N°. 11602.
Maandag SO "December.
A". 1897
(Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van §on- en feestdagen, uitgegeven.
Vierde Blad.
Feuilleton.
Een ongelukkige jeugd.
LEIDSCH
DAGBLAD,
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leidon per 3 maandenf 1.10.
Franco per post1.40.
Afzonderde Nommers0.05
PRIJS DER ADVERTENTIES
Van 1—6 regels f 1.06. Iedere regel meer f 0.17J. Grootera
letters naar plaateruimte. Voor het incasseeren buiten de stad!
wordt f 0.05 berekend. i
TWEEDE I1HEH.
Het algemeen debat over de Oorlogsbe-
groo'.ing is aangevang'en.
De beer Balilmann is, gelijk reeds werd
aangestipt, bereid voor het hoofdstak te
stemmen, al is die een half millioen hooger
dan in het katholieke program als maximum
is genoemd, mits de minister belove, dat het
hoofdstuk het volgende jaar lager zal zyn,
door bezuiniging op tal van puntenmilitair
onderwys, adjudaDten-onderofficieron, luite
nants der provinciale en pl atselyke staven.
Eigenlek zyn de gewone oorlogsuitgaven
f 330,000 hoo er geraamd.
De heer Kwjper bespreekt drie puntenbe
zuiniging, vrtfwilligers en legerorganisatie. Hy
is geen anti militair, maar wenscht slechts
gelJ te geven voor zakon, die noodig zijn. By
den minister bestaat z. i. een averechtsche
zuinigheid ten aanzien van verschillende zaken.
O. a. is er niets uitgetrokken voor aanmaak
van snelvuurkanonuon en voor het volledig
maken van het stel geweren. Ook betreurt
spr. de wyze waarop de minister de bomvrye
gebouwen wenscht gereed te maken. Gemis
aan zuinigheid is z. i. daarentegen op te
merkenin den grooten post voor het per
soneel en in 't behoud van een derden luite
nant per compagnie.
Spr. verheugt zich over de raeiedeelingen
over de legerorganisatie, want lijj vreesde, dat
ce minister een organisatie met beperkt con
tinent zou voordragen. Afgaande op de mede-
deelingen in de stukken meent spr. van den
minister een legerorganisatio te kunnen ver
wachten, waarojj het denkbeeld van «alge-
me. nen dienstplicht zal zgn uitgesloten.
De heer Van Kerkwijk In rtonert aan het
optreden vati dtn kapitein óer artillerie G.
A. Da Jong, die op 18 Aug. jl. ecn spoor
wegongeluk voorkwam, en by vraagt of er
geen termen voor een belooning zyn.
De heer Staalman juicht de verkorting van
den ce'eningstyd voor do miliciens toe. Hy
dringt aan op betere inrichting van de kazer
nes en verbanning van sterken drank uit de
cantines. Met den heer Kuyper wyst hy op
de noodzakelijkheid van een herziening van
den militairen pensioenraad.
Do heer Van Karnebeek vreest van de ver
korting van don diensttyd voor infanterie en
vesting-artillaiie z.er nadelige gevolgen, 't Zal
ongunstig werken op den soldaat zelf, op de
achttrblyvenden en op het kader.
De heer Van dar Zioaag is verklaard anti-
militarist. De versterking van de bestaande
legers is ten bedreiging tegen den vrede. De
oorlog is geen noodzakelijk kwaad. Steeds zal
hy stemmen tegen de begrooting van oorlog
en marine. Nederland kan door zyn positij
in de eerste plaats daar buiten. Met allen
mogelyken moed kunnen wy byv. toch niet
tegen een natie als Duitscliland op. Hy zou
wtnschen een jaarlyksche verlaging der be-
grooting met 3 a 4 millioen, om zoodoende
ovt-r een jaar of 10 met oorlog en marine te
hebben afgerekend. Voorts schetst hy de
rampen van den oorlog en gaat de financiëele
en moreele gevolgen na. Zoolang we echter
een departement van oorlog hebben, moet
den soldaten vryheid van gedachte verzekerd
zyn en moeten zy tegen tirannie van boven
gevry waard zyn.
De heer De Ras is tegen verkorting van
diensttyd en acht een derden luitenant per
compagnie onnooaig.
