Ook heeft s{j nog niemand uit haar omgeving htfkend. Ofschoon het meisje niets noemenswaard ge bruikt, ziet ze er op het oog toch goed uit. Men schrijft aan de .Tel." uit Zeeuwsch-Vlaanderen De smokkelhandel ia vee begint hier al meer en meer te verminderen. Hot schijnt, dat de grenzen zoo nauwkeurig bewaakt wor- den, dat er bijna geen beestje meer over kan. Daarbty werkt het boeken en ringen van al het vee op 10 K. M. van de grens den smokkelhandel niet in de hand. Daar het gesmokkolde ves duidelijk te her kennen is, kan men mo ilyk koopers vindon. Sinds eenige dagen gaat hier het gerucht, dat de Belgische minister van landbouw voor nemens zou zijn de grenzen voor den Invoer ▼au ons fokvee te openen met een 14 daagscho quarantaino. De iovoer van het slachtvee zou eehter op dezelfde wijz9 blijven geschie.'en. Te Port au Prince op Haïti zijn in den nacht van 28 op 29 Dec. jl. acht groote blokken huizen afgebrand. Ongeveer 100 huizen, met 800 woningen, zijn in 5 uur tijds vernield. Do brandweer kon, bij gebrek aan water, weinig uitrichten, 's Morgens vroeg volgde een hoftige aardstoot, die de muren van vele huizen deed instorten. Men vermoedt, dat de br«nd ie gesticht uit wraak voor een ongestraft ge bleven moord. Geveilde poroeelen. Gehonden verkooplng in het Notarishuis aan Den Burg, alhier, op Zaterdag 22 Januari 1898, ten overstaan van: A. D. Vijgh, notaris te Leiden, het winkel huis in de Paardenstoeg No. 8, in bod f 7000. Kooper de heer J. W. P. Licht qq., voor 7200. De zaak Dreyfns-Zola. Di ons vorig nommer is ondor de tele grammen in het kort medegedeeld het ant woord van Zola op de hem gezonden dag vaarding. Hier volgt, nu de zaak-Zola zooveel ge moederen, niet alleen ia Frankrijk, maar ook fin het buitenland, ïn beweging brengt, een «enigszins uitgebreider uittreksel. Deze tweede brief van Zola, gevolgd op den brief aan den president der Franscbe Repu bliek, is gericht aan den minister van oorlog: „Als antwoord op myn aanklacht tegen u, lagen uw Pairs en tegen uw ondergeschikten laat u mij," zegt Zola, „voor de gezworenen dm Seine dagen. Ik zal op het rendez vous tegenwoordig zijn, om aan de beraadslagin gen bjj helder daglicht deel te nemen. Maar babt «i mijn beschuldiging niet gelezen, mijn heer de minister? Wie heeft u dan toch gezegd, dat ik alleen den krijgsraad heb beschuldigd, dat h|j op bevel een onrechtvaardig vonnis heelt geveld? Maar zulk een aanklacht zou voor mijn behoefte aan rechtvaardigheid niet voldoende zyn geweest. Als ik behoefte aan licht gevoel, dan is het daarom, omdat ik het voor de oogen van alle Franschen wil laton schitteren. Daarom heb ik de beschuldigin gen, welke u goed gevonden hebt tegen mij te doen gelden, aangevuld met andere be schuldigingen, welke niet minder beslist en duidelijk zijn". Zola herbaalt dan alle beschuldigingen, Je h|j in zijn brief aan den president heeft uitgebracht tegen de hoogere officieren, de beide ministers van oorlog, de krijgsraden, de schriftkundigen en de bureaux van het ministerie van oorlog, en gaat aldus verder: .Lees toch den woordelijken inhoud van mijn beschuldiging eens nauwkeurig na, mijn heer de minister! Denk van mjjn koenheid wat gij wilt, maar erken dan toch ton minste, dat ik niet gefaald heb door gebrek aan vastberadenheid of duidelijkheid. Wanneer u gedwongen is, deze duidelijkheid en klaarheid te erkennen, zeg mi) dan, waarom u na een aarzeling van vjjf dagen, na been- en weer vragen, uw heil zoekt in een terugtocht. Wat? Ik mag schrijven, dat Paty de Clam, enz. Hier somt Zola al zijn beschuldigingen nog «ens weer op, achter elke beschuldiging neerschrijvende: „Zulk een beschuldiging kan ik schrijven, openbaar