MENGELWERK. van koolzuur, klei* Izuur en phosphorzuur. E«t monster was een poreuze stof, die by bet verbranden eenijszins de lucbt ran bran dend vet gaf. In bet geheel waren donkere bruozo korrels voorhanden, die pitten van rozynen bleken te *y'. Eenige korrels vertoonden een duidelijke overlangsche streep in lichtore dwarsstrepan duidelijk zijn zü meellcorrels, maar van welke soort van meel iniet uit to maken. Verreweg het grootste gedeelte van de organische stof waa ten gevolge van een langzame oxydatie verwijderd. In eenige kleine vaasjes, sommigen van onyx en anderen van anhydriot, en waarvan eenige door oen dekseltje gesloten worden, vond Friedel poedervormig zwavellood met kleiaere of grootore hoeveelheden vet. Hfi houdt het er voor, dat dit een kosmetiek middel geweest is, zooaU zwavelantimoon, dat daarvoor ook tegenwoordig nog in het Oosten wordt gebruikt. De maatregel van minister Eland, waardoor de oefeningstijd van de miliciens bij de infanterie en de vesting artillerie met vier maanden wordt inge krompen, acht Het Vaderland wat al te kras. Meent de Minister, in strijd met zyn vroege: e zienswijze in dezen, dat met minder o feningstyd kan worden volstaan, dat mo9t hÖ weten. Doch: „Waarmede wy evenwel in geen geval vrede kannen hebben, d. i. met de wyze, waarop de Minister met de miliciens der lichting van dit jaar, dij tot de infanterie en de vesting-artillerie behooren, omspringt. Voor deze miliciens was do eersle oefenings- tjd by K. B. van 3 October 1896, No. 33, op een jaar bepaald. Nu brengt het K. B. van 19 October j.No. 50, dien tijd terug op tien maanden en worden bedoelde miliciens derhalve, voor zoover zij niat onder de wapens moeten blijven tot voorziening in het incom pleet aan vrijwilligers, tegen 1 Januari a. s. roods met groot verlof gezonden. Tegelijk echter bepaalde de Minister, dat aan alle m Keien3, die dit verlangden en gemist konden worden, van 1 November j. 1. af een verlof van twee maanden zou worden verleend. De oefeningstijd, eerst op twaalf maanden vastgesteld, werd dus daarna bjj K. B. tot tien maanden verminderd en ten slotte door den Minister, althans voor een aantal miliciens, friteljjk tot acht maanden teruggebracht. Wij willen co vraag hier onbesproken lateD, in hoeverre dis liatste maatregel te rijmen is met de verplichte deferentie voor een bosluit der Kroon. Maar wat we niet mogen ver zwijgen is, dat, naar onze overtuiging, hier met ruwe hand is iogogrepen in een bestaande regeling. De opleiding der militie heeft, althans zoo werd steeds beweerd, in de laatstejaren altijd plaats gebad volg ns een vast programma, W .arbij „met den tijd mojsfc gewoekerd wor den „(officiëele stijl). Nu kunm>n wij oos voor- i tellen, dat iemand, die van sordeel is, dat maar acht maand: n ncodig *Un voor iets, waarvoor S9dert jaren twaal/ maanden ge- Lruikt werden, een ander programma maakt, waarby met die toj mindering rekening wordt gehouden. Maar om Ineens van die twaalf maanden er twee, voor velen zelfs vier, af te knippen, zonder eenige voorzorgen te nemer, waardoor aan de bezwaren van die vermin dering wordt tegemoet gekomen dit is een handeling, die wij niet begrijpen eu di9 wo aiet kunnen goedkeuren." Hoe moet het nu gam, vraagt het llad ten slotte, bijv. met de opleiding der miliciens lot schutter, waarmee bedoeld is het be kwamen van onze jonge soldaten in het schieten; bo9 moet het gaan met de oefening van het militiekader? Een paar vrageo, wairbö het blad nog deze voegt: Zou oen Minister, die den dienst by den troep van naby kende, wel ooit Vot zulk een maatregel zyn overgegaan? Dr. M. W. Pijnappel heeft in zya „Medische Kronieken" in het Handelsblad zich reeds meermalen doen kennen als iemand, dia, hoewel drankbestrijder, zich niet kan ver- eenigen met het streven der geheel-ont houders hier te lande. Z. i. deden dezen door hun overdrijving geen goed aan de zaak. In zijn jongste Kroniek brengt hij dit onder werp weer ter sprake; ditmaal met oen zekere voldoening. Er is eenige kentering waar