in de met si rgroen keurig gedecoreerde zaal
hadden ingenomen, na door bet publiek
eerbiedig te zyn begroet.
De j ugoigo executanten, gevormd uit de
koorklussen der Koninkiyke Muziekschool,
war.n allen getooid met de oranje-kleur,
terwyi zy de woorden aflazen van oranje
papier; ja zelfs was de tekst tusschen de
partituur van den dirigent, den heerYöllmar,
op braeie oranjestrooken gedrukt, hetgeen,
alles te zamen, van uit de zaal een niet
onaardigen aanblik opleverde.
Hare Majesteiten waren vóór het derde
nummer van het programma, een vioolromance,
voorgedragen door mej. Fieta Dermout, binnen
gekomen en bleven tot het einde na de can
tate „'t Ouderhuis," welke voorafgegaan werd
door eenige liederen, gezongen door mej.
Marceline De Vries.
De uitvoering vaa het kinderkoor, onder de
energieke leiding woderom van den heer
Yöllmar, die den ganschen avond een moeite-
volle taak had, aangezien h(j ook de solisten
accompagneerde, werd door de vorstelijke be
zoeksters met zichtbaar genoagen gevolgd.
Da Koninginnen betuigden den heer Völlma
haar verlrek dan ook haar ingenomenheid
met dit concert en ook met het spel en den
zang dor dames so'iston.
Toen de dirigent, na Hare Majesteiten te
bobben uitgeleiJ, in de zaal terugkeerde, bood
do kleinste kleuter uit het Kinderkoor hem
onder daverend applaus een reuzenkrans van
lauwerbladeren, doorwerkt met rozen, aan.
Voor een gemeente-touwteirein op den
hoek dor Jan-Luyken-straat en Stadhouders
kade, te Amsterdam, wordt een prijs van
f 26,000, d. i. ruim f 50 per M1., "geboden
Met de commissie van bijstand in het beheer
der publieke werken aldaar, zijn E. en Ws
van oordeel, dat dit bod voor de gemeente
aannemelijk is, terwijl dit terrein niet geschikt
is om in erfpacht te worden uitgegeven, aan
gezien het behoort tot de zoogenaamde villa
terreinen, die uit den aard der zaak niet voor
zulk oen teperkt en tijdelijk genot worden
gewenscht. Zij vragen mitsdien aan den Raad
machtiging tot don verkoop over te gaan.
Het Utrechtscbe Studentencorps zal op
22 Mei 50 jaar bestaan. Er worden plannen
gemaakt om dit feest buitengewoon to viereu.
Waarschijnlijk zullen de te houden feest lyk-
heden op 23 Mei beginnen.
Oa:tr?nt do indien-st3telliog van oorlogs
schepen in dit jaar en bun besteraming ver
neemt „Het Vad." h9t volgende:
Het pantsirdekschip „Friesland" wordt 16
dezer to Feyenoord ia dienst gesteld en is
bestemd om in Mei a. s. oen reis naar Lissabon
te doen, om onze Rogeeriug ta vertegen wo.r-
eigen by de Vasco de-Gama-feestm op den
Taag. De pantserdekschepen „Holland" en
„Zeeland" wo dön resp. te Amsterdam en te
Vlissingen in dienst gosteld, als zy daarvoor
g:-reed zyn. Twoe der pantserdekschepen ver
trekken in het laatst van het jaar naar Oo.t-
Indië.
De schoener „Argus" komt in Maait te
Ni=uwediep in dienst voor het poli tie tot zicht
op de Noordzee; „Zeehond" en „Djlfijn" bly-
ven daarvoor in dienst.
De korvet „Sommelsdyk" wordt 1 Juni te
Hellevot-tsiuis in dienst gesteld en moet de
id. „Alkmaar" in Weet-Indiü gaan aflossen.
Het logementschip „Neptunus" komt 24
dezer te Kieuwediep in dienstden 16den Maait
wordt de kanonneerboot „Heffing" daaraan
toegevoegd.