De heer Van Vlijmen bestrydt de opheffing
der plaatsvervanging en dringt aan op gelde-
lyke vergoeding aan ouders van miliciens, op
een mildere toepassing der militaire pensioen
wet en op benoeming van arbitrage oommissiën
by geschillen tusschen aannemers en het Ryk.
De heer Van Kol wyst op het nuttelooze
der oorlogsuitgaven, althans voor het grootste
gedeelte. Zwitserland kan, met veel minder
uitgaven, in dagen van gevaar, een zevenmaal
sterker leger als Nederland onder de wap.nen
brengen. Waar de vryheii en onafbankelykheid
van ons land in gevaar is, wil ook sprtker
in de bres springon. Dat hy tegen de
begrooting zal 6temmen, is dus niet uit gebrek
aan vaderlandsliefde, maar omdat, ondanks
alle millioenen, met het tegenwoordig stelsel,
ons land toch onverdedigbaar is.
De heer Verhey wyst op het nuttige van
samensmelting van officierscorpsen van het
Indische en het Nederlandsche leger. Hij
bepl.it overbrenging van het torpedo wezen
van Oorlog naar Marine en dankt den minister
voor de toezeggingen ten aanzien van bet
weduwen- en weezenfonds voor mindere
militairen.
Wijziging der Surinaamsche begrooling
voor 1896.
Yele leden gaven hunne bevreemding te
kennen over de belangryke overschry'ing der
in deze wetsvoordracht genoemde artikelen
tot een totaal bedrag van niet minder dan
f löö^TS.SO'/a. Z|j klaagden over de weinig
nauwkeurige raming.
Wijziging der begrooting van Ned.-Indië
voor het dienstjaar 1896.
Vele leden klaagden over de belangryke in
de begrooting aan te brengen wyzigingen en
over do aanmerkelyke overschrijding van een
aantal posten.
Da wensch werd uitgesproken, dat de be
grooting voortaan zóó woide opgemaakt, dat
zulke talryke en belangrijke afwykingen
worden voorkomen.
Andere leden achtten deze klachten niet
gegrond.
Gevraagd werd naar de redenen der ver
traging, cie de levering der geweren 6,5 m.M.
ondervond.
Bezwaar werd gemaakt tegen het over-
scbryden van den post bevloeiingswerken in
do Solo vallei met f 520,000.
Uit (le „Staatscourant".
Koninklijke besluiten. Benoemd tot
ontvanger der registratie en domeinen, te IJsel-
monde, N. A. Van Konijnenburg; te Winschoten,
A. Gerber; te Groenloo, M. H. L. A. bongaerts;
te Oostburg, P. A De Jong, allen thans in gelijke
betrekking respectievelijk te Dokkum, vianen,
Weert en Holwerd; te Weert, P. Reitsma,
thans surnumerair der registratie en domeinep en
commies ter directie dei registiatie en domeinen
te Maastricht; te llolwerd, \V. Nanninga, thans
surnumorair der registratie en domeinen.
Benoemd tot ridder in de orde van Orapje-Nassau
J. C. Ramaer, lid en secretaris der commissie, inge
steld hij koninklijk besluit van 5 Mei 1893 No. 16.
Benoemd tot rechter-plaatsvervanger in de arr.-
rechtbank te Rotterdam, mr. W. Van Rossem, direc
teur der Rottcrdamsche Hypotheekb,, wonende te
Rotterdamtot directeur Van het postkantoor te
Tegelen J. M. Van den Driossen Mareeuw, thans
commies dor posterijen 3do kl.
Aan J. M. De Jongh, commies der posterijen
2de kl., wegens ziekte, eervol ontslag verleend
uit 's Rijks dienst.
Aan W. Voormolen, hoofdcommissaris van politie
te Rotterdam, verlof verleend tot het aannemen der
versierselen van ridder 3de kl. der orde van bet
Borstbeeld van den Bevrijder, hem door den
president van Venezoela geschonken.
Ministoriüele beschikking. Met ingang
van 1 Jan. 1898 de function van directrice van
'8 Rijks Kweekschool voor vroedvrouwen te
Amsterdam tijdelijk tot wederopzegging opgedragen
aan mej. M H. Bing, meesteresse-vroedvrouw aan
die inrichting.
Brieven uit Indië.
Batavia, November 1897.
Amice Leidsch Dagblad.
