N°. 11624 Zaterdag lö» Januari. A4. 1898 $eze jouraat wordt dagelijks, met uitzondering ton (gon- en feestdagen, uitgegeven. Dit noimiiei- bestaat uit TWEE Bladen. Koninklijke Vereeniging „Bet Nedcrlandscli Tooneel" Het Offerlam, Leiden, 14 Januari. Feuilleton. Zyn laatste wiL LEIISCH iSÉDAfr ÏRUS E£ZBB£ODE£IfTj Voor Leiaen per 3 maandea LIO. franco por postUO. 'lÉ&onderiyke Nommora 0.05. THIJS DEE AEVEETEH TIÜN t Van 1—régels 1.05. Iedere regel meer f 0.17 J. Grooteré letters naar plaatsruimte. - Voor bet incasaeeron buiten de stad wordt f 0.05 berekend. Eerste Blad. In geruimen tyd heeft de Koninklijke Ver eeniging „Het Neüerlandsch Tooneel" onze stad niet bezocht. "Wij hebben daarom de directie uitgenoodigd een voorstelling te komen geven en ze heeft daarin toegestemd. Woensdag 19 Januari zal de Koninklijke Vereeniging in den Schouw burg doch alleen voor onze Abonnés opvoeren Klucht in drie bedrijven, hertaald uit het Duitsch van Oscar Walther en Leo Stein. Natuurlijk zijn de prijzen iets hooger dan by de vorige voorstelling, voor onze Abonnés gegevenmen zal dit kunnen begrijpen. Loges en Baignoires f 1.-, Parterre 60 ets., Galery 25 ets. Bespreken is verplichtend. Olllciëcle Kenuïsgovingon. De Burgemeester der gemeouto Leideu Gozien het Koninklijk besluit van 3 Jancari 1898 No. 61, waarbij bet Raadsbeslnic tot Diet-toelating als Ra&rielid van dea heer W. Fontein wordt ge handhaafd. Gelet op art. 3 van het Koninklijk besluit van 8 Mei 1897, tot uitvoering van do art. 51, 51, 55, G8, 69, 72, 81, 91, 96 en 132 der Kieswet, ten op zichte van de verkiezingen van leden der Provinciale Staten en van den Gemeenteraad; Brengt ter algemeono kennis, dat do verkiezing (candidaatetolling) van een lid van den Gemeente raad in het 2de kiesdistrict, bevattende de wijken li, V, IX en XII en de stomdietricten II. V en YIII 4por Burgemeester en Wethouders is bepaald op Dinsdag, deü lsten Februari a. s. en dat de etemcDing, zoo die mocht noodig blijken, zal plaats Rebben op Vrijdag den 1 1 den Februari en de ©ventueele herstemming op Dinsdag den 2 2e ten Fobru ari d. a. v. Op den dag der verkieziDg fl Februari) kunnen bij den Burgemeester ten Raadhuizc van des voor- middags negen tot des namiddags, vier uren opgaven van candidateo wordeD ingeleverd. Deze opgaven moeten iohondeD de namen, de voornamen en de woonplaatsen van de c&ndid&ten en onderteekend zijn door ten minste 28 kiezers, bevoegd tot deelneming aan de verkiezing, waarvoor ae inlevering geschiedt. De iolovering der opgaven moet persoonlijk ge schieden door één of meer personen, die deze hebben ondorteekend, terwyl de tot iuvulliDg bestemde for mulieren van deze opgaven kosteloos ter Seoretarie Zgn verkrijgbaar gesteld tot en met den dag der Y.rkiezing. LeideD, D« Burgemeester voornoemd, 13 Jan. 1898. F. WAS. =3 Burgemeester en Wethouders van Leiden, Gezien het adres van J. OVERDUIN, houdende verzoek om vergunning tot oprichting van een manufactuurvorverij in het perceel Langeetraat No. 5 Gelet op de artt. 6 en 7 der Hinderwet; Geven bg deze kennis aan het publiek, dat ge- coomd verzoek met de bijlagen op de Secretarie dezer gemeente ter visie gelegd is; alsmede, dat op Donderdag 27 Jan. a. e., 's voormiddage to elf uren, op het Raadhuis gelegonheid zal worden gegeven, om bezwaren tegon dat verzoek in te brengen. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Leiden, F. WAS, Burgemeester. 