BELANGWEKKEND GESPREK
een burgeinoester to gelijk heeft te zorgen voor
do elkander zoo vaak kruisende belangen van
het Rijk, de provincie en de gemeente, is hy
er nog erger aan toe dan iemand, dio do geit
en de kool te gelijk moet sparen.1'
Het blad wil volstrekt niet, dat alle burge
meesters uit de Provinciale Staten zullen
worden geweerd, maar alleen, dat do kiezers
tact genoeg zullen hebben om te begrepen
hoe ver zy gaan moeten.
Do Nieuwe Rollerdamsche Courant zegt aan
het slot van een beschouwing over de voor
gestelde regeling der Rywielbelasting:
De opcenten. Dit is van den aanvang
af onze grootste grief tegen het nu weder
voorgedragen stelsel geweest. De groote
ongelijkheid, die daardoor ontstaat tusschen
wielrijders en wieiryders over het land. Of een
gemeente hooge opcenten heft op het Perso
neel, dan wel door andere belastingen in haar
behoeften voorziet, hangt af van allerlei om
standigheden, welke met dit onderwerp niets
te maken hebben. In sommige gemeenten
zyn de opcenten, de provinciale mede daar
onder begrepen, wel tot 100 opgevoerd en
zal dus do houder van een rywiel belast zyn,
in schijn met 2, in werkelijkheid met ƒ4;
wat voor gezinnen, waarin eenige rywielen
gehouden wordon, een verschil van beteeke-
nis is.
De fout is deze, zooals prof. d'Aulnis het
indertijd zoo juist uitdrukte, het Personeel
bedoelt de ingezetenen te belasten naai den
uiteriyken staat, dien zy voeren; maar het
houden van een rywiel heeft met dien staat
niets te maken. En daarom komt hior het
opcontenstelsel zoo- slecht uit.
Indien het er toe komen moet, dat, om aan
de rij wiolbelastingquaestie een einde te maken,
de wetgever dit ontwerp vaststelt, dan toch
niet, naar wy hopen, dan nadat artikelen zyn
ingelascht, die een deugdelijke controle ver
zekeren en die het heffen van opcenten aan
provinciën en gomeenton verbieden.
In Het Ncderlandschc Dagblad lezen wy het
volgende
Do verrassing van Breda.
„Terwijl wij onze constituiioneele vrijheden
„en regeering willen handhaven, gevoelen wij
„ons innig verknocht aan het Stamhuis
„van Oranje, waarmede wij door gemeen
schap van geloof, door eaêmgedragen leed en
„safimgenoton zegen onafscheidelijk verbon-
.den zijn.''
(Artikel 2 der beginselen van
4en Christel ij k-Historischen Kie
se r s b o n dj
Het zij my vergund, op den 4den Haart in
Act Nedcrlajidsche Dagblad den dag in her
innering te brengen, waarop Breda door Prins
Maurits werd ingenomen.
Hot is een kort woord, om onzen dank
aan God te brengen voor de heerlyke gave
van Zyn "Vaderhand: Het vry geweten,
voor welks verkrijging "Willem van Oranje
het edele werktuig is geweest en waarvoor
hy als martelaar is gestorven!
Ook op dezen dag een.lied voor do jeudige
Koningin, Haar eerbiedig, maar ernstig in
herinnering brengende en wyzende op datgene,
vat het voorgeslacht voor Haar en ons heeft
gedaan en geleden 1
Kom aan dan
Wy ziugon van de jonge loot,
Die aan den ouden stam ontsproot,
En vol wordt ons het harte;
Wy zingen met oen vochtig oog,
Wy zien een tyd, die lang vervloog,
Een tyd van strijd en smarts.
D' Oranjevlag, gehaald in top,
Wekt heilige herinnering op
Gesmeed in 't vuur van 't lyden.
Zy ie de band, die ore verbindt,
Aan U, bekooTiyk Koningskind l
In nooit vergeten lijden.
En vloden dan de jaren voort,
O, wel versterkt, maar niet verstoord,
Is, wat ons bindt te zamen
En onvorbreek'lyk bleek de band,
Één bleef Oranje en Nederland,
Wat donfre dagen kwamen.
R. METELERKAMP.
Wereldconferentie der Jongelings-
Vereen i gingen.
