voor Loiden per 3 maanden. 1.10. franco por post1-10. AfeonderHjko Nommers 0.05. feze jouraat wordt dagelijks, met uitzondering van (Son- en feestdagen, uitgegevc. FBUS DEB ADVEBTKS TLËH Van 1-8 regd» f 1.05. Iedora regel meer f 0.17}. Orootore lettors naar plaatsruimte. Voor het Incasseeron buiten do stad wordt f 0.05 berekend. PERSOVERZICHT. Onder het opschrift Kerkelijke cere- xnoDién en de oischen der hygiëne bevat het Tijdschrift voor Toegepaste Schei kunde en Hygiëne (redactie dr. Bonno van Dijken en dr. W. B. Jorissen, uitgever ,W. Ringlever, te Rotterdam) een artikel door dr. A. E. Post, inspecteur van het Genees kundig Staatstoezicht in Gelderland en Utrecht waarin hij op den voorgrond stelt, dat het volstrekt zijn doel niet is, êlechts eenigermate te willon bevorderen het breken met enkele godsdienstige instellingen, voor duizenden zoo heilig. Alleen wenscht hjj verbetering in enkele vormen, die in verloop van tijden zijn tot stand gekomen. Blijkt hot, dat hierbij mis slagen op sanitair gebied zyn ingeslopen, zegt hij dan is hot onze plicht daarop te wijzen ca te trachten on de verbetering te bevorderen. Hierom wenscht hij dan nu ook de aandacht te vestigeü op enkele kerkelijke ceremoüién, waaraan gevaar is verbonden; vormen, die sedert eeuwen bestaan hebben, maar die ver betering behoeven. In do eerats plaats wjjst hij dan op een kerkelijk gebruik, zoo oud, dat men niet weet uit wolken tijd het dateert. Het is de B e- snijdenis bjj de Israëlieten, en dr. Post gaat daarvan de geschiedenis na en de ver schillende gebruiken, die daarbij worden toe gepast. Hij brengt hulde aan de goede zorgen, W6lke van overheidswege en door de Neder land8che rabbijnen zijn besteed aaa de keuze der personen, die met de besnijdenis worden belast, maar te gelijk toont by aan, dat niettemin uit een sanitair belang wijzigingen noodzakelijk zijn. zooals trouwens gedeeltelijk hier te lande, sedert 1893, reeds zijn inge voerd door het verstandig inzicht van hoofden der Kerk. De schrijver beroept zich op dr. Löwenetain (in Langenbeck's „Archiv ftir Klin. Chirurgie"), die treurige gevolgen der besnij denis, waaronder met doodelijken afloop, heeft medegedeeld. Bi) de viering van het Avondmaal ia de Protestantsche Kerken is ook een gebrek aan goeden vorm waar te nemen. Hieromtrent wordt gezegd: De met wijn gevulde beker gaat rond l ij de dischgenooten; elk dezer zet do lippen aan den beker en neemt een teug wijn. Is de biker, na van mond tot mond te zijn gegaan, aan het eind der tafel gekomen, dan wordt do rond er van, met een doek, eei.ig9r- mate afgeveegd. Niet alleen nu, dat het drinken uit een- zelfden beker vies is, het kan onder omstan digheden ook gevaar opleveren voor ander n. Niemand der dischgenooten weet gewoonlijk of één hunner lijdende is aan eeDige ziekte, die gevaar kan doen ontstaan voor de anderen. Mon denke slechts aan carcinoma der mond- holle, terwijl de lijder of lijderes38 soms onbewust is, dat die ziekte voor volgende dischgenooten onder omstandigheden gevaar kan opleveren. Zou or bezwaar bestaan om bij het Heilig Avondmaal voor elk bezoeker of elke bezoek ster een beker op tafel te plaatsen; nog bozwaariyker zal het mogeiyk zyn om voor te schryven, dat elk dischgenoot een eigen beker mede moet brengen. Mocht dit alles bezwaren hebben, welnu, dan kan een beker worden ingevoerd, zóó danig, dat infectie door het speeksel en mond- afscheiding van anderen geheel of zoo goed als