De kanonneerbooten „Brak" en „Haida"
komen resp. 29 Maart en 1 Juni te Amster-
Jam en te Hellevoetsluis in die-st voor de
oefeningen der miliciens.
De opnemingsvaartuigen „Geep" en „Raaf"
worden resp. 1 Maart en 1 April te "Willems
oord en Hellevoetsluis in dienst gesteld.
Voor de oefening van adelborsten komt 2
Mei het instructieschip „Uranu" te Willems
oord in dienst, waaraan 9 Juni het instructie-
schip „Ever" wordt toegevoegd.
Het stoomschip „Koningin-Regentes",
van Amsterdam naar Batavia, passeerde 11
Febr. Kaap Rocajdo „Titan", van Amsterdam
en Liverpool naar Java, is 11 Febr. Gibraltar
gepasseerd; de „Amsterdam," van Rotterdam
naar Nieuw York, vertrok 11 Febr. van Bou
logne s/M.; de „Bundesratb," van Oost-Afrika
naar Vlissingen en Hamburg, arriveerde 10
Febr. te Aden; de „General" arriveerde 10
Febr. van Hamburg en Amsterdam to Mozam
bique; de „Kaiser", van OoRt Afrika naar
Vlisringen en Hamburg, vertrok 10 Febr.
van Napals; de „Koningin Wilhelmina" arri-
voerdo 12 Febr. van Batavia te Amsterdam.
Noordwyk. Gisteravond gaf het Sfc.-Jeroens
gilde de eerste der gezellige bijeenkomsten
aan zyn leden, donateurs en donatrices, geiyk
we dezer dagen met een onkel woord aan
kondigden. Wy vreezen geenszins voor onbe
scheiden door te gaan, zoo schryft onze cor
respondent, als wy voor degenen, die „na
ons komen", uit de school klappen. Integen
deel, ons verslag kan niet anders dan een
aansporing zyn voor do volgende bezoekers,
toch vooral niet thuis te bljjven. Want het
uitgebreide programma, dat wy èn om don
omvang èn om niet te lang te worden, niet
anllen medodeelen, gaf „elck wat wils". Als
men weet, dat zoowel het fanfare-corps
„St.-Jero9n" en het R.-K. Zangkoor als eenige
heeren dilettanten, hun medewerking verleen
den, dan begrypt men, dat men te hooreD
kreeg muziek (en uitstekende), zang (in koren
en solo's), voordrachten (met en zonder zang,
in gebonden en ongebonden Btyi), een panto
mime, eon paar luimige kamerstukjes en een
kluchtspel en dat alles ondanks den omvang
van het progamma in bekwamen tyd uitge
voerd, daar geen enkel stuk veel tyd in beslag
nam en de pauzes niet te laDg genomen
werden, voegen we hier nog by, dat als bors
d'oeuvre een viertal jonge dames eenige quatre-
mains ten beste gaven, dan kan men nagaan,
dat er heelwat te genieten viel en genoten
werd, getuigen de uitbundige lachbuien en het
daverend applaus, na ieder stuk, dat der
executanten deel word. Het bestuur mag dan
ook met rechtmatigen trots op dezen avond
terugzien en de verwachting koesteren, de
volgende avonden een even dankbaar publiek
aan zich te verplichten. N i een woord van
dank door den voorzitter aan alle medewer
kenden en den eerw. heer kapelaan "Weever
en het zingen van het St.-Jeroenshed, behoorde
deze eerste feestelijke bijeenkomst weer tot
het verleden.
Ryiizaterwoude. Alhier is een Cbristeiyk
Gereformeerde gemeente gesticht
Ter-Aar. De lyst van de zich in deze ge
meente bevindende kinderen op 1 Januari 1898
boven de zes en beneden de twaalf j>«ren ver
meldt 322 kinderen, als 150 j. en 172 m.