Nu wordt het tyd eens aan mijn beloltete
voldoen en U eens eenige byzonderheden van
Bativii te melden. Ik heb daarmede nu een
jaar gewacht om my eerst eens op de hoogte
der toestanden hier te stellen en rustig na te
kunnen gaan, welke verschilpunten tusschen
Leiden en Batavia my het meest frappeerden.
In de eerste plaats kom ik op de hanen.
Zoo'n fiere Leidsche haan verkondigt den
dageraad en is er verder op uit, evenals een
groote concertzanger, zyn keel zooveel mogeiyk
te sparen. Hier zyn de banen niet zoo fier
en trotscti; maar kraaien op elk moment van
dag en nacht. In een etmaal gaat geen minuut
▼ooroy dat men niet in de buurt een baan
hoort zingen Ten tweede noem ik U de
schutters. En over dit punt wil ik iets uit
voeriger zyn. Elk marilyk Europeesch inge
zeten is van zyn achttiende tot zyn vyfen
veertigste jaar sehutterplichtig. Ik ben sedert
een jaar by de Bataviasche schuttery inge
deeld als recruut en geloof niet dat er voor-
loopig kans voor my bestaat om tot gemeen
schutter bevorderd te worden. Niet dat htt
ons hi- r aan oefening ontbreekt; want ge
middeld komen wy, recruten, zes- of zevenmaal
per maand onder de wapenen, nml. 's Maan
dags en 's Vrydagsmiddags van vier tot zes
uren op hot Waterlooptein. Instructeurs by
deze oefeningen zyn onderofficieren van het
leger, die hun taak ernstig opvatten en geen
grappen verstaan.
Als tegenhanger van den Haagschen klom-
penschutter kan Batavia zich beroemen op een
lakscboemnschutter. Tot nog toe, met 1 Janua-i
1898 wordt dit helaas veranderd, hebben wy
een praitische uniform buis en broek van wit
dril, blauwlaken kepi en zwart lederen schoe
nen. Een myner kennissen kwam op een
exctrcitie in voorgeschreven tenue; maar had,
daar zyn zwart lederen schoenen in de maak
waren, een paar zwarti verlakte schoenen
aangedaan. Dit feit ontging niet aan de arends-
blikken van den dienstdoenden adjudant. Hy
maakte rapport van de zaak en het gevolg
was, dat do lakschoenenschutter door den
krygsraad veroordeeld werd tot een dag pro
voost en nu vier en twintig uur zal moeten
doorbrengen in een hok, dat vol ongedierte
is. Wat zeggen de Leidsche schutters wel van
zoo'n gestrengheid?
De excercltïen hebben hier het gansche jaar
door plaats en by onwettige absentie wordt
men beboet: de eerste maal voor f 2.50, de
tweede maal voor f 5, do derde maal voor
f 7.50, de vierde maal voor idem endevyfde
en volgende keeren gaat men in het hok.
Aan bet hoofd der Bataviasche schuttery
stiat een luitenant-kolonel, die alleen veel
meer militair is dan het gansche dappere
Indische leger te zamen. Hy geeft biyken
hiervan, door alle mogelyke gelegenheden te
baat te nemen om zich in uniform aan den
volke t9 vertoonen. Zoo verschynt hy by alle
oefeningen, hoewel by daarby niets te doen
heeft, en dan nog liefst te paard. Komt men
hem op zyn handelskantoor over schuttery-
zaken spreken, dan verdwijnt hy achter een
schutsel om snel zyn uniform aan te schieten
en staat u in vollen krygstooi te woord.
Htt reglement schryft voor dat men den
overste moet gaan spreken in uniform verge
zeld van een korporaal. Nu heeft zich onlangs
het volgende voorgedaan.
Een jongmensch. ook van een handels
kantoor, komt in politiek by den overste.
Voor hy Iets kan vragen, buldert de overste
hom toe: U moet in uniform zyn met een
korporaal by ul Zoo sta ik u niet t6 woord.
Htt jongmensch gaat onverrichter zake weg.
Op zyn kantoor, teruggekeerd, wordt hy aan
de telephoon geroepen door den overste, die
blykbaar berouw heeft over zyne heftigheid.
Doodleuk roept de jonge man terug: „Pardon
overst6, ik ben niet in iniform en sta niet
met een korporaal aan de telephoon l" belt
af en gaat natuurlyk eenige weken later
voor dit feit in de provoost.
