Uitzending Tan Diners Salmiak-Pastilles, v. Waveren's Bock-Rier. een Groote Collectie KORSETTEN, IVY-ZEEP. Boekverkooping S. EL C. SMITS, Rraepelien en Holm's N\ 11659. "Vrijdag 25 Februari. A0. 1398 geze <Qourant wordt dagelijks, met uitzondering van gon- en feestdagen, uitgegeven* Tweede Blad Vervolg der Advertenticn. 0606 6 vau af 80 Cents. BORGERSDÜK NIERHANS ONTVAIVGrEKT TEGEN BUITENGEW9GN LAGE PRIIZEN. Het Plantaardige GEZONDHEIDS-KORSET is zeer aan te bevelen. iboi 30 Haarlemmerstraat hoek Paardensteeg. LEIDSCH DAaBLAB. PRIJS DEZER COÜRANTl Voor Leiden per 3 maanden. f f 1.10. Franco per post1.40. Afzonderlijke Nommers 0.06. PRUS DEK AD VEETENT IËK: Van 1—6 regels 1.05. Iedere regel meer f 0.17J. Grooter» lettere naar plaatsruimte. Vgpr het Utcasseeren buiten de etad wordt 0.06 berekend. ORloiëele Kennisgevingen. De Burgemeester der gemeento Leiden herinnert den ingezetenen aan de bepaling van art. 1 der Kies wet dat, om op de kiezerslijst voor 1898/9 geplaatst te worden de aanslag iu een of meer der rijks directe belastingen over het volle laatstverloopen dienstjaar vóór of op den lsten Maart 1898 moet zijn voldaan, terwijl van betalingen, in de maand Februari gedaan, vóór den 3den Maart aan hem, Burgemeester, moot zijn gebleken door vertooning van het voor voldaan geleckend aanslagbiljet. Met nadruk wordt voorts door hem gewezen op de voldoening van de aanslagen op het kohier wegens de personeele belasting, dat den 31sten Januari dezes jaars is afgekondigd en waarvan de aanslagbiljetten in het begin der maand Febr. Zyn uitgereikt. Leiden, De burgemeéSter voornoemd, 18 Febr. 1898. F. WAS- Het proces Dreyfus-Zola. De opkomst van belangstellenden was gis teren, de 15de proce3 dag, enorm. Te 11.45 kwam Zola, zonder incident, aan hot paleis van justitie aan. Dj menigte was zeer beweeglijk- De zitting werd te 12'/4 u. geopend. Advocaat Labori zette zjjn pleitredo voort. H[j las het stenographisch verslag voor der woorden van gen.raai De Pellieux, die beweerde licht te zullen brengen in de zaak, en die sprak over het stuk, waarin gezegd wordt: „Zeg toch vooral nooit, dat wy met dien Jood in betrekking hebben gestaan." „Dat is het treurigste incident van dit ge- heele proces," zegt Labori, „want men heeft er op gerekend, dank zy dit bewijs, het debat te doen verloopeD." Labori wijst er op, dat men niet te veel waarde mo.t bochten aan de stukken, waar over g neraal De Pellieux sprak. In het stuk staat niet: „met dien Jood," maar „met dien Jodenboel" (cette juiverie). Hy spreekt zijn vertrouwen uit, dat de generale staf, die te goeder trouw is, zijn onderzoek zal voortzetten. Hij vraagt zich af of Esterhazy geen mede plichtige moet bobben gehad, niet in den gene- ralen staf, maar iemand, die onder hem stond. „Indien het bewijsstuk, waarvan men sprak, zoo frappant was geweest," zegt by„zou men het dan niet aan Picquart hebben ge toond, om hem zijn onderzoekingen te doen eindigen? Men heeft misbruik gemaakt van de goede trouw van generaal Dê Pellieux. Labori betoogt, dat het bordorel van Ester hazy moet zijn, by wyst daarby op de incon sequentie der experts. Dat er geheime stukken aan den krygsraad zyn medegedeeld, is niet te loochenen. Dit wojdt erkend, zoowel in tal van artikelen in dagbladen als in het rapport van majoor Ravary. „Ik vraag u, wat beteekent dit geheime stuk toch? Een authentiek visitekaartje met een valsche nota er aan. Het is het kaartje van een militair attaché. Op dit kaartje staan enkele woorden, die op onechtheid wijzen, en daarby is gevoegd deze nota, die evenzeer onecht is: „Er zal 69n interpellatie worden gehouden over de zaak Dreyfus. Men moet wel weten dat wy met dien Jodenboel niets hebben uit te staan". „Het is een valsch stuk, hoeren gezworenen 1 Men heeft zich een visitekaartje van een militair attaché van het Drievoudig Verbond