maken en ik word niet vervolgd 1" .Ik heb beschuldigingen uitgesproken," zoo gaat bij dan verder, „en ik houd ze staande. Is het mogelijk, dat u na zulke duidelijk geformuleerde beschuldigingen een openbare verhandeling niet durft aannemen? Ik heb op loyale wijze onder de oogen van allen beschuldigingen uitgesproken en men heeft den treurigen mojd mi) te antwoorden met bet geschreeuw van benden, die door sommige vereenigingen op de straat worden losgelaten. Ik neem akte van uw volharding, om u met duisterheid te omgeven. Ik voeg er op loyale wyzo aan toe, dat zulks u niet kan baten. U gelooft zeker, dat allen, die ik heb beschul digd, rustig zouden kunnen zijn; u gelooft seker, dat het mij niet mogelijk zal zyn be wijzen voor m\jn beschul igingen te leveren. Welnu, dan vergist u zich! Ik waarschuw u vooruit, dat u slechte raad wordt gegeven. Berst wilde men mij voor de correctionei-le rechtbank dagen, waar ik vrijheid tot spreken soa hebben; maar men heelt ingezien, dat hek Hof van Cassatie het gansche proces omver zou hebben geworpen. „Nu heeft men my een ongelijken strijd opgedrongen en om h.-t licht te bedekken, heelt men zijn toevlucht genomen tot advocaten-streken. Om u te redden heeft men de wet van 29 Juli 1881 opgeslagen en daar het artikel 52 gevonden, dat alleen het bewijs voor die beschuldigingen toelaat, die in de dagvaarding genoemd zyn. U hebt vergeten, dat ik tot rechters zal hebben twaalf onaf hankelijke burgers. Ik zal overwinnen door da kracht dsr gerechtigheid. Jt zal ia de harten der Franschen licht verspreiden door de waarheid. Reeds bij het begin van de verhandelingen zal de noodzakelijkheid der bewijslevering al de beraamde knepen doen verdwijnen. „De wet beveelt mij, dat ik het bewijs moet leveren en de wet zou leugenachtig z\jn, wanneer zij mij dien plicht oplegde en toch mij de middelen daartoe ontzegde. H09 zou ik echter het bewijs eer beschuldigingen leveren, wanneer ik niet de gansche keten van feiten aan den dag mag brengen, en wanneer men mij belet, om de gansche aangelegenheid aan het daglicht te brengen. De vrijheid van het leveren van het bewijs, dat ls de kracht, waarop ik houw." H^t .Journal," dat sterk gekant is tegen de beweging ten gunste van Dreyfus, is verbaasd over de onthouding der offici=ren, die in Zola's brief met name worden genoemd. Het blad zegt: „Wij weten wel, dat enkelen onder hen reeds herhaaldelijk even heftige aanvallen te verduren hebben gehad en dat zjj ook tosn geen vervolging hebben ingesteld. Maar thans is het niet meer tegen hun persoon gericht (sic). Het doel is nu de instelling, waarvan zij deel uitmaken. Hun onthouding zou alleen verklaard worden, wanneer de minister van oorlog zich in het proces civiele partij stelde." Paul De Cassagnac schrijft in de „Autorité": „De regeering heelt het Diet gewaagd tot het uiterste te gaan; zi) heeft het gesmade leger jammerlijk ia den steek gbidtan Het proces tegen Zola is slechts een half proces." De .Radical" zegt: ZO (de ministers) lateD te duidelijk zien, dat zij de waarheid vreeztn. Daar zij zooveel maatregelen nemen om de bewfisvo ring te verhinderen, zal elk man van goede trouw tot zichzelf zeggeD, dat zij een laagh id te verbergen hebben." De sociaal-democrotische „Potite RépubJique" oordeelt iu gelijken geest. By de Zaterdag gehouden Fransche Kamer zitting waren de tribunes stampvol. Er hsersehte zeer groote belangstelling. De heer Cavaignac ontwikkelde zijn inter pellatie op grond van de „Havas"-uota. Hij bevestigde de verklaringen van kapitein Leoron- Renaud, die neergelegd zijn in tweo docu menten, welke de regeering weigert te publi- ceeren. De vraag is, of de regeering door te zwijgen