BELANGWEKKEND GESPREK een burgeinoester to gelijk heeft te zorgen voor do elkander zoo vaak kruisende belangen van het Rijk, de provincie en de gemeente, is hy er nog erger aan toe dan iemand, dio do geit en de kool te gelijk moet sparen.1' Het blad wil volstrekt niet, dat alle burge meesters uit de Provinciale Staten zullen worden geweerd, maar alleen, dat do kiezers tact genoeg zullen hebben om te begrepen hoe ver zy gaan moeten. Do Nieuwe Rollerdamsche Courant zegt aan het slot van een beschouwing over de voor gestelde regeling der Rywielbelasting: De opcenten. Dit is van den aanvang af onze grootste grief tegen het nu weder voorgedragen stelsel geweest. De groote ongelijkheid, die daardoor ontstaat tusschen wielrijders en wieiryders over het land. Of een gemeente hooge opcenten heft op het Perso neel, dan wel door andere belastingen in haar behoeften voorziet, hangt af van allerlei om standigheden, welke met dit onderwerp niets te maken hebben. In sommige gemeenten zyn de opcenten, de provinciale mede daar onder begrepen, wel tot 100 opgevoerd en zal dus do houder van een rywiel belast zyn, in schijn met 2, in werkelijkheid met ƒ4; wat voor gezinnen, waarin eenige rywielen gehouden wordon, een verschil van beteeke- nis is. De fout is deze, zooals prof. d'Aulnis het indertijd zoo juist uitdrukte, het Personeel bedoelt de ingezetenen te belasten naai den uiteriyken staat, dien zy voeren; maar het houden van een rywiel heeft met dien staat niets te maken. En daarom komt hior het opcontenstelsel zoo- slecht uit. Indien het er toe komen moet, dat, om aan de rij wiolbelastingquaestie een einde te maken, de wetgever dit ontwerp vaststelt, dan toch niet, naar wy hopen, dan nadat artikelen zyn ingelascht, die een deugdelijke controle ver zekeren en die het heffen van opcenten aan provinciën en gomeenton verbieden. In Het Ncderlandschc Dagblad lezen wy het volgende Do verrassing van Breda. „Terwijl wij onze constituiioneele vrijheden „en regeering willen handhaven, gevoelen wij „ons innig verknocht aan het Stamhuis „van Oranje, waarmede wij door gemeen schap van geloof, door eaêmgedragen leed en „safimgenoton zegen onafscheidelijk verbon- .den zijn.'' (Artikel 2 der beginselen van 4en Christel ij k-Historischen Kie se r s b o n dj Het zij my vergund, op den 4den Haart in Act Nedcrlajidsche Dagblad den dag in her innering te brengen, waarop Breda door Prins Maurits werd ingenomen. Hot is een kort woord, om onzen dank aan God te brengen voor de heerlyke gave van Zyn "Vaderhand: Het vry geweten, voor welks verkrijging "Willem van Oranje het edele werktuig is geweest en waarvoor hy als martelaar is gestorven! Ook op dezen dag een.lied voor do jeudige Koningin, Haar eerbiedig, maar ernstig in herinnering brengende en wyzende op datgene, vat het voorgeslacht voor Haar en ons heeft gedaan en geleden 1 Kom aan dan Wy ziugon van de jonge loot, Die aan den ouden stam ontsproot, En vol wordt ons het harte; Wy zingen met oen vochtig oog, Wy zien een tyd, die lang vervloog, Een tyd van strijd en smarts. D' Oranjevlag, gehaald in top, Wekt heilige herinnering op Gesmeed in 't vuur van 't lyden. Zy ie de band, die ore verbindt, Aan U, bekooTiyk Koningskind l In nooit vergeten lijden. En vloden dan de jaren voort, O, wel versterkt, maar niet verstoord, Is, wat ons bindt te zamen En onvorbreek'lyk bleek de band, Één bleef Oranje en Nederland, Wat donfre dagen kwamen. R. METELERKAMP. Wereldconferentie der Jongelings- Vereen i gingen. Het voorloopig Programma der 14de Wereld