vermeden kan worden. De heer J. J. Bruns Jr., industriêel te Arnhem, heeft zulk een beker geconstrueerd en is bereid daarover in correspondentie te treden. (Schryver zelf geeft intussclen de voorkeur aan een algehoele wyziging in de Avondmaalsviering). Dr. Post geeft in de derde plaats een be schouwing over een andere ceremonie, met tetrekking tot het Wy water in de R. K. kerken. Het grootst gedeelte van zyn opstel is daaraan gewyd. Hy deelt mede hoe men er toe gekomen is tot dit onderzoek over te gaan. Een zoon n. 1. van den genoemden heer Bruns, te Arnhem, doopte op de gebruikelyke wyze zyn vingers in het wywater en maakte het teeken des kruises. Kort daarna kreeg hy een ernstige oogontsteking, die een lang- dur'ge behandeling by een specialiteit te Utrecht noodig maakte. De oorzaak stond wel niet vast, maar het geval was de aan leiding voor den heer Bruns om wywater uit verschillende ktrken na te gaan. Deze verzameling (uit een 60-tal kerkeD) werd op de laatstgehouden vergadering van den geneeskundigen raad vertoond, en weinig personen zullen hebben kunnen vermoeden w.t al in enkele dezer soo:ten gevonden w rd. „Geen wonder; verplaats u" - zoo gaat dr. Post vooit „voor een oogenblik met uw gedachten by een kerk op een plattelands gemeente. Van verre afstanden komen de bezo kers^ De vrouwen nemen betrekkelijk spoedig plaats in de kork. De mannen zyn dikwerf nog voor de kerk in druk gesprek. De klok begint het laatste gelui. Enkele boeren maken met de hand een beweging uit den geopsnden mond naar het vestzakje, om daarin iets te bewaren tot na den afloop der kerk. By mogelijk nog andere manipu laties zullen wo niet stilstaanen hoeve3l onzindelyke banden worden nu in den wywater- bak gestokenl Een vertrouwd persoon, die post had gevat by oen der wy waterbakken in een der kerken le Arnhem, ten einde op te teekenen, hoeveel geloovigen op een Zondag-voormiddag van hat wywater gebruik maakton, teekendeaan 1072 personen. Uit meerdere gemeenten werd bericht ont vangen, dat het wywater zeer dikwerf gebezigd wordt door personen met oogzi-kte, die zich de oogen boven den wy waterbak wasschen. Maar niet alleen bl(jft Ii6t daarby, ook per sonen met hoofdzeer hebten, volgens inge komen berichten, zich ia de kerk met dat water het hoofd gewaesehen, ja zelfs werd omtront een kerk bericht, dat oen vrouw, ly lende aan een beenzweer, tot driemalen to een dot watten in rieii wy waterbak doopte, om met dit herhaald gedrenkte stuk watten haar ziek been te wasschen." Met die mededeelingen nu komen volkomen overeen de resultaten van onderzoek, door erkend kundige personen ingesteld. „In het wywater uit de Augustinuskerk te Utrecht werd door prof. dr. Van Overboek de Meyer aangetoond de vibrio aqur.tilis, de bacillus mycoides, de bacillus mesentericus vulghtu8, maar behalve dezo constateerde hy ook den staphylococcus pyogenes (etterkokken) en bacterium coli commune (oen darmbacterie). De heer B. A. VaD Ketel, bacterioloog- scheikundige, constateerde in het wywater van oon kork te Amsterdam (Mozes-en-Aürons- kerk), onder anders soorten ook de faecaal- bacteriön. In de Redemptoristenkerk vond hy ataphylokokken en faecaalbacteriën. Het aan tal bacteriën per gram was resp. 810,000 en 741,000. In dat der Magdalenakerk te Amsterdam worden geen ziektekiemen aai getoond, wel vond hy er microscopisch, evenals in de andere genoemde monsters, in infusoriën, stroo, groene wieren, wollen en katoenen draden. Volgens de rapporten van de heeren dr. W. P. Jorissen, dr. H. J. Van 't HofT en dr. Bonno van DykeD, werden in het wywater uit do St. Rosaliakerk (Boschje), de kerk aan de "Wijnhaven by de Bierstraat, de Docr.ini- kanerkerk, Hoogstraat, en de St.Laureïiskerk, Houttuin, te Ro ter dam, rottings- en faecaal- bactcrien aangetroffenin de tweede genoemde ook etterkokken. Wywater uit de St.