niet de commentaren op de gewijsde zaak begunstigt. Applaus links.) Is de regeer ing niet te kort geschoten in eerbied voor het gewijsde door het tweede proces aanhangig te maken? (Applaus.) Als de regeering meent, dat er gevaar in schuilt een naam van een mogendheiJ, welke in het rapport genoemd wordt, publiek te maken, zal niemand hierop aandringen. (Go- roep van: „zeer goed!') De heer Cavaignac zeide, dat hetgeen vooral de ongerustheid gaande maakt, niet zoozeer is de weigering om h-t rapport mede te ceelsn, als wel de tegenstand van de regeering. De spreker verwijt het kabi.iefc, dat h.t dubbel zinnige verkeringen heeft afgelegd. (Applaus links). Hij constateert tegenstrijdigheden in het gedrag der regeering en vraagt haar het bevrijden 'e woord uit te spreken, dat een onverklaarbare oorzaak haar op de lippen terug houdt. (Applaus links). De mioister pr sident Méline zegt de ver klaring van kapitein Leirun niet te kunnen overleggen. Het rapport bestaat. (Langdurige toejuichingen rechts). De nota van „Havas" heeft dat gezegd op een wftze, die duidelijk genoeg was. Wij hebben gemeend het rapport niet te moeten publiceeren, omdat wü van oordeel z\jn, dat een parlementaire discussie het rechterlijk karakter der ziak zou ver anderen. (Applaus van het Centrum). Eenmaal de beraadslaging geopend, zou bet onmogelijk zijn haar te stuiten. En de Kamer zou ten slotte revisie van het vonnis leveren. De reden, waarom de publicatie niet moge lijk is, is dezelfde, die de behandeling met gesloten deuren noodig maakte. Ik erken intusschen, zeide de minister, dat deze reden van geen buitengewoon ernstigen aard is. De gewoonte brengt mede een spionnage zaak te behandelen met gesloten deuren. Toejuichin gen.) Natiën moeten de geheimen van haar informatiedienst niet aan de groote klok hangen. De minister gaat het verloop der zaak Dreyfus na, die hot uitgangspunt werd van een betreurenswaardige campagne. Een beroemd schrijver onteordo het leger. (Heftige tusschm- roepen(oejuichimcn van de uiterste linker zijde.) Do minister gispt de journalisten, die de campagne ten gunste van Dr yfus leiden. (Hevige woordenwisseling tusschen den socialist Faberot en graaf' De Bernis.) De heer Méline gaat voort en zegt, dat by zyn plicht heeft ge laan door zich te beroepen op do wet en htt artikel van Zola aan het oordeel der justitie te onderwerpen. W(j heb ben vertrouwen in de vrye burgers; de jury zal de eer van h.t legtr weten te verdedigen. Wat betreft de generaals van het leger, de regeering heeft hun eerui.t willen onderwerpen aan de appreciatie van de jury. (Langdurige toe juiching van het Centrumheftige interrupties van de uiterste linkerzijde. Men schreeuwt „Dat is het régime van dc sabell" MLeve de Keizer!" „Gij beleedigt dc jury/") De voorzitter, de heer Brisson, verzoekt der Kamer zich te kalmeeren. Méline gaat voort: Wy hebben ons niet willen leenen tot een onwettigheid. Wy heb ben niet gewild dat een revisie werd ingesteld. Het schandaal zal neerkomen op do hoofden van hen, die het hebben uitgelokt. Wat da ongeregeldheden op straat betreft, wy zullen er een eind aan weten te maken; wy zullen de orde weten te berstelhn. Da aan vallen van den heer Jaurès worden met groote voldoening vernomen door de vyanden van Frankrijk. Het is door deze middelen, dat men een herhaling van de débücle voorbereidt. (Tumult onder de uiterste rechterzijde. Ver schillende afgevaardigden moeten tot de orde geroepen worden.) Wy hebben op onzen weg gevonden een zaak die reeds gaande was. Wy zyn genoodzaakt een crisis in te toornen; wy moeten weerstand bieden. Wy hebben nooJig dat het land weto dat wy een meer derheid achter ons hebben. (Een