Ook heeft s{j nog niemand uit haar omgeving
htfkend.
Ofschoon het meisje niets noemenswaard ge
bruikt, ziet ze er op het oog toch goed uit.
Men schrijft aan de .Tel." uit
Zeeuwsch-Vlaanderen
De smokkelhandel ia vee begint hier al
meer en meer te verminderen. Hot schijnt,
dat de grenzen zoo nauwkeurig bewaakt wor-
den, dat er bijna geen beestje meer over kan.
Daarbty werkt het boeken en ringen van al
het vee op 10 K. M. van de grens den
smokkelhandel niet in de hand.
Daar het gesmokkolde ves duidelijk te her
kennen is, kan men mo ilyk koopers vindon.
Sinds eenige dagen gaat hier het gerucht,
dat de Belgische minister van landbouw voor
nemens zou zijn de grenzen voor den Invoer
▼au ons fokvee te openen met een 14 daagscho
quarantaino. De iovoer van het slachtvee zou
eehter op dezelfde wijz9 blijven geschie.'en.
Te Port au Prince op Haïti zijn
in den nacht van 28 op 29 Dec. jl. acht groote
blokken huizen afgebrand. Ongeveer 100 huizen,
met 800 woningen, zijn in 5 uur tijds vernield.
Do brandweer kon, bij gebrek aan water,
weinig uitrichten, 's Morgens vroeg volgde een
hoftige aardstoot, die de muren van vele huizen
deed instorten. Men vermoedt, dat de br«nd
ie gesticht uit wraak voor een ongestraft ge
bleven moord.
Geveilde poroeelen.
Gehonden verkooplng in het Notarishuis
aan Den Burg, alhier, op Zaterdag 22 Januari
1898, ten overstaan van:
A. D. Vijgh, notaris te Leiden, het winkel
huis in de Paardenstoeg No. 8, in bod f 7000.
Kooper de heer J. W. P. Licht qq., voor 7200.
De zaak Dreyfns-Zola.
Di ons vorig nommer is ondor de tele
grammen in het kort medegedeeld het ant
woord van Zola op de hem gezonden dag
vaarding.
Hier volgt, nu de zaak-Zola zooveel ge
moederen, niet alleen ia Frankrijk, maar ook
fin het buitenland, ïn beweging brengt, een
«enigszins uitgebreider uittreksel.
Deze tweede brief van Zola, gevolgd op den
brief aan den president der Franscbe Repu
bliek, is gericht aan den minister van oorlog:
„Als antwoord op myn aanklacht tegen u,
lagen uw Pairs en tegen uw ondergeschikten
laat u mij," zegt Zola, „voor de gezworenen
dm Seine dagen. Ik zal op het rendez vous
tegenwoordig zijn, om aan de beraadslagin
gen bjj helder daglicht deel te nemen. Maar
babt «i mijn beschuldiging niet gelezen, mijn
heer de minister? Wie heeft u dan toch gezegd,
dat ik alleen den krijgsraad heb beschuldigd,
dat h|j op bevel een onrechtvaardig vonnis
heelt geveld? Maar zulk een aanklacht zou
voor mijn behoefte aan rechtvaardigheid niet
voldoende zyn geweest. Als ik behoefte aan
licht gevoel, dan is het daarom, omdat ik het
voor de oogen van alle Franschen wil laton
schitteren. Daarom heb ik de beschuldigin
gen, welke u goed gevonden hebt tegen mij
te doen gelden, aangevuld met andere be
schuldigingen, welke niet minder beslist en
duidelijk zijn".
Zola herbaalt dan alle beschuldigingen,
Je h|j in zijn brief aan den president heeft
uitgebracht tegen de hoogere officieren, de
beide ministers van oorlog, de krijgsraden,
de schriftkundigen en de bureaux van het
ministerie van oorlog, en gaat aldus verder:
.Lees toch den woordelijken inhoud van
mijn beschuldiging eens nauwkeurig na, mijn
heer de minister! Denk van mjjn koenheid
wat gij wilt, maar erken dan toch ton minste,
dat ik niet gefaald heb door gebrek aan
vastberadenheid of duidelijkheid. Wanneer u
gedwongen is, deze duidelijkheid en klaarheid
te erkennen, zeg mi) dan, waarom u na een
aarzeling van vjjf dagen, na been- en weer
vragen, uw heil zoekt in een terugtocht. Wat?
