N°. 11602. Maandag SO "December. A". 1897 (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van §on- en feestdagen, uitgegeven. Vierde Blad. Feuilleton. Een ongelukkige jeugd. LEIDSCH DAGBLAD, PRIJS DEZER COURANT: Voor Leidon per 3 maandenf 1.10. Franco per post1.40. Afzonderde Nommers0.05 PRIJS DER ADVERTENTIES Van 1—6 regels f 1.06. Iedere regel meer f 0.17J. Grootera letters naar plaateruimte. Voor het incasseeren buiten de stad! wordt f 0.05 berekend. i TWEEDE I1HEH. Het algemeen debat over de Oorlogsbe- groo'.ing is aangevang'en. De beer Balilmann is, gelijk reeds werd aangestipt, bereid voor het hoofdstak te stemmen, al is die een half millioen hooger dan in het katholieke program als maximum is genoemd, mits de minister belove, dat het hoofdstuk het volgende jaar lager zal zyn, door bezuiniging op tal van puntenmilitair onderwys, adjudaDten-onderofficieron, luite nants der provinciale en pl atselyke staven. Eigenlek zyn de gewone oorlogsuitgaven f 330,000 hoo er geraamd. De heer Kwjper bespreekt drie puntenbe zuiniging, vrtfwilligers en legerorganisatie. Hy is geen anti militair, maar wenscht slechts gelJ te geven voor zakon, die noodig zijn. By den minister bestaat z. i. een averechtsche zuinigheid ten aanzien van verschillende zaken. O. a. is er niets uitgetrokken voor aanmaak van snelvuurkanonuon en voor het volledig maken van het stel geweren. Ook betreurt spr. de wyze waarop de minister de bomvrye gebouwen wenscht gereed te maken. Gemis aan zuinigheid is z. i. daarentegen op te merkenin den grooten post voor het per soneel en in 't behoud van een derden luite nant per compagnie. Spr. verheugt zich over de raeiedeelingen over de legerorganisatie, want lijj vreesde, dat ce minister een organisatie met beperkt con tinent zou voordragen. Afgaande op de mede- deelingen in de stukken meent spr. van den minister een legerorganisatio te kunnen ver wachten, waarojj het denkbeeld van «alge- me. nen dienstplicht zal zgn uitgesloten. De heer Van Kerkwijk In rtonert aan het optreden vati dtn kapitein óer artillerie G. A. Da Jong, die op 18 Aug. jl. ecn spoor wegongeluk voorkwam, en by vraagt of er geen termen voor een belooning zyn. De heer Staalman juicht de verkorting van den ce'eningstyd voor do miliciens toe. Hy dringt aan op betere inrichting van de kazer nes en verbanning van sterken drank uit de cantines. Met den heer Kuyper wyst hy op de noodzakelijkheid van een herziening van den militairen pensioenraad. Do heer Van Karnebeek vreest van de ver korting van don diensttyd voor infanterie en vesting-artillaiie z.er nadelige gevolgen, 't Zal ongunstig werken op den soldaat zelf, op de achttrblyvenden en op het kader. De heer Van dar Zioaag is verklaard anti- militarist. De versterking van de bestaande legers is ten bedreiging tegen den vrede. De oorlog is geen noodzakelijk kwaad. Steeds zal hy stemmen tegen de begrooting van oorlog en marine. Nederland kan door zyn positij in de eerste plaats daar buiten. Met allen mogelyken moed kunnen wy byv. toch niet tegen een natie als Duitscliland op. Hy zou wtnschen een jaarlyksche verlaging der be- grooting met 3 a 4 millioen, om zoodoende ovt-r een jaar of 10 met oorlog en marine te hebben afgerekend. Voorts schetst hy de rampen van den oorlog en gaat de financiëele en moreele gevolgen na. Zoolang we echter een departement van oorlog hebben, moet den soldaten vryheid van gedachte verzekerd zyn en moeten zy tegen tirannie van boven gevry waard zyn. De heer De Ras is tegen verkorting van diensttyd en acht een derden luitenant per compagnie onnooaig. De heer