conferentie, die te Bazel van 5-10 JuJi 1898 zal gehouden wordon, is verschenen. Wy laten het hieronder volgen: Dinsdag 5 Juli. Algemeene vergadering van hot Centraal-Comité (in do open lucht). Ver gadering der commissie tot het nazien der geloofsbrieven. Woensdag C Juli. Godsdienstigesamenkomst OpeniDg der Conferentie. Verslag van het Internationale Comité. Verwelkoming der afge vaardigden. Dos avonds vergadering van afgevaardigden ter bespreking van het onderwerp: „Dienen" (Joh. 13 1 17; Luk. 22 26). Openbare bijeenkomst in do Hoofdkerk; onderwerp: de Christelijke Jongolings-Vereeniging. Donderdag 7 Juli. Godsdienstoefening in verschillende talen. Bespreking van de onder werpen De tegenwoordige toestand der Chr. Jengel.-'Vereen. De voorrechten die zy genieten. De gevaren waaraan zy bloot- gestold zijn en de middelen om daaraan te ontkomen. De arbeid onder bepaalde soorten van jongelieden, beschouwd uit het oogpunt der Chr. Jongol.-Vereen., als: zending onder studenten, soldaten, spoorwegbeambten, koffie- huisbediendon, enz. Des avonds: Gezellige byeenkomst voor afgevaardigden met hun gasthoeren. Vry dag 8 Juli, yprgadering ter behandeling van de onderwerpen: Do inwendige arbeid der Chr. Jongel.-Vereen. I-Iet redden van 't verlorene Bijbelcursussen Bidstonden. Gezamenlyke tocht in den omtrek. Zaterdag 9 Juli. Vergadering ter bespreking van de onderwerpen: Het zendingswerk der Chr. Jongel.-Vereen. Noodzakelijkheid van den arbeid. Hoe kunnen wij de werkende leden der Chr. Jonge).-Vereen, voor dozen arbeid vormen en toebereiden? Hoe kunnen wy de jongens van 1317 jaar bereiken? (Knapenver6enigingen). Des avonds openbare byeenkomst in de Hoofdkerk. Onderwerpen tor behandeling: De arbeid van elke Chr. Jongel.-'Vereen, afzonderlijk in haar omgeving. Het verband der Chr. Jongel.-Vereen, met huisgezin en gemeente. Zondag 10 Juli. Bidstond. Godsdienstoefening in verschillende talen. Sluiting. Zooals bekend is, behoort in ons land tot liet Internationale Comité hot Nederlandsch Jongelings-Verbond. Vertegenwoordiger van dit Verbond in het comité is do heer E. Sillem, te Amsterdam. RECLAME#, a 25 Cents per regel. met den Eerw. Heer Pastoor van Mons Var Frankrijk, Ten gevolge van een brief van den heer abt Martel, pastoor van Mons, by Fayenco (Var), werd ik door myn blad uitgezonden om ver scheidene belangwekkende gevallen te contro- leeren, welke die brief aanduidde. Ik zal hier een beknopt uittreksol geven van het gesprek, dat ik met den voortreffelijk en priester had. Ik meen, zoo zeido hy, dat het myn plicht is U gebeurtenissen te bevestigen, die my zeer verheugd hebben, daar het zich handelde om het goluk van een zeker getal myner parochianen. Drie personen zyn volkomen genezen go- worden door hot gebruik der Pink-Pillen voor bleeko personen van Dr. Williams. Drio anderen hebben gedurende den ganschen tyd, dat zij or zich van bediend hebben, er de buitengewone uitwerkingen van ondervonden. Een zevende persoon, die een ziekte aan de knie had, heeft geen resultaat bekomenmaar om het U openhartig te verklaren: Uw geneesmiddel is geen aJgemeene artseny voor alle kwalen. Een der drio volkomen genezenen was in zóó'n hevigen graad bloedarmoedig, dat hare uiterste magerheid en hare vale gelaatskleur lèed deden om aan te zien. Sedert 1G-jarigen leeftyd is zy lijdende; elke behandeling is vruchteloos gebleven. Men ried haar Uwe Pillen aan en ten eindo raad, wenschte zy er ook van te gebruiken. Na do derde doos gebruikt te bobben* kwamen hare kleuren terug. Na de aclitste doos