Het voorloopig Programma der 14de Wereld
conferentie, die te Bazel van 5-10 JuJi 1898
zal gehouden wordon, is verschenen. Wy
laten het hieronder volgen:
Dinsdag 5 Juli. Algemeene vergadering van
hot Centraal-Comité (in do open lucht). Ver
gadering der commissie tot het nazien der
geloofsbrieven.
Woensdag C Juli. Godsdienstigesamenkomst
OpeniDg der Conferentie. Verslag van het
Internationale Comité. Verwelkoming der afge
vaardigden.
Dos avonds vergadering van afgevaardigden
ter bespreking van het onderwerp: „Dienen"
(Joh. 13 1 17; Luk. 22 26). Openbare
bijeenkomst in do Hoofdkerk; onderwerp: de
Christelijke Jongolings-Vereeniging.
Donderdag 7 Juli. Godsdienstoefening in
verschillende talen. Bespreking van de onder
werpen De tegenwoordige toestand der Chr.
Jengel.-'Vereen. De voorrechten die zy
genieten. De gevaren waaraan zy bloot-
gestold zijn en de middelen om daaraan te
ontkomen. De arbeid onder bepaalde soorten
van jongelieden, beschouwd uit het oogpunt
der Chr. Jongol.-Vereen., als: zending onder
studenten, soldaten, spoorwegbeambten, koffie-
huisbediendon, enz.
Des avonds: Gezellige byeenkomst voor
afgevaardigden met hun gasthoeren.
Vry dag 8 Juli, yprgadering ter behandeling
van de onderwerpen: Do inwendige arbeid
der Chr. Jongel.-Vereen. I-Iet redden van 't
verlorene Bijbelcursussen Bidstonden.
Gezamenlyke tocht in den omtrek.
Zaterdag 9 Juli. Vergadering ter bespreking
van de onderwerpen: Het zendingswerk der
Chr. Jongel.-Vereen. Noodzakelijkheid van
den arbeid. Hoe kunnen wij de werkende
leden der Chr. Jonge).-Vereen, voor dozen
arbeid vormen en toebereiden? Hoe kunnen
wy de jongens van 1317 jaar bereiken?
(Knapenver6enigingen).
Des avonds openbare byeenkomst in de
Hoofdkerk. Onderwerpen tor behandeling: De
arbeid van elke Chr. Jongel.-'Vereen, afzonderlijk
in haar omgeving. Het verband der Chr.
Jongel.-Vereen, met huisgezin en gemeente.
Zondag 10 Juli. Bidstond. Godsdienstoefening
in verschillende talen. Sluiting.
Zooals bekend is, behoort in ons land tot
liet Internationale Comité hot Nederlandsch
Jongelings-Verbond. Vertegenwoordiger van dit
Verbond in het comité is do heer E. Sillem,
te Amsterdam.
RECLAME#,
a 25 Cents per regel.
met den Eerw. Heer Pastoor van Mons Var
Frankrijk,
Ten gevolge van een brief van den heer abt
Martel, pastoor van Mons, by Fayenco (Var),
werd ik door myn blad uitgezonden om ver
scheidene belangwekkende gevallen te contro-
leeren, welke die brief aanduidde.
Ik zal hier een beknopt uittreksol geven
van het gesprek, dat ik met den voortreffelijk en
priester had.
Ik meen, zoo zeido hy, dat het myn plicht
is U gebeurtenissen te bevestigen, die my
zeer verheugd hebben, daar het zich handelde
om het goluk van een zeker getal myner
parochianen.
Drie personen zyn volkomen genezen go-
worden door hot gebruik der Pink-Pillen voor
bleeko personen van Dr. Williams. Drio anderen
hebben gedurende den ganschen tyd, dat zij
or zich van bediend hebben, er de buitengewone
uitwerkingen van ondervonden. Een zevende
persoon, die een ziekte aan de knie had,
heeft geen resultaat bekomenmaar om het
U openhartig te verklaren: Uw geneesmiddel
is geen aJgemeene artseny voor alle kwalen.
Een der drio volkomen genezenen was in
zóó'n hevigen graad bloedarmoedig, dat hare
uiterste magerheid en hare vale gelaatskleur
lèed deden om aan te zien. Sedert 1G-jarigen
leeftyd is zy lijdende; elke behandeling is
vruchteloos gebleven.