dubbel salvo van toejuichingen van het Centrum en de rech terzijde. Minister Méline wordt met geestdrift gelukgewenscht). Da he:r Cavaignac werpt het verwyt van zich af, dat by als partyman zou gesproken hebben. Hy constateert, dat het moreele resultaat, dat hy wensebte, bereikt is. Hy trekt zjjn interpellatie in. (Beweging van ver basing rechts.) Da heer Jaurès herneemt de interpellatie. Het schynt hem onmogeiyk, dat het debat zonder resultaat zou afloopen. fly verwyt den heer De Mun, dat deze de regeering op den weg der reactie brergt en de débacle voor bereidt. (Tumult rechts en in het Centrum). De heer Jaurès zegt, dat de regeering door te gehoorzamen aan de rechterzyde tweedracht zaait in het republikeinsche kamp. Wy zyu getuigen van het begin eener clericale com mune. De republiek, gaat Jaurès voort, 6terft in dubbelzinnigheid, leugen en laagheden. (Lang durige toejuichingen bij de uiterste rechter zijde. Graaf De Bernis valt den spreker op woe dende wijze in de rede en scheldt hem uit voor een ellendig en lafaard. Hij werpt zich op den heer Gérault-Richard, een ander socialistisch afgevaardigdeen stompt hem met de vuist. Er ontstaat een algemeen verward gevecht. De heer Brissonde voorzitterset den hoed op. Hel regent slagen. De Bernis beklimt de tribune en slaat Jaurès. Het wordt een ware bataille door de geheéle zaal. De voorzitter ziet geen kans de orde te handhaven en verlaat de tribune.) Later bericht. De ongeregeldheden blyken veroorzaakt te zyn door graaf De Bernis, die gezegd had tot Jaurès: „Gy zyt de advocaat van het syndicaat." Jaurès noemde Bernis een ollenejgen lafaard. Een- vreeseiyk handge meen volgde. Gérault Richard wierp zich op Bernis. De rechterzyde en de socialisten werden handgemeen. De bewaarders der orde blek n machteloos. Bernis sloeg Jaurès op het hoofd. De geheele uiterste linkerzyde verliet haar zetels en wierp zich op deleden der rechterzijde. De socialisten drongen naar de bank der ministers, van waar andere af gevaardigden hen verdreven. Tegelykertyd hoorau men hevige woordenwisselingen op de tribunes. De president ontving eenige slagen van Gérault Richard, die voor graaf De Bernis besterad waren. De heer Brisson kondigde daarop aan, dat de procureur-generaal was gewaarschuwd en dat de zitting werd geschorst De tribunes werden ontruimd. Het bureau van do Kamer kwam by een om te beraad slagen over de vraag of de zitting moest hervat worden. Toen het gevecht in de zittingzaal op zyn hevigst was, zag men in de couloirs een compagnie infanterie aanrukken. Op hot protest van een aaDtal afgevaardigden werden de soldaten echter weer weggezonden. Het op treden der militaire macht werd door tal van afgevaardigden sterk afgekeurd; men vroeg elkander af wie daartoe bevel zou hebben gegeven en besprak de wenscheiykheid om het geval in de Kamer ter sprake te brengen. Er ontstond een nieuwe woordenwisseling in de „Salie Casimir Périer," waar Deville Bernis een inktkoker naar het hoofd wierp. De zitting van het bureau werd geschorst tot 5 uren. Later telegram. Op verzoek van den presi dent kwamen de parlementaire groepen der Kamer byeen en gaven advies over hervatten of met hervatten van de zitting. De heer Brisson besliste op eigen vorantwoordelykheid, dat de vergadering Zaterdag niet zou hervat worden, uit vrees voor een herhaling der handtastelykheden als de beraadslagingen werden voortgezet. Ten slotte werd bekend gemaakt, dat de Kamer tegen Maandag opnieuw zou byeen- geroepen worden, betzy door een kennisgeving in htt Journal Officielbetzy door een schryven aan ieder der leden afzonderlyk. De „holden" van de gedenkwaardige zit ting der Kamer zyn dus ia zeker opzicht