was zy als weder op gestaan, zij is thans uiterst welvarend en haar gelaatskleur is prachtvol. De tweede, 28 jaar ond, leed sedert 20-jarigen leeftyd aan zenuwpynen, welke van jaar tot jaar toenamen. Deze ziekte ondermynde haar op gevoelige wyze. Zy volgde ook Uwo be handeling en twaalf doozen hebben haar ge heel en al genezen. Sedert do maand Mei heeft zy niets meer gevoeld. De derde is een jong kind, dat bloedarmoedig was geworden, ten gevolge oener longont steking en een abces aan de knie. De behan deling met Uwe Pillen heeft wel wat lang geduurdmaar thans is zyne gezondheid uit stekend. De drie andere personen zyn vrouwen, waar van hot bloed zoo arm is, dat de zenuwen de overhand genomen hebbenduizeligheid, hoofd pijn, gebrek aan eetlust, algemeene verzwak king, dusdanig was hun toestand. De Pink-Pillen gaven hun eene uitmuntende gezondheid terug, maar zy moeten er voort durend van gebruiken. Ik acht my gelukkig deel te kunnen nemen aan de aJgemeene bekendmaking van een ge neesmiddel, waarvan ik do verrassende uit werkingen en blyvende werkdadigheid erkend heb. Dat is een uitmuntend priester, die niet alleen over het heil zynor parochianen waakt, maar zich tevens in byzonder interesseert de gezondheid van hun lichaam. Diegenen, die gebruik zullen maken van de Pink-Pillen, zullen er de beste resultaten van bekomen. Zy zijn krachtdadig voor bloedar moede, verlamming, ruggemergstering rheuma- tiek, heupjicht, zenuwpijn, Saint-Guy- dans, hoofdpijn, zenuwziekte, kliorgezwellen, enz.; zy zyn een hernieuwer van het bloed en een spier- vorstorkend middel. Zij geven schoone kleuren aan de bleeko gelaatskleuren, handelen in al de tijdperken der verzwakking by do vrouw en veroorzaken by den man eene werkdadige werking tegen al de ziekten, veroorzaakt door lichamelijke en geestelijke overspanning en door buitensporigheden. 1805 88 Prijs 1.75 de doos, ƒ9. per 6 doozen. Verkrijgbaar by Skabiliê, Steiger, Rotterdam, oenig depothouder voorNederland en Apotheken. Het vergaan van (le „Yeendam" der Holland—Amerika-l ijn. Ey aankomst te Rotterdam deden de schip breukelingen van de „Veendam" nog de vol gende mededeelingen aan het „R. N.": Den derden Februari gingen we van Rot terdam. We waren al dadelijk een beetje onderden indruk van het feit, dat de schuit niet van den wal -wou. Zoo iets maakt zeelui ongerwt, ze zien er een kwaad voorteeken in, 't kostte moeite het schip weg te krijgen en we vinden, dat zoo iets niet veel goeds voorspelt Nou maar, enfin, we vergeten dat toch gauw weer en hopen op goed succes. Buiten goko- meu, stampte en slingerde het schip geweldig. Drie dagen later, den zesden Februari, kwam het ongeluk. De reis was tot dien dag als naar gewoonte gegaan. Ik had wacht gehad en werd om drie uren afgelost, 'k Heb gauw gegeten en omdat het toch dien dag Zondag was en er dus niet gewerkt behoefde te worden, giDg ik naar kooi. Om kwart over vijven word ik wakker door een geweldig leven, ik vloog op, schoot wat goed aan .en zoo gauw mogelijk ging ik naar de machinekamer. Ik schrok me halfdood. Veibeoldt je, mot duizenden emmers to gelijk zag ik het water do machinoruimte binnenvallen. Tyd om te vragen wat or was gobeurd, had ik natuurlijk niet. Wy hadden gestooten en er was een gat in 't sphip, hoorde ik zoggen, en te geiyk sloegen we allen aan 't werk. De ouwe (de eerste machinist) was al bezig de waterdichte schotten dicht to maken en ik ging hem helpen. Maar dit was niet gemakkelijk, het water drukte er met kracht tegenaan en wij stonden toen al tot onze