Van deze kinderen bezoeken ce cpenbare
school alhier 53 j. en 58 in. en de R.-K. school
68 j. en 60 m., terwijl er buiten de gemeente
schoolgaan 21 j. en 27 m., zynde ahoo geheel
142 j. en 145 m die do school bezoeken.
Het getal niet-schoolgaande kinderen bedraagt
8 j. cn 27 m. Het vorig j ar was dit getal
twaalf grooter.
Ha getal kinderon, die in do gememte
schoolgaan en in naburige gemeenten woon
plaats hebben, bedraagt 5 j. en 13 m.
Waddings veen. In de vergadering van
leden tn conateurs der vereeniging „De
Werkman" werd door den penningmeester
rekening en verantwoording gedaan. Uit zijn
verslag over bet 15de bo.kjaar Ueik, dat het
aantal Jeden 188 bedraagt. De ontvangsten in
dit jaar bedroegen f 1094 33 en de uitgaven
f 975 26, zoodat een voorde&lig saldo van
f 119.07 verkregen was. Aan 't einde van
bet 14de boekjaar was in kas f 2984.06, zoodat
de Vereeniging op 't einde van het 15de
lo.'kjai-.r kon beschikken over de som van
f 3103.13. Wy wenschen deze zoo hoogst
nuttige Vereeniging een lang en krachtig leven
toe; zij verdient dat ten voile.
Woubrugge. Dj herzi?ne lysten der stemge
rechtigde ingelanden v^n den Veender- en
den Oudenclykschsn-Polder onder deze ge
meente, die voor ingelanden ter vitria liggen,
bevatten respectievelyk de namen van 12 en
20 stemgerechtigden, aie 177 od 342 stammen
kunnvn uitbrengen. Het hoogste tteinmtncy er,
dat in den polJtr „Oudendijk" \oorkomt, is 42,
het laagste 2; in den Veender-polder 30 on 1.
Uit de „Staat courant".
Kon. beslui ton. Met ingang van 1 Juni 1898,
benoemd tot directeur van het post- on telegraaf
kantoor te Ravestein, J. "Wiute.s, thans commies
der posterijen van do 2de kiasso.
Pensioen verleend aan D. Waagq, ten bedrage
van ƒ389 'sjnars. aan Chr. Klijn, weduwe van den
postbode G. Helsloot, ƒ143.
De luit.-kol. A. J. R. De Vrede, provinciaal-
adjadant in Nooid-Brr.bant, op zijn aanvrage, met
ingang van 1 Mei 1898, op pensioen gesteld en het
bedrag van het pensioen bepaald op f 1800 'sjnars.
Dij beschikking van deu minister vau buiten-
landscbe zaken, is aan jhr. nir. F. G. Van l'an-
huys, commies aan bet departement van buiten-
lamlsche zaken, op zijn verzoek, eervol ontslag
verleend uit zijne betrekking van secretaris der
commissie, belast met het afnemen der consulaire
examens, en als secretaris aan gemelde commissie
toegevoegd do heer rar. L. L. Visser, adjunot-
corumios aan gemeld departement.
De zaak Dreyfus-Zola.
By de opening, om tien miouten vóór
balféén, der vyfde zitting van het proces,
bracht de president van het gerechtshof deu
getuigen in herinnering, dat zy, die nog niet
gehoord waren, de zaal mo6&ten verlaten. Hy
roept generaal Pellieux terug.
Dezen vraagt de president of by niet een
in het Spaansch geschreven brief onder de
oogen heeft gehad, die aan kolonel Picquart
geadresseerd was.