13 Jan. 1898. E. KIST, Secretaris. In den loop van de volgend© week zal in de kunstzaal van höt Stedelijk Museum alhier een tentoonstelling worden geopend van scbilcieryen en teekeningen, vervaardigd door mejuffrouw Jo Koster, te 's Gravenhage. Onlangs werd deze artiste, die ook te Dordrecht een expositie zal goven, door de „Libre- Esthétique" te Brussel tot inzending geïnvi teerd. Waarschijnlijk wordt die tentoonstelling in de Lakenhal Donderdag a. s. geopend. - In de vierde „Winterlezing" Id de kleine Nutszaal alhier trad gisteravond op dr. F. Van Gheel Gildemeester, uit 's-Gravenbage, met het onderwerp„Sorrows of Satan" („Des Duivels smart" of „Het vtrdriet van den Duivel") van Marie Corelli. Spreker ving zyn lezing aan met de zonder linge vraag: „Hebt ge wel eens een Engelsch- man zien ontbijten?" Kan men deze vraag bevestigend beantwoorden, dan is men er ook getuige van geweest boa sterk John Buil zijn gerechten pepert. Spr. deed deze vraag en maakte deze opmerking, omdat bij zeker verband meent te zien tusschen den aard dezer gerechten en den geprikkelden, gepeper- den kost, welken ons de Engelsche literatuur in vele gevallen voorzet, Marie Corelli prikkelt vooral de verbeelding. Eerfct echter deed spr. ons vluchtig met haar persoon kennismaken. Zy is van Itali- aanscho afkomst en bracht een deel van haar jeugd dcor in een klooster. Op de vraag, door spr. gesteld, of we in haar te doen hebben met een scbryfster, die haar Heer en Heiland kent, kon hy niet bevestigend antwoorden. Wel is ze iemand, die baar blik goed om zich heen slaat; iemand, die, zy het dan ook van een en ander afgezien, zeer zeker onze aan dacht verdient. Haar Roomsche opvoeding was spr. geen beletsel haar die te schenken, hier in 't byzonder wat haar werk „Sorrows of Satan" betreft. Om zyn auditorium met dit werk bekend te maken, was het noodzakelijk, dat dr. Yan Gheel Gildemoest-r grepen uit doD inhoud deed. Dit geschiedde, zooals men dat trouwens van hem gewoon is, op boeiende, aantrekkelyke manier. "We kuDnen hem hier begrypelyker- wyze niet navolgen en raden daarom hem of haar, die nader met dsn inhoud wenscht kennis te maken, wier belangstelling daartoe is opgewekt, aan, het werk zelf ter hand te nemen. Des te eer zal de belangstellende daartoe wellicht overgaan, als we hier meedeelen, dat de spr. van gisteravond, van wiens helder oordeel menigeen genoegzaam overtuigd is, Marie Corelli noemt een merkwaardige, talent volle scbryfster, wier werk „Sorrows of Satan" door een geloofwaardige is genoomu een teeken des tyds, dat druk wordt gelezen en waarvan de geschiedenis op het tooneel wordt gegeven. En al is haar verbeelding dan ook te weelderig, het boek heeft veel goede zyden. Marie Corelli is een moedige schryfster, opmerkzaam, en ze durft heelwat zeggen. Ze ontziet niemand, zelfs niemand uit de meest aristocratische kringen van Engeland, ja zelfs den prins van Wales niet. Ze veroordeelt al het verkeerde uit de groote wereld in baar meergenoemd werk door des Duivels mond. En toch verkeert ze met de koningin en bekoort ze den prins. Marie Corelli is een nobele scbryfster, ge dachtig aau het „de gaven der goden zyn niet te koop." En ze gelooft in God. Naar aanleiling van een tafereel in dit haar werk vond spr. gelegenheid het oog te vesti gen op de rol, die de zelfmoord tegenwoordig, al§ afspiegeling van die, welke hy ook in het werkelyko leven vervult, in de letterkunde speelt. Spr. noemde daarby ook Anna Da Savornin Lohman's „Het eene noodige". Een lyn trekkende tusschen haar en Maria Corelli, moest hy verklaren, dat deze ernstiger en dieper is dan gene, hoewel uit beider werken duidelyk blykt, dat wie alleen voor zicbzelven leeft, den