verschaft. Deze nota is afkomstig van een spionnage-agent, die misschien een schurk heeft gedekt. Deze agent heeft het doen voor komen alsof dit stuk door een militair attaché van het Drievoudig Verbond was gezonden aan een anderen militairen attaché. Had kolonel Picquart ge6n reden om te zeggen dat dit stuk onocht is? En zou alles riet heel dui- deiyk worden, wanneer Esterhazy onder den generalen staf een medeplichtige had di9 hem niet alleen „vrijsprekende documenten" ter hand stelt, maar die ook valsche stukken maakt om de goede trouw van den generalen staf om den tuin te leiden? „Dat stuk, myne heeren, heeft biykbaar niet de miosto waarde want als het anders ware, zou men zich er van hebben bediend om kolonel Piquart opheldering te geven, om van hem weg te nemen wat men hoeft genoemd zyn „geduchte obsessie." En als het stuk echt was, waarom zou h-jt ministerie zich dan niet zegepralend daarvan hebben bediend in het parlement? „Ik concludeer uit dit alles dat men de bekendmaking van deze geheime stukken van de tribune niet naliet uit vrees voor oorlog, maar uit vrees zich belachelijk te maken l" Na het bestaan van geheime stukken te hebben vastgesteld, zei Je Labori, dat by de interpellatie van Jaurès de minister Móline zich bepaalde tot het antwoord: „dat by niet door over de zaak D eyfus te spreken de be rekeningen van Jaurès wilde dienen". „Is dit niet het antwoord eener regeering, die iets te verberg n heeft?" (Beweging). Labori herinnerde de l9den der jury aan het stilzwegen, in die zitting in acht genomen door generaal Mercier, over alles, wat de mededeellng van het geheime stuk betreft. Als loyaal soldaat wilde hy zyn geweten niet bezwaren met een leugen; zyn stilzwygen is eon bekentenis. H.t bewys is geleverd. Toch blyft voor generaal Merci:r de wroe ging nog over, dat hy aan de rechters een vonnis ontrukte, dat hy rechtvaardig kon achten, maar dat hy met minachting van den wetteiyken weg verkreeg. H^j vraagt, waarom Mercior, iDiien hy zoo zeker was van de schuld van Dreyfus, hem niet liever deed verdwynen in de diepste der oubliettes, dan aan de wereld het schouwspel te leveren van een gerechteiyke comedis als die krygsraad opleverde. Indien het land den ernst dezer dingen zal gaan begrypen, zal het slechts kunnen opstaan en protosteeren uit naam van de eeuwige moraal. Dat is het, wat Zola deedl In een zeer pathetische passago, die de ontroering van een deel der toehoorders op wekte, sprak de advocaat van het gezin van Dreyfus. Hy riep mevrouw Dreyfus tos, moed te houden, en las een brief van den veroor deelde voor. „Men beschuldigde Dreyfus den kapitein Degouy aan de Duitsche regeering te hebben verraden. Gisteren kwam de broeder van dien officier my machtigen hier de verklaring af te leggen in zyn naam, dat hy niet aan die daad van verraad tegenover zyn broeder ge looft." (Langdurige beweging.) Labori herinnert met Cassagnac, wians artikelen hy aanhaalt, dat rechteriyke dwalin gen, zooals die van Pierre Vaux en Cauvin, altyd mogeiyk zyn. „Welnu, myne heeren, de stryd voor de rechtvaardiging van Dreyfus is voortgekomen uit dit artikel, dat een scherp antwoord was op dat van de „Éclair", die durfde beves tigen, dat de naam van Dreyfus voluit gedrukt stond in het bekonde stuk en daardoor een ware onbeschaamdheid beging." Labori maakt er generaal De Pellieux een verwyt van, dat hy Picquart als „monsieur" aansprak, vergetende, dat hy tot een onder geschikte het woord richtte. Wat zou er gebeurd zyn, indi6n Picquart geen meester van zicbzelven was gebleven en hem had geantwoord met een gebaar van verzet? „Ik wil niet zeggen, dat men Picquart een strik heeft willen spannen; maar hy bleef zwegen en verschanste zich achter het yzeren consigne, dat hy als soldaat respecteerde". (Teekenen van goedkeuring). Labori houdt een lofreJe op Picquart; hy