-Martinuskerk te Arnhem en uit de kerk te Groesbeek gaf hetzelfde resultaat. Volgens dr. H. G. De Zaayor ea dr. J. A. J. Tonella, die het wtjwat^r uit-de St. Jozefs- en do St.-Martinuskerk te Groningen, zoomede dat uit de St.-DomiGicus- en de St.-Bonifacius- kerk to Leeuwarden onderzochten, liet de quaüteit dier waters veël te wenscben over; zy vonden er rottingsbacteriën in, geen patho- gene bacteriën." De schryver besluit hieruit, dat ook in dit geval oen verbetering in den vorm dringend noodig is. Meergenoemde heer Bruns, te Arnhem, hoeft zich bey verd een inrichting te bedenken, waar door men het wywater kan gebruiken zender zich aan gevaar bloot te stellen. In hoofdzaak bestaat dit toestel uit eon flesch van byzon- dc-ren vorm, welke gevuld wordt en gealoton. door een dubbele buis. Z(j votrt geregeld wijwater in een klein reservoir, van waar het door middel van een hevelvormige glazen buis weder druppelsgewyzo wordt afgevoerd in een bak, waaiin een glazm bol ligt. Door aanraking van dien tol veikrygt men voldoende bevoch tiging en wel met wat.r, dat niet door anderon kan verontreinigd zyn. Als naschrilt op het artikel zyn afbeeldingen opgenomen met een korte beschryving. Zy zyn vervaardigd naar microptotographieön, genomen door den Amsterdamschen schei kundige dr. L. Th. Reicher by zyn chemisch onderzoek van verontroinigd wywater. Hy vond daarin nl. haren, dierlijke huid, schim mels, ettercellen, infusoriën, vorticeQea en andere organismen. Onder het woord „Gebed" plaatst De Standaard het volgende artikel: In oen enkelen kring ontstond blykbaar de Indruk, alsof met de aanschry ving, die uitging van de Synodale Commissie der Hervormde Kerk, voldaan ware aan den eisch, dat van Reg9ering8wege met het oog op de Troon s- bostyging der Koningin, de voor bidding der Gezindheden zou e^aagd worden. Dit nu is een vergissing. De beteekeni3 van een Kerk hangt niet van haar ledental af; en zoo ligt in hel feit, dat tot de Hervormde Kerk de kleinere helft van onze landgenooten behoort, geen enkel motief, waarom van haar een oproeping aan de overige Gezindheden zou uitgaan. Door dit antecedent zou allicht zeker privi legie geschapen worden, dat onaannemelijk is. Had deze Syoodale Commissie zich n,og tot do overige Gezindheden gewend, met nitnoo- diging, om door delegatie een samenspreking mo.,elyk te maken, en ware hieruit een overleg geboren, dat in elk der Gezindheden tot het nemen van een eenparig bealoit ge leid had, er ware iets voor te zeggen geweest. Maar te zeggen: „Wy doen zóó, volg ons", gaat ni9t wel onder gelyken. Toch is dit Diet ons hoofdbezwaar. Hoofdbezwaar is, dat we ten deze niet met de belydende persoon der KoDingin als lid van één der Gezindheden te doen hebben, maar met do Souverein van het land. In haar Kerk is de Koningin lid der Kerk. „Geloovige" in de vergadering der geloo vigen." Geen Koningin als zoodanig. In de Kerk draagt Christus, en Diet zy, de Kroon, en ook deze Vorstin uit hot Huis vanOraDje buigt zich voor hem als haar Koning neder. In de Staatskerk is dit andera. In de Pruisisch-Luthersche