Pellieux antwoordt, dat hy er een afschrift
van heeft gezien. Er werd het volgende in
gezegd: „Eindelijk is het groote werk vol
eindigd en Caglioatro is Robert Hoadin
geworden. Halfgod vraagt of hy u niet zou
kunnen spreken." Nadat hy eerst Esterhazy
had beschuldigd dezen brief to hebben ge
schreven of doen scbryven, vervolgde de
getuige, zeide Picquart, dat het, zoo niet
Esterhazy zelf, dan iemand van zyn vrienden
kan zyn geweest. „Toen ik bem beb gezegd,
dat een der brieven moest zyn van den
ontslagen politie-agont Soffrain, heeft by een
aanklacht tegen dezen ingediend. Er is nog
een andere brief geschreven ik kan het wel
zeggen door Germain Ducasse, een neef
van Mile. Blanche De Comminges. Dezen zou
men kunnen hooren. Hy woont 13, avenue
Lamothe Picquet.
Generaal Pellieux zegt verder„Kan men
zeggen, dat die officieren hun bloed hebben
gestoit op het slagveld, terwyi anderen zich
bevonden men weet niet waar?....
De generaal eindigt zyn zin niet en herneemt:
„Indien de officieren goboord zouden zyn,
zouden zy met verontwaardiging hebben
geprotesteerd t°gOD do beschuldigingen, welke
tegen hen zyn ingebracht. Ik treed althans
uit naam van hen op. Ik ben hun chef en
aangezien ik aanwezig was by de zittingen
van den krygsraad, kan ik getuigenis afleggen,
dat de krygsraad, die Esterhazy vrysprak,
gehandeld heeft onafhankeiyk en volkomen
loyaal. Het was de minister van oorlog, die
voor de zaak Esterhazy behandeling met
gesloten deuren eischte."
Generaal Pellieux houdt vol, dat het dossier,
waarover kolonel Henry sprak en dat geopend
werd, niet was het dossier Dreyfus, maar een
dossier over postduiven. Het dossier Dreyfus
werd alleen onlangs door hem zelf geopend
om een Dieuw ondersoek in te stellen. De
generaal ontkent formeel, dat hy een confe
rentie van twee uren gehad heeft met kolonel
Henry.
Naar aanloiding van een uitlating van den
generaal neemt Zola het woord en zegt tot
De Pellieux: „Er zyn verschillende manieren
om Frankryk te dienen. Zoo gy overwinningen
behaald hebt, ik heb de mijne bovochten."
Pellieux zegt, dat b(j niet zal antwoorden.
Na de interruptie van Zola stelt Labori
een reeks van vragen aan Pellieux. Hy vraagt:
„Hebt gy niet by den krygsraad, die over
commanoant Esterhazy oordeelde, gezeten
achter de bden en hebt gy niet deelgenomen
aan h.t debat?"
De Pellieux antwoordt: „Als ik dat gedaan
beb, dan is dat niet geschied zonder vooraf
gemachtigd to zyn door generaal Luxer. Als
o'ficier dor gereebtelyke politie bad ik het
rouh: z .kere vragen aan den getuige scherper
t9 doen stellen."
Advocaat Labori vraagt of mr. Leblois geen
vragen deed, die een aanvulling van het onder
zoek noodig maakten?
Pellieux zegt, dat hy deze vraag niet be
antwoordt, want de zitting had met gesloten
deuren plaats.
De president weigert den getuige de vragen
te st llcn, welke door Labori zyn gedaan.
Een heftig incidmt volgt. Er ontstaat een
levendige woordenwisseling.
Labori dient conclusion in. Vervolgens wordt
generaal Gonse opnieuw opgeroepen, die een
lofrede houdt op den archivaris Gribbelin.
De archivaris Gribbelin wordt opnieuw ge
hoord en zegt, dat koloüel Picquart hem op
zekeren dag vroeg ten poststempel van af
zending te doen plaatsen op een brief, welke
\ro ger gedateerd was dan de dag, waarop
het v rzo k werd gedaan.
Commandant Lautb komt terug op het in-
ciJtnt met het verscheurde petit bleu (kaart-
t.hgram).
Vervolgens wordt kolonel Picquart gehoord.
Er ontstaat beweging. Aller aandacht is ge
spannen.
