MENGELWERK.
van koolzuur, klei* Izuur en phosphorzuur.
E«t monster was een poreuze stof, die by
bet verbranden eenijszins de lucbt ran bran
dend vet gaf.
In bet geheel waren donkere bruozo korrels
voorhanden, die pitten van rozynen bleken te
*y'. Eenige korrels vertoonden een duidelijke
overlangsche streep in lichtore dwarsstrepan
duidelijk zijn zü meellcorrels, maar van welke
soort van meel iniet uit to maken. Verreweg
het grootste gedeelte van de organische stof
waa ten gevolge van een langzame oxydatie
verwijderd.
In eenige kleine vaasjes, sommigen van
onyx en anderen van anhydriot, en waarvan
eenige door oen dekseltje gesloten worden,
vond Friedel poedervormig zwavellood met
kleiaere of grootore hoeveelheden vet. Hfi
houdt het er voor, dat dit een kosmetiek
middel geweest is, zooaU zwavelantimoon,
dat daarvoor ook tegenwoordig nog in het
Oosten wordt gebruikt.
De maatregel van minister Eland, waardoor
de oefeningstijd van de miliciens
bij de infanterie en de vesting
artillerie met vier maanden wordt inge
krompen, acht Het Vaderland wat al te kras.
Meent de Minister, in strijd met zyn
vroege: e zienswijze in dezen, dat met minder
o feningstyd kan worden volstaan, dat mo9t
hÖ weten. Doch:
„Waarmede wy evenwel in geen geval
vrede kannen hebben, d. i. met de wyze,
waarop de Minister met de miliciens der
lichting van dit jaar, dij tot de infanterie
en de vesting-artillerie behooren, omspringt.
Voor deze miliciens was do eersle oefenings-
tjd by K. B. van 3 October 1896, No. 33,
op een jaar bepaald. Nu brengt het K. B.
van 19 October j.No. 50, dien tijd terug
op tien maanden en worden bedoelde miliciens
derhalve, voor zoover zij niat onder de wapens
moeten blijven tot voorziening in het incom
pleet aan vrijwilligers, tegen 1 Januari a. s.
roods met groot verlof gezonden. Tegelijk
echter bepaalde de Minister, dat aan alle
m Keien3, die dit verlangden en gemist konden
worden, van 1 November j. 1. af een verlof
van twee maanden zou worden verleend.
De oefeningstijd, eerst op twaalf maanden
vastgesteld, werd dus daarna bjj K. B. tot
tien maanden verminderd en ten slotte door
den Minister, althans voor een aantal miliciens,
friteljjk tot acht maanden teruggebracht. Wij
willen co vraag hier onbesproken lateD, in
hoeverre dis liatste maatregel te rijmen is
met de verplichte deferentie voor een bosluit
der Kroon. Maar wat we niet mogen ver
zwijgen is, dat, naar onze overtuiging, hier
met ruwe hand is iogogrepen in een bestaande
regeling. De opleiding der militie heeft, althans
zoo werd steeds beweerd, in de laatstejaren
altijd plaats gebad volg ns een vast programma,
W .arbij „met den tijd mojsfc gewoekerd wor
den „(officiëele stijl). Nu kunm>n wij oos voor-
i tellen, dat iemand, die van sordeel is, dat
maar acht maand: n ncodig *Un voor iets,
waarvoor S9dert jaren twaal/ maanden ge-
Lruikt werden, een ander programma maakt,
waarby met die toj mindering rekening wordt
gehouden. Maar om Ineens van die twaalf
maanden er twee, voor velen zelfs vier, af
te knippen, zonder eenige voorzorgen te nemer,
waardoor aan de bezwaren van die vermin
dering wordt tegemoet gekomen dit is een
handeling, die wij niet begrijpen eu di9 wo
aiet kunnen goedkeuren."
Hoe moet het nu gam, vraagt het llad
ten slotte, bijv. met de opleiding der miliciens
lot schutter, waarmee bedoeld is het be
kwamen van onze jonge soldaten in het
schieten; bo9 moet het gaan met de oefening
van het militiekader?