Duivel leeft. Zekere eenzydigheid kon spr. Marie Corelli niet ontzeggen, vooral waar zy ons de hoogste standen schotst. Het is toch bekend, dat, in stryd met haar vorstelling, menig aristo cratisch Engelschman in de eerste plaats ChristeD, in de tweede plaats Engelschman wil wezen. Op de vraag of Marie Corelli een Christelyke scbryfster is in dien zin, dat ze de verlossing door Jezus Christus predikt, moet spr. een ontkennend antwoord geven; ze raakt byna het Boeddhisme. In- den zin of zy het licht, dat ze heeft, gebruikt, kan de vraag met ja beantwoord worden. Voorts stond spr. nog stil by het eigenlyke then a van het werk on by het Verdriet van den Duivel, by de legende van het boak en de uitwerking er van, waarby hy - dit zy nog terloops aangestipt - deed opmerken, dat Marie Corelli het groote vraagstuk omtrent de oorzaak van het kwaad niet oplost; ze kon dat ook niet; dat het spiritisme haar parten speelt; en dat als preiiking in poöti- schen vorm, pbilosopbiscb, het werk oen mis lukking, in andere opzichten echt.-r zee: goed te noemen is, o.' a. waar het zoo uitstekend het terrein van des Satans macht weergeeft en ons leert, dat we niets hebben te ver wachten van deze aarde, van deze wereld, die voorby gaat, maar ons moeten opheffen tot betgeen niet voorby gaat, maar biyft tot in eeuwigheid. In de in het Nutsgebouw alhier ge houden by eenkomst van handels- en kantoor bedienden leidde de heer W. C. De Graaff, uit Amsterdam, secretaris van den Nationalen Bond, het doel, waartoe men te zamon ge roepen was, in, n. 1. het toetreden tot den Bond en het oprichten alhier eener afdeeling. De handels- en kantoorbedienden blyven nog steeds te geïsoleerd en nemen nog te weinig deel aan het VereeDigingsleven. De werklieden hebben zeiven gemaakt, dat het vraagstuk van den arbeid op den voor grond is geraakt en daarom is bet de plicht der handels- en kantoorbedienden om evenzoo te beginnen. Zy behooren daartoe zei ven de hand aan den ploeg te slaan en zich eenige op offeringen te getroosten. Het is gemis aan volharding dat zy zoo weinig aan het gemeenschapsleven hebben deelgenomen; do collega's, al zyn er ook die in meer of mindere mate door hun gelde- iyke positie hooger staan dan anderen, moeten elkander steunen, om verbetering in den toe stand te brengen en te makeD, dat gezorgd kan worden voor de eventuëele acbterbiyver.de weduwen en woozen. Spreker zette daarna het doel van den Bond uiteen, waaruit bleek, dat deze zich tot taak stelt: het oprichten van oen pensioen fonds voor de leden, een weduwen- en weezen- fonds; hot oprichten van een bureau tot plaatsing, het houden van examens voor de practyk; het inroepen van hnlp van staat en gemeente, waar zulks noodig of gewenscht is. Nogmaals spoorde spreker dö aanwezigen aan, om tot den B'ond toe te treden en zoo doende alhier een afdeeling te vormen, evenals reeds geschied is in 30 plaatsen. Namens prof. dr. H. Oort verzoekt de firma Brill ons om opneming van het volgende „Den 18den December jongstleden is dr. W. H. Kosters plotseling overleden. Dat dit voor de nieuwe vertaling van het Oude Testament in hooge mate te betreuren is, weet niemand beter dan de eenlg overgebleven bewerker. Doch tot geruststelling der inteekenaren diene, dat het geheele werk, behoudens een laatste herziening van eenige boeken, gereed ligt en de uitgave zonder vertraging wordt voortgezet. „En mochten wellicht belanghebbenden vreezen, dót zy gevaar zou loopen met voltooid te worden, indien ook de alleen overgeblevene der vier bewerkers viel, dan wtte men, dat voor