Doze getuige verklaarde, dat hy omstreeks
Mei 1895 keanis kreeg van fragmenten van
kaarttelegramraen, waarin over Esterhazy
gesproken werd. De bewoordingen schenen
aan te duiden, dat Esterhazy in betrekking
stond tot verdachte personen. De resultaten
van myn nasporingen, zeide hy, strekten
dezen officier niet tot eer. Hy legde een won
derlyko nieuwsgierigheid aan den dag ten
aanzien van zekere gebtirae militaire zaken.
Myn chefs gaven rty opdracht myn onderzoe
kingen voort te z;tten. Wat ik door nasporing
on vtrgelyking aangaande Esterhazy aan het
licht tracht, bevestig le myn vermoedens,
vooral wat betroft de geiykenis van zyn schrift
met dat van het borderel. De expert Berriilon
zeidj my: „Het is sprekend het schrift van
het borderel." Du Paty de Clam sprak als
zyn meening uit, dat het het schrift van
Dreyfus was.
Kolonel Picquart zagt, dat hy wist, dat een
gedecoreerd hoofdofficier zekere documenten
aan een vreemde mogendheid leverde.
Hy geeft byzonderheden omtrent de enquête,
die hy instelde, vertelt van zyn overplaatsing
naar Tunis, waar al zyn brieven geopend
werden. Generaal De Pellieux liet hem onlaDgs
een brief zien, welken hy nooit in handen
heeft gekregen.
„Een onderschepte brief was geteekend „Spo-
ranza" en by de lering begreep ik zekere dingen
waarvan ik ray tot dusver geen verklaring
had kunn.n gsven. Daar ik tydens myn ver
blijf in Tunis brieven ontving, afkomstig van
personen, die schenen te gelooven, dat ik nog
altyd belast was met den informatiedienst,
schreef ik aan kolonel Henry met het verzoek
bekend te maken, dat ik my met dien dienst
niet meer berig hield. Kolonel Henry, die
myn ondergeschikte was geweest, antwoordde
my op zoodanige wyze, dat ik hem terug
schreef en formeel protesteerde tegen de manier
waarop de feiten, welke hy zeide, dat my ver
weten wer Jen, waren gerapporteerd. Ik begaf
my naar Pary3, om overleg te plegen met mr.
Leblois, myn raadsman. Ik overhandigde hem
stukken voor myn verdediging, met name de
brieven van generaal Gonse.
„Terug in Tunis, hoorde ik over niets meer
spreken, tot men my op het oogenblik, dat
ik reeds op weg was naar het zuiden, naar
Tunis terugriep en my een reek6 van vragen
stelde. Ik ontving zelfs op zekereQ dag een
brief van commandant Esterhazy, waarin my
werd verweten, dat ik onderofficieron had om
gekocht om my in het bezit te stellen van
door hem geschreven schrift. Tegelykertyd
ontving ik een telegram, geteekend „Speranza."
„Dat telegram scheen my afkomstig te zyn
van personen, die op de hoogte waren van do
zaak Esterhazy."
De kolonel vertelt verder van zyn ver-
scbynen voor generaal Pellieux, waarby hy
werd behandeld als een beschuldigde. In-
tusscben, zegt hy, bracht Ik tal van feiten
in tegen Esterhazy, met name de geschiedenis
der verduisteringen te §fax. Men hield geen
rekening met myn aanwyzingen.
Kolonel Picquart verdedigt zich dan tegen
beschuldigingen, w Ike men tegen hem hoeft
ingebracht, in het byzonder tegen de aan
klacht dat by een geheim dossier in handen
gehad heeft. Hy neemt op zich de bezoeken
ten huize van Esterhazy te rechtvaardigen.
Hy deed niet meer dan naar Esterhazy,
wiens woning te huur stond, een agent te
zenden, die bem gewoonlyk surveilleerde, en
deze bracht hem eenvoudig een kaart zonder
eenig belang, welke Picquart diende voor de
▼ergelyking van de handscbrift&n. £eze agent
constateerde, dat een groot aantal papieren
verbrand waren.