spreekt de verwachting uit, dat Picquart grooter uit het proces zal te voorscbyn treden. De zitting werd te 2 u. 10 min. geschorst. Een anarchistische neger, die voorzien was van een kaart, door een gevolmachtigd minister afgegeven, werd uit de zaal verwyderd. Tydens de schorsing ging het in de gangen zeer levendig toe. Omstreeks tien minuten voor halfdrie kwam do heer Déroulè e bjnn -n; hij mocht echter de zaal Diet binnentreden. Tusschen hem en een der belangstellenden ontspon zich het volgende incident: „Het verwondert my niet," zeide Déroulède, „den agent van Engeland, Georges Glómenceau by dit proces te zien." Iemand uit het publiek voegde hem toe: „Het staat u fraai dat te zeggen, u die Boulanger hebt gemaakt tot wat hy was." „Daar beroem ik my openlyk op," hernam Déroulède, „als het land wat minder beraad slaagd had, zou het er thans beter mede ge steld zyn." „Gy hebt het er mooi afgebracht," voegde de vorige spreker hem toe, die daarop met scheldwoorden werd overladen. De spreker maakte zich bekend als de heer Agyriades, advocaat aan de Parysche balie. „Gy tracht Frankryk te bedriegen", voegde Clémenceau hem toe. „En gy de Fransche revolutie weg temoffe len," luidde het antwoord. De zitting werd te 2 u. 35 min. heropend. Labori zette toen zyn pleidooi voort. Sprekende van de huiszoekingen, by Ester hazy gedaan, zegt hy, dat deze op heeter- daad op een onjuistheid word betrapt, toen hy voor den krygsraad sprak van een vol slagen inbraak. Labori rechtvaardigt de gedane huiszoe kingen. Toen Labori over de huiszoekingen by Esterhazy sprak, werd in de zaal geprotes teerd. De president dreigde de zaal te doen ont ruimen. Labori zegt, dat hy in de brieven van gene raal Gonso het bewys ziet, dat kolonel Picquart eenstemmig was met zyn chefs. Die brieven bewyzen ook, dat het borderel to voorscbyn gekomen is uit de brandkast en dat er nooit bekentenissen hebben plaats gehad. Want indien er een beschuldigend dossier bestond, zou [Gon89 tot Picquart gezegd hebben: „Gy zyt niet wys, vriend; want gy weet, dat er bewyzen voor de schuld van Dreyfus be staan." (B.weging) Labori zeide verder: „Ik heb getracht deze zaak te ontdoen van een deel der duisternis, die haar omringde. Ik heb u de leugens van bet dossier Dreyfus willen toonen. Er blyft mij thans nog over te spreken over het beweerde stuk, dat op het laatste oogenblik door gener.ial De Pellieux in de debatten is gebracht. Men moet aan dit stuk niet meer belang hechten dan aan esnig ander. „Mgn verbazing was groot, toen ik de verklaring van den heer De Pelli-ux hoorde. Het kwam my voor, dat men verboden had te spreken over de zaak-Dreyfus en ziedaar een generaal, die haar plotseling ophettapyt brengt. Men heeft mij niet veroorloofd dezen getuige vragen te stellen. Dat is voor my het treurigste incident van dit proces, een incident, dat de verdediging bykans had doen afwyken. „E n oogenblik heeft de justitie aas minder nobel, minder vlekkeloos toegeschenen. Wy hebben ods afgevraagd wat wy moesten doen en wy hebben besloten tot bet einde te volharden. Labori gaat daarop over tot de bespreking van het borderel: „Om niet te behoeven bewyzen van waar dit borderel kwam, heeft mee redenen van staat ter hulp mosten rospenl Maar els 's lands veiligheid op het spel stond, waarom heeft men dan den aanblik gegeven van deze be treurenswaardige rechteriyke comedie? „Het schrift van het borderel is van Ester hazy, kan Diet van Dreyfus zyn! Bovendien heeft dit stuk d6n rechters van den krygsraad zoo weinig ernstig toegeschenen, dat geen veroordeeling zou hebben kunnen volgen. De regeering had een geheimzinnige onbeschaamd heid te verbergen. (Gerucht.) Dat is in de debatten voldoende bewezeD. Maar er is aan den krijgsraad een geheim stuk medegedeeld. „Men heeft gezegd, dat Dreyfus wettig en rechtvaardig is veroordeeld. Wettig