Ik mag schrijven, dat Paty de Clam, enz.
Hier somt Zola al zijn beschuldigingen nog
«ens weer op, achter elke beschuldiging
neerschrijvende: „Zulk een beschuldiging kan
ik schrijven, openbaar maken en ik word niet
vervolgd 1"
.Ik heb beschuldigingen uitgesproken," zoo
gaat bij dan verder, „en ik houd ze staande.
Is het mogelijk, dat u na zulke duidelijk
geformuleerde beschuldigingen een openbare
verhandeling niet durft aannemen? Ik heb
op loyale wijze onder de oogen van allen
beschuldigingen uitgesproken en men heeft
den treurigen mojd mi) te antwoorden met
bet geschreeuw van benden, die door sommige
vereenigingen op de straat worden losgelaten.
Ik neem akte van uw volharding, om u met
duisterheid te omgeven. Ik voeg er op loyale
wyzo aan toe, dat zulks u niet kan baten.
U gelooft zeker, dat allen, die ik heb beschul
digd, rustig zouden kunnen zijn; u gelooft
seker, dat het mij niet mogelijk zal zyn be
wijzen voor m\jn beschul igingen te leveren.
Welnu, dan vergist u zich! Ik waarschuw u
vooruit, dat u slechte raad wordt gegeven.
Berst wilde men mij voor de correctionei-le
rechtbank dagen, waar ik vrijheid tot spreken
soa hebben; maar men heelt ingezien, dat
hek Hof van Cassatie het gansche proces omver
zou hebben geworpen.
„Nu heeft men my een ongelijken strijd
opgedrongen en om h.-t licht te bedekken,
heelt men zijn toevlucht genomen tot
advocaten-streken. Om u te redden heeft men
de wet van 29 Juli 1881 opgeslagen en daar
het artikel 52 gevonden, dat alleen het bewijs
voor die beschuldigingen toelaat, die in de
dagvaarding genoemd zyn. U hebt vergeten,
dat ik tot rechters zal hebben twaalf onaf
hankelijke burgers. Ik zal overwinnen door
da kracht dsr gerechtigheid. Jt zal ia de
harten der Franschen licht verspreiden door
de waarheid. Reeds bij het begin van de
verhandelingen zal de noodzakelijkheid der
bewijslevering al de beraamde knepen doen
verdwijnen.
„De wet beveelt mij, dat ik het bewijs
moet leveren en de wet zou leugenachtig
z\jn, wanneer zij mij dien plicht oplegde en
toch mij de middelen daartoe ontzegde. H09
zou ik echter het bewijs eer beschuldigingen
leveren, wanneer ik niet de gansche keten
van feiten aan den dag mag brengen, en
wanneer men mij belet, om de gansche
aangelegenheid aan het daglicht te brengen.
De vrijheid van het leveren van het bewijs,
dat ls de kracht, waarop ik houw."
H^t .Journal," dat sterk gekant is tegen
de beweging ten gunste van Dreyfus, is
verbaasd over de onthouding der offici=ren,
die in Zola's brief met name worden genoemd.
Het blad zegt:
„Wij weten wel, dat enkelen onder hen
reeds herhaaldelijk even heftige aanvallen te
verduren hebben gehad en dat zjj ook tosn
geen vervolging hebben ingesteld. Maar thans
is het niet meer tegen hun persoon gericht
(sic). Het doel is nu de instelling, waarvan
zij deel uitmaken. Hun onthouding zou alleen
verklaard worden, wanneer de minister van
oorlog zich in het proces civiele partij stelde."
Paul De Cassagnac schrijft in de „Autorité":
„De regeering heelt het Diet gewaagd tot het
uiterste te gaan; zi) heeft het gesmade leger
jammerlijk ia den steek gbidtan Het proces
tegen Zola is slechts een half proces."
De .Radical" zegt: ZO (de ministers) lateD
te duidelijk zien, dat zij de waarheid vreeztn.
Daar zij zooveel maatregelen nemen om de
bewfisvo ring te verhinderen, zal elk man
van goede trouw tot zichzelf zeggeD, dat zij
een laagh id te verbergen hebben."
De sociaal-democrotische „Potite RépubJique"
oordeelt iu gelijken geest.
By de Zaterdag gehouden Fransche Kamer
zitting waren de tribunes stampvol. Er hsersehte
zeer groote belangstelling.
