N°. 11624 Zaterdag lö» Januari.
A4. 1898
$eze jouraat wordt dagelijks, met uitzondering
ton (gon- en feestdagen, uitgegeven.
Dit noimiiei- bestaat uit TWEE
Bladen.
Koninklijke Vereeniging
„Bet Nedcrlandscli Tooneel"
Het Offerlam,
Leiden, 14 Januari.
Feuilleton.
Zyn laatste wiL
LEIISCH iSÉDAfr
ÏRUS E£ZBB£ODE£IfTj
Voor Leiaen per 3 maandea LIO.
franco por postUO.
'lÉ&onderiyke Nommora 0.05.
THIJS DEE AEVEETEH TIÜN t
Van 1—régels 1.05. Iedere regel meer f 0.17 J. Grooteré
letters naar plaatsruimte. - Voor bet incasaeeron buiten de stad
wordt f 0.05 berekend.
Eerste Blad.
In geruimen tyd heeft de Koninklijke Ver
eeniging „Het Neüerlandsch Tooneel" onze stad
niet bezocht. "Wij hebben daarom de directie
uitgenoodigd een voorstelling te komen geven
en ze heeft daarin toegestemd.
Woensdag 19 Januari
zal de Koninklijke Vereeniging in den Schouw
burg doch alleen voor onze Abonnés
opvoeren
Klucht in drie bedrijven,
hertaald uit het Duitsch van Oscar Walther
en Leo Stein.
Natuurlijk zijn de prijzen iets hooger dan
by de vorige voorstelling, voor onze Abonnés
gegevenmen zal dit kunnen begrijpen. Loges
en Baignoires f 1.-, Parterre 60 ets., Galery
25 ets. Bespreken is verplichtend.
Olllciëcle Kenuïsgovingon.
De Burgemeester der gemeouto Leideu
Gozien het Koninklijk besluit van 3 Jancari 1898
No. 61, waarbij bet Raadsbeslnic tot Diet-toelating
als Ra&rielid van dea heer W. Fontein wordt ge
handhaafd.
Gelet op art. 3 van het Koninklijk besluit van
8 Mei 1897, tot uitvoering van do art. 51, 51, 55,
G8, 69, 72, 81, 91, 96 en 132 der Kieswet, ten op
zichte van de verkiezingen van leden der Provinciale
Staten en van den Gemeenteraad;
Brengt ter algemeono kennis, dat do verkiezing
(candidaatetolling) van een lid van den Gemeente
raad in het 2de kiesdistrict, bevattende de wijken
li, V, IX en XII en de stomdietricten II. V en YIII
4por Burgemeester en Wethouders is bepaald op
Dinsdag, deü lsten Februari a. s. en dat de
etemcDing, zoo die mocht noodig blijken, zal plaats
Rebben op Vrijdag den 1 1 den Februari en de
©ventueele herstemming op Dinsdag den 2 2e ten
Fobru ari d. a. v.
Op den dag der verkieziDg fl Februari) kunnen
bij den Burgemeester ten Raadhuizc van des voor-
middags negen tot des namiddags, vier uren
opgaven van candidateo wordeD ingeleverd.
Deze opgaven moeten iohondeD de namen, de
voornamen en de woonplaatsen van de c&ndid&ten
en onderteekend zijn door ten minste 28 kiezers,
bevoegd tot deelneming aan de verkiezing, waarvoor
ae inlevering geschiedt.
De iolovering der opgaven moet persoonlijk ge
schieden door één of meer personen, die deze hebben
ondorteekend, terwyl de tot iuvulliDg bestemde for
mulieren van deze opgaven kosteloos ter Seoretarie
Zgn verkrijgbaar gesteld tot en met den dag der
Y.rkiezing.
LeideD, D« Burgemeester voornoemd,
13 Jan. 1898. F. WAS.
=3
Burgemeester en Wethouders van Leiden,
Gezien het adres van J. OVERDUIN, houdende
verzoek om vergunning tot oprichting van een
manufactuurvorverij in het perceel Langeetraat No. 5
Gelet op de artt. 6 en 7 der Hinderwet;
Geven bg deze kennis aan het publiek, dat ge-
coomd verzoek met de bijlagen op de Secretarie
dezer gemeente ter visie gelegd is; alsmede, dat op
Donderdag 27 Jan. a. e., 's voormiddage to elf uren,
op het Raadhuis gelegonheid zal worden gegeven,
om bezwaren tegon dat verzoek in te brengen.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Leiden, F. WAS, Burgemeester.