het tegendeel is bewezen, rechtvaardig ik maak my sterk het tegendeel te bewyzen. „Dat alles, heeren gezworenen, is het werk geweest van generaal Mercier, ole aan den krygsraad een onwettig vonnis heeft ont rukt. Hoe groot ook hun goede trouw zy, de militaire rechters moeten aan het woord van hun chef geloof slaan. Heeft Zola dus niet geiyk gehad te prote3teeren in den naam van de moraal 1" Sprekende over de verandering in de hou ding der chefs tegenover kolonel Picquart, gaat Labori voort: „Wat heeft dat alles doen veranderen? Voorzeker niet de valsche geheime stukken, die voor de interpellatie-Castelin by het minis terie van oorlog werden ontvangen. „Het was de interpellatie-Castelin zelf, die de bureelen van het departement van oorlog heeft doen omslaan. De regeering heeft geen licht durven verspreiden en voor het publiek is de zaak Dreyfus geworden tot een zaak, waar men niet aan raken kan. „Men vreesde eenige troebelen in het land. Men heeft beweerd, dat de vrienden van Dreyfus langs wettigen weg do hernieuwing van hot proces hadden moeten vragen. De waarheid is, dat men vrees koesterde vooq de menigte, de regeering moest daarom by haar houding volharden. Toen heeft men kolonel Picquart met een zending belast. „Een oogenblik heeft er een schemer van licht geblonken aan het ministerie van oorlog. Thans ke.-rt deze schemer terug, hy zal weldra een zon worden! Labori komt daarna tot wat hy noemt het punt Esterhazy: „Men moot my good begrjpen. Ik heb hier niet een proce3 tegen Esterhazy te voeren. Onschuldig of schuldig, heelt Esterhazy onder een verschrikkeiyke aanklacht gestaan. Hy was eerst verpletterd, maar heeft zyn aplomb herkregen. Hy is door den krygsraad viy- gesproken, des te bet r voor hem en des te beter voor myi „Schuldig of onschuldig heeft Esterhazy moeten strijden teg n de meest geduchte aantyging: hy doei het m6t geestkracht en v.-rdient daarom des te meer myn meielyden." (Beweging). „Maar, myne heeren gezwor.nen, na dezo hulde aan de gewysde zaak, moot ik u op de hoogt9 stellen vao alle beschuldigiageo, die tegen hem zyn ingebracht. Ik moet u in 6taot stellen ten vergeiykiog te maken tus schen de instructie t-^gen Esterhazy en de instructie tegon Dreyfus." Labori vermeldt uitvoerig allo feitoD, die majoor Esterhazy ten laste worden gelegd, en gaat dan voort: „In de Kamer deed de minister van oorlog een beroep op de vaderlandsliefde van allen om niet een debat te heropenen, dat aan het gezag van de gewysde zaak afbreuk zou dosn. Daar lag de fout van de regeering dat zy niet door den minister van justitie het initiatief heert genomen tot de herziening van ho'. proces; zy had het bestaan van het geheime stuk moeten ontkennen of erkennen, maar men heeft vrees gehad. Men had moeten zeggen tot de menigte: „Wat gy ook uit schreeuwt, wy zeggen, dat een onwettigheid is bedreven en wy eischen herziening." Maar men heeft niet gedurfd en toen kolonol Picquart lastig word, zond men hem naar de grens van Tunis." (Vervolg Eerste Blad.) bij HACKIJK, Langebrug 63, algemean erkend als hst beste middel by Hoest en Verkoudheid. Het is een sl£jmop!o3send en verzachtend middel by uitnemendheid. Verkrijgbaar by de meeste Apothekers en Drogisten. Prysperflescbje 20 Ceats. Alleen echt in fleschjes, voor zien van etiquet, waarop de handteeke- ning van KRAEPELIEN A HOLR, 9953 18 Zeist, Hofleveranciers. bij 1608 9 Vrydagavond 25 Febr., te halfzeven: Taal- en Letterkunde (vervolg en slat) Nrs. 1966 2513 van den Catalogus, 6S9 66 Keurige Kinderboeken Cadeau in ruil voor de omslagen. Zendt ze franco als brief aan bet 654 40 BOOFDOEPÓT, Amatei H«, Amsterdam. v - -- - - -s.-'z gebruikt voor Uwe kinderen nooit anders dan Zij is de zachtste en zuiverste zeep voor de huid. Bestelt bij Uwen WINKELIER!

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1898 | | pagina 5