De schuttery hier is uitstekend, maar een
last zoo groot dat een ieder, die kans ziet
zich te laten afkeuren, met liefde de hooge
contributie aan de schuttery-k s betaalt, om
maar van dezin last bevryd te zyn.
Te Lciden bestond altyd groote animositeit
op muzikaal gebied De oude Wetrens kan
u daar heel wat van vertellen. [Tusschen
twee haakjes: Wetrens is hier de mutual
friend van alle oud-Leidenaars in deze kolo
niën en vreemd zou hy opzien als by eens
hoorde hoe dikwyis zyn naam met vereering
en hoogachting soms diep in de binnenlanden
genoemd wordt.] De afgunst op muzikaal ge
bied is hier nog veel grooter en een onuit
puttelijke bron tot intrigeeren. Het is bepaald
verwonderlyk hoeveel musici nog steeds hier
heen komen in de hoop fortuin te maken.
E-n hoogst enkele, die de gave bezit de upper
ten voor zich in te nemen en bovenal tact
bezit zich buiten intriges tegen ambtsbroeders
te houden, kan hier met les geven z'yn brood
verdienen. Anderen zoeken hun heil in het
geven vim concerten, opera's en operettes.
Sommigen slagen erin daaruit munt te slaat%
Zoo heeft Maeth Piazza hier in het voorjaar
de „Lakmé" opgevoerd. Daar de welwillende
medewerking der koren eD balletten zelffc
zoover ging, dat ze voor hunDe kostumes zelf
de kosten betaalden, bleef er een aardig
duitje van de recette voor de Diva over.
Thans studeert een club dilettanten onder
leiding van Van Kinsbergen „La fllle de ma
dame Angöt" in, dat in Maart voor het voet
licht moet komen. Op het voorloojig pro
gramma voor de inhuldigingsleesten kooit
voor een gala-voorstelling in den schouwburg.
Wanneer het gouvernement een voldoende
subsidie daarvoor geeft, zal de dilottanten-
operaclub „Carmen" opvoeren. Hoe dit mogeiyk
is, blyft me een raadselmaar men staat
hier voor niets. Voor zulke opera's is bi.-r
veel animo. De gansche jeunesse doróa mst
en zonder stem laat zich indeelen in het koor
en zoo wordt er op de repetities meer gefli-t
dan gezongen. Voor degelijke muziek voelt
men hier minder. De Maatschappy van Toon
kunst zal dit jaar wel sterven. Veertien dagen
geleden gaf Toonkunst een prachtig concert,
waarover maar één roep was. Toch bedanken
er dagelyks leden, terwyl die niet door nieuwe
vervangen worden. Dit bezorgt de kas een
ziekte en naar ik vree3 een doodeiyke. Jam
mer dat Batavia niet schynt te beseften wat
er door die laksheid veiloren gaat. De direc
teur van Toonkunst, de hoogst begaafle
Russisch-Poolsche violist Josu'a S'Rogl, ver
laat, wanneer Toonkunst ophoudt te bestaan,
deze koloniën. Voor u, Leienaars, zou dan
kans bestaan nog eens van zyn spel te ge
nieten. Ons, Batavianen, laat by troosteloos
achter.
Van de inhuldigingsfeesten gesprok-n l Wy
zullen hier 6 dagen feestvieren. Op den der
den dag he9ft er een allegorische optocht
plaats, tot onderwerp hebbend onze vestiging
in Iniië. Alle Siajo's, de zwartste vcorop,
stellen het op hoogen prys, dien dag voor
Hollander te fungeeren en de zuivere blanken
zullen zich genoodzaakt zien de rollen d<r
bruine broaders te vervullen, hetgeen de his
torische waarde der voorstelling niet byzonder
zal verhoogen.