Van Vlijmen bestrydt de opheffing der plaatsvervanging en dringt aan op gelde- lyke vergoeding aan ouders van miliciens, op een mildere toepassing der militaire pensioen wet en op benoeming van arbitrage oommissiën by geschillen tusschen aannemers en het Ryk. De heer Van Kol wyst op het nuttelooze der oorlogsuitgaven, althans voor het grootste gedeelte. Zwitserland kan, met veel minder uitgaven, in dagen van gevaar, een zevenmaal sterker leger als Nederland onder de wap.nen brengen. Waar de vryheii en onafbankelykheid van ons land in gevaar is, wil ook sprtker in de bres springon. Dat hy tegen de begrooting zal 6temmen, is dus niet uit gebrek aan vaderlandsliefde, maar omdat, ondanks alle millioenen, met het tegenwoordig stelsel, ons land toch onverdedigbaar is. De heer Verhey wyst op het nuttige van samensmelting van officierscorpsen van het Indische en het Nederlandsche leger. Hij bepl.it overbrenging van het torpedo wezen van Oorlog naar Marine en dankt den minister voor de toezeggingen ten aanzien van bet weduwen- en weezenfonds voor mindere militairen. Wijziging der Surinaamsche begrooling voor 1896. Yele leden gaven hunne bevreemding te kennen over de belangryke overschry'ing der in deze wetsvoordracht genoemde artikelen tot een totaal bedrag van niet minder dan f löö^TS.SO'/a. Z|j klaagden over de weinig nauwkeurige raming. Wijziging der begrooting van Ned.-Indië voor het dienstjaar 1896. Vele leden klaagden over de belangryke in de begrooting aan te brengen wyzigingen en over do aanmerkelyke overschrijding van een aantal posten. Da wensch werd uitgesproken, dat de be grooting voortaan zóó woide opgemaakt, dat zulke talryke en belangrijke afwykingen worden voorkomen. Andere leden achtten deze klachten niet gegrond. Gevraagd werd naar de redenen der ver traging, cie de levering der geweren 6,5 m.M. ondervond. Bezwaar werd gemaakt tegen het over- scbryden van den post bevloeiingswerken in do Solo vallei met f 520,000. Uit (le „Staatscourant". Koninklijke besluiten. Benoemd tot ontvanger der registratie en domeinen, te IJsel- monde, N. A. Van Konijnenburg; te Winschoten, A. Gerber; te Groenloo, M. H. L. A. bongaerts; te Oostburg, P. A De Jong, allen thans in gelijke betrekking respectievelijk te Dokkum, vianen, Weert en Holwerd; te Weert, P. Reitsma, thans surnumerair der registratie en domeinep en commies ter directie dei registiatie en domeinen te Maastricht; te llolwerd, \V. Nanninga, thans surnumorair der registratie en domeinen. Benoemd tot ridder in de orde van Orapje-Nassau J. C. Ramaer, lid en secretaris der commissie, inge steld hij koninklijk besluit van 5 Mei 1893 No. 16. Benoemd tot rechter-plaatsvervanger in de arr.- rechtbank te Rotterdam, mr. W. Van Rossem, direc teur der Rottcrdamsche Hypotheekb,, wonende te Rotterdamtot directeur Van het postkantoor te Tegelen J. M. Van den Driossen Mareeuw, thans commies dor posterijen 3do kl. Aan J. M. De Jongh, commies der posterijen 2de kl., wegens ziekte, eervol ontslag verleend uit 's Rijks dienst. Aan W. Voormolen, hoofdcommissaris van politie te Rotterdam, verlof verleend tot het aannemen der versierselen van ridder 3de kl. der orde van bet Borstbeeld van den Bevrijder, hem door den president van Venezoela geschonken. Ministoriüele beschikking. Met ingang van 1 Jan. 1898 de function van directrice van '8 Rijks Kweekschool voor vroedvrouwen te Amsterdam tijdelijk tot wederopzegging opgedragen aan mej. M H. Bing, meesteresse-vroedvrouw aan die inrichting. Brieven uit Indië. Batavia, November 1897. Amice Leidsch Dagblad. Nu wordt het tyd eens aan