Een paar vrageo, wairbö het blad nog
deze voegt: Zou oen Minister, die den dienst
by den troep van naby kende, wel ooit
Vot zulk een maatregel zyn overgegaan?
Dr. M. W. Pijnappel heeft in zya „Medische
Kronieken" in het Handelsblad zich reeds
meermalen doen kennen als iemand, dia,
hoewel drankbestrijder, zich niet kan ver-
eenigen met het streven der geheel-ont
houders hier te lande. Z. i. deden dezen
door hun overdrijving geen goed aan de zaak.
In zijn jongste Kroniek brengt hij dit onder
werp weer ter sprake; ditmaal met oen zekere
voldoening.
Er is eenige kentering waar te nemen by
de geheel-onthouders, schrijft hij. Zij worden
minder apodictisch in hun uitspraak, waar
het de medische zijde van de quaestio geldt.
Uit hun eigen kamp komen protesten tegen
het „iedere droppel alcohol is vergif", hetwelk
niet ling nog geleden het triomfantelijk devies
was, waaronder de strijd tegen de matigheids
mannen werd gevoerd. Door tal van citaten
'en scherpzinnige expeiimenten zooveel mc-ge-
.lijk bevestigd en bewezen, werd het een dor
bochtste bolwerken der ganscbe beweging en
iedere aanval er tegen word met heltigheid
en verontwaardiging afgeslagen. "Wie voelde,
dat bij daarbij al te zeer in conflict kwam
met de eischon der wetenschappelijke betrouw
baarheid en der logica, eischte do handhaving
der leus op gronden van tactiek, omdat hy
meende, dat het grooto publiek de waarheid
niet verdragen kon. Maar velen, mot minder
scherpzinnigheid bedeeld, hielden den stryd
vol tot het einde, meenende, dat zij inderdaad
voor de waarheid vochten.
Hierin is verandering gekomen. Eerst schuch
ter toegestemd, is het nu openlijk uitgespro-
km# dat het een valsch devies was. Dr. Gun
ning, do Zwolscho rector, gaf het voorbeeld
door de stellingen, die hy to Goningon ver
dedigde. En h&t maandschrift voor de geheel
onthouding, De Wegwijzer, geeft, naar dr. P.
meent, op menige bladzyde het bewijs, dat
ook andere woordvoerders de leus willen laten
vallen.
De artikelen, die dit tijdschrift bevat, wor
den daarna besproken en daarby schrijft
dr. P. o. m.:
„Zoolang de geheel onthouding voortgaat
op den weg, dien zy nu betreden heeft, kan
er aan onzen kant van geen vijand meer
sprake zijn. Odzs wegen zijn niet dezelfde,
maar ons doel is gelyk. "Wie dat nog niet
inzag kan het geleerd hebben uit den stryd
tusschen den schryver van „Van Dag tot
Dag" in het Handelsblad en prof. Van Bees.
Maar wy waren vyanden van het fanatisme
der onthouders, van hun overdreven bewe
ringen, van hun onverdraagzaamheid. Zoodra
die verdwijnt, trekken wy te zamen op om
ons volk vry te maken, dat het niet meer
in den drank de vergetelheid behoeft te zoeken
voor alle ellende thuis, voor alles, wat men
ontberen moet."
En verder schrijft hy nog: Die droppel,
schadelyk of niet, doet er in hc-t geheel niet
toe, naar geen van beide richtingen. H09 men
er over denken moet, mag wetenschappelijk
zeer interessant zijn, voor de praktyk kan
het niemand iets schelen. Als de dokter tegen
iemand zegt: ,Dit of dat moet ge latön, dat
is voor u verkeerd," dan is het mogelijk,
dat die bepaalde persoon or naar luistert, en
waarschyniyk doet by dit, als hy min of
meer ernstige klachten heeft. Maar tegen
ieder in het algemeen te zeggen, dat hy iets
laten moet, omdat het ongezond is, heeft nooit
eenig effect gehad. Als men zich volmaakt
wel gevoelt, bedankt men er voor zich ter wille
van een theoretische beschouwing of een sta
tistiek, een ger.ot te ontzeggen, dat dan toch
zeker in het gewone, matige gebruik maar heel
weinig kwaad kan. Ea dat is best te begrijpen.