Men ried haar Uwe Pillen aan en ten eindo
raad, wenschte zy er ook van te gebruiken.
Na do derde doos gebruikt te bobben*
kwamen hare kleuren terug.
Na de aclitste doos was zy als weder op
gestaan, zij is thans uiterst welvarend en
haar gelaatskleur is prachtvol.
De tweede, 28 jaar ond, leed sedert 20-jarigen
leeftyd aan zenuwpynen, welke van jaar tot
jaar toenamen. Deze ziekte ondermynde haar
op gevoelige wyze. Zy volgde ook Uwo be
handeling en twaalf doozen hebben haar ge
heel en al genezen. Sedert do maand Mei
heeft zy niets meer gevoeld.
De derde is een jong kind, dat bloedarmoedig
was geworden, ten gevolge oener longont
steking en een abces aan de knie. De behan
deling met Uwe Pillen heeft wel wat lang
geduurdmaar thans is zyne gezondheid uit
stekend.
De drie andere personen zyn vrouwen, waar
van hot bloed zoo arm is, dat de zenuwen de
overhand genomen hebbenduizeligheid, hoofd
pijn, gebrek aan eetlust, algemeene verzwak
king, dusdanig was hun toestand.
De Pink-Pillen gaven hun eene uitmuntende
gezondheid terug, maar zy moeten er voort
durend van gebruiken.
Ik acht my gelukkig deel te kunnen nemen
aan de aJgemeene bekendmaking van een ge
neesmiddel, waarvan ik do verrassende uit
werkingen en blyvende werkdadigheid erkend
heb.
Dat is een uitmuntend priester, die niet
alleen over het heil zynor parochianen waakt,
maar zich tevens in byzonder interesseert
de gezondheid van hun lichaam.
Diegenen, die gebruik zullen maken van de
Pink-Pillen, zullen er de beste resultaten van
bekomen. Zy zijn krachtdadig voor bloedar
moede, verlamming, ruggemergstering rheuma-
tiek, heupjicht, zenuwpijn, Saint-Guy- dans,
hoofdpijn, zenuwziekte, kliorgezwellen, enz.; zy
zyn een hernieuwer van het bloed en een spier-
vorstorkend middel. Zij geven schoone kleuren
aan de bleeko gelaatskleuren, handelen in al
de tijdperken der verzwakking by do vrouw
en veroorzaken by den man eene werkdadige
werking tegen al de ziekten, veroorzaakt door
lichamelijke en geestelijke overspanning en
door buitensporigheden. 1805 88
Prijs 1.75 de doos, ƒ9. per 6 doozen.
Verkrijgbaar by Skabiliê, Steiger, Rotterdam,
oenig depothouder voorNederland en Apotheken.
Het vergaan van (le „Yeendam" der
Holland—Amerika-l ijn.
Ey aankomst te Rotterdam deden de schip
breukelingen van de „Veendam" nog de vol
gende mededeelingen aan het „R. N.":
Den derden Februari gingen we van Rot
terdam.
We waren al dadelijk een beetje onderden
indruk van het feit, dat de schuit niet van den
wal -wou. Zoo iets maakt zeelui ongerwt, ze
zien er een kwaad voorteeken in, 't kostte
moeite het schip weg te krijgen en we vinden,
dat zoo iets niet veel goeds voorspelt
Nou maar, enfin, we vergeten dat toch gauw
weer en hopen op goed succes. Buiten goko-
meu, stampte en slingerde het schip geweldig.
Drie dagen later, den zesden Februari, kwam
het ongeluk. De reis was tot dien dag als
naar gewoonte gegaan. Ik had wacht gehad
en werd om drie uren afgelost, 'k Heb gauw
gegeten en omdat het toch dien dag Zondag
was en er dus niet gewerkt behoefde te worden,
giDg ik naar kooi.
Om kwart over vijven word ik wakker door
een geweldig leven, ik vloog op, schoot wat
goed aan .en zoo gauw mogelijk ging ik naar
de machinekamer.
Ik schrok me halfdood. Veibeoldt je, mot
duizenden emmers to gelijk zag ik het water
do machinoruimte binnenvallen. Tyd om te
vragen wat or was gobeurd, had ik natuurlijk
niet. Wy hadden gestooten en er was een
gat in 't sphip, hoorde ik zoggen, en te geiyk
sloegen we allen aan 't werk.