mijn beloltete voldoen en U eens eenige byzonderheden van Bativii te melden. Ik heb daarmede nu een jaar gewacht om my eerst eens op de hoogte der toestanden hier te stellen en rustig na te kunnen gaan, welke verschilpunten tusschen Leiden en Batavia my het meest frappeerden. In de eerste plaats kom ik op de hanen. Zoo'n fiere Leidsche haan verkondigt den dageraad en is er verder op uit, evenals een groote concertzanger, zyn keel zooveel mogeiyk te sparen. Hier zyn de banen niet zoo fier en trotscti; maar kraaien op elk moment van dag en nacht. In een etmaal gaat geen minuut ▼ooroy dat men niet in de buurt een baan hoort zingen Ten tweede noem ik U de schutters. En over dit punt wil ik iets uit voeriger zyn. Elk marilyk Europeesch inge zeten is van zyn achttiende tot zyn vyfen veertigste jaar sehutterplichtig. Ik ben sedert een jaar by de Bataviasche schuttery inge deeld als recruut en geloof niet dat er voor- loopig kans voor my bestaat om tot gemeen schutter bevorderd te worden. Niet dat htt ons hi- r aan oefening ontbreekt; want ge middeld komen wy, recruten, zes- of zevenmaal per maand onder de wapenen, nml. 's Maan dags en 's Vrydagsmiddags van vier tot zes uren op hot Waterlooptein. Instructeurs by deze oefeningen zyn onderofficieren van het leger, die hun taak ernstig opvatten en geen grappen verstaan. Als tegenhanger van den Haagschen klom- penschutter kan Batavia zich beroemen op een lakscboemnschutter. Tot nog toe, met 1 Janua-i 1898 wordt dit helaas veranderd, hebben wy een praitische uniform buis en broek van wit dril, blauwlaken kepi en zwart lederen schoe nen. Een myner kennissen kwam op een exctrcitie in voorgeschreven tenue; maar had, daar zyn zwart lederen schoenen in de maak waren, een paar zwarti verlakte schoenen aangedaan. Dit feit ontging niet aan de arends- blikken van den dienstdoenden adjudant. Hy maakte rapport van de zaak en het gevolg was, dat do lakschoenenschutter door den krygsraad veroordeeld werd tot een dag pro voost en nu vier en twintig uur zal moeten doorbrengen in een hok, dat vol ongedierte is. Wat zeggen de Leidsche schutters wel van zoo'n gestrengheid? De excercltïen hebben hier het gansche jaar door plaats en by onwettige absentie wordt men beboet: de eerste maal voor f 2.50, de tweede maal voor f 5, do derde maal voor f 7.50, de vierde maal voor idem endevyfde en volgende keeren gaat men in het hok. Aan bet hoofd der Bataviasche schuttery stiat een luitenant-kolonel, die alleen veel meer militair is dan het gansche dappere Indische leger te zamen. Hy geeft biyken hiervan, door alle mogelyke gelegenheden te baat te nemen om zich in uniform aan den volke t9 vertoonen. Zoo verschynt hy by alle oefeningen, hoewel by daarby niets te doen heeft, en dan nog liefst te paard. Komt men hem op zyn handelskantoor over schuttery- zaken spreken, dan verdwijnt hy achter een schutsel om snel zyn uniform aan te schieten en staat u in vollen krygstooi te woord. Htt reglement schryft voor dat men den overste moet gaan spreken in uniform verge zeld van een korporaal. Nu heeft zich onlangs het volgende voorgedaan. Een jongmensch. ook van een handels kantoor, komt in politiek by den overste. Voor hy Iets kan vragen, buldert de overste hom toe: U moet in uniform zyn met een korporaal by ul Zoo sta ik u niet t6 woord. Htt jongmensch gaat onverrichter zake weg. Op zyn kantoor, teruggekeerd, wordt hy aan de telephoon geroepen door den overste, die blykbaar berouw heeft over zyne heftigheid. Doodleuk roept de jonge man terug: „Pardon overst6, ik ben niet in iniform en sta niet met een