Wy doen dagelyks honderd dingen, die ons
misschien schaden kunnen. Wy bunuen niet
op een onbewoond eiland Daar do lucht gaan
zitten kjjkeD, maar wy moeten voort in al
de drukte en het gewoel van het dageljjksch
leven, en wy kunnen toch niet vermyder, dat
wij bier en daar eens een duw ferygen of een
stoot. Wy moeten fri3ch blyven voor ons werk,
en onze opgewektheid houden en ons goed
bomeur, en als er daarom menschen zyn, die
ter wille daarvan een kleine schadelijkheid
aanvaarden, vertrouwend, dat het met dat to
gronde richten nog wel niet zoo'n vaart zal
loopeD, zie ik niet io, dat wy het recht hebben
bon daarvan een groote giief to maken.
Aan ditzelfde artikel ontleenen wy de vol
gende bijzonderheden aan een tabel van dr.
Haakma Tres'iog, uit Winschoten, opgenomen
in het verslag van het voorlaatste gezond-
heïdscon gr os:
Het g9brnik van wyn ging in do laatste
zes jaar in ons land achteruit (van 2.05 liter
per jaar en per hoofd tot 1.90 liter). Dat. van
bier neemt daarentegen toe. Het spiritusver-
bruik blyfft over hot algemeen hetzelfde, 9 liter
per hoofd. Maar in de meeste groote steden
werd het gebruik minder. Amsterdam gaat
voorop met een vermindering van byna 2'/2
liter in de Iaat6te 15 jaar; daarop volgen
Leeuwardon, Utrecht en Rotterdam met ruim
2 liter, Den Haag met byna 2 liter, Arnhem
met 1%, Den Bosch met ruim iy5,Haarlom
met byna l'/2, Groningen met ruim 1 liter.
Slechts in drie steden vermeerderde de con
sumptie, in Zwolle, Middelburg en Assen, in
de eerste het meest, met hter, en
laatste waarschyniyk alleen door de vermeer
dering van garnizo n.
De Haagsche correspondent van de Zutfen-
sclie Courant bespreekt te daling der
koffiepryzen en acht deze te grooter
ramp, omdat er weinig kans is, dat het in
den eersten tyd beter zal worden. Onverwacht
kwam trouwens die daliog niet. Mannen van
het vak hadden reeds gozegd: Als de daling
in de Santos-koffie doorgaat, dan zal ook de
Java-koffie daarvan den terugslag moeten
ondorvinden, want zóó groot is het'verschil
in qualiteit niet, dat de handel by voort
during voor Java-koffie 120 pet. meer zou
willen betalen. En dat is uitgekomen. Het
vorige jaar was de verhouJing 46 en 24.
Thans is de Braziliaansche kofüe tot beneden
18 gedaald. In de laatste veiling kon zelfs
geen 17J/a bedongen worden. Onder die om
standigheid werd de verleiding groot, om ook
hier te lande koffie uit Braziliö te laten
komen en zo als Java koffie te verkoopen
wat in den laatsten tyd op groote schaal
schijnt te zyn geschied. Het natuuriyko ge
volg moest zyn, dat ook ons artikel uit de
Oost gedepreciëerd werd. Zeker, dat zal weer
andtrs worden als de prys van het concur-
reerende product weer omhoog gaat, maar
daarvoor is de kans voorlcopig zeer gering.
Do oogst in Brazilië i3 zóó overvloedig, dat
men daar nog lagere pryzen verwacht.