De ouwe (de eerste machinist) was al bezig
de waterdichte schotten dicht to maken en
ik ging hem helpen. Maar dit was niet
gemakkelijk, het water drukte er met kracht
tegenaan en wij stonden toen al tot onze
schouders in 't water.
Juist op dat oogenblik weigerde de dynamo
te werken en daar ging het electrisch licht
over het heele schip to gèiyk uit. "We zaten
in 't pikdonker en dat was het ellendigste
oogenblik van hot heele geval.
Maar we giDgen gauw naar den dynamo
on na heelwat moeite, kregen we dien weer
aan den gang, zoodat we ten minste weer
licht hadden. Het geschreeuw en geroep, dat
we in 't donker heel sterk gehoord hadden,
verminderde nu wat.
We brachten gauw de pompen in werking,
maar 't gaf niet veel. In het eerste uur
konden we heolemaal met zien, dat het water
minderde.
Na twee en een half uur zagen we echter
een mindering. Maar we stonden toen tot
onzen mond in 't water en het schip slingerde
groote golven kwamen tegen ons op en over
ons heen. 't"Was halftwaalf.
Ik "ging toen weer even naar myn hut, om
een droog pakje aan te trekken. En toon ik
terugkwam, een kwartier later, zag ik met
schrik, dat het water weer heel snel gerezen
was.
Toen wanhoopten we wel. Zeshonderd mylen
Toen wanhoopten zo wel. Zeshonderd mylen
van land en geen schip in 't zicht we zyn
voor de haaien, dacht ik. 't Water roes
geregeld.
Er stonden al vyf en twintig voet in het
ruim, telkens gingea vve kopje onder en dat
bij twintig graden Fahrenheit, 't is een beroerde
liefhebberij
In 't wanhopigst oogenblik hoorden we den
wacht roepen: Een licht achteruit stuurboord!
Nu moesten we ons zien te redden.
We gingen naar boyen en daar waren ze al
aan 't noodschoten lossen. Het vreemde schip
(do „St.-Louis11) draaide by en vroeg of hulp
noodig was.
Nou, dat sprak vanzelf. Hy zette zyn drie
booten uit en stuurde die naar ons. 't Was
moeilyk by ons komen, maar ze kwamen toch.
De booten gingen langs zy en eerst gingen de
vrouwen en kinderen van do passagiers er in.
Wy, de bemanning, wilden zoo lang mogelyk
aan boord blyven en lieten al maar door de
pompen werken.
De derde peiling gaf 28 voet. Geen redding
was mogelyk, hot water sloeg al over het
achterdek heen. Nu ging alles van boord,
ook do stuurlui en de bemanning, de kapitein
het laatst, nadat hy het schip met petroleum
begoten en in brand gestoken had.
Om vjjf uren in den morgen voer de laatste
boot af. Ik sprong van boord af er in en
kroop onder een bank. Er stond een hooge
zee, de boot schudde geweldig
Er volgde dan een verhaal van de ontvangst
aan boord van de „St.-Louis," vol lof en dank
baarheid. Een eigenaardige by zonderheiduit
de boot worden we aan boord van de „St.-
Louis" geheschen. Ik dacht een oogenblik aan
myn sigaren, die in myn zyzak zaten. Zou ik
die kunnen redden?
Maar vóór ik het wist, had ik den strop om
myn lyf, tegen myn sigaren aan, myn sigaren
kapot en ik zweefde tusschen hemel en aarde.
Boven werd ik binnenboord getrokken onaller-
vriendelykst begroet. Zo drukten me de hand,
namen me onder den arm en brachten me naar
een badkamer, waar ik eerst een lekker bad
kon nemen en dan schoon goed kreeg. O, wat
waren ze op de „St.-Louis" aardigHet beste
was voor ons niet goed genoeg. We aten en
dronken wat we maar hebben wilden en een
vader kan niet liever voor zyn kinderen zyn
dan do menschen van de St.-Louis" voor
ons waren.
We hadden geen van allen iets gered dan de
kleeren, die wo aan hadden. Ze hielden toon op
de „St.-Louis" eon collecte van kleeron onder
de passagiers en we kregen elk wat. Ik ver
overde een paar kousen, een wollen hemd en
eon sportpet.