Kerk is do Koning als zoodanig tevens „summus episco$us" in do Episcopale Kerk van Engeland .defensor fidei" Maar by ons bestaat geen Staatskerk, en we hopen van harte, dat zo er nooit weer kome. Ook voor de Hervormde Kerk geldt daarom do regel„Waarin niet is Griek of Jood, dienst knecht of vrye, maar Christus alles en in allen." Hetgoen, waarop aangedrongen werd, is dan ook heel iets anders. Dat was, dat de Regeering van het land, de Overheid, by zoo gewichtige gabeur- tonia als de Troonsbestyging van de laatste telg uit het Huis van Oranje, de voorbiddingo der Gezindheden zoeken zou. En wat men nu gezegd hoeft, dat het thans zitUnd Kabinet dit op zyn standpunt ni-it doen kan, is onjuist. Het Kabinet h9dt H. M. de Konmgin in de Troonrede den zegen Gods aan de Stafc.n- Gemraal doen toebidden, en herhaalt die for- Hoogste Bisschop. 3) Verdediger des gèloofa. mule by de indiening van elk wetsontwerp, als er staat: „En hiermede bevelen wy u in Gode8 heilige bescberming." Strydt dit na niet met het „standpunt van bet Kabinet", dan k:;n het ovenmin met zyn standpunt strijden te zeggenAan wat ik u toebiJ, heeft ook do Overheid van de zyda des Volks behoefte. Het niet te doen zou eon declaratie ia- houden, dat men brak met hst godsdienstig standpunt, dat in Troonrede en Wetsontwerp nog altoos wordt ingenomen. We voegen er nog iets aan toe. Zal zulk een ure des ge"oed3 voor heel het volk denkbaar zyn, dan behoort dien morgea ook Zondagsdienst voor de ambten? ren van den Staat te gelden; en ook üt kan alleen geregeld worden door de Oïertnid zelve. In Het Vaderland kwamen twee ingezon den stukken voor, pleitende om niet mee te doen aan de Parysche tentoon stelling van 190 0. Als argumenten worden aangevoerd eener- zyde het gevaar, waaraan ree'i zich i lootstelfc by den huidigeo rechtstoestand in Frank ryk, anderzyds de zedt ÜJke waarde van oen protest tegen de rechtskrenking. Het laatste denk beeld wordt o. a. in dezer voege uitgewerkt: „De zusternatie8 mogen wel eens iets doen, dat voor Frankrijk een zeer leerrijke ervaring zou kunnen opleveren. Het verblinde Fransche volk, welks zio voor gerechtigheid en lichtgevende openbaar heid blykbaar geheel is afgestompt, heeft een gevoelige on nuitige les noodig, nog gevoeliger voor de wufte meerderheid mis schien dan do Dóbacle van 1870. Men moet het treffen in zyn ydelheid, in zijn speelsch- heid; in zyn tentoonstelling, den invloed zyner modes. De Franschen hebben den onzin uitge kraamd, dat alle lieden, die durfden twy e en aan de onfeilbaarheid van een krijgsraad on die het licht stellen boven de duisternis, deel uitmaken van een syndicaat, betaald door de Joden. Welnu, laten nu alle vrienlen van Frankryk, maar ook van verlichting, in wer- keiykheid een syndicaat vormen, ten doel hebbende onthouding aan de aanstaande Parysche wereldtentoonstelling, zoowol wat betreft bezoek als inzending. Wy mogen wol eens wat doen tot heil van het Fransche volk, dat als spelend (somtyds een wreed spei) zooveel voor andere volken heeft gedaaD, dat voor het land zelf slechts van voorby- gaand nut zou biykcn. Laten we Frankryk trachten te bewaren tegen een tweede Boulan- gi8me. Dat het buitenland eens toone, hoeveel verstandige vrienden Frankryk heeft! Laten alle voorstanders van licht en recht een reuzensyndicaat tot stand brengen tor boycotting der tentoonstelling van 1900. Ton deelo zou ook bet eigenbelang daar wèl by vareD, want waar blyft de veiligheid