Voor ditmaal wil ik het hierby laten. Ik
behoef u niet te vertellen dat November de
warmsta maand van het jaar is. Dit zal wel
algemeen bekend zyn. .Trouwens ilmaal ma
gen we niet klagen. De regens zyn al aar i g
aan het doorkomen en terwyl vt rieden jaar
in het Malargsche de oogst in gevaar kwam
door droogte te mislukken, komen er nu ba-
richten dat de koffiebloesems verregenen. Om
u nu nog iets van myzelf te vert ll .n, deei
ik u mede dat ik in rayn vryen tijd op myn erf
naar goud zoek. Mocht ik iets vinden, dan
beloof ik u eenige aan:eel"jcs tegen den koers
van den dag. De Ned.-Ind. Mynbouwmaate
achappy, eerste uitgifte, staan 2200%- En
nu zend ik u myne groeten voor al uwe
lezers. Uw
BART.
23)
„Ja," antwoordde Blanche halfluid. Maar
gedruisch in de zaal hoorend, dicht by haar,
sloeg zy de oogen op en zag plotseliog
tegenover haar het portret van de gravin,
het portret, dat haar als kind zoo beangst
had, dat haar zoo scherp en toornig scheen
aan te zien; zy gevoelde dezelfde ontroering
als op dien dag, zóó hevig en plotseling, dat
zij byna in onmacht viel. Maar het was
slechts voor een oogenblikde vreugde was
haar geheel meester.
Maar Sigismund moest haar verlaten. Hy
moest zich immers met de gasten bemoeien?
En wat liaar betreft, zy gevoelde er behoefte
aan zich eenigszins te herstellen en haar
geluk in de eenzaamheid te herdenken.
Zy ging dus het veld over, hier en daar
wilde rozen plukkend langs de heg. Toen
kwam zy aan haar geliefkoosd rustplaatsje,
aan den vyver. Daar dankte zy onder de
geliefde schaduw, het hart overvloeiend van
geluk en dankbaarheid, God voor de goedheid,
haar bewezen.
Eensklaps hoorde zy schreden, welke nader
kwamen. Z\j vreesde gezien te worden en
verschool zich dichter in het bout. Zy her
kende de stemmen van Aline en Sigismund.
„Hoe," zeide deze, „zou ik van haar moeten
afzien? Zou er op liet blanke voorhoofd van
Blanche e:n smet van vervloeking kleven!
Bloedvlekken op haar onschuldige handen?
Aline, htt is onmogelyk
„Helaas!" zeide Aline, „het is maar al te
waar: haar moeder heeft zich don vaderlyken
vloek op den hals gehaald, en haar vader,
een der Fransche beulen, was een vader
moorder.Blanche huwen, myn arme
Sigismund, zou geiyk staan met oneer
huwen
Het ongelukkige jonge meisje boorde niets
meer; zy verwyderden zich, en dan tocb, zij
was niet in staat te begrypen. Zy viel neder,
uitgeput, byna zonder kennis; die bliksemslag
te midden van een hemel, welken zy zoo
zuiver, helder en schitterend meende, had
haar alle krachten ontnomen.
Maar dank de frischheid van den avond,
kwam zy spoedig weder by. Zich met moeite
oprichtend, bereikte zy langs een omweg het
kasteel en giDg er schuchter binnen. Zy hui
verde over al haar leden; haar prachtige,
neergolvende haren hingen in wanorde op
haar schouders; ook de krans der waterlelies
hing slap neer. Haar wanden, haar lippen
zelfs hadden de witheid van sneeuw, en in
bet bleek gelaat schitterden twee oogen met
zulk een vreemden glans, dat het byna Diet
te herkennen viel.
Was dat dan het jonge meisje, dat daar
even nog straalde van geluk en den naijver
opwekte van de edelste en schoonste jonge
meisjes?
Zy ging aan het venster zitten, opdat de
windtocht een weinig haar gloeiend hoofd
zou verkoelen, maar de vroolijke tonen der
muziek en het lachen, die tot haar doordrongen.
verdubbelden het bittere gevoel van eenzaam
heid, van de onverdiende uitsluiting, welke
op haar drukte.
Het gezelschap, dat voor haar zooveel glim
lachjes had over gehad, stiet haar uit; die
wereld, waarin zy een oogenblik geschitterd
had, had niets meer voor haar over dan een
mispryzend medeiyden. En in dat gezelschap,
in die wereld, bevond zich haar aangenomen
familie, hy, dien' zy bemindeEn ook
zy verstieten haar, verklaarden haar hunner
onwaardig
Zy liet het hoofd zinken en zag naar de
plek, waar men nog immer danste; men zou
gezegd hebben, dat zy er behag:n in schepte
deQ kelk tot den bodem te ledigen.