dit geval gepaste maatregelen genomen zyn." By den aanvang der gisteren te 's-Gra- venhage gehouden openbare vergadering der commissie voor de diplomatieke examens heeft de nieuwbenoemde voorzitter, de Staatsraad mr. T. M. C. Asser, in eenige harteiyke woorden hulde gebracht aan den afgetreden voorzitter, den minister van Staat baron Gericke van Herwynen, en aan de afgetreden ledeu der commissie mr. W. H. De Beaufort, thans minister van buitenlandsche zaken, en prof. R. Fruin te Leiden, terwyl do nieuw opgetreden leden der commissie jbr. mr. A. F. De Savornin Lobman, oud-minister van binneiilandsche zaken en lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, ridder De Stuers, Hr. Ms. gezant te Parys, on mr. J. A. Sillem, lid van Gedeputeerde Staten van Noord Hol land, door den voorzitter werden verwelkomd. Hierna is tot het examen van den rang van gezantschapssecretaris overgegaan. Omtrent generaal Van der Heyden scbryft men aan het „Hbl.": Den 12den Januari, des namiddags omstreeks 3 uren, konden de wandelaars en voorij - ri gors, die zich op den grooten weg tu s en Arnhem en Velp bevonden, wel vermoeden, dat in het Koninkiyk Militair Invalidenhuis te Bronbeek iets byzonders mo3st te o*n zyn. De Nederlandsche driekleur wapp r lo vroo- ljjk boven de tinne der commandantswoning, ter zyde waarvan zich een muziekcorps had opgesteld, dat zyn vroolijke toonon deed hoo- ren; langs den weg hadden belangstellenden en nieuwsgierigen post gevat, terwyl de van Arnhem komende tram en ook tyzoniere ryiuigen eon.groote schare officieren van bet Nedeilan Ische en Ne-1 rlandsch-Indische leger, waarondei\ verschillende met hun oames, aan- Drachten, die by het tolhek uitst een en hun schreden richtten naar de woning van den commandant, den generaal Karei Van der Hey'en, die zjjn 72sten geboortedag vier;e. Da bezoekers werd-.n aan dtn ingang der commandants .vonirg harteiyk ontvai.gen dooi den majoor Schwing, die sedert jaren niet slechts «Is adjuaant, maar ook als vriend zyn generaal ter zyde staat en bij menige ge legenheid blyk gaf van zyn groote gehecht beid aan zyn chef. In een der ruime vertrekken van de fraaie commandantsvroning waren aanwezig, behalv de jubilaris t n diens ecb.tgeroote, de dochter var den generaal n et haren man, de controleur bi4 het binnenlandsch bestuur op Java, Blomme- 8tein en orie kinderen en eindelyk de zoon van den jubilaris, «le 1ste luitenant van het Ned. rnn. leger Eduard Van der Heyden, even eens met zyn eebtgenoote. Dezs jeugdige officier, een kloek getouwd, levenslustig en veerkrachtig man, wiens borst reeds pry kt met co Militair a Willemsorde, het Lombok-kruis en het eereteeken van be- langryke krygsbedryven, herinnert onwille keurig aan het Horatiaansche„helden worden uit, helden geboren", en belooft re.ds nu, evenals zyn groote vader, een rol in de Indische kry'gsgescbiedenis te spelen. Zyn donkere, van heilig vuur tintelende oogen zyn vlugge, maar va*te en krachtige b- wegingen, zyn enthusiasme, zoodra militaire onderwerpen, vaderland en vorstenhuis tei sprake komen, bewyzen, dat in hem ue gees zyns vaders is vaardig geworden en men op hem kan rekenen. Onder do bezoekers werden .tal van officieren- opgemerkt, wier naam op militair gebied- wetenschappelyk of practiscb, een goeden klaDk heeft, zooals de oud-generaal van he Ned.