In de eerste plaats is do daling natuurlyk
een ramp voor de Indischs financiën, die nog
altyd voor een deel op do kurk van de koffie
dry ven, maar de ramp is te grooter, omdat
ook de koffie cultuurmaatschappyen, die zich
in den laatsten tyd zoo goed ontwikkelden,
gevoelig zullen worden getroffen. Met de
suikercultuur ging het reeds jaren slecht,
maar de koffiecultuur was nog een lichtpunt.
Is bet niet te vreezee, dat er oen débacle
komt, als straks ook de koffieplanters met
verlies zullen moeten werken? En zullen niet
ook de kredietgevende Indische Bankinstellin
gen, die toch in de laatste jaren geen beste
zaken maakteo, van dit alles den terugslag
ondervinden?
O^er de nieuwe organisatie der christeiyL
historischo of vry-anti-revolutionnaire
party schryft het October nummer van Ons
Tijdschrift (nog niet van hot program af-
wetend) o. m. bet volgende:
„Wat ons hoofdzaak dunkt in en voor deze
party, en waarom ons hare opkomst verbiydt,
is, dat zy, te oordeelen naar hen, die haar
vormen, naar haar orgaan, naar al wat we
van haar weten, bedoelt een Christelyke party
te zyn, geen kerkeiyke. We zeiden reeds
meer, dat juist dat kerkeiyke do beide andere
Christelyke partyen, hetzy willen9 of onwil
lens, sterk blyfe stempelen. En dit juiat maakt
weer de Christenen tot een gedeeld leger. Dit
is eeriyk beschouwd do waarheid. Wy moeten
meer doen als 't R e v e i 1 deed, en we meenen
te bespeuren, dat men dit hier wil
Van marktgeschreeuw blyken de vry-anti-
rovolulionnairen dusver afkeeiig. Dit pleit
vcor hen."
Zijn Lordschap.
Uil het Engelsch van Warren Bell
„Ik zeg n nu voor het laatst, Gerald, dat
die zaak een einde moet nomen," zeide Lord
Barchester, terwyi hy met zyn neef aan het
dessert zat.
„Welke zaak?"
„Die zaak met Dabbs, go weet heel goed
wat ik meeD, go begrijpt zelf toch heel goed,
dat er geen greintje gezond verstand in is."
Als eenig antwoord liet Gerald een soort
onderaard3ch gebrom hooren en likte hy nydig
de asch van zyn sigaar.
„En al hadt ge getoond al hot verstand
van de wereld te bezitten," ging Lord Bar
chester opgewonden voort, „dan nog wil ik,
dat die zaak uit is. Dabbs zelf is een ver
achtelijke vent en de zoon van een veroor
deelde en de dochter is acht jaar ouder dan
gij en even onbeschaafd als leriyk. Maak u
toch niet belachelijk! Op myn toestemming
voor die verbintenis behoeft ge nooit te
rekenen."
„Dabbs kan niet helpen, dat by de zoon
van een veroordeoldo is."
„Neen, natuurlyk kan hy dat niet, maar
dat neej.t nijts van hot feit weg. En ik
wensch geen banden aan te knoopen met
iemand, wiens vader gezeten heeft. Daarby
is hy prat op zjjn gelj, dat hy met schapen
koopen en verkoopea gewonnen heelt in
Australië. Waar men al niet trotsch op isl
Ik verzoek u dus nogmaals dringend, Gerald,
die juffrouw hoe heet zo Cherry geloof
ik, niot meer het hof te maken."
Lord Barchestors erfgenaam was echter van
een geheel ander oordeel.
„En waarvan denkt u, dat ik myn schulden
betalon moot?"
„Dat zal er van afhangcD, hoeveel die bo
dragen."
„Nu, ruw berekend, denk ik zoo tusschen
do twaalf en vyftien duizend."
Lord Barchester stond op van zyn stoel en
begon zwygend de kamer op en neer te
loopen. Eindelyk zeide hy: „Ik wist volstrekt
nitt, dat ge zooveel geld noodig hadt; met
verwyten zal ik u nu echter niat lastig
vallen. Oagetwyfeld hebt ge gemeend, dat ik
veel ryker ben dan werkelijk het geval is.