schouders in 't water. Juist op dat oogenblik weigerde de dynamo te werken en daar ging het electrisch licht over het heele schip to gèiyk uit. "We zaten in 't pikdonker en dat was het ellendigste oogenblik van hot heele geval. Maar we giDgen gauw naar den dynamo on na heelwat moeite, kregen we dien weer aan den gang, zoodat we ten minste weer licht hadden. Het geschreeuw en geroep, dat we in 't donker heel sterk gehoord hadden, verminderde nu wat. We brachten gauw de pompen in werking, maar 't gaf niet veel. In het eerste uur konden we heolemaal met zien, dat het water minderde. Na twee en een half uur zagen we echter een mindering. Maar we stonden toen tot onzen mond in 't water en het schip slingerde groote golven kwamen tegen ons op en over ons heen. 't"Was halftwaalf. Ik "ging toen weer even naar myn hut, om een droog pakje aan te trekken. En toon ik terugkwam, een kwartier later, zag ik met schrik, dat het water weer heel snel gerezen was. Toen wanhoopten we wel. Zeshonderd mylen Toen wanhoopten zo wel. Zeshonderd mylen van land en geen schip in 't zicht we zyn voor de haaien, dacht ik. 't Water roes geregeld. Er stonden al vyf en twintig voet in het ruim, telkens gingea vve kopje onder en dat bij twintig graden Fahrenheit, 't is een beroerde liefhebberij In 't wanhopigst oogenblik hoorden we den wacht roepen: Een licht achteruit stuurboord! Nu moesten we ons zien te redden. We gingen naar boyen en daar waren ze al aan 't noodschoten lossen. Het vreemde schip (do „St.-Louis11) draaide by en vroeg of hulp noodig was. Nou, dat sprak vanzelf. Hy zette zyn drie booten uit en stuurde die naar ons. 't Was moeilyk by ons komen, maar ze kwamen toch. De booten gingen langs zy en eerst gingen de vrouwen en kinderen van do passagiers er in. Wy, de bemanning, wilden zoo lang mogelyk aan boord blyven en lieten al maar door de pompen werken. De derde peiling gaf 28 voet. Geen redding was mogelyk, hot water sloeg al over het achterdek heen. Nu ging alles van boord, ook do stuurlui en de bemanning, de kapitein het laatst, nadat hy het schip met petroleum begoten en in brand gestoken had. Om vjjf uren in den morgen voer de laatste boot af. Ik sprong van boord af er in en kroop onder een bank. Er stond een hooge zee, de boot schudde geweldig Er volgde dan een verhaal van de ontvangst aan boord van de „St.-Louis," vol lof en dank baarheid. Een eigenaardige by zonderheiduit de boot worden we aan boord van de „St.- Louis" geheschen. Ik dacht een oogenblik aan myn sigaren, die in myn zyzak zaten. Zou ik die kunnen redden? Maar vóór ik het wist, had ik den strop om myn lyf, tegen myn sigaren aan, myn sigaren kapot en ik zweefde tusschen hemel en aarde. Boven werd ik binnenboord getrokken onaller- vriendelykst begroet. Zo drukten me de hand, namen me onder den arm en brachten me naar een badkamer, waar ik eerst een lekker bad kon nemen en dan schoon goed kreeg. O, wat waren ze op de „St.-Louis" aardigHet beste was voor ons niet goed genoeg. We aten en dronken wat we maar hebben wilden en een vader kan niet liever voor zyn kinderen zyn dan do menschen van de St.-Louis" voor ons waren. We hadden geen van allen iets gered dan de kleeren, die wo aan hadden. Ze hielden toon op de „St.