Later werd om geld gecollecteerd voor de
mindere menschen en toen we in Nieuw-York
van boord gingen, had elk matroos oen pakje
goed en een gespekten zak. We kunnen niet
dankbaar genoeg wezen.
In Nieuw-York gingen we eerst telegrapheeren
naar huis en toen moesten we by den consul
komen, om onze verklaringen af te leggen en
te beëedigen.
Op de „Spaarndam" zyn we als passagiers
meegekomen. Die voer juist een dag na onze
aankomst, Zondagmiddag, weg. De equipage
reisde tweede klasse, de officieren en machi
nisten eerste klasse
Dit is wel het volledigste verhaal, dat we
gehoord hebben. Onze andere interviews gaven
geen aanvullingen, maar alleen enkele nieuwe
byzonderheden.
Een man, die, toon het schip stootte, tus-
schondeks was, vertelde het volgende:
We voelden een geweldigen stoot, maar we
dachten geen van allen aan iots kwaads. Want
het gebeurde op het achterschip enwy waron
vóórscheops. Het achtergedeelte van het schip
zonk in het water en wy gingen de hoogto in,
dus bleven geheel droog.
Maar er kwam een boodschap: zoo kalm
mogeljjk de passagiers waarschuwen en aan
laten kleedenIk heb me niet kunnen voor
steilen, dat alles zóó ordeiyk zou gaan by een
schipbreuk. Maar, hulde aan den kapitein, dat
is alleen aan hem te danken. Hy bleef kalm,
en heel gewoon, zonder dat er iets aan zjjn
stem te merken was, gaf hy orders.
De tusschendekspassagiers werden boven ge
bracht, de arme menschen zagen doodsbleek,
ik hoorde er verscheidene klappertanden. Één
vrouw kermde en steunde al maar door, een
paai' anderen deden hun gebed.
Toen de moesten nog boneden waren, ging
het licht uit en nu vreesde ik het ergste.
Boven werd geschreeuwd en geroepen en
toen gingen er ook uit de tusschendekspassa
giers gillen en kreten op. Maar er kwam gauw
weer licht en we konden weer zien.
Één der passagiers was zoo verschrikkelyk
bang, toen bij het binnenstroomende water
hoorde, dat hy weer do kajuit invloog en zich
verborg onder een stapel bagage. Daar hebben
we hem mot geweld vandaan moeten halen.
Onze booten waren inmiddels, geprovian
deerd en wel, uitgezet, maar ze sloegen kapot
of dreven weg, dat weet ik niet, in elk geval
waron we ze kwyt en stonden we hulpeloos.
De toestand werd voor de passagiers stil
gehouden en toon zy den kapitein en de offi
cieren zóó bedaard zagen, dachten zy waar-
schynlyk ook niet aan iets ergs.
Gelukkig ontdekte toen de wacht de lichten
van de „St.-Louis" en al heel gauw kwamen
de booten om ons to redden. De passagiers
hadden wel graag hun pakjes goed moe
genomen, maar dat kon niot. Ze moesten in
de boot toch al onder do banken gestopt
worden, om er 25 menschen in te krygen,
dus do pakjes moesten ze achterlaten. Huilend
en kermend gingen ze de booten in. Niemand
heeft iets gered van zyn bezittingen. Een
eerste-klasse-passagier moot zelfs duizenden
guldens verloren hebben. Maar we waron zelf
gered en dat was immers do hoofdzaak.
Deze verteller was met één dor eerste
booten overgegaan. Hy had op liet dek staan
kyken in de richting van liet wrak. en toen
daaruit de vlammen opsloegen, was hy boven
gebleven. En na twee uren was er van de
„Yeendam" niets meer te zien.
Weer een ander, die tot de laatst over-
gekomenen behoorde, vertelde:
Het was of we veel rustiger werden, toen
alle passagiers van boord waren. De kapitein
met zyn wondorlyke kalmte had ons voort
durend al kalm gehouden, maar hot was toch
of ons een pak van het hart ging, toen de
vreemden weg waren.
De kapitein had de boodschap meegegeven,
dat wy zoolang mogelyk aan boord zouden
blyven om te probeeren het schip boven te
houden. Hy zou, als er gevaar was, een
blauw licht laten hyschen.