korporaal aan de telephoon l" belt af en gaat natuurlyk eenige weken later voor dit feit in de provoost. De schuttery hier is uitstekend, maar een last zoo groot dat een ieder, die kans ziet zich te laten afkeuren, met liefde de hooge contributie aan de schuttery-k s betaalt, om maar van dezin last bevryd te zyn. Te Lciden bestond altyd groote animositeit op muzikaal gebied De oude Wetrens kan u daar heel wat van vertellen. [Tusschen twee haakjes: Wetrens is hier de mutual friend van alle oud-Leidenaars in deze kolo niën en vreemd zou hy opzien als by eens hoorde hoe dikwyis zyn naam met vereering en hoogachting soms diep in de binnenlanden genoemd wordt.] De afgunst op muzikaal ge bied is hier nog veel grooter en een onuit puttelijke bron tot intrigeeren. Het is bepaald verwonderlyk hoeveel musici nog steeds hier heen komen in de hoop fortuin te maken. E-n hoogst enkele, die de gave bezit de upper ten voor zich in te nemen en bovenal tact bezit zich buiten intriges tegen ambtsbroeders te houden, kan hier met les geven z'yn brood verdienen. Anderen zoeken hun heil in het geven vim concerten, opera's en operettes. Sommigen slagen erin daaruit munt te slaat% Zoo heeft Maeth Piazza hier in het voorjaar de „Lakmé" opgevoerd. Daar de welwillende medewerking der koren eD balletten zelffc zoover ging, dat ze voor hunDe kostumes zelf de kosten betaalden, bleef er een aardig duitje van de recette voor de Diva over. Thans studeert een club dilettanten onder leiding van Van Kinsbergen „La fllle de ma dame Angöt" in, dat in Maart voor het voet licht moet komen. Op het voorloojig pro gramma voor de inhuldigingsleesten kooit voor een gala-voorstelling in den schouwburg. Wanneer het gouvernement een voldoende subsidie daarvoor geeft, zal de dilottanten- operaclub „Carmen" opvoeren. Hoe dit mogeiyk is, blyft me een raadselmaar men staat hier voor niets. Voor zulke opera's is bi.-r veel animo. De gansche jeunesse doróa mst en zonder stem laat zich indeelen in het koor en zoo wordt er op de repetities meer gefli-t dan gezongen. Voor degelijke muziek voelt men hier minder. De Maatschappy van Toon kunst zal dit jaar wel sterven. Veertien dagen geleden gaf Toonkunst een prachtig concert, waarover maar één roep was. Toch bedanken er dagelyks leden, terwyl die niet door nieuwe vervangen worden. Dit bezorgt de kas een ziekte en naar ik vree3 een doodeiyke. Jam mer dat Batavia niet schynt te beseften wat er door die laksheid veiloren gaat. De direc teur van Toonkunst, de hoogst begaafle Russisch-Poolsche violist Josu'a S'Rogl, ver laat, wanneer Toonkunst ophoudt te bestaan, deze koloniën. Voor u, Leienaars, zou dan kans bestaan nog eens van zyn spel te ge nieten. Ons, Batavianen, laat by troosteloos achter. Van de inhuldigingsfeesten gesprok-n l Wy zullen hier 6 dagen feestvieren. Op den der den dag he9ft er een allegorische optocht plaats, tot onderwerp hebbend onze vestiging in Iniië. Alle Siajo's, de zwartste vcorop, stellen het op hoogen prys, dien dag voor Hollander te fungeeren en de zuivere blanken zullen zich genoodzaakt zien de rollen d<r bruine broaders te vervullen, hetgeen de his torische waarde der voorstelling niet byzonder zal verhoogen. Voor ditmaal wil ik het hierby laten. Ik behoef u niet te vertellen dat November de warmsta maand van het jaar is. Dit zal wel algemeen bekend zyn. .Trouwens ilmaal ma gen we niet klagen. De regens zyn al aar i g aan het doorkomen en terwyl vt rieden jaar in het Malargsche de oogst in gevaar kwam door droogte te mislukken, komen er nu ba- richten dat de koffiebloesems verregenen. Om u nu nog iets van myzelf te vert ll .n, deei ik u mede dat ik in rayn vryen tijd op myn erf naar goud zoek. Mocht ik iets vinden, dan beloof ik u eenige aan:eel"jcs tegen den koers van den dag. De Ned.