-Louis" eon collecte van kleeron onder de passagiers en we kregen elk wat. Ik ver overde een paar kousen, een wollen hemd en eon sportpet. Later werd om geld gecollecteerd voor de mindere menschen en toen we in Nieuw-York van boord gingen, had elk matroos oen pakje goed en een gespekten zak. We kunnen niet dankbaar genoeg wezen. In Nieuw-York gingen we eerst telegrapheeren naar huis en toen moesten we by den consul komen, om onze verklaringen af te leggen en te beëedigen. Op de „Spaarndam" zyn we als passagiers meegekomen. Die voer juist een dag na onze aankomst, Zondagmiddag, weg. De equipage reisde tweede klasse, de officieren en machi nisten eerste klasse Dit is wel het volledigste verhaal, dat we gehoord hebben. Onze andere interviews gaven geen aanvullingen, maar alleen enkele nieuwe byzonderheden. Een man, die, toon het schip stootte, tus- schondeks was, vertelde het volgende: We voelden een geweldigen stoot, maar we dachten geen van allen aan iots kwaads. Want het gebeurde op het achterschip enwy waron vóórscheops. Het achtergedeelte van het schip zonk in het water en wy gingen de hoogto in, dus bleven geheel droog. Maar er kwam een boodschap: zoo kalm mogeljjk de passagiers waarschuwen en aan laten kleedenIk heb me niet kunnen voor steilen, dat alles zóó ordeiyk zou gaan by een schipbreuk. Maar, hulde aan den kapitein, dat is alleen aan hem te danken. Hy bleef kalm, en heel gewoon, zonder dat er iets aan zjjn stem te merken was, gaf hy orders. De tusschendekspassagiers werden boven ge bracht, de arme menschen zagen doodsbleek, ik hoorde er verscheidene klappertanden. Één vrouw kermde en steunde al maar door, een paai' anderen deden hun gebed. Toen de moesten nog boneden waren, ging het licht uit en nu vreesde ik het ergste. Boven werd geschreeuwd en geroepen en toen gingen er ook uit de tusschendekspassa giers gillen en kreten op. Maar er kwam gauw weer licht en we konden weer zien. Één der passagiers was zoo verschrikkelyk bang, toen bij het binnenstroomende water hoorde, dat hy weer do kajuit invloog en zich verborg onder een stapel bagage. Daar hebben we hem mot geweld vandaan moeten halen. Onze booten waren inmiddels, geprovian deerd en wel, uitgezet, maar ze sloegen kapot of dreven weg, dat weet ik niet, in elk geval waron we ze kwyt en stonden we hulpeloos. De toestand werd voor de passagiers stil gehouden en toon zy den kapitein en de offi cieren zóó bedaard zagen, dachten zy waar- schynlyk ook niet aan iets ergs. Gelukkig ontdekte toen de wacht de lichten van de „St.-Louis" en al heel gauw kwamen de booten om ons to redden. De passagiers hadden wel graag hun pakjes goed moe genomen, maar dat kon niot. Ze moesten in de boot toch al onder do banken gestopt worden, om er 25 menschen in te krygen, dus do pakjes moesten ze achterlaten. Huilend en kermend gingen ze de booten in. Niemand heeft iets gered van zyn bezittingen. Een eerste-klasse-passagier moot zelfs duizenden guldens verloren hebben. Maar we waron zelf gered en dat was immers do hoofdzaak. Deze verteller was met één dor eerste booten overgegaan. Hy had op liet dek staan kyken in de richting van liet wrak. en toen daaruit de vlammen opsloegen, was hy boven gebleven. En na twee uren was er van de „Yeendam" niets meer te zien. Weer een ander, die tot de laatst over- gekomenen behoorde, vertelde: Het was of we veel rustiger werden, toen alle passagiers van boord waren. De kapitein met zyn wondorlyke kalmte had ons voort durend al kalm gehouden, maar hot was toch of ons een pak van het hart ging, toen de vreemden weg waren. De kapitein had de boodschap meegegeven, dat wy zoolang mogelyk aan boord zouden blyven om te probeeren het schip boven te houden. Hy zou, als er gevaar was, een blauw licht laten hyschen. Nu, wy deden nog wat wy konden, maar alles om niets. Toen gaf de kapitein bevel het blauwe licht te hyschenwe moesten ons schip aan zyn lot overlateD. De kapitein gaf order overal petroleum te gieten. Dat gebeurde, in heb salon, in de kajuiten, overal goten we petroleum, we zetten de kraan van de tank opon en toen de laatste boot van de „St.