Nu, wy deden nog wat wy konden, maar
alles om niets. Toen gaf de kapitein bevel het
blauwe licht te hyschenwe moesten ons schip
aan zyn lot overlateD.
De kapitein gaf order overal petroleum te
gieten. Dat gebeurde, in heb salon, in de kajuiten,
overal goten we petroleum, we zetten de
kraan van de tank opon en toen de laatste
boot van de „St.-Louis" er was en wy alle
maal waren overgegaan, behalve de kapitein,
de opperstuurman en de lampenist, stak de
kapitein de „Yeendam" in brand. (Dit gebeurt
om het wrak geen gevaar te doen opleveren
voor de scheepvaart).
De drie mannen gingen het laatst van boord.
De kapitein, vóór hy overstapte, bleef nog
even staan, keek rond over het geheelo schip
en sprong dan in onze boot over.
En toen wy afvoeren en de hel lichte roode
vlammen zwaar zagen opslaan uit het schip
met reuzenhooge rookkolommon er omheen,
sissende en kokende vlammen, waar de wind
in bulderde en ze opdreef tot een woedende
vuurmassa uit liet zwarte water, toen wy
onze „Yeendam" daar in brand zagen staan,
vlak voor ons, toen bleef geen oog droog,
toen gevoelden wy ons of we iets, dat ons
heel lief was, in het graf zagen dalen
Dat pynlyk oogenblik vergeet ik nooit.
Brieven uit Indië.
Amice „Leidsch Dagblad",
In verband met de treurige berichten van
Ambon heeft men te Batavia reeds dadeiyk
de handen ineen geslagen om direct financiëele
hulp te kunnen verleenen en een vry aanzion-
lyko som voor dat doel bijeengebracht. Tevens
kondigen de dagbladen tegen 6 Februari a. s.
een tooneelvoorstelling aan, te geven door
dames en heeren dilettanten, waarvan de
opbrengst aan het Ambon-comité ter hand
gesteld zal worden. Spoedig schryf ik U over
dit alles meer.
Onze tegenwoordige resident Jhr. H. De
Koek vertrekt in begin Maart naar Europa.
Slechts ongeveer elf maanden heeft hy het
bestuur over deze residentie gevoerd en toch
wordt het oprecht betreurddat zyn zwakke
gezondheid hem noodzaakt voorgoed naar
Europa to vortrekken. Wel een teeken, dafc
hy in korton tyd veel tot stand heeft gebracht.
Wie zyn opvolger zal worden is nog niet
bekend.
Aan het einde van myn vorig schryven
liet ik reeds doorschemeren, dat ik niet ge
heel vry bon van do thans hier epidemisch
heerschende, zeer besmettelyke ziekte met
name „de Goudkoorts." Hoewel dit niet
speciaal interessant is voor uw Loidscho
lezers, acht ik my toch alleszins gerechtigd
by dit onderwerp een oogenblik stil te staan*
Onder de Hollanders was vroeger een spreek
woord bekend, om in Indië fortuin te maken.'
Het luidde: Yang een aap en steel een orgel
en ge wordt ryk! Het zou my niets verwon
deren, als dit recept reeds gesignaleerd was
in het Maandblad togen Kwakzalvery, want
het- is volkomen ondeugdelijk en daarby voor
een zoo eenvoudig iets als ryk worden veel
te omslachtig.
Mot vol vertrouwen geef ik thans het
nieuwste recept op en kan ik U voldoende
getuigschriften toonen voor de overweldigende
resultaten. Koop een zegel van óén gulden
vyftig cents, stel daarop het verzoek om in
een daarby nauwkeurig omschreven terrein
mynbouwkundige onderzoekingen te mogen
doen en wacht het antwoord der Regeering af.
Luidt dit antwoord gunstig, dan is Uw for
tuin gemaakt. Een voorbeeld uit de laatste
dagen. De heer X, ontving voor zyn ƒ1.50
toestemming tot het doen van mijnbouw-
kundige opsporingen te Soepajang, een land
streek op Sumatra's Westkust. Om die opspo
ringen mogelyk te maken en de gelden voor
machinerieën, het zenden van een ingenieur,,
enz. byeen te krygen, is opgoricht de naam-
looze vennootschap Mynbouwinaatschappy-
Soepajang, met een kapitaal van f 200,000
in aandeelen aan toonder groot elk f 100.