-Ind. Mynbouwmaate achappy, eerste uitgifte, staan 2200%- En nu zend ik u myne groeten voor al uwe lezers. Uw BART. 23) „Ja," antwoordde Blanche halfluid. Maar gedruisch in de zaal hoorend, dicht by haar, sloeg zy de oogen op en zag plotseliog tegenover haar het portret van de gravin, het portret, dat haar als kind zoo beangst had, dat haar zoo scherp en toornig scheen aan te zien; zy gevoelde dezelfde ontroering als op dien dag, zóó hevig en plotseling, dat zij byna in onmacht viel. Maar het was slechts voor een oogenblikde vreugde was haar geheel meester. Maar Sigismund moest haar verlaten. Hy moest zich immers met de gasten bemoeien? En wat liaar betreft, zy gevoelde er behoefte aan zich eenigszins te herstellen en haar geluk in de eenzaamheid te herdenken. Zy ging dus het veld over, hier en daar wilde rozen plukkend langs de heg. Toen kwam zy aan haar geliefkoosd rustplaatsje, aan den vyver. Daar dankte zy onder de geliefde schaduw, het hart overvloeiend van geluk en dankbaarheid, God voor de goedheid, haar bewezen. Eensklaps hoorde zy schreden, welke nader kwamen. Z\j vreesde gezien te worden en verschool zich dichter in het bout. Zy her kende de stemmen van Aline en Sigismund. „Hoe," zeide deze, „zou ik van haar moeten afzien? Zou er op liet blanke voorhoofd van Blanche e:n smet van vervloeking kleven! Bloedvlekken op haar onschuldige handen? Aline, htt is onmogelyk „Helaas!" zeide Aline, „het is maar al te waar: haar moeder heeft zich don vaderlyken vloek op den hals gehaald, en haar vader, een der Fransche beulen, was een vader moorder.Blanche huwen, myn arme Sigismund, zou geiyk staan met oneer huwen Het ongelukkige jonge meisje boorde niets meer; zy verwyderden zich, en dan tocb, zij was niet in staat te begrypen. Zy viel neder, uitgeput, byna zonder kennis; die bliksemslag te midden van een hemel, welken zy zoo zuiver, helder en schitterend meende, had haar alle krachten ontnomen. Maar dank de frischheid van den avond, kwam zy spoedig weder by. Zich met moeite oprichtend, bereikte zy langs een omweg het kasteel en giDg er schuchter binnen. Zy hui verde over al haar leden; haar prachtige, neergolvende haren hingen in wanorde op haar schouders; ook de krans der waterlelies hing slap neer. Haar wanden, haar lippen zelfs hadden de witheid van sneeuw, en in bet bleek gelaat schitterden twee oogen met zulk een vreemden glans, dat het byna Diet te herkennen viel. Was dat dan het jonge meisje, dat daar even nog straalde van geluk en den naijver opwekte van de edelste en schoonste jonge meisjes? Zy ging aan het venster zitten, opdat de windtocht een weinig haar gloeiend hoofd zou verkoelen, maar de vroolijke tonen der muziek en het lachen, die tot haar doordrongen. verdubbelden het bittere gevoel van eenzaam heid, van de onverdiende uitsluiting, welke op haar drukte. Het gezelschap, dat voor haar zooveel glim lachjes had over gehad, stiet haar uit; die wereld, waarin zy een oogenblik geschitterd had, had niets meer voor haar over dan een mispryzend medeiyden. En in dat gezelschap, in die wereld, bevond zich haar aangenomen familie, hy, dien' zy bemindeEn ook zy verstieten haar, verklaarden haar hunner onwaardig Zy liet het hoofd zinken en zag naar de plek, waar men nog immer danste; men zou gezegd hebben, dat zy er behag:n in schepte deQ kelk tot den bodem te ledigen. Sigismund was aan de zyde van Clara, sprak