geweest de heeren De Bernis en Gérault- Richard. Dj beer Gérau't-Richard gaf in de couloirs zelf het volgend verhaal, hoe het tot zulke heftigheden gekomen is. „In een voorgaande zitting had de heer De Bernis zich reeds de vryheid veroorloofd, om den socialisten to9 te roepen: „Gij spreekt en handelt, alsof gy do agenten van het syndicaat waart". Aan cit woord werd niet weer herinnerd, maar Zaterdag kwam er een herhaling van en ik kon de woorden niet dulden, die hy tot dsn heer Jaurès richtte en welke ons allen raken. „Hy had ze nauweiyks geuit, of ik ging naar hem toe, zag hem vlak in het gelaat en voegde hem driemaal toe: „Vous êtes un grodin!" Hy antwoordde niet. Ik gaf hem een slag en werd onmiddeliyk door de deur waarders en de wacht gegrepen. Ik verliet door de rechterdeur de zaal, maar kwam er door de linker- weer binnen." De tweede „held", graaf De Bernis, doet dit verhaal: „Ik heb woordeiyk tot den heer Jaurès gezegd: „Gy zyt ongetwyfeld de advocaat van het syndicaat." Gy hebt allen gehoord, welke beleodiging de heer Jaurès toen tot my gericht heeft. Op hetzelfde oogonblik wierp de heer Gérault-Richard zich onverwacht op my en sloeg my. „Veracheiden collega's omringden my en belettan my om op dien aanval te antwoor den. Toen ik eeDige oogcnblikken later werd losgelaten, ben ik, razend en blind van woede, de tribune opgestormd en heb ik myn hand tegen Jaurès opgeheven. Ik ben bereid aan den heer Jaurès elke voldoening te geven, welke hy wil eischen. Wat den heer Gócault- Richard betreft, hy heeft niets van my te vragen en wat my betreft, ik heb niets met hem te maken." Het debat in do Kamer, dat tot zulke minder parlementaire uitingen aanleiding heeft gegeven, was gedeeltelijk ten gevolg van een verzoek, te mogen weten of er aan het ministerie van oorlog een vtrklaring bestond, waarin Dreyfus schuld bekend heeft tegenover den kapitein Lebrun-Renault. In die berucht geworden dagen was de heer Casimir-Périer president der Republiek; de heer Dupuy minister-president. Nu verklaart de heer Yves Guyot, dat noch de heer CasimirPérier, noch de heer Dupuy met het bestaan eener dergelijke verklaring bekend zyn. Zy moet dua later gefabriceerd wezen. De „Droits de l'Homme", expresseiyk voor de Dreyfus-aaugelegeuhèid uitgegeven, stelt de vraag, of dat bewuste rapport niet verleden Woensdag door kapiteia Lebrun Renault is geschreven en onderteekend. De militaire commandant van Parys trachtte graaf De Bernis tot bedaren te brengeD, toen de heer Delville kwam bicnenstormen, den graal voor ellendeling schold en hem een gevolden inktkoker naar het hoofd wierp. Toen de heer De Bernis in de zaal terug keerde, vertelde hy, dat hy een kom vol water noodig had gehad om zyn gelaat van inkt vlekken to zuiveren Graaf De Bernis hoeft nog den treurigen moed gehad zich ter beschikking van Jaurès te stellen, doch deze liet hem door twee zyner vrienden weten, dat by aan de beleediging geen gevolg kan geven, omdat het optreden vau den graaf geiyk staat met dat van een „slachtersknecht". Aan het debat over het al of niet bestaan van de bekentenis van Dreyfus zal wel geen einde komen door de verklaring van den heer Méline in de Kamer, dat het rapport van kapitein Lebrun-Renaud bestaat, terwyi de regeering biyft weigeren het stuk over te leggen. De „Gaulois" vertelt,, dat het rapport over de bekentenis den dag na de degradatie is geschreven en gecontrasigneerd door twee generaals. Daarop is het in een verzegelden omslag in de brandkast van het departement van oorlog gesloten. Sedert is het zegel niet verbroken, maar de inhoud van het rapport is zeer in byzonderheden vermeld op den staat der stukken betreffende het