De waarheid ia echter, dat ik zelf alle mogelyke
moeite heb om uit de handen van sommige
lieden te blyven. Myn inkomsten bestaan
byna geheel uit de opbreDgst der landerijen;
ge kunt dus begrijpen, hoe wtinig dat tegen
woordig geeft. E:i toch beloof ik u, de be-
noodigde som te zullen verschaffen, als ge
my wederkeerig uw woord geeft, een eiade
te maken aan die Dabbs goschiedenis."
De oudo edelman had zich nooit ten volle
rekenschap gegeven van de zelfzucht van
zyn neef.
„Ddn zal ik tegen uw zin myn wil moeten
doorzetten."
Het liet hem koud of zyn oom zich tegen
hot huwelijk verklaarde, hy was do eenige
erfgenaam, dus moest het landgood toch aan
hem komen.
„Laat ik u nog eens waarschuwen, Gerald,
bedenk wel wat ge doet. Al doze jaren heb
ik do plaats van een vader by u vervuld,
hoe kunt ge my nu zoo'n verdriet aandoen,
door een vrouw te trouwen geheel tegen myn
zin. Er zyn toch ryke meisjes genoeg van
uw eigen stand en leeftyd, wat behoeft go
dan af te dalon tot de dochter van dezen
schapenkoning? Kom, denk er ten minste
nog eens een week over na."
„Laat my, om ODnoodige bssprekiagen te
voorkomen, u medodeolen, dat ik reeds geën
gageerd ben met miss Dabbs."
„Gy wilt haar dus tegen myn uitdrukke*
lyken wensch trouwen?"
„Tk ben vast besloten, oom."
„Ga dan uit myn oogen, laat u nooit meer
hier zien. Zoolang ik leef, wil ik nhts meer
met u te maken hebben 1"
II.
Geralds engagement werd publiek en alge-
moen wenschte men hem geluk met de ryke
bruid. Hy nam al die felicitaties maar erg
koeltjes op en iaadde zyn vrienden, zoo spoe
dig mogelyk. hetzelfde te doen.
Den avond vóór den dag van het huwelijk
overhandigde de oude Dabbs hem oen cheque
van 18,000 pond sterling.
„Maak nu maar schoon schip, beste jongen,
en gebruik wat er over is voor do witte
broodsweken," zeide de oude schapeakoop-
man met het troteche gebaar van den echten
parvenu.
„En zyn Lordschap wil dus niets met my
en Cherry te makon hebben?" vervolgde hy,
„nu dan zal ik hem in eigen persoon eens
op gaan zoeken. Want ik had toch graag,
dat by morgen by de trouwplechtigheid was.
Gaat ge mee?"
„Dank u, liever niet," antwoordde Gerald
en ging zyn laatsten vryen avond in zyn club
doorbrengen.
De millionnair liet zich aandienen by den
ouden edelman, dien hy in eenzame groot
heid by den wyn na het dessert vond.
„Ik kom u hier zelf uitnoodigan, morgen
by de plechtigheid togenwoordig te zyn,"
riep hy luide roods in de deur.
„Tot myn spyt moet ik my dat genoegen
ontzeggen," antwoordde zyn Lordschap styf.
„Ik moet morgen by een dergeiyke vertooning
verschynen, waarvoor ik myn woord reeds
eenigen tyd geleden gegeven heb. Morgen
trouwt een oud vriend van my."
„Me dunkt, dat uw neef toch grooter rech
ten heeft."
„Veroorloof me dat zelf te beslissen, myn
waarde heer."
„En nu zeg ik, dat 't uit moet zyn," stoof
eensklaps de schapenhandelaar op, met zyn
roode hand op de tafel beukend. „Waarom
wilt gy niet, dat myn dochter uw neef trouwt,
zeg?"