13 Jan. 1898. E. KIST, Secretaris.
In den loop van de volgend© week zal
in de kunstzaal van höt Stedelijk Museum
alhier een tentoonstelling worden geopend
van scbilcieryen en teekeningen, vervaardigd
door mejuffrouw Jo Koster, te 's Gravenhage.
Onlangs werd deze artiste, die ook te Dordrecht
een expositie zal goven, door de „Libre-
Esthétique" te Brussel tot inzending geïnvi
teerd. Waarschijnlijk wordt die tentoonstelling
in de Lakenhal Donderdag a. s. geopend.
- In de vierde „Winterlezing" Id de kleine
Nutszaal alhier trad gisteravond op dr. F.
Van Gheel Gildemeester, uit 's-Gravenbage,
met het onderwerp„Sorrows of Satan" („Des
Duivels smart" of „Het vtrdriet van den
Duivel") van Marie Corelli.
Spreker ving zyn lezing aan met de zonder
linge vraag: „Hebt ge wel eens een Engelsch-
man zien ontbijten?" Kan men deze vraag
bevestigend beantwoorden, dan is men er ook
getuige van geweest boa sterk John Buil zijn
gerechten pepert. Spr. deed deze vraag en
maakte deze opmerking, omdat bij zeker
verband meent te zien tusschen den aard
dezer gerechten en den geprikkelden, gepeper-
den kost, welken ons de Engelsche literatuur
in vele gevallen voorzet,
Marie Corelli prikkelt vooral de verbeelding.
Eerfct echter deed spr. ons vluchtig met
haar persoon kennismaken. Zy is van Itali-
aanscho afkomst en bracht een deel van haar
jeugd dcor in een klooster. Op de vraag, door
spr. gesteld, of we in haar te doen hebben
met een scbryfster, die haar Heer en Heiland
kent, kon hy niet bevestigend antwoorden.
Wel is ze iemand, die baar blik goed om zich
heen slaat; iemand, die, zy het dan ook van
een en ander afgezien, zeer zeker onze aan
dacht verdient. Haar Roomsche opvoeding
was spr. geen beletsel haar die te schenken,
hier in 't byzonder wat haar werk „Sorrows
of Satan" betreft.
Om zyn auditorium met dit werk bekend te
maken, was het noodzakelijk, dat dr. Yan
Gheel Gildemoest-r grepen uit doD inhoud
deed. Dit geschiedde, zooals men dat trouwens
van hem gewoon is, op boeiende, aantrekkelyke
manier. "We kuDnen hem hier begrypelyker-
wyze niet navolgen en raden daarom hem of
haar, die nader met dsn inhoud wenscht
kennis te maken, wier belangstelling daartoe
is opgewekt, aan, het werk zelf ter hand te
nemen.
Des te eer zal de belangstellende daartoe
wellicht overgaan, als we hier meedeelen, dat
de spr. van gisteravond, van wiens helder
oordeel menigeen genoegzaam overtuigd is,
Marie Corelli noemt een merkwaardige, talent
volle scbryfster, wier werk „Sorrows of
Satan" door een geloofwaardige is genoomu
een teeken des tyds, dat druk wordt gelezen
en waarvan de geschiedenis op het tooneel
wordt gegeven. En al is haar verbeelding dan
ook te weelderig, het boek heeft veel goede
zyden.
Marie Corelli is een moedige schryfster,
opmerkzaam, en ze durft heelwat zeggen. Ze
ontziet niemand, zelfs niemand uit de meest
aristocratische kringen van Engeland, ja zelfs
den prins van Wales niet. Ze veroordeelt
al het verkeerde uit de groote wereld in baar
meergenoemd werk door des Duivels mond.
En toch verkeert ze met de koningin en
bekoort ze den prins.
Marie Corelli is een nobele scbryfster, ge
dachtig aau het „de gaven der goden zyn
niet te koop." En ze gelooft in God.