-Louis" er was en wy alle maal waren overgegaan, behalve de kapitein, de opperstuurman en de lampenist, stak de kapitein de „Yeendam" in brand. (Dit gebeurt om het wrak geen gevaar te doen opleveren voor de scheepvaart). De drie mannen gingen het laatst van boord. De kapitein, vóór hy overstapte, bleef nog even staan, keek rond over het geheelo schip en sprong dan in onze boot over. En toen wy afvoeren en de hel lichte roode vlammen zwaar zagen opslaan uit het schip met reuzenhooge rookkolommon er omheen, sissende en kokende vlammen, waar de wind in bulderde en ze opdreef tot een woedende vuurmassa uit liet zwarte water, toen wy onze „Yeendam" daar in brand zagen staan, vlak voor ons, toen bleef geen oog droog, toen gevoelden wy ons of we iets, dat ons heel lief was, in het graf zagen dalen Dat pynlyk oogenblik vergeet ik nooit. Brieven uit Indië. Amice „Leidsch Dagblad", In verband met de treurige berichten van Ambon heeft men te Batavia reeds dadeiyk de handen ineen geslagen om direct financiëele hulp te kunnen verleenen en een vry aanzion- lyko som voor dat doel bijeengebracht. Tevens kondigen de dagbladen tegen 6 Februari a. s. een tooneelvoorstelling aan, te geven door dames en heeren dilettanten, waarvan de opbrengst aan het Ambon-comité ter hand gesteld zal worden. Spoedig schryf ik U over dit alles meer. Onze tegenwoordige resident Jhr. H. De Koek vertrekt in begin Maart naar Europa. Slechts ongeveer elf maanden heeft hy het bestuur over deze residentie gevoerd en toch wordt het oprecht betreurddat zyn zwakke gezondheid hem noodzaakt voorgoed naar Europa to vortrekken. Wel een teeken, dafc hy in korton tyd veel tot stand heeft gebracht. Wie zyn opvolger zal worden is nog niet bekend. Aan het einde van myn vorig schryven liet ik reeds doorschemeren, dat ik niet ge heel vry bon van do thans hier epidemisch heerschende, zeer besmettelyke ziekte met name „de Goudkoorts." Hoewel dit niet speciaal interessant is voor uw Loidscho lezers, acht ik my toch alleszins gerechtigd by dit onderwerp een oogenblik stil te staan* Onder de Hollanders was vroeger een spreek woord bekend, om in Indië fortuin te maken.' Het luidde: Yang een aap en steel een orgel en ge wordt ryk! Het zou my niets verwon deren, als dit recept reeds gesignaleerd was in het Maandblad togen Kwakzalvery, want het- is volkomen ondeugdelijk en daarby voor een zoo eenvoudig iets als ryk worden veel te omslachtig. Mot vol vertrouwen geef ik thans het nieuwste recept op en kan ik U voldoende getuigschriften toonen voor de overweldigende resultaten. Koop een zegel van óén gulden vyftig cents, stel daarop het verzoek om in een daarby nauwkeurig omschreven terrein mynbouwkundige onderzoekingen te mogen doen en wacht het antwoord der Regeering af. Luidt dit antwoord gunstig, dan is Uw for tuin gemaakt. Een voorbeeld uit de laatste dagen. De heer X, ontving voor zyn ƒ1.50 toestemming tot het doen van mijnbouw- kundige opsporingen te Soepajang, een land streek op Sumatra's Westkust. Om die opspo ringen mogelyk te maken en de gelden voor machinerieën, het zenden van een ingenieur,, enz. byeen te krygen, is opgoricht de naam- looze vennootschap Mynbouwinaatschappy- Soepajang, met een kapitaal van f 200,000 in aandeelen aan toonder groot