-Indisch leger Van Kesttren, de kolonel van het Nederlandsche leger Van Duin vat Isselt en vele anderen. Het strekt den Nederlancschen ofliti re tot eer, dat zij in den generaal Van dei Heyden vereeren en het prototype zien van den braven krygsoverste, die meer dan eei ig ander, van het thans levend geslacht, toonde zyn bloed en dat zyner kinderen veil te heb ben voor Vaderland en Vorstenhuis. Hun allen harteiyk dank. Dat het den generaal Van der Heyden moge gegeven zyn, nog menig jaar, by onge repte gezondheid naar lichaam en geest, de hulde le o'tvangen van zfjn talrfiko ver- 85) „Hier misschien niet. Maar twee jaar ge leden, te Baden, heb ik dat heer reeds ontmoet, en daar ging bjj algemeen voor een valschen speler door." „En heeft men hem nooit op heeterdaad betrapt?" „Neen, maar al ware dat het geval, dan zou Diamand er op gesteld zyn geweest, om hem te ontmaskeren, sedert zyn twist met twee Duitsche officieren, die hy achtereen volgens in een tweegevecht heeft gedood. Want in het schermen is hy buitengewoon sterk, zonder nog in aanmerkiug te nemen, dat hy in dat spel misschien óók al valsch doet De geschiedenis der beide Duitsche officieren schrikte Paul maar weinig af. Hy hanteerde goed den degen, en ia den tyd zynor jeugdige onbezonnenheid had hy zelfs een paar keer een duel gehad zonder ernstige gevolgen. Thans evenwel was hy te dien opzichte ver standiger geworden en beschouwde dergeiyke zoogenaamde eerezaken als iets onzinnigs en in de hoogste mate afkeurenswaardig. „Het zou al te dom zyn, my door zoo'n schavuit te laten doodsteken," dacht hy, „en dat nog wel voor de bruid van een ander I" En nochtans waren zii schoon, niettegen staande hun tranen, die bruine oogen van Fran^oisePaul had er grootere gezien, schit terender wellicht, maar nooit zulke, waaruit zooveel zachtheid u tegenblikte. Met welk een vuur, met welk een over geving moest zy hebben liefgehad, zy, die zóó weenend, zóó hartstochtelijk bedroefd kon zyn! En Paul zette by zichzelven een korten, eenvoudigen, onschuldigen roman op, een vluchtigen droom, vol van de zaligste ziels verrukking. Was het hier niet de herinnering daaraan, welke de gedachte van den armen Jean De Lafougeraie bezighield, toen zyn trekken in de laatste ure die hevige smart en vervolgens die rustige, byna blymoedige onderwerping te kennen gav$n? Alles wèl beschouwd, had hy zyn aandeel gehad in het geluk dezer wereld, een rein, ideaal geluk, dat noch onrust, noch wroeging achterlaat. Hy had hier beneden dien schat gevonden, waarnaar anderen zoolang tevergeefs zoeken: oprechte liefde, een hart, hetwelk zich geheel en al aan hem had toe- gewyd, dat hem na zyn dood nog getrouw bleef. „Om my zal men niet treuren I" zuchtte Paul met een plotseling opkomend gevoel van jaloerschheid, dat by echter terstond onderdrukte. „Heb ik geen levend voorbeeld voor oogen, wat het kost oprecht te beminnen, in die arme Fran$oise?" sprak hy even daarna tot zich zelven. „Haar verloofde is dood, zyn lyden is geëindigd; maar zy, wat zal zy beginnen? Wat zal voortaan haar lot wezen?" VI. Het lot van Frangoise, naar hetgeen hy er van wist, schöón hem zoo ellendig mogelyk toe, en hy gevoelde innig medelijden met haar. Weinig personen hadden hem op het eerste gezicht zooveel belangstelling inge boezemd als dat jonge meisje. Hy was getroffen door haar jeugd, haar ver latenheid, haar oprechte smart, en, als echte egoïst, vooral door de dankbaarheid en het ver trouwen, dat zy hem getoond had. In het alge meen was men weiDig geneigd hem tot ver trouweling te nemeD, omdat men hem kende als een onverschillige, een ongeloovige, iemand, die het meest aan zicbzelven dacht. Hy zou in haar achting niet gaarne willen dalen, hy zou zich geschaamd hebben, haar niet zooveel mogelyk van dienst te willen