Naar aanleiling van een tafereel in dit haar
werk vond spr. gelegenheid het oog te vesti
gen op de rol, die de zelfmoord tegenwoordig,
al§ afspiegeling van die, welke hy ook in het
werkelyko leven vervult, in de letterkunde
speelt. Spr. noemde daarby ook Anna Da
Savornin Lohman's „Het eene noodige". Een
lyn trekkende tusschen haar en Maria Corelli,
moest hy verklaren, dat deze ernstiger en
dieper is dan gene, hoewel uit beider werken
duidelyk blykt, dat wie alleen voor zicbzelven
leeft, den Duivel leeft.
Zekere eenzydigheid kon spr. Marie Corelli
niet ontzeggen, vooral waar zy ons de hoogste
standen schotst. Het is toch bekend, dat, in
stryd met haar vorstelling, menig aristo
cratisch Engelschman in de eerste plaats
ChristeD, in de tweede plaats Engelschman
wil wezen.
Op de vraag of Marie Corelli een Christelyke
scbryfster is in dien zin, dat ze de verlossing
door Jezus Christus predikt, moet spr. een
ontkennend antwoord geven; ze raakt byna
het Boeddhisme. In- den zin of zy het licht,
dat ze heeft, gebruikt, kan de vraag met ja
beantwoord worden.
Voorts stond spr. nog stil by het eigenlyke
then a van het werk on by het Verdriet van
den Duivel, by de legende van het boak en
de uitwerking er van, waarby hy - dit zy
nog terloops aangestipt - deed opmerken,
dat Marie Corelli het groote vraagstuk omtrent
de oorzaak van het kwaad niet oplost; ze
kon dat ook niet; dat het spiritisme haar
parten speelt; en dat als preiiking in poöti-
schen vorm, pbilosopbiscb, het werk oen mis
lukking, in andere opzichten echt.-r zee: goed
te noemen is, o.' a. waar het zoo uitstekend
het terrein van des Satans macht weergeeft
en ons leert, dat we niets hebben te ver
wachten van deze aarde, van deze wereld,
die voorby gaat, maar ons moeten opheffen
tot betgeen niet voorby gaat, maar biyft tot
in eeuwigheid.
In de in het Nutsgebouw alhier ge
houden by eenkomst van handels- en kantoor
bedienden leidde de heer W. C. De Graaff,
uit Amsterdam, secretaris van den Nationalen
Bond, het doel, waartoe men te zamon ge
roepen was, in, n. 1. het toetreden tot den
Bond en het oprichten alhier eener afdeeling.
De handels- en kantoorbedienden blyven
nog steeds te geïsoleerd en nemen nog te
weinig deel aan het VereeDigingsleven.
De werklieden hebben zeiven gemaakt, dat
het vraagstuk van den arbeid op den voor
grond is geraakt en daarom is bet de plicht
der handels- en kantoorbedienden om evenzoo te
beginnen. Zy behooren daartoe zei ven de hand
aan den ploeg te slaan en zich eenige op
offeringen te getroosten.
Het is gemis aan volharding dat zy zoo
weinig aan het gemeenschapsleven hebben
deelgenomen; do collega's, al zyn er ook die
in meer of mindere mate door hun gelde-
iyke positie hooger staan dan anderen, moeten
elkander steunen, om verbetering in den toe
stand te brengen en te makeD, dat gezorgd
kan worden voor de eventuëele acbterbiyver.de
weduwen en woozen.
Spreker zette daarna het doel van den
Bond uiteen, waaruit bleek, dat deze zich tot
taak stelt: het oprichten van oen pensioen
fonds voor de leden, een weduwen- en weezen-
fonds; hot oprichten van een bureau tot
plaatsing, het houden van examens voor de
practyk; het inroepen van hnlp van staat en
gemeente, waar zulks noodig of gewenscht is.
Nogmaals spoorde spreker dö aanwezigen
aan, om tot den B'ond toe te treden en zoo
doende alhier een afdeeling te vormen, evenals
reeds geschied is in 30 plaatsen.
Namens prof. dr. H. Oort verzoekt de
firma Brill ons om opneming van het volgende
„Den 18den December jongstleden is dr. W.
H. Kosters plotseling overleden. Dat dit voor
de nieuwe vertaling van het Oude Testament
in hooge mate te betreuren is, weet niemand
beter dan de eenlg overgebleven bewerker.
Doch tot geruststelling der inteekenaren diene,
dat het geheele werk, behoudens een laatste
herziening van eenige boeken, gereed ligt en
de uitgave zonder vertraging wordt voortgezet.