„Omdat ik een huwelijk met uw dochter,
mynheer Dobbs, beschouw als ver beneden
zyn stand. Zulke verbintenissen eindigen
altyd ongelukkig; dat is een van m(jn redenen."
Met een geduchten vloek schreeuwde Dobbs:
„Als gy uw neef niet gonoeg zakgeld kunt
geven, heeft hy gelyk, dat hy dat by oen ander
tracht te krygen
Lord Barchester stond bedaard op en trok
aan de schel. Onmiddellyk verscheen een knecht.
„Laat den heer Dobbs uit."
„Oude, armoedige gek".... begon de ver
bolgen millionnair te schelden, toen de lakei
een eind er aan maakte, door hem te ver
zoeken de kamer te verlaten, en daar hy nog
andere bedienden in livrei zag, gaf Dóbbs al
heel gauw aan die uitnoodiging gehoor. Heel
rustig verliet hy het kasteel, alleen was hy
thuis zóó ontzettend uit zyu humeur en balde
hy zóó aanhoudend in zyn machtelooze woede
de vuisten, dat men elkander tevergeefs vroeg
wat hem toch was overkomen.
III.
Na de huwelyksvoltrekking verbaasde myn
heer Dabbs de jongelui met de aangename
mededeeling, dat hy van plan was hen op de
huweiyksreis te vergezellen.
„Het verveelt me hier al lang; van avond
vertrekken we dus naar Australië, waar myn
hart altyd weer heentrekt."
Gerald en Cherry verzetten zich heftig tegen
dit plan, doch zagen al heel gauw hun mach
teloosheid in. Zy waren geheel afbankeiyk
van den oudon millionnair en moesten hem
dus wel gehoorzamen.
Onder do reis gaf de oude heer zyn schoon
zoon veel nuttige wenken omtrent schapen»
fokken en verkoopen en Gerald was wel ge
noodzaakt te doen alsof hy er naar luisterde.
Een jaar later kwam de tyding, dat de oude
Lord Barchester gestorven was.
„Gy gaat nu zeker dadelijk terug naar
Engeland, mylord?" vroeg Dabbs, Gerald met
onverholen bewondering aanstarend. „Ik ga
natuurlyk mede, de schapen kunnen tydelyk
myn toezicht missen. Onderwyi kan ik met
graven en hertogen converseeren."
Maar Gerald wist hem te beduiden, dat 't
veel verstandiger was, als hy met een boot
later kwam, schoonpapa kon dan alles op
het kasteel in] orde vinden.
Zoodra de oude millionnair in Londen aan
kwam, liet hy zich naar Barkley ryden.
Dezelfde lakei, die hem den laatsten keer ver
zocht had zich te verwijderen, deed hem open.
„Is zyn Lordschap thuis? Ge behoeft niet
zoo onbeschaamd te grinniken. Breng my
onmiddellijk by Lord Barchester".
„Heel goed, als gy hem werkelijk zien wilt,
zal ik u bij hem brengen, hy is op 't oogen-
blik nog in de kinderkamer."
De man ging Dabbs voor, breede gangen
door en portalen over. Eindelijk bleef hy
voor een deur staan en die openwerpend
zeide by
Zyn Lordschap, mynheerI"
Dabbs zag een kind op den schoot der
kindermeid.
„Over een maand kuDt ge vertrekken, onbe
schaamde vlegel!" riep Dabbs woedend: „dat
zal ik u leeren met my geen gekheid te
maken. Ik vraag u nogmaals, waar ia zijn
Lordschap
„Dit i3 Lord Barchester, mynheer."
„Wat meent gy bulderde Dabbs.
„De vorige Lord Barchester trouwde op den
zelfden dag, dat zyn neef uw dochter huwde,1
verklaarde de man op kal men toon: „De
kleine Lord is nu juist zes maandeü, myuheer."
„Dus is myn dochter geen Lady Barchester l"
„Nood, mynheer, dat valt tegen," antwoordde
de knecht onbeschaamd.