proces-Dreyfus. Hieruit kende de heer Cavaignac het stuk. Vermelding verdient nog, dat de oud-minister by den aanvang van zyn interpellatie her haalde dat kapitein Reuaud's verklaring inhoudt de mededeeling, dat Dreyfus zich na zyn de gradatie liet ontvallen den uitroep: „Als ik stukken heb overgeleverd Men zal zich herinneren, dat in het verhaal, door een getuige vau het gesprek met den kapitein gegeven (en dezer dagen door ons medegedeeld), ook deze woorden voorkwamen, doch in zoodanig verband, dat daaruit vol strekt niet een bekentenis volgde. Heden komt de Kamer, geiyk hierboven gemeld, weder byeen. Het is niet zeker dat dan het debat over de interpellatie zal worden voortgezet, want de Kamer heeft ter betere afdoening van haar arbeid de Zaterdagen voor interpellaties bestemd. Echter zal Jaurès zeer waarscbyniyk voorstellen het debat over zyn interpellatie onmiddeiyk te hervatten. De drie schriftkundigen Belhsmme, Varinard en Couard, die tegen Zola een klacht ingediend hebben, eischen 100,000 franken schadeloos stelling, benevens openbaarmaking van het vonnis in twintig Parysche en 100 provinciale bladen. Da avond van Zaterdag is te Parys kalm voorbygegaan. In de Rue Aliemagne heeft een byeenkomst plaats gehad, welke zonder incidenten afliep. Eenige anarchisten hielden een lofrede op bun denkboelden en namen den handschoen op voor Dreyfus. Te Algiers en Lyon hebben betoogingen en byeenkomsten plaats gehad welke tegen de Joden gericht wareD, doch niet veel te be- teekenen hadden. Te Algiers worden eenige Joodsche winkels geplunderd. De troepen hadden de straten bezet. Do prefect van politie te Parys heeft Zater dag aan den minister van binnenlandsche zaken bericht uitgebracht van de maatregelen welke genomen worden om de orde te ver zekeren met het oog op de manifestatie, die Zaterdag op touw gezet was tusschen de Place de Iz Concorde en den Are de Triomphe en die door de autoriteiten werd vdrboden. De militaire autoriteit3n zouden de orde verzeke ren en zorgen voor uitvosring van de beslis singen der regeering. Verder zyn nog ontvangen de volgende telegrammen: Algiers, 22 Jan. Gedurende een anti- semïetiscbo meeting te Mustapha begaf zich een bende van 300 Joden, met stokken ge wapend, naar het terrein der meeting, maar werd verstrooid voordat zy de antl-joodsche, betoogera had bereikt. Een paar bezoekers, die op het terras voor een koffiehuis zaten, werden by het opstootje gewond. Algiers, 23 Jan. De onlusten nemen ge heel het karakter van een oproer aan. Een groot aantal Joodsche winkels aan de straten Barbaroum en Babel-Oned werden geplunderd en de koopwaren verbrand. De troepen en de politie waren onmachtig om de orde te her atellen. Een persoon werd gedood, velen be kwamen verwondingon. De overopgewonden 8temming houdt aan. P a r y 8, 23 Januari. De groote meeting, georganiseerd door het protest-comité, werd hedenmiddag in de zaal Mille Colonnes g*> houden. In den omtrek was een groote menigte op do been. Een groot aantal politieagenten zorgde voor de orde. De voorzitter van het comité, de heer Guérin,' opende de zitting met een uiteenzetting van het doel van de byeenkomst, dat zyns inziens was betoogen tegen de internationale coalitie, die het leger wil aantasten. De toespraak werd beantwoord met den kreet: „Dood aan de Joden 1" De heer Thiébaut werd tot voorzitter be^ noemd. Hy wilde spreken, maar do anarchisten overschreeuwden hem, waarop groot rumoer ontstond en velen dezer tegenbetoogers uit de zaal werden verdreven. De heer Thiébaut noodigde daarop dq vergadering, uiteen te gaan en naar de Place de la Concorde te trekken om een krans neder te leggen aan het beeld der stedemaagd van