„En mochten wellicht belanghebbenden
vreezen, dót zy gevaar zou loopen met voltooid
te worden, indien ook de alleen overgeblevene
der vier bewerkers viel, dan wtte men, dat
voor dit geval gepaste maatregelen genomen
zyn."
By den aanvang der gisteren te 's-Gra-
venhage gehouden openbare vergadering der
commissie voor de diplomatieke examens heeft
de nieuwbenoemde voorzitter, de Staatsraad
mr. T. M. C. Asser, in eenige harteiyke
woorden hulde gebracht aan den afgetreden
voorzitter, den minister van Staat baron
Gericke van Herwynen, en aan de afgetreden
ledeu der commissie mr. W. H. De Beaufort,
thans minister van buitenlandsche zaken, en
prof. R. Fruin te Leiden, terwyl do nieuw
opgetreden leden der commissie jbr. mr. A.
F. De Savornin Lobman, oud-minister van
binneiilandsche zaken en lid van de Tweede
Kamer der Staten-Generaal, ridder De Stuers,
Hr. Ms. gezant te Parys, on mr. J. A. Sillem,
lid van Gedeputeerde Staten van Noord Hol
land, door den voorzitter werden verwelkomd.
Hierna is tot het examen van den rang van
gezantschapssecretaris overgegaan.
Omtrent generaal Van der Heyden scbryft
men aan het „Hbl.":
Den 12den Januari, des namiddags omstreeks
3 uren, konden de wandelaars en voorij - ri
gors, die zich op den grooten weg tu s en
Arnhem en Velp bevonden, wel vermoeden,
dat in het Koninkiyk Militair Invalidenhuis te
Bronbeek iets byzonders mo3st te o*n zyn.
De Nederlandsche driekleur wapp r lo vroo-
ljjk boven de tinne der commandantswoning,
ter zyde waarvan zich een muziekcorps had
opgesteld, dat zyn vroolijke toonon deed hoo-
ren; langs den weg hadden belangstellenden
en nieuwsgierigen post gevat, terwyl de van
Arnhem komende tram en ook tyzoniere
ryiuigen eon.groote schare officieren van bet
Nedeilan Ische en Ne-1 rlandsch-Indische leger,
waarondei\ verschillende met hun oames, aan-
Drachten, die by het tolhek uitst een en hun
schreden richtten naar de woning van den
commandant, den generaal Karei Van der
Hey'en, die zjjn 72sten geboortedag vier;e.
Da bezoekers werd-.n aan dtn ingang der
commandants .vonirg harteiyk ontvai.gen dooi
den majoor Schwing, die sedert jaren niet
slechts «Is adjuaant, maar ook als vriend
zyn generaal ter zyde staat en bij menige ge
legenheid blyk gaf van zyn groote gehecht
beid aan zyn chef.
In een der ruime vertrekken van de fraaie
commandantsvroning waren aanwezig, behalv
de jubilaris t n diens ecb.tgeroote, de dochter var
den generaal n et haren man, de controleur bi4
het binnenlandsch bestuur op Java, Blomme-
8tein en orie kinderen en eindelyk de zoon
van den jubilaris, «le 1ste luitenant van het
Ned. rnn. leger Eduard Van der Heyden, even
eens met zyn eebtgenoote.
Dezs jeugdige officier, een kloek getouwd,
levenslustig en veerkrachtig man, wiens borst
reeds pry kt met co Militair a Willemsorde,
het Lombok-kruis en het eereteeken van be-
langryke krygsbedryven, herinnert onwille
keurig aan het Horatiaansche„helden worden
uit, helden geboren", en belooft re.ds nu,
evenals zyn groote vader, een rol in de
Indische kry'gsgescbiedenis te spelen. Zyn
donkere, van heilig vuur tintelende oogen
zyn vlugge, maar va*te en krachtige b-
wegingen, zyn enthusiasme, zoodra militaire
onderwerpen, vaderland en vorstenhuis tei
sprake komen, bewyzen, dat in hem ue gees
zyns vaders is vaardig geworden en men op
hem kan rekenen.
Onder do bezoekers werden .tal van officieren-
opgemerkt, wier naam op militair gebied-
wetenschappelyk of practiscb, een goeden
klaDk heeft, zooals de oud-generaal van he
Ned.-Indisch leger Van Kesttren, de kolonel
van het Nederlandsche leger Van Duin vat
Isselt en vele anderen.