Op het oogenblik dat kolonel Picquart de
balie verlaat, wordt hem een ware ovatie
gebracht. Het publiek juicht hem als razend
toe; men hoort kreten: „Leve Picquartl" en
„Leve het leger 1" Aan bet einde der zaal
wordt geprotesteerd, De zitting wordt geschorst.
Een levendige woordenwisseling ontstaat
tusschen advocaten en het publiek. Enkele
advocaten gaan heen naar den deken om te
protesteeren tegen de manifestaties der jonge
advocaten ten gunste van Picquart. Tal van
advocaten juichen de generaals toe; andere
leggen hun toga's af, verklarende dat die
door het gebeurde o.nteerd is en dat zy het
ambtskleed niet weer zullen hernemen ge
durende de debatten.
De hoofdofficieren schynen niet te weten
wat hun te doen staat. Do deken der orde
van advocaten ontmoet de generaals Gonse
en Mercier in de Salle dee pas perdus en
schudt hun do hand, uitsprekend den eerbied
van de balie voor het leger en haar leeowezen
over do betooging van eenigj jonge advocaten.
In de Salie du Harleywaar het propvol is,
vormen zich drie groepen. Er wordt met veel
misbaar over en weer gesproken.
By de hervatting der zitting doet de president
opmerken, dat eenige ptr«onen zich gekleed
hebben in het gewaad der ad yocaten om de
zaal binnen te komen. Tegen hen zullen
maatregelen genomen worden.
Kolonel Picquart komt opnieuw voor en
Labori stelt hem een groot aantal vragen.
Picquart erkent, dat hy aan zjjn chefs heeft
medegedeeld, dat Esterhazy met grond kon
worden beschouwd schuldig te zyn met be
trekking tot het borden 1. Do getuig j geeft
eenige inlichtiagen omtrent Eiterbazy. Hy
weet, dat deze door de civiele rechtbank is
veroordeeld in een geding o^t een huls dat
aan zyn echtgenoote toebehoorde. Ook maakte
hy deel uit van een Engelacho Maatschappij,
hetwelk volgens de militaire reglementen ver
boden is.
De machinaties tegen my, zegt Picquart,
hadden ten doel te verhinderen dat de schuld
van Esterhazy, die medeplichtigen heeft, aan
het licht gebracht werd. Mijü overplaatsing
naar Tunis scheen my toe een voorwendsel
te zyn om my te verwyderen.
Do getuige vertelt ia den breede allerlei
byzonderheden van weinig belang. Vervolgens,
antwoordend op een vraag van Labori, zegt
hy, dat hij eerst kennis kreeg van het beruchte
geheime stuk toen generaal De Pellieux het hem
Het zien. Hij weigert omtrent den aard van dat
stuk eenigen uitleg te geven zonder daartoe door
den minister van oorlog gemachtigd te zijn.
Do kolonel Z9gt dat by meent gezien t3
hebben het oorsproDkeiyko borderel; hy heeft
ook de photographische reproductie er van
gezion. Generaal De Pellieux liet hem het
beruchte document libérateur zien, waarin de
zinsnede voorkwam„Cette canaille de D...."
(Beweging in de zaal).
„Ik heb my met deze zaak bezig gehouden,"
verklaart de getuige, „omdat myn geweten my
daartoe drong." Hy weigeit te z-ggen of hy
do geheime rapporten aangaande de zaken
Dreyfus en Esterhazy met den minister van
oorlog heeft doorgelezen.
De president stelt aan Picquart de volgende
vraag: „Erkent gy Leblois ia uw kabinet te
hebben ontvangen en io zyn tegenwoordigheid
onder oogen gehad te hebben een dossier
betreffende postduiven?"
Picquart antwoordt: „Ik heb dikwijls den
heer Leblois ontvangen, maar het door u
genoemde feit herinner ik my niet."