„Waar is myn schoonzoon
„Terug naar Australië."
„Dan zal ik ook maar gaan."
De knecht sloot de deur en leidde den
ouden millionnair naar beneden en de deur uit»
SCHAAKRUBRIEK. - Maandag 29 November 1897.
Redactie: L. S.-V. „Morphy". Adres: «F. F. ESSEB, ftrierawe Ryn 106, Leiden*'
Schaaknieuws.
Dinsdag 23 November, werd het Leidsche Studenten Schaakgezelschap „A. 1. a. p. i. n."
(Amici ludamus ac pugnemus inter nos Laat ons al3 vrienden onder elkaar spelen en
stryden) opgericht. Het ledental neemt steeds toe en naar we hopen en gelooven zal deze
vereenlging wel een goede toekomst te gemoet gaan, daar er onder de studenten enkele
werkelyk goede spelers z(jn. Moge er onder alle Leidsche schaakverenigingen een nauw&
vriendschapsband ontstaaD, zoodat zy te zamen iets prestoeren voor Leiden.
11 December wordt in Den Haag door de naaml. venn. „Sportterrein" esn schaak-
voorstelling met levende figuren en den volgenden dag een kleine wedstryd op één dag
gearrangeerd.
De match Janowski-Walbradt werd, nadat de afgesproken zes partyon met gelyk resul
taat voor beide spelers geëindigd waren, met 3 partyen verlengd. Hiervan won Janowsk
de beide eerste, zeodat hy overwinnaar is.
Schaakpartij No. 49, gespeeld iu het Frankfarter Meistcrturnier 1887.
Engeleche Party.
3. Alopin. Harmonist,
Wil.
Zwart.
ed
1
cS
P f 3
2
PcS
c 3
3
de
Dad
d
fS
L b 5
5
P g e 7
e d 5
6
D d 5:
0 0
7
L e 6
dd
8
e d d
cdd:
9
O
1
0
1
O
Zeer gewaagd.
P c 3
10
D f 5
Boter schijnt D h 5 te zyn
L e 3
11
g5
Hhrdcor wordt een tegen
aanval ingeleid enLg7 voor
bereid. Deze tegenaanval is
echter ontijdig. Zwart moest
liever zijn koningsstelling
verzekeren.
Tfcl 12 h 5
b 4 13 hd
Pel ld gd
Ld 3 15 Dh5
b 5 16 PbS
Da7: 17 Lh6
Zwart kan zieh niet meer
genoegzaam verdedigen.
Pad 18
Dezo zet legt duidelijk de
zwakte van zwart's stelling
bloot.
P b 6 -f-
D b 6
b c 6
T abl
18
19
20
21
22
T d 6
Tb6:
c6
P e c 6
D f 7
Om b7 te dekken.
La 6 23
Nu gaf zwart terecht do
onhoudbare partij op.
Correspondentie. J. v. B.
Onze dank voor uw bijdrage.
Wü zullen spoedig onderzoo-
ken of da party geschikt is
voor deze rubriek.
Probleem No. 50 van dr. H. v.
Zwart.
Gottschoff, te Görlitz.
Oplossingen in te zenden by J. J,
Colpa, L3ngo Mare 18, vódr Zaterdag
Oplossing Probleem No. d9.
Del KxP Dhl^
K c 6 P e 7 rp
TXP Tb5:p
T dun P e 7 q:
T anders P f 6
anders DxTp
Goede opl. No. dS ontvangen van:
Leiden: J. J. De Casparis, G. H.
Key, J. v. Bevtren, R. Paulides, W.'
Ridderhof, P. W. Gerstel, jhr. Strick
v. Linschoten.
Warmond: J. T. Kouwenhaven.'
Deventer: A. V. Eelde, G. W.
Kloosterboer.
N y k e r kW. T. Enderle.
Mat in 3 zetten.
No. d7 is nog goed opgelost door:
Leidon: J. v. Beveren, M.v.Beva
ren Jzn.