zyn. Hy kon zich zelfs niet weerhouden, zich een weinig onge rust to maken over haar toekomst. „Bah 1" zoo besloot hy. „Zy zal zich troosten, zij zal trouwen, daar zy een goeden bruids schat bezit. Het komt er maar op aan, dat geld veilig te beleggenmaar daartoe moet ik my met haar verstaan, haar zoo spoedig mogelyk terugzien, want de anderen hebben argwaan opgevat, en ik zou biy wezen, bier ver van daan te zyn. Naar de familie Ramirès terug te gaan scheen hem even gevaarlyk als nutteloos toe. Paul hoopte slechts op een toevallige ont mooting, en den geheelen dag dwaalde hy door de straten, wandelde hy langs de boulevards, by voorkeur in de wyk, waar bet jonge meisje woonde. „Waarom loopt ge hier toch altyd rond?" vroeg mevrouw Fuzelier, die thans de Place Royale had verlaten en soms uren achtereen op een eenzame bank zat in de Allées de Moralas. Als het een schoone is, die u het hoofd op hol heeft gebracht, neem dan een guitaar en ga haar een serenade brengen onder haar balkonMaar pas op voor de jaloersche minnaars en hun Spaanscbe dolken l" Paul zou gaarne zyn oude vriendin naar een heel leelyke plaats gewenscht hebben, en toch was zy het, die hem op een goed denk beeld bracht. „Als gy juffrouw Ramirès zoekt," zeide zy op zekeren dag ietwat spotachtig tot hem, „moet gy niet op de wandelplaatsen, in de straten of op de publieke byeenkomsten rond zien I Men houdt haar afgezonderd, of wel, zy zelve bemint de eenzaamheid. Sedert het bal op het kasteel is zy niet weer uit geweest dan naar de kerk." Paul spitste de ooren. Hy wilde zich onver schillig houden, doch dat mislukte hem op erbarmelijke wyze, en mevrouw Fuzelier nam afscheid van hem met een beteekenïsvol lachje om de lippen. Voortaan stelde hy zich tot taak, de ver schillende kerken en kapellen achtereen volgens te bezoeken, en het duurde niet lang, of zijn volharding werd beloond. Den volgenden Zondag, tegen het uur van den namiddag- dienst, terwyl hy langzaam over het plein Saint-Martin wandelde, zag hy in een straat, welke op de kerk uitkwam, een gezette vrouw in het rood, begeleid door een klein meisje, in een geruite jurk gekleed. Het was mevrouw Ramirès met de jeugdige Aurora. Hy had haar reeds dikwyis ontmoet, maar altyd alleen. Thans kwam achter haar aan een jonge dame in donkerkleurig gewaad, het aangezicht ver borgen achter een dichten sluier. Terstond herkende Paul Framboise, en met omzichtigheid verwydorde hy zich eenige schreden, echter wel zorgend het drietal niet uit het oog te verliezen. Moeder en dochter waren blyven staan en traden in druk gesprek met elkander, waarbij zy allerlei heftige gebaren maakten. Eindelyk scheen men het eens te zyn geworden, en mynbeer De Rouverand zag de crie dames bet kerkgebouw binnentreden. Nu ging hy naar het pl-in terug, zocht een bank op en zette zich neder, om eenige regels op een stukje papier te schryven. Dit vouwde hy zoo klein mogelyk op, hield het in de gesloten hand, en steeg op zyn beurt de trap der kerk op, waarna hy achter mevrouw en de juffrouwen Ramirès plaats nam. Mama had zich op haar stoel laten neer vallen, de armen langs het lyf, blazend en puffend als een stoommachine. Paul, die haar thans voor de eerste maal van naby en op zyn gemak kon beschouwen, verschrikte over haar ioderdaad monsterachtige gezetheid, welke zoo dikwyis voorkomt by vrouwen van het Spaansche ras, zoodra de eerste jeugd voorby is. Van mevrouw Ramirès zou men niet hebben kunnen zeggen, of zy ooit mooi of leelyk was geweest. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1898 | | pagina 1