van personen en geëxposeerde voorwerpen in eec land, waar het rechtsgevoel zoo ïydend is?" Deze scbriiver wil de tentoonstelling ver leggen naar Frankfort of Luik. Ook van andere zyden gaan dergeiyke 2?" ©-ULille-toin.. 4) „Wel," herneemt Adriaan lachend; „ik ge loof, dat wy allen oen weinig tegen de zaak opzien. Miss Delmaine is, zooals wy allen weton, een volleerde actrice, en wy zyn bang haar spel te bederven door onze mindore 'geoefendheid. Wy hebben gec-n van allen die rol vroeger gespeeld; d*t is de reden van onze aarzeling." „Een zeer natuurlyke vrees, dunkt my," zegt zyn neef. „Gy kunt my dan wel dank baar zyn, dat ik dezen middag hier gekomen beD; ik heb die rol meermalen gespoeld en het-zal my een groot genoegen zyn die ook nu op my te nemen en u uit de moaiiykbeid to helpen." By het hooren van deze woorden wordt iniss Delmain9 donkenood; zy opent do lippen om iets te zeggen, maar, na een oogenblik nadenkens, bedwingt zy zich. Zy leunt achterover in haar stoel, ziet trotsch voor zich uit en houdt baar mond vast gesloten. Sir Adriaan is verbluft. Den geheelen tyd had hy in 't geheim gehoopt, dat ten laatste deze rol bem ten deel zou vallen, maar nu Wat kan hy er aan doen? Hoe kan hy bot verhinderen, dat zyn neef zyn plaats inneemt, en wal nu deze verklaard heeft, dat hy die lol zoo goed kent?" Arthur, die het weifeleq van zya aeof opmerkt, begint lui 1 te lacht-n. Het is geen vrooiyko lach, maar hy klinkt eerder spotachtig en geeft ten wanklank in de ooron van de luisteraars. „Wanneer ik onbescheiden ben geweest," zegt by met een zydelmgscbsn blik op Florence's trotsch gelaat, „bid ik u my te vergeven. Ik bedoelde alleen u myn hulp aan te bieden. Ik mc-onde van u te begrypen, dat ge u in verlegenheid bevondt. Denk niet langer over myn aanbod na. Ik ben bang, dat ik al te gedienstig ben geweest zonder opzet, geloof mij." „In 't geheel ni*t, beste jongen," zegt Adriaan haastig, beschaamd over zyn eigen betoond gebrek aan beleefdheid. „Ik verzeker u, dat ge u vergist. Het is zoozeer het tegen deel, dat ik uw aanbod dankbaar aanneem, en u verzoek de rol van Marlow te epelen." „Maar inderdaadzegt Arthur Dyne- court. „Geen woerd meer!" valt Adriaan bom in de rede; en inderdaad heefc Aithur zyn neef in den waan gebracht, dat hy hemeengreoe gunst bswijst. „Hoort eccs, vrisnden," gaat hy nu voort, terwyi hy zich naar de anderen begeeft, die nog steeds aan het reden' eren on disputeeren zijn over de moeilyke quaestie, „ik heb alles voor u in orde gebracht. Hier is myn neef; hy wil het bezwaar voor u oplossen en zal daarenboven te gelyk een uitmuntende Marlow zijn." Een met moeite bedwongen beweging volgt op deze mededeeliDg. Veel donkere blikken treffen den nieuwaangekomene, die ze alle met zyn pnvoretoorbaren glimlach beantwoordt, Hy staat op en voegt zich by eon dtr ver baasde gasten, die hem bekeDd is, en spreekt met hem over het tooneelstuk. "Wyl hy de neef van eir Adriaan is, kan men mo ilyk tegenwerpingen maken en moet men er in berusten, dat hy de zoozeer begeerde rol zal vervullen. „Ik heb myzelf voor u opgeofferd; ik heb afstand gedaan van een zeer groot genoegeD, alleen om u te behagen," zegt Adriaan op zachten toon tegen Florence. „Heb ik myn doel bereikt?" „Gy hebt alleen bereikt, dat gy my meer dan ik zeggen kan verdriet hebt aangedaan," antwoordt zy koe!. Nu zy zyn verbaasden blik opmerkt, voegt zy er haastig by: „Ver geef my, maar ik had op een anderen Marlow gehoopt." Een