en glimlachte tot haar; wel was zyn gelaat bleek en zyn glimlach gedwongen, maar toch brak die glimlach het hart van het arme kind. Zy sloot snel het venster en litt zich op haar stoel vallen, ten prooi aan de bitterste smart. Wie kan den angst van die uren beschry- ven, waarin alles in de ziel in wanorde en somberheid is? De stilte van den nacht scbynt dien angst te verdubbelen; het is het uur, waarop de duivel van de wanhoop al zyn macht uitoefent, waarin zyn stem een vreem- den toon aanneemt. Die stem werd door de bedroefde Blanche gehoord in het diepste harer ziel. De angst en de strijd yan het ongelukkige meisje duurden voort. En daar werd nog immer gedanst, de rnuziek sloeg de yroolykste accoorden; ook denatuui glimlachte, de maan betrad stralend den be starden hemel, en bet gebladerte ruischte, gewiegeld door den avondtocht. Zy, zy alleen leed en streed tegen de wanhoop, die haar ziel met afschuwelyke klauwen aangreep.... Langzamerhand echter, na veel stryds, wer den de noed en de wilskracht in baar ver levendigd. Dan stond zy kalm en vastberaden op: zy legde haar feestgewaad af en deed het eenvoudigste kleed aan, dat zy bezat, nam eenige onmisbare zakeD, en arm kind! 03n sinds langen tyd uitgedroogde waterlelie. Zy zette zich vervolgens aan tafel, en schreef aan Aline, haar in de roerendste woorden bedankend, en vroeg haar vergiffenis, dat zy haar aldus verliet, haar zacht verwy- tend, dat zy haar zoo langen tyd in htt onzekere omtrent haar afkomst had gelaten. „Waarom," zoo schreef zy, „waarom hebt gy, die voor my een moeder en zuster waart, my niet gezegd, dat ik veel uit te boeten haft? Ontelbare misdaden drukten op myn hoofd en ik wist het niet; myn ouders ver wachtten misschien in vreeseiyken angst van my hun heil en ik leefde van niets bewust en vrooiyk!" Vervolgens zeide zy ieder teeder vaarwel, hun smeekend, dat men haar schuilplaats niet zou trachton te ontdekken, en zich niet onge rust te maken over haar toekomst. Zy durfde den naam van Sigismund niet schryven Toen c}eze brief geschreven en met voel tranen bevochtigd was, wierp Blanche een laatsten blik op alles, wat haar omringde, m daar kwamen zooveel herinneringen by haar opDan sloop zil schuchter heeD Er werd nie", meer gedanst; alles wa. rustig by d9 rust van den nacht. Het jorge meisje richtte de schreden raar de dorpskeik en knielde neder op bet graf harer moeder; z\j zag twee zwarte schaduwen langs de kerk zweven en lusschen de kruisen der graven. By het zien hiervan gevoelde Blanche een koud zweet haar voorhoof^ bevochtigen de ontroeringen van dien nacht waren te groot en te menigvuldig geweest, dan dat zy nog meerdere kon verdragen. Haar geprikkelde verbeelding overtuigde haar, dat het de schimmen van haar vader en moeder waren. Tevergeefs trachtte zy verstandig te zyn: haar zenuwen waren geschokt, zy slaakte een zwakken kreet en viel uitgeput op het graf van Clotilde neder. By dien kreet liepen de twee gestalten op haar toe, hieven haar op en trachtten haar tot zichzelve te doen komen. „Helaas," zeide Hildegardis, „het is onze arme Blanche l Wat zou zy bier op dit uur doen? Wat zou er gebeurd zyn? Blanche, myn lief kind l" By dien teederen uitroep, by die bekende stem, opende Blanche weder de oogen, drukte zachtjes de hand van Sabine, die haar onder steunde, en prevelde dan: „Ach, waarom hebt gy my niet later sterven?" Maar dank den zorgen en lieven woordon kwam zy langzamerhand by, en door haai twee vriendinnen ondersteund, bereikte AbriDg. Slot Vb

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1897 | | pagina 13