Het strekt den Nederlancschen ofliti re
tot eer, dat zij in den generaal Van dei
Heyden vereeren en het prototype zien van
den braven krygsoverste, die meer dan eei ig
ander, van het thans levend geslacht, toonde
zyn bloed en dat zyner kinderen veil te heb
ben voor Vaderland en Vorstenhuis.
Hun allen harteiyk dank.
Dat het den generaal Van der Heyden
moge gegeven zyn, nog menig jaar, by onge
repte gezondheid naar lichaam en geest, de
hulde le o'tvangen van zfjn talrfiko ver-
85)
„Hier misschien niet. Maar twee jaar ge
leden, te Baden, heb ik dat heer reeds ontmoet,
en daar ging bjj algemeen voor een valschen
speler door."
„En heeft men hem nooit op heeterdaad
betrapt?"
„Neen, maar al ware dat het geval, dan
zou Diamand er op gesteld zyn geweest, om
hem te ontmaskeren, sedert zyn twist met
twee Duitsche officieren, die hy achtereen
volgens in een tweegevecht heeft gedood.
Want in het schermen is hy buitengewoon
sterk, zonder nog in aanmerkiug te nemen,
dat hy in dat spel misschien óók al valsch
doet
De geschiedenis der beide Duitsche officieren
schrikte Paul maar weinig af. Hy hanteerde
goed den degen, en ia den tyd zynor jeugdige
onbezonnenheid had hy zelfs een paar keer
een duel gehad zonder ernstige gevolgen.
Thans evenwel was hy te dien opzichte ver
standiger geworden en beschouwde dergeiyke
zoogenaamde eerezaken als iets onzinnigs en
in de hoogste mate afkeurenswaardig.
„Het zou al te dom zyn, my door zoo'n
schavuit te laten doodsteken," dacht hy,
„en dat nog wel voor de bruid van een
ander I"
En nochtans waren zii schoon, niettegen
staande hun tranen, die bruine oogen van
Fran^oisePaul had er grootere gezien, schit
terender wellicht, maar nooit zulke, waaruit
zooveel zachtheid u tegenblikte.
Met welk een vuur, met welk een over
geving moest zy hebben liefgehad, zy, die
zóó weenend, zóó hartstochtelijk bedroefd kon
zyn! En Paul zette by zichzelven een korten,
eenvoudigen, onschuldigen roman op, een
vluchtigen droom, vol van de zaligste ziels
verrukking.
Was het hier niet de herinnering daaraan,
welke de gedachte van den armen Jean De
Lafougeraie bezighield, toen zyn trekken in
de laatste ure die hevige smart en vervolgens
die rustige, byna blymoedige onderwerping te
kennen gav$n? Alles wèl beschouwd, had hy
zyn aandeel gehad in het geluk dezer wereld,
een rein, ideaal geluk, dat noch onrust, noch
wroeging achterlaat. Hy had hier beneden
dien schat gevonden, waarnaar anderen zoolang
tevergeefs zoeken: oprechte liefde, een hart,
hetwelk zich geheel en al aan hem had toe-
gewyd, dat hem na zyn dood nog getrouw
bleef.
„Om my zal men niet treuren I" zuchtte
Paul met een plotseling opkomend gevoel
van jaloerschheid, dat by echter terstond
onderdrukte.
„Heb ik geen levend voorbeeld voor oogen,
wat het kost oprecht te beminnen, in die arme
Fran$oise?" sprak hy even daarna tot zich
zelven. „Haar verloofde is dood, zyn lyden
is geëindigd; maar zy, wat zal zy beginnen?
Wat zal voortaan haar lot wezen?"
VI.
Het lot van Frangoise, naar hetgeen hy er
van wist, schöón hem zoo ellendig mogelyk
toe, en hy gevoelde innig medelijden met
haar. Weinig personen hadden hem op het
eerste gezicht zooveel belangstelling inge
boezemd als dat jonge meisje.
Hy was getroffen door haar jeugd, haar ver
latenheid, haar oprechte smart, en, als echte
egoïst, vooral door de dankbaarheid en het ver
trouwen, dat zy hem getoond had. In het alge
meen was men weiDig geneigd hem tot ver
trouweling te nemeD, omdat men hem kende
als een onverschillige, een ongeloovige, iemand,
die het meest aan zicbzelven dacht. Hy zou
in haar achting niet gaarne willen dalen, hy
zou zich geschaamd hebben, haar niet zooveel
mogelyk van dienst te willen zyn. Hy kon zich
zelfs niet weerhouden, zich een weinig onge
rust to maken over haar toekomst.