De heer Cavaignac ontwikkelde zijn inter
pellatie op grond van de „Havas"-uota. Hij
bevestigde de verklaringen van kapitein Leoron-
Renaud, die neergelegd zijn in tweo docu
menten, welke de regeering weigert te publi-
ceeren. De vraag is, of de regeering door te
zwijgen niet de commentaren op de gewijsde
zaak begunstigt. Applaus links.)
Is de regeer ing niet te kort geschoten in
eerbied voor het gewijsde door het tweede
proces aanhangig te maken? (Applaus.)
Als de regeering meent, dat er gevaar in
schuilt een naam van een mogendheiJ, welke
in het rapport genoemd wordt, publiek te
maken, zal niemand hierop aandringen. (Go-
roep van: „zeer goed!')
De heer Cavaignac zeide, dat hetgeen vooral
de ongerustheid gaande maakt, niet zoozeer is
de weigering om h-t rapport mede te ceelsn,
als wel de tegenstand van de regeering. De
spreker verwijt het kabi.iefc, dat h.t dubbel
zinnige verkeringen heeft afgelegd. (Applaus
links). Hij constateert tegenstrijdigheden in
het gedrag der regeering en vraagt haar het
bevrijden 'e woord uit te spreken, dat een
onverklaarbare oorzaak haar op de lippen terug
houdt. (Applaus links).
De mioister pr sident Méline zegt de ver
klaring van kapitein Leirun niet te kunnen
overleggen. Het rapport bestaat. (Langdurige
toejuichingen rechts). De nota van „Havas"
heeft dat gezegd op een wftze, die duidelijk
genoeg was. Wij hebben gemeend het rapport
niet te moeten publiceeren, omdat wü van
oordeel z\jn, dat een parlementaire discussie
het rechterlijk karakter der ziak zou ver
anderen. (Applaus van het Centrum). Eenmaal
de beraadslaging geopend, zou bet onmogelijk
zijn haar te stuiten. En de Kamer zou ten
slotte revisie van het vonnis leveren.
De reden, waarom de publicatie niet moge
lijk is, is dezelfde, die de behandeling met
gesloten deuren noodig maakte. Ik erken
intusschen, zeide de minister, dat deze reden
van geen buitengewoon ernstigen aard is. De
gewoonte brengt mede een spionnage zaak te
behandelen met gesloten deuren. Toejuichin
gen.) Natiën moeten de geheimen van haar
informatiedienst niet aan de groote klok
hangen.
De minister gaat het verloop der zaak
Dreyfus na, die hot uitgangspunt werd van een
betreurenswaardige campagne. Een beroemd
schrijver onteordo het leger. (Heftige tusschm-
roepen(oejuichimcn van de uiterste linker
zijde.) Do minister gispt de journalisten, die
de campagne ten gunste van Dr yfus leiden.
(Hevige woordenwisseling tusschen den socialist
Faberot en graaf' De Bernis.)
De heer Méline gaat voort en zegt, dat by
zyn plicht heeft ge laan door zich te beroepen
op do wet en htt artikel van Zola aan het
oordeel der justitie te onderwerpen. W(j heb
ben vertrouwen in de vrye burgers; de jury
zal de eer van h.t legtr weten te verdedigen.
Wat betreft de generaals van het leger, de
regeering heeft hun eerui.t willen onderwerpen
aan de appreciatie van de jury. (Langdurige toe
juiching van het Centrumheftige interrupties
van de uiterste linkerzijde. Men schreeuwt
„Dat is het régime van dc sabell" MLeve
de Keizer!" „Gij beleedigt dc jury/")
De voorzitter, de heer Brisson, verzoekt
der Kamer zich te kalmeeren.
Méline gaat voort: Wy hebben ons niet
willen leenen tot een onwettigheid. Wy heb
ben niet gewild dat een revisie werd ingesteld.
Het schandaal zal neerkomen op do hoofden
van hen, die het hebben uitgelokt. Wat
da ongeregeldheden op straat betreft, wy
zullen er een eind aan weten te maken; wy
zullen de orde weten te berstelhn. Da aan
vallen van den heer Jaurès worden met groote
voldoening vernomen door de vyanden van
Frankrijk. Het is door deze middelen, dat
men een herhaling van de débücle voorbereidt.
(Tumult onder de uiterste rechterzijde. Ver
schillende afgevaardigden moeten tot de orde
geroepen worden.) Wy hebben op onzen
weg gevonden een zaak die reeds gaande was.