Yoor het inbrengen der concessie ontving de
heer X. 100,000 in aandeelen. De over-
blyvende 100,000 werden verdeeld in drie
serieën, waarvan do eerste groot 40,000 werd
uitgegeven en binnen weinige uren was ge
plaatst. Twee weken later worden die aan
deeltjes te Batavia verhandeld tegen 425%,
zoodat do heer X. thans voor zijn 1.50 aan
zegelgelden een waarde bezit van 425,000.
Soepajang is ongetwijfeld een mooie zaak,
maar met zekerheid is nog niets bekend,,
daar met de exploitatie nog geen begin ge
maakt is.
En zoo zyn hior talrykc Maatschappyen
tot goudexploitatie tot stand gekomen met
een gezamenlijk kapitaal van zeven millipen
zeven en zestig duizend gulden. Yeol aan
deelen worden opgedreven tot 800% en 2200%,
zoodat in werkelijkheid heel wat-meer millioen-
tjes aan do göudspéculatio deelnemen. En
nog telkens hoort men van weer nieuwe Maat
schappyen, die in de maak zyn en op wier
terreinen zooveel goud gevonden wordt, dab
men er geen raad mode weet, omdat de werk
krachten ontbroken om al dat goud maar op
te rapen. Me dunkt, als al die berichten en
prospectussen waarheid bevatten, dan is bin
nenkort het goud geen cent meer waard.
Men spreekt hier van do Goudbuit van
Celebes! Arme petroleum! Waar het goud
voor het grypen ligt, verdwijnt do animo voor
aardolio en de daling in dit artikel hoeft reeds
menigeen ten val gebracht. Één zaak staat
vast en wel, dat Indië een ryk land is, en al
mogen thans de rykdommen niet moer op
den bodem gevonden worden, onder den
bodem blyken thans bronnen te zyn voor
fortuinen, die de beroemde suikerfortuinen
van vroeger verre zullen overschaduwen. Juist
de malaiso in de cultures heeft den grooten
stoot gegeven aan de mynworken en petro-
leuminstallaties. Altjjd heeft men by de inlan*
ders goud aangetroffen, maar nooit weed er
naar gevraagd hoe zij er aan kwamen.
Hier te Batavia worden ditmaal plannen
gomaakt om den dies natalis op 8 Februari
a. s. feestelijk te vieren, want daar op het
oogenblik Batavia vol is van oud-Leidscho
studenten, behoort het tot de onmogeiykheden^
dat die dag onopgemerkt zou voorby gaan.
A propos, rechterlyken ambtenaren, die op
eigen risico hierheen komen, raad ik ernstig
aan een goed spaarpotje mede te brengen.
Wij hebben hier steeds ocnigen van die gasten
en hooren hen duchtig klagen, en terechte
Eerst loopen ze zoowat vyf maanden leeg,!
hetgeen verroweg do duurste manier van
leven is, en worden dan eindelyk niet
zooals vroeger ter beschikking gesteld op
ƒ250 'smaands maar toogovoegd op f 150
's maands zonder moer. Iedereen noemt dit
een schandaal en de slachtoffers zeiven natuur-
ïyk voorop. Dit neemt evenwel niet weg, dat
er menig bezoek gebracht wordt èn by den
directeur van justitio èn by den algemeenen
gouvernements-secretaris, om zoo'n toevoeging
te bemachtigen. Dit is de beste verdediging
voor deze hanaelwyze van het gouvernement,1
daar het blykt, dat het voor oen prikje goedo
ambtenaren te over kan krygen.
Ik beloof thans, amice „Leidsch Dagblad**,1
wat viytiger aan U te schrijven, doch niet
altyd is hier stof; vergeet niet, dat wij hiei;
geen mannen hebben als Van de Sande Bak-]
huyzen, die een waardig onderwerp ter be
spreking zyn en dien men hier in Indië niet
voldoende beloond vindt met het command
deurskruis in de orde van Oranje-Nassau,
doch waarvoor hier de publieke opinie dien
zelfden rang in de orde van den Nederlandschen
Leeuw reclameert.
Myn groeten aan al uwe lezers!
Batavia, Uw
4 Februari 1898.