Straatsburg. Zoodra de betoogers uit de zaal kwamen, werden zy door de agenten uiteengejaagd. De ondor prefect van politie verklaarde dat hy geen betoogingen op straat zou dulden. De Place de la Concorde was zonder eenig ongeval door de agenten ontruimd; de prefect, die aanwezig was, gaf bevel de afzetting te handhaven. Omstreeks zes uren kwam een duizendtal manifestanten de Ruo Lafitte af, roepende: „Weg met Zola! Dood aan de Joden!" Da stoot trok naar den Cercle militair maar stootte in de Chaussée d'Antin op een sterke.j afdeeling politie, die de betoogers verspreidde, Algiers, 23 Januari. Den güheelen avond heerschte hier groote gisting. De troepen chargeerden op de betoogers en dreven dezen herhaaldelijk uk. Er hadden heden 200 arrestaties plaats. Te kwart over elven werd een magazyn van alcohol, dat aan Israëlieten toebehoort en op de kade gelegen is, in brand gestoken. De brandweer slaagde er in der brand te blusschen. Te halftwaalf scheen allea tot kalmte te zyn gekomen. Te Saint-Eugène, by Algiers, zyn een aantal villa'B, aan Joden toebehoorende, geplunderd. BUITENLAND. Dnitsohlaad. De beide onder bevel van prins Heinrich staande kruisers „Deutscbland" en „Gefion" zyn nu ruim een maand onderweg. Zy hebben den 16den December Kiel veriaten en bevinden zich thans in den Indischen Oceaan. De door bet marinebestuur gehuurde trans- portstoomers zyn het door den prins gecom mandeerde eskader vooruitgesneld. De „Darm- staat," met de eigeDiyke bezettingstroepen aan boord, haalde de bei ie kruisers reeds in tydens hun vertoef in Portsmouth, terwyi de „Crefeld," die de artillerie aan boord heeft, hen by Gibral tar voorbyging. De „Darmstadt" deed een byzonder snelle reis; zy legde den afstand van Wilhelm8baven naar Port-Said in tien dagen af; de „Crefeld" besteedde voor deze reis dertien dagen. De afstand Gibraltar— Port-Said eischte voor de beide kruisers „Deutschland" en „Gefioa" 8 dagen, voor de „Crefeld" 7, voor de „Darmstadt" slechts 6 dagen. De „Darmstadt" heeft den llden Januari Colombo reeds gepasseerd, waar de beide kruisers den 23sten Januari zullen komen; zy kan omstreeks 25 Januari te Kiao-Tchau verwacht worden. De „Crefeld" zal daar mis schien den 3l8ten Januari aankomen. Prins Heinrich wordt met zyn schepen den llden Februari te Hongkong verwacht, maar het is niet zeker of by zich aan dien datum zal kunnen houden. Zyn aankomst in de baai van Kiao-Tchau is n de tweede helft van Februari te verwachten. Het bericht van de „Post", dat vorst Von Bismarck in een telegram aan den groothertog van Saksen-Weimar en den hertog regent van Mecklenburg do meening zou hebben uit gesproken, dat by het diplomatieke optroden van de Duitsche regeering in de Kiao Tcbau- zaak beschouwde als een zeer voortref! l(jk optreden, dat volstrekt niet boter ingeieii en uitgevoerd had kunnen zyn, wordt door de „Hamb. Nachr." naar de verzinsels verwezen. Het blad scbryft: „Wy twyfelen er niet aan, dat vorst Von Bismarck voor de onderneming sympathiek ge stemd is, maar gelooven niet, dat hy zich als gerechtigd hoeft beschouwd om zyn byzondere meening over de bedoelde zaak aan deze vorsteiyke personen mede te deelen." Spairi®* Er hebben langen tyd geruchten geloopeD, en die geruchten werden steeds weer geëx ploiteerd, over do wreedheden, waaraan de Spaansche anarchisten in de gevangenis van Montjuich hebben blootgestaan. De beschuklh gingen, dienaangaande tegen de overheid utt<j gebracht, waren hoofdxakeiyk afkonjstig van de „Ei Pais" en de „BI Progreso." Er zal nu misschien binnenkort biykon wat er van deze beschuldigingen, die thans weer de gansobn

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1898 | | pagina 2