Wy zyn genoodzaakt een crisis in te toornen;
wy moeten weerstand bieden. Wy hebben
nooJig dat het land weto dat wy een meer
derheid achter ons hebben. (Een dubbel salvo
van toejuichingen van het Centrum en de rech
terzijde. Minister Méline wordt met geestdrift
gelukgewenscht).
Da he:r Cavaignac werpt het verwyt van
zich af, dat by als partyman zou gesproken
hebben. Hy constateert, dat het moreele
resultaat, dat hy wensebte, bereikt is. Hy
trekt zjjn interpellatie in. (Beweging van ver
basing rechts.)
Da heer Jaurès herneemt de interpellatie.
Het schynt hem onmogeiyk, dat het debat
zonder resultaat zou afloopen. fly verwyt den
heer De Mun, dat deze de regeering op den
weg der reactie brergt en de débacle voor
bereidt. (Tumult rechts en in het Centrum).
De heer Jaurès zegt, dat de regeering door
te gehoorzamen aan de rechterzyde tweedracht
zaait in het republikeinsche kamp. Wy zyu
getuigen van het begin eener clericale com
mune.
De republiek, gaat Jaurès voort, 6terft in
dubbelzinnigheid, leugen en laagheden. (Lang
durige toejuichingen bij de uiterste rechter
zijde. Graaf De Bernis valt den spreker op woe
dende wijze in de rede en scheldt hem uit voor
een ellendig en lafaard. Hij werpt zich op den
heer Gérault-Richard, een ander socialistisch
afgevaardigdeen stompt hem met de vuist. Er
ontstaat een algemeen verward gevecht. De heer
Brissonde voorzitterset den hoed op. Hel
regent slagen. De Bernis beklimt de tribune
en slaat Jaurès. Het wordt een ware bataille
door de geheéle zaal. De voorzitter ziet geen
kans de orde te handhaven en verlaat de
tribune.)
Later bericht. De ongeregeldheden blyken
veroorzaakt te zyn door graaf De Bernis, die
gezegd had tot Jaurès: „Gy zyt de advocaat
van het syndicaat." Jaurès noemde Bernis een
ollenejgen lafaard. Een- vreeseiyk handge
meen volgde. Gérault Richard wierp zich op
Bernis. De rechterzyde en de socialisten
werden handgemeen. De bewaarders der orde
blek n machteloos. Bernis sloeg Jaurès op
het hoofd. De geheele uiterste linkerzyde
verliet haar zetels en wierp zich op deleden
der rechterzijde. De socialisten drongen naar
de bank der ministers, van waar andere af
gevaardigden hen verdreven. Tegelykertyd
hoorau men hevige woordenwisselingen op de
tribunes. De president ontving eenige slagen
van Gérault Richard, die voor graaf De Bernis
besterad waren. De heer Brisson kondigde
daarop aan, dat de procureur-generaal was
gewaarschuwd en dat de zitting werd geschorst
De tribunes werden ontruimd. Het bureau
van do Kamer kwam by een om te beraad
slagen over de vraag of de zitting moest
hervat worden.
Toen het gevecht in de zittingzaal op zyn
hevigst was, zag men in de couloirs een
compagnie infanterie aanrukken. Op hot protest
van een aaDtal afgevaardigden werden de
soldaten echter weer weggezonden. Het op
treden der militaire macht werd door tal van
afgevaardigden sterk afgekeurd; men vroeg
elkander af wie daartoe bevel zou hebben
gegeven en besprak de wenscheiykheid om
het geval in de Kamer ter sprake te brengen.
Er ontstond een nieuwe woordenwisseling
in de „Salie Casimir Périer," waar Deville
Bernis een inktkoker naar het hoofd wierp.
De zitting van het bureau werd geschorst
tot 5 uren.
Later telegram. Op verzoek van den presi
dent kwamen de parlementaire groepen der
Kamer byeen en gaven advies over hervatten
of met hervatten van de zitting. De heer
Brisson besliste op eigen vorantwoordelykheid,
dat de vergadering Zaterdag niet zou hervat
worden, uit vrees voor een herhaling der
handtastelykheden als de beraadslagingen
werden voortgezet.
Ten slotte werd bekend gemaakt, dat de
Kamer tegen Maandag opnieuw zou byeen-
geroepen worden, betzy door een kennisgeving
in htt Journal Officielbetzy door een schryven
aan ieder der leden afzonderlyk.