elk f 100. Yoor het inbrengen der concessie ontving de heer X. 100,000 in aandeelen. De over- blyvende 100,000 werden verdeeld in drie serieën, waarvan do eerste groot 40,000 werd uitgegeven en binnen weinige uren was ge plaatst. Twee weken later worden die aan deeltjes te Batavia verhandeld tegen 425%, zoodat do heer X. thans voor zijn 1.50 aan zegelgelden een waarde bezit van 425,000. Soepajang is ongetwijfeld een mooie zaak, maar met zekerheid is nog niets bekend,, daar met de exploitatie nog geen begin ge maakt is. En zoo zyn hior talrykc Maatschappyen tot goudexploitatie tot stand gekomen met een gezamenlijk kapitaal van zeven millipen zeven en zestig duizend gulden. Yeol aan deelen worden opgedreven tot 800% en 2200%, zoodat in werkelijkheid heel wat-meer millioen- tjes aan do göudspéculatio deelnemen. En nog telkens hoort men van weer nieuwe Maat schappyen, die in de maak zyn en op wier terreinen zooveel goud gevonden wordt, dab men er geen raad mode weet, omdat de werk krachten ontbroken om al dat goud maar op te rapen. Me dunkt, als al die berichten en prospectussen waarheid bevatten, dan is bin nenkort het goud geen cent meer waard. Men spreekt hier van do Goudbuit van Celebes! Arme petroleum! Waar het goud voor het grypen ligt, verdwijnt do animo voor aardolio en de daling in dit artikel hoeft reeds menigeen ten val gebracht. Één zaak staat vast en wel, dat Indië een ryk land is, en al mogen thans de rykdommen niet moer op den bodem gevonden worden, onder den bodem blyken thans bronnen te zyn voor fortuinen, die de beroemde suikerfortuinen van vroeger verre zullen overschaduwen. Juist de malaiso in de cultures heeft den grooten stoot gegeven aan de mynworken en petro- leuminstallaties. Altjjd heeft men by de inlan* ders goud aangetroffen, maar nooit weed er naar gevraagd hoe zij er aan kwamen. Hier te Batavia worden ditmaal plannen gomaakt om den dies natalis op 8 Februari a. s. feestelijk te vieren, want daar op het oogenblik Batavia vol is van oud-Leidscho studenten, behoort het tot de onmogeiykheden^ dat die dag onopgemerkt zou voorby gaan. A propos, rechterlyken ambtenaren, die op eigen risico hierheen komen, raad ik ernstig aan een goed spaarpotje mede te brengen. Wij hebben hier steeds ocnigen van die gasten en hooren hen duchtig klagen, en terechte Eerst loopen ze zoowat vyf maanden leeg,! hetgeen verroweg do duurste manier van leven is, en worden dan eindelyk niet zooals vroeger ter beschikking gesteld op ƒ250 'smaands maar toogovoegd op f 150 's maands zonder moer. Iedereen noemt dit een schandaal en de slachtoffers zeiven natuur- ïyk voorop. Dit neemt evenwel niet weg, dat er menig bezoek gebracht wordt èn by den directeur van justitio èn by den algemeenen gouvernements-secretaris, om zoo'n toevoeging te bemachtigen. Dit is de beste verdediging voor deze hanaelwyze van het gouvernement,1 daar het blykt, dat het voor oen prikje goedo ambtenaren te over kan krygen. Ik beloof thans, amice „Leidsch Dagblad**,1 wat viytiger aan U te schrijven, doch niet altyd is hier stof; vergeet niet, dat wij hiei; geen mannen hebben als Van de Sande Bak-] huyzen, die een waardig onderwerp ter be spreking zyn en dien men hier in Indië niet voldoende beloond vindt met het command deurskruis in de orde van Oranje-Nassau, doch waarvoor hier de publieke opinie dien zelfden rang in de orde van den Nederlandschen Leeuw reclameert. Myn groeten aan al uwe lezers! Batavia, Uw 4 Februari 1898.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1898 | | pagina 10