„Bah 1" zoo besloot hy. „Zy zal zich troosten,
zij zal trouwen, daar zy een goeden bruids
schat bezit. Het komt er maar op aan, dat geld
veilig te beleggenmaar daartoe moet ik my
met haar verstaan, haar zoo spoedig mogelyk
terugzien, want de anderen hebben argwaan
opgevat, en ik zou biy wezen, bier ver van daan
te zyn.
Naar de familie Ramirès terug te gaan
scheen hem even gevaarlyk als nutteloos toe.
Paul hoopte slechts op een toevallige ont
mooting, en den geheelen dag dwaalde hy door
de straten, wandelde hy langs de boulevards,
by voorkeur in de wyk, waar bet jonge meisje
woonde.
„Waarom loopt ge hier toch altyd rond?"
vroeg mevrouw Fuzelier, die thans de Place
Royale had verlaten en soms uren achtereen
op een eenzame bank zat in de Allées de
Moralas. Als het een schoone is, die u het
hoofd op hol heeft gebracht, neem dan een
guitaar en ga haar een serenade brengen onder
haar balkonMaar pas op voor de jaloersche
minnaars en hun Spaanscbe dolken l"
Paul zou gaarne zyn oude vriendin naar
een heel leelyke plaats gewenscht hebben,
en toch was zy het, die hem op een goed denk
beeld bracht.
„Als gy juffrouw Ramirès zoekt," zeide zy
op zekeren dag ietwat spotachtig tot hem,
„moet gy niet op de wandelplaatsen, in de
straten of op de publieke byeenkomsten rond
zien I Men houdt haar afgezonderd, of wel,
zy zelve bemint de eenzaamheid. Sedert het
bal op het kasteel is zy niet weer uit geweest
dan naar de kerk."
Paul spitste de ooren. Hy wilde zich onver
schillig houden, doch dat mislukte hem op
erbarmelijke wyze, en mevrouw Fuzelier nam
afscheid van hem met een beteekenïsvol lachje
om de lippen.
Voortaan stelde hy zich tot taak, de ver
schillende kerken en kapellen achtereen
volgens te bezoeken, en het duurde niet lang,
of zijn volharding werd beloond. Den volgenden
Zondag, tegen het uur van den namiddag-
dienst, terwyl hy langzaam over het plein
Saint-Martin wandelde, zag hy in een straat,
welke op de kerk uitkwam, een gezette vrouw
in het rood, begeleid door een klein meisje,
in een geruite jurk gekleed. Het was mevrouw
Ramirès met de jeugdige Aurora. Hy had
haar reeds dikwyis ontmoet, maar altyd alleen.
Thans kwam achter haar aan een jonge dame
in donkerkleurig gewaad, het aangezicht ver
borgen achter een dichten sluier.
Terstond herkende Paul Framboise, en met
omzichtigheid verwydorde hy zich eenige
schreden, echter wel zorgend het drietal niet
uit het oog te verliezen. Moeder en dochter
waren blyven staan en traden in druk gesprek
met elkander, waarbij zy allerlei heftige
gebaren maakten. Eindelyk scheen men het
eens te zyn geworden, en mynbeer De
Rouverand zag de crie dames bet kerkgebouw
binnentreden. Nu ging hy naar het pl-in terug,
zocht een bank op en zette zich neder, om
eenige regels op een stukje papier te schryven.
Dit vouwde hy zoo klein mogelyk op, hield
het in de gesloten hand, en steeg op zyn
beurt de trap der kerk op, waarna hy
achter mevrouw en de juffrouwen Ramirès
plaats nam.
Mama had zich op haar stoel laten neer
vallen, de armen langs het lyf, blazend en
puffend als een stoommachine. Paul, die
haar thans voor de eerste maal van naby en
op zyn gemak kon beschouwen, verschrikte
over haar ioderdaad monsterachtige gezetheid,
welke zoo dikwyis voorkomt by vrouwen van
het Spaansche ras, zoodra de eerste jeugd
voorby is. Van mevrouw Ramirès zou men
niet hebben kunnen zeggen, of zy ooit mooi
of leelyk was geweest.
(Wordt vervolgd.)