De „holden" van de gedenkwaardige zit
ting der Kamer zyn dus ia zeker opzicht
geweest de heeren De Bernis en Gérault-
Richard.
Dj beer Gérau't-Richard gaf in de couloirs
zelf het volgend verhaal, hoe het tot zulke
heftigheden gekomen is. „In een voorgaande
zitting had de heer De Bernis zich reeds de
vryheid veroorloofd, om den socialisten to9
te roepen: „Gij spreekt en handelt, alsof
gy do agenten van het syndicaat waart".
Aan cit woord werd niet weer herinnerd,
maar Zaterdag kwam er een herhaling van en
ik kon de woorden niet dulden, die hy tot
dsn heer Jaurès richtte en welke ons allen
raken.
„Hy had ze nauweiyks geuit, of ik ging
naar hem toe, zag hem vlak in het gelaat
en voegde hem driemaal toe: „Vous êtes un
grodin!" Hy antwoordde niet. Ik gaf hem
een slag en werd onmiddeliyk door de deur
waarders en de wacht gegrepen. Ik verliet
door de rechterdeur de zaal, maar kwam er
door de linker- weer binnen."
De tweede „held", graaf De Bernis, doet
dit verhaal: „Ik heb woordeiyk tot den heer
Jaurès gezegd: „Gy zyt ongetwyfeld de
advocaat van het syndicaat." Gy hebt allen
gehoord, welke beleodiging de heer Jaurès
toen tot my gericht heeft. Op hetzelfde
oogonblik wierp de heer Gérault-Richard zich
onverwacht op my en sloeg my.
„Veracheiden collega's omringden my en
belettan my om op dien aanval te antwoor
den. Toen ik eeDige oogcnblikken later werd
losgelaten, ben ik, razend en blind van woede,
de tribune opgestormd en heb ik myn hand
tegen Jaurès opgeheven. Ik ben bereid aan
den heer Jaurès elke voldoening te geven,
welke hy wil eischen. Wat den heer Gócault-
Richard betreft, hy heeft niets van my te
vragen en wat my betreft, ik heb niets met
hem te maken."
Het debat in do Kamer, dat tot zulke
minder parlementaire uitingen aanleiding heeft
gegeven, was gedeeltelijk ten gevolg van een
verzoek, te mogen weten of er aan het
ministerie van oorlog een vtrklaring bestond,
waarin Dreyfus schuld bekend heeft tegenover
den kapitein Lebrun-Renault. In die berucht
geworden dagen was de heer Casimir-Périer
president der Republiek; de heer Dupuy
minister-president. Nu verklaart de heer Yves
Guyot, dat noch de heer CasimirPérier, noch
de heer Dupuy met het bestaan eener
dergelijke verklaring bekend zyn. Zy moet
dua later gefabriceerd wezen.
De „Droits de l'Homme", expresseiyk voor
de Dreyfus-aaugelegeuhèid uitgegeven, stelt
de vraag, of dat bewuste rapport niet verleden
Woensdag door kapiteia Lebrun Renault is
geschreven en onderteekend.
De militaire commandant van Parys trachtte
graaf De Bernis tot bedaren te brengeD, toen
de heer Delville kwam bicnenstormen, den
graal voor ellendeling schold en hem een
gevolden inktkoker naar het hoofd wierp.
Toen de heer De Bernis in de zaal terug
keerde, vertelde hy, dat hy een kom vol water
noodig had gehad om zyn gelaat van inkt
vlekken to zuiveren
Graaf De Bernis hoeft nog den treurigen
moed gehad zich ter beschikking van Jaurès
te stellen, doch deze liet hem door twee zyner
vrienden weten, dat by aan de beleediging
geen gevolg kan geven, omdat het optreden
vau den graaf geiyk staat met dat van een
„slachtersknecht".
Aan het debat over het al of niet bestaan
van de bekentenis van Dreyfus zal wel geen
einde komen door de verklaring van den heer
Méline in de Kamer, dat het rapport van
kapitein Lebrun-Renaud bestaat, terwyi de
regeering biyft weigeren het stuk over te
leggen.
De „Gaulois" vertelt,, dat het rapport over
de bekentenis den dag na de degradatie is
geschreven en gecontrasigneerd door twee
generaals. Daarop is het in een verzegelden
omslag in de brandkast van het departement
van oorlog gesloten. Sedert is het zegel niet
verbroken, maar de inhoud van het rapport is
zeer in byzonderheden vermeld op den staat
der stukken betreffende het proces-Dreyfus.