Sigismund was aan de zyde van Clara,
sprak en glimlachte tot haar; wel was zyn
gelaat bleek en zyn glimlach gedwongen,
maar toch brak die glimlach het hart van
het arme kind. Zy sloot snel het venster en
litt zich op haar stoel vallen, ten prooi aan
de bitterste smart.
Wie kan den angst van die uren beschry-
ven, waarin alles in de ziel in wanorde en
somberheid is? De stilte van den nacht scbynt
dien angst te verdubbelen; het is het uur,
waarop de duivel van de wanhoop al zyn
macht uitoefent, waarin zyn stem een vreem-
den toon aanneemt. Die stem werd door de
bedroefde Blanche gehoord in het diepste
harer ziel.
De angst en de strijd yan het ongelukkige
meisje duurden voort.
En daar werd nog immer gedanst, de rnuziek
sloeg de yroolykste accoorden; ook denatuui
glimlachte, de maan betrad stralend den be
starden hemel, en bet gebladerte ruischte,
gewiegeld door den avondtocht. Zy, zy alleen
leed en streed tegen de wanhoop, die haar
ziel met afschuwelyke klauwen aangreep....
Langzamerhand echter, na veel stryds, wer
den de noed en de wilskracht in baar ver
levendigd. Dan stond zy kalm en vastberaden
op: zy legde haar feestgewaad af en deed
het eenvoudigste kleed aan, dat zy bezat,
nam eenige onmisbare zakeD, en arm
kind! 03n sinds langen tyd uitgedroogde
waterlelie. Zy zette zich vervolgens aan tafel,
en schreef aan Aline, haar in de roerendste
woorden bedankend, en vroeg haar vergiffenis,
dat zy haar aldus verliet, haar zacht verwy-
tend, dat zy haar zoo langen tyd in htt
onzekere omtrent haar afkomst had gelaten.
„Waarom," zoo schreef zy, „waarom hebt
gy, die voor my een moeder en zuster waart,
my niet gezegd, dat ik veel uit te boeten
haft? Ontelbare misdaden drukten op myn
hoofd en ik wist het niet; myn ouders ver
wachtten misschien in vreeseiyken angst van
my hun heil en ik leefde van niets bewust
en vrooiyk!"
Vervolgens zeide zy ieder teeder vaarwel,
hun smeekend, dat men haar schuilplaats niet
zou trachton te ontdekken, en zich niet onge
rust te maken over haar toekomst. Zy durfde
den naam van Sigismund niet schryven
Toen c}eze brief geschreven en met voel
tranen bevochtigd was, wierp Blanche een
laatsten blik op alles, wat haar omringde,
m daar kwamen zooveel herinneringen by
haar opDan sloop zil schuchter heeD
Er werd nie", meer gedanst; alles wa.
rustig by d9 rust van den nacht.
Het jorge meisje richtte de schreden raar
de dorpskeik en knielde neder op bet graf
harer moeder; z\j zag twee zwarte schaduwen
langs de kerk zweven en lusschen de kruisen
der graven. By het zien hiervan gevoelde
Blanche een koud zweet haar voorhoof^
bevochtigen de ontroeringen van dien nacht
waren te groot en te menigvuldig geweest, dan
dat zy nog meerdere kon verdragen.
Haar geprikkelde verbeelding overtuigde
haar, dat het de schimmen van haar vader
en moeder waren.
Tevergeefs trachtte zy verstandig te zyn:
haar zenuwen waren geschokt, zy slaakte
een zwakken kreet en viel uitgeput op het
graf van Clotilde neder.
By dien kreet liepen de twee gestalten op
haar toe, hieven haar op en trachtten haar
tot zichzelve te doen komen.
„Helaas," zeide Hildegardis, „het is onze
arme Blanche l Wat zou zy bier op dit uur
doen? Wat zou er gebeurd zyn? Blanche,
myn lief kind l"
By dien teederen uitroep, by die bekende
stem, opende Blanche weder de oogen, drukte
zachtjes de hand van Sabine, die haar onder
steunde, en prevelde dan:
„Ach, waarom hebt gy my niet later
sterven?"
Maar dank den zorgen en lieven woordon
kwam zy langzamerhand by, en door haai
twee vriendinnen ondersteund, bereikte
AbriDg.
Slot Vb