De heer Gribbelin wordt weder voorgeroepen
en houdt zyn vroeger afgelegde verklaringen
omtrent deze zaak vol.
Er ontstaat een heftige discussie tusschen
Picquart en De Pellieux, die den eerstge
noemde vorwyt, dat hy by Esterhazy huiszoe
king heeft laten doen.
Mr. Clómenceau zegt tot Pellieux: „Gy
hadt evenmin bet recht huiszoeking te doen
by kolonel Picquart".
Het publiek barstte in levendige toe
juichingen los.
Ten gevolge van de laatste incidenten en
oifc vrees voor een betooging by het vertrek
van kolonel Picquart, hadden de autoriteiten
boiten den maatregel genomen het aantal
gardes municipaux te verdubbelen. Er waren
thans zes compagnieën in plaats van drie.
Om vier uren nam Fenet, lid van den raad
der orde van advocaten, het initiatief tot een
collectieve protestuiting, daardoor bevestigend
de gevoelens van sympathie, welke de balie
tegenover hst leger heeft uitgedrukt.
De opgewondenheid in het paleis van
justitie was zeer groot. Mon vorwaebtte een
verklaring van don deken der advocateuorde.
Het verhoor werd later voortgezet met
commandant Lautb.
Labori vraagt hem of hy Picquart in staat
acht een depecbe in het dossier gebracht te
hebben nadat die er vooraf was uitgenomen?
Lanth: „Dat weet ik niet; ik heb geen
bewys."
Commandant Lauth drukt zich met voor
zichtig voorbehoud uit. Hy voegt aan zyn
verklaring toe:
„Ik weet niets zeker; ik sta niet vast."
Labori: „Dit punt is van zoo grootbelang,
dat het noodig zal zyn, dat de agent, die de
depeche bracht en die het vertrouwen moet
genieten van het ministerie, waar hy ook
reeds het borderel had aangebracht, komt
mededeelen of hy het was, die de depeche
bracht of de kolonel, die haar te; sluiks in
het dossier teruglegde."
Lauth zegt, dat als het een eenvoudige agent
van den besteldienst geweest is, do man toch
niet in staat zou zyn te antwoorden.
Vervolgens versobynt Ravary. Labori vor
wyt hem, dat hy de instructie slecht geleid
heeft.
Ravary: „De militaire justitie gaat niet te
werk als de uwe."
Labori: „Waarom hebt gy niet in uw rap
port opgenomen de feiten betrekkelyk het
incident-Gribbelin
Ravary: „01 als ik er alles in gezet hadl'J
Labori: „Wat was er dan nog meer?'
Ravary: „De feiten omtrent het photogra-
pheeren van het telegram."
Labori: „En is dat alles?"
Ravary: „Ja."
Picquart werpt er opgewonden tusschen in:
„Door middel van insinuaties hebt gy do
menschen doen gelooven, dat er nog heelwat
anders wa6."
Eet publiek raakt weer opgewonden. Als
de orde is teruggekeerd, betoogt generaal De
Pellieux, dat hy, niet op do hoogte van juri
dische zaken, inlichtingen gezocht heeft by
den rechter van instructie Bertulus, die hem
verklaarde, dat hy huiszoeking by kolonel
Picquart kon doen. De generaal zegt nog,
dat hy zyu onderzoek had moeten sluiten,
aangezien Mattbieu Dreyfus geen enkel be-
wys van schuld togtnovar Esterhazy bad
kunnen inbrengen.
Labori protesteert. Men had ten minste het
borderel moeten laten onderzoeken en het
schrift van Esterhazy.
De president sluit hierna de zitting.
By het vertrek van Picquart hebben be
toogingen van uiteenloopend karakter p'aits.
Gejuich en geschreeuw mengen zich dooreen.