Hieruit kende de heer Cavaignac het stuk.
Vermelding verdient nog, dat de oud-minister
by den aanvang van zyn interpellatie her
haalde dat kapitein Reuaud's verklaring inhoudt
de mededeeling, dat Dreyfus zich na zyn de
gradatie liet ontvallen den uitroep: „Als ik
stukken heb overgeleverd
Men zal zich herinneren, dat in het verhaal,
door een getuige vau het gesprek met den
kapitein gegeven (en dezer dagen door ons
medegedeeld), ook deze woorden voorkwamen,
doch in zoodanig verband, dat daaruit vol
strekt niet een bekentenis volgde.
Heden komt de Kamer, geiyk hierboven
gemeld, weder byeen. Het is niet zeker dat
dan het debat over de interpellatie zal worden
voortgezet, want de Kamer heeft ter betere
afdoening van haar arbeid de Zaterdagen
voor interpellaties bestemd. Echter zal Jaurès
zeer waarscbyniyk voorstellen het debat over
zyn interpellatie onmiddeiyk te hervatten.
De drie schriftkundigen Belhsmme, Varinard
en Couard, die tegen Zola een klacht ingediend
hebben, eischen 100,000 franken schadeloos
stelling, benevens openbaarmaking van het
vonnis in twintig Parysche en 100 provinciale
bladen.
Da avond van Zaterdag is te Parys kalm
voorbygegaan. In de Rue Aliemagne heeft
een byeenkomst plaats gehad, welke zonder
incidenten afliep. Eenige anarchisten hielden
een lofrede op bun denkboelden en namen
den handschoen op voor Dreyfus.
Te Algiers en Lyon hebben betoogingen en
byeenkomsten plaats gehad welke tegen de
Joden gericht wareD, doch niet veel te be-
teekenen hadden. Te Algiers worden eenige
Joodsche winkels geplunderd. De troepen
hadden de straten bezet.
Do prefect van politie te Parys heeft Zater
dag aan den minister van binnenlandsche
zaken bericht uitgebracht van de maatregelen
welke genomen worden om de orde te ver
zekeren met het oog op de manifestatie, die
Zaterdag op touw gezet was tusschen de Place
de Iz Concorde en den Are de Triomphe en
die door de autoriteiten werd vdrboden. De
militaire autoriteit3n zouden de orde verzeke
ren en zorgen voor uitvosring van de beslis
singen der regeering.
Verder zyn nog ontvangen de volgende
telegrammen:
Algiers, 22 Jan. Gedurende een anti-
semïetiscbo meeting te Mustapha begaf zich
een bende van 300 Joden, met stokken ge
wapend, naar het terrein der meeting, maar
werd verstrooid voordat zy de antl-joodsche,
betoogera had bereikt. Een paar bezoekers,
die op het terras voor een koffiehuis zaten,
werden by het opstootje gewond.
Algiers, 23 Jan. De onlusten nemen ge
heel het karakter van een oproer aan. Een
groot aantal Joodsche winkels aan de straten
Barbaroum en Babel-Oned werden geplunderd
en de koopwaren verbrand. De troepen en de
politie waren onmachtig om de orde te her
atellen. Een persoon werd gedood, velen be
kwamen verwondingon. De overopgewonden
8temming houdt aan.
P a r y 8, 23 Januari. De groote meeting,
georganiseerd door het protest-comité, werd
hedenmiddag in de zaal Mille Colonnes g*>
houden. In den omtrek was een groote menigte
op do been. Een groot aantal politieagenten
zorgde voor de orde.
De voorzitter van het comité, de heer Guérin,'
opende de zitting met een uiteenzetting van
het doel van de byeenkomst, dat zyns inziens
was betoogen tegen de internationale coalitie,
die het leger wil aantasten. De toespraak
werd beantwoord met den kreet: „Dood aan
de Joden 1"
De heer Thiébaut werd tot voorzitter be^
noemd. Hy wilde spreken, maar do anarchisten
overschreeuwden hem, waarop groot rumoer
ontstond en velen dezer tegenbetoogers uit
de zaal werden verdreven.
De heer Thiébaut noodigde daarop dq
vergadering, uiteen te gaan en naar de Place
de la Concorde te trekken om een krans
neder te leggen aan het beeld der stedemaagd
van Straatsburg.