te nemen by de geheel-onthouders, schrijft hij. Zij worden minder apodictisch in hun uitspraak, waar het de medische zijde van de quaestio geldt. Uit hun eigen kamp komen protesten tegen het „iedere droppel alcohol is vergif", hetwelk niet ling nog geleden het triomfantelijk devies was, waaronder de strijd tegen de matigheids mannen werd gevoerd. Door tal van citaten 'en scherpzinnige expeiimenten zooveel mc-ge- .lijk bevestigd en bewezen, werd het een dor bochtste bolwerken der ganscbe beweging en iedere aanval er tegen word met heltigheid en verontwaardiging afgeslagen. "Wie voelde, dat bij daarbij al te zeer in conflict kwam met de eischon der wetenschappelijke betrouw baarheid en der logica, eischte do handhaving der leus op gronden van tactiek, omdat hy meende, dat het grooto publiek de waarheid niet verdragen kon. Maar velen, mot minder scherpzinnigheid bedeeld, hielden den stryd vol tot het einde, meenende, dat zij inderdaad voor de waarheid vochten. Hierin is verandering gekomen. Eerst schuch ter toegestemd, is het nu openlijk uitgespro- km# dat het een valsch devies was. Dr. Gun ning, do Zwolscho rector, gaf het voorbeeld door de stellingen, die hy to Goningon ver dedigde. En h&t maandschrift voor de geheel onthouding, De Wegwijzer, geeft, naar dr. P. meent, op menige bladzyde het bewijs, dat ook andere woordvoerders de leus willen laten vallen. De artikelen, die dit tijdschrift bevat, wor den daarna besproken en daarby schrijft dr. P. o. m.: „Zoolang de geheel onthouding voortgaat op den weg, dien zy nu betreden heeft, kan er aan onzen kant van geen vijand meer sprake zijn. Odzs wegen zijn niet dezelfde, maar ons doel is gelyk. "Wie dat nog niet inzag kan het geleerd hebben uit den stryd tusschen den schryver van „Van Dag tot Dag" in het Handelsblad en prof. Van Bees. Maar wy waren vyanden van het fanatisme der onthouders, van hun overdreven bewe ringen, van hun onverdraagzaamheid. Zoodra die verdwijnt, trekken wy te zamen op om ons volk vry te maken, dat het niet meer in den drank de vergetelheid behoeft te zoeken voor alle ellende thuis, voor alles, wat men ontberen moet." En verder schrijft hy nog: Die droppel, schadelyk of niet, doet er in hc-t geheel niet toe, naar geen van beide richtingen. H09 men er over denken moet, mag wetenschappelijk zeer interessant zijn, voor de praktyk kan het niemand iets schelen. Als de dokter tegen iemand zegt: ,Dit of dat moet ge latön, dat is voor u verkeerd," dan is het mogelijk, dat die bepaalde persoon or naar luistert, en waarschyniyk doet by dit, als hy min of meer ernstige klachten heeft. Maar tegen ieder in het algemeen te zeggen, dat hy iets laten moet, omdat het ongezond is, heeft nooit eenig effect gehad. Als men zich volmaakt wel gevoelt, bedankt men er voor zich ter wille van een theoretische beschouwing of een sta tistiek, een ger.ot te ontzeggen, dat dan toch zeker in het gewone, matige gebruik maar heel weinig kwaad kan. Ea dat is best te begrijpen. Wy doen dagelyks honderd dingen, die ons misschien schaden kunnen. Wy bunuen niet op een onbewoond eiland Daar do lucht gaan zitten kjjkeD, maar wy moeten voort in al de drukte en het gewoel van het dageljjksch leven, en wy kunnen toch niet vermyder, dat wij bier en daar eens een duw ferygen of een stoot. Wy moeten fri3ch blyven voor ons werk, en onze opgewektheid houden en ons goed bomeur, en als er daarom menschen zyn, die ter wille daarvan een kleine schadelijkheid aanvaarden, vertrouwend, dat het met dat to gronde richten nog wel niet zoo'n vaart zal loopeD, zie ik niet io, dat wy het recht hebben bon daarvan een groote giief to maken. Aan ditzelfde artikel ontleenen wy de vol gende bijzonderheden aan een tabel van dr. Haakma Tres'iog, uit Winschoten, opgenomen in het verslag van het voorlaatste gezond- heïdscon gr os: Het g9brnik van wyn ging in do laatste zes jaar in ons land achteruit (van 2.05 liter per jaar en per hoofd tot 1.90 liter). Dat. van bier neemt daarentegen toe. Het spiritusver- bruik blyfft over hot