Er heersCht gewei rig rumoer in de zaal. Een
advocaat krygt e n slag van een der aan
wezigen. De gardesoldaten dryven de verwarde
menigte naar buiten.
Een betreurenswaardig incident baarde nog
grooter opschudding. Terwyl men in de zaal
schreeuwde„Leve hot leger!" schynt het, dat
een jong advocaat, de zoon van den raadsheer
Couraud, gezegd heeft: „leve het leger, maar
weg met de chefs." Een heer met een mili
tair uiterlyk, dragend een kokarde van het
Legioen van Eer op de borst, hief den wandel
stok op en bracht den jongen man een hevigen
slag op het hoofd toa, die hem het bloed
over het gelaat deed vloeien. „Ik heb niet
geroepen „weg met de chefs,"" protesteerde
de aangevallene. „Het was het einde van een
gosprek; u hebt u vorgist in do beteekonis
van myn woorden."
De gardesoldaten sleepten den jongen advo
caat mede buiten de zaal. De chef van don
veiligheidsdienst trad tusschenbeidè en na bet
geval vernomen te hebben, zeide hy: „Hetris
geen advocaat." De jonge man werd gear
resteerd.
De raadsheer Ditto herkende den arrestant,
die wel advocaat was. Hy werd geleid voor
den president van het Hof van Assises.
Het bleek werkeiyk dat hy zoon was van
een raadsheer van het Hof. De aanvalkr was
de commandant der artillerie Rivale, een lid
van den krygsraad die Esterhazy vrysprak.
Van vier uren af begon het In den omtrek
van het paleis van justitie woelig te worden.
Op de Quai des Orfèvres, de Quai des Hor-
logers, den Boulevard du Palais en den Ponf
Neuf was het stampvol van wandelaars eD
nieuwsgierigen. De venters der bladen wer
den overstelpt door koopers. De menschen
rukten elkaar de couranten uit de handen.
Afdeelingen republikeinsche garde te paard
trokken gedurende een uur heen en weer
tusschen den Pont St -Michel en den Pont
Neuf. De bruggen waren afgezet door politie
agenten.
Om zes uren moest de garde municipale
optreden op de Quai Megisserie, waar een
dichte, menigte Dreyfusgtzindo bladen ver
brandde. Yervolfcena werd de Quai des Orfèvree
schoongeveegd, waar het publiek zich opge
hoopt had, vernemende, dat de zitting was
afgeloopen. De garde steldo zich vervolgens
op den Pont Neuf op.
Een groot aantal studenten doorkruist dea
Boulevard du Palais, schreeuwende: ,Con-
spuez Zolal"
By het verlaten van het paleis van justitie
worden de offibieren ontvangen met de kreten:
„Leve het leger!" „Levede republiek 1" „Weg
met Zola!" „Weg met de Joden!"
Het rytuig van Zola vertrok, nagehold door
oen twintigtal personen, roepende A mort!"
Door de raampjes van het rytuig hoorde mer
Zola luid roepen: „de lafaardsI" Balfacht
was de scbryver thuis.
Een Zwiteer, genaamd Pibus, uitliet kantor
Waadland, werd gearresteerd. Nog ander
arrestaties werden gedaan, doch men steld'
de arrostanten weder in vrijheid.
Een bctooging van grooten omvang bad
plaats des avonds op den Boulevard Seoasto-
pol. De manifestanten wierpen de ruiten in
van een winkel op No. 36, waarvan biykens
de opschriften de eigenaars heetten Levy en
Dreyfus. Op hetzelfde oogenblik werd een
revolverschot gelost. Men meende dat dit ge
schiedde van af de imperiale van een voorby-
gaan-e tram.
De prefect van politie stelde een onder
zoek in.
Nog hadden betoogingen plaats op den
Boulevard Voltaire. Met steenen werden de
ruiten van het bankiershuis Bern hei m op
No. 208 ingeworpen. Een bediende werd vrjj
ernstig gewond. De politie nam een aantal
personen in hechtenis.