Zoodra de betoogers uit de zaal kwamen,
werden zy door de agenten uiteengejaagd. De
ondor prefect van politie verklaarde dat hy
geen betoogingen op straat zou dulden.
De Place de la Concorde was zonder eenig
ongeval door de agenten ontruimd; de prefect,
die aanwezig was, gaf bevel de afzetting te
handhaven.
Omstreeks zes uren kwam een duizendtal
manifestanten de Ruo Lafitte af, roepende:
„Weg met Zola! Dood aan de Joden!" Da
stoot trok naar den Cercle militair maar
stootte in de Chaussée d'Antin op een sterke.j
afdeeling politie, die de betoogers verspreidde,
Algiers, 23 Januari. Den güheelen avond
heerschte hier groote gisting. De troepen
chargeerden op de betoogers en dreven dezen
herhaaldelijk uk. Er hadden heden 200
arrestaties plaats. Te kwart over elven werd
een magazyn van alcohol, dat aan Israëlieten
toebehoort en op de kade gelegen is, in brand
gestoken. De brandweer slaagde er in der
brand te blusschen. Te halftwaalf scheen allea
tot kalmte te zyn gekomen.
Te Saint-Eugène, by Algiers, zyn een aantal
villa'B, aan Joden toebehoorende, geplunderd.
BUITENLAND.
Dnitsohlaad.
De beide onder bevel van prins Heinrich
staande kruisers „Deutscbland" en „Gefion"
zyn nu ruim een maand onderweg. Zy hebben
den 16den December Kiel veriaten en bevinden
zich thans in den Indischen Oceaan.
De door bet marinebestuur gehuurde trans-
portstoomers zyn het door den prins gecom
mandeerde eskader vooruitgesneld. De „Darm-
staat," met de eigeDiyke bezettingstroepen aan
boord, haalde de bei ie kruisers reeds in tydens
hun vertoef in Portsmouth, terwyi de „Crefeld,"
die de artillerie aan boord heeft, hen by Gibral
tar voorbyging. De „Darmstadt" deed een
byzonder snelle reis; zy legde den afstand
van Wilhelm8baven naar Port-Said in tien
dagen af; de „Crefeld" besteedde voor deze
reis dertien dagen. De afstand Gibraltar—
Port-Said eischte voor de beide kruisers
„Deutschland" en „Gefioa" 8 dagen, voor de
„Crefeld" 7, voor de „Darmstadt" slechts 6
dagen.
De „Darmstadt" heeft den llden Januari
Colombo reeds gepasseerd, waar de beide
kruisers den 23sten Januari zullen komen;
zy kan omstreeks 25 Januari te Kiao-Tchau
verwacht worden. De „Crefeld" zal daar mis
schien den 3l8ten Januari aankomen. Prins
Heinrich wordt met zyn schepen den llden
Februari te Hongkong verwacht, maar het
is niet zeker of by zich aan dien datum zal
kunnen houden. Zyn aankomst in de baai
van Kiao-Tchau is n de tweede helft van
Februari te verwachten.
Het bericht van de „Post", dat vorst Von
Bismarck in een telegram aan den groothertog
van Saksen-Weimar en den hertog regent
van Mecklenburg do meening zou hebben uit
gesproken, dat by het diplomatieke optroden
van de Duitsche regeering in de Kiao Tcbau-
zaak beschouwde als een zeer voortref! l(jk
optreden, dat volstrekt niet boter ingeieii en
uitgevoerd had kunnen zyn, wordt door de
„Hamb. Nachr." naar de verzinsels verwezen.
Het blad scbryft:
„Wy twyfelen er niet aan, dat vorst Von
Bismarck voor de onderneming sympathiek ge
stemd is, maar gelooven niet, dat hy zich
als gerechtigd hoeft beschouwd om zyn
byzondere meening over de bedoelde zaak aan
deze vorsteiyke personen mede te deelen."
Spairi®*
Er hebben langen tyd geruchten geloopeD,
en die geruchten werden steeds weer geëx
ploiteerd, over do wreedheden, waaraan de
Spaansche anarchisten in de gevangenis van
Montjuich hebben blootgestaan. De beschuklh
gingen, dienaangaande tegen de overheid utt<j
gebracht, waren hoofdxakeiyk afkonjstig van
de „Ei Pais" en de „BI Progreso." Er zal nu
misschien binnenkort biykon wat er van deze
beschuldigingen, die thans weer de gansobn