donkere blos verspreidt zich over haar gelaat, terwyi zy dit zegt, en er komt een uitdrukking in haar donkore oogen, die hem diep ontroert. Hy buigt zich over haar hand on drukt een kus daarop. Dora Talbot, die juist haar hoofi heeft afgewend, ziet niets hiervan, maar Arthur Dynecourt heeft do stil zwijgende liefkcoziDg opgemerkt en donkere rimpels vutoonen zich op zyn voorhoofd. II. In den eersten tyd valt er den g- h9elen dag niets voer dan repetities. In eiken hoek ziet men twee of meer van de gasten te zamon de rollen bostudeeren, die zy spelen moeten. Florence Delmaioe alleen weigert om haar rol anders dan in het geheele gezelschap te ropeteeren, ofschoon rar. Dyn3court haar dik- wyls pcogt te overreden, om mot hem afzon- derlyk die tooneelen over to lezen, waarin hy ea zy te zatnen moeten actseroo. Hy heeft zelfs Dora Talbot te hulp gcroepeD, om hem in deze poging te ondersteunen, betwolk zy maar al to graag doen wil, wyl zy beimeiyk wenscht bot meisje zooveel mogelQk roet hem samen te brengen. Alles, wat Florence uit Adriaan's oogen kan verwyderen, zou haar genoegen doen, zoodat zy vriendelijk luistert nu Arthur Dynecourt haar hulp inroept „Zy mydt my blykbaar," zegt hy op een verdrietigen toon tegen haar, toen hij op zekeren avond naast haar is gaan zitteD. „Behalve myn genegenheid voor haar, die geheel oprecht is, zou ik niets weten, wat zy van myn zydo als een beleediging kan be schouwen. Toch komt het my voor, dat zy iets tegen my beeft." „Hioiin vergiet ge u, dat weetik zeker," verklaart de weduwe, t rwyl zy zacht met haar waaier zyn arm aanraakt. „Zij is nog zulk een jong meisje zy k9nt haar eigen hart nog riot." „Zy scbynt het tameiyk go9d te kennor, wanneer Adriaan met baar spreekt," zegt hy met een sluwen blik. By deze woorden kan mrs. Talbot moeiiyk haar schrik bedwingen; zy wordt een weinig bleek en poogt daarop haar verlegenheid door een glimlach to verbergen. Maar do glimlach is gedwongen en Arthur Dynecourt, die nauw keurig op haar let, leest even duideiyk in haar hart alsof het een open boek waa. tfIk geloof nieti dat Adriaan vee! om haar geeft," zoo gaat hy kalm voort. „Tod minste," - nu slaat hy zyn oogen neer „ik d'.nk, dat mon zyn gedachten op een eenigszins oordeelkundige manier gemakkelyk in eeri ander kanaal kan leiden." „Dsükt ge dat?" vraagt mrs. Talbot, be vallig met baar waaier spelend. „Ik kan Diet zeggen, dat het my opgevallen is, dat hy byzonder veel attenties voor haar heelt." „Nu nog niet," stemt Dynecourt toe, terwyi hy haar oplettend aanziet, „en wanneer ik vryust tegen u mag sproken," voegt hy er by, doch houdt plotseling op en neemt oon voorkomen van verlegenheid aan „zou ik denken, dat wy elkander wederkeerig konden helpen." „Elkander helpen?" „Lieve mrs. Talbot," zegt Dynecourt op zichten toon, „is bet u nooit in de gedachten gekomeD, welk een goede zaak het voor myn neef Adriaan zou zyn, wanneer hy een ver standige vrouw had een vrouw, die met de werell en wat daarin omgaat, bekend is een vrouw, die, ofschoon jong en schoon, toch geheel ervaren is in hetgoen de vormen van de groote wereld eischen?Zulk een vrouw zou Adriaan bevryden van de ondiepten en het drijfzand, die bem omringen, in don vorm van inhalige viienden on intrigeertnde moe ders. Zulk een vrouw i3 zeker wel te vinden. Zelfs zou ik baar, wanneer ik durfde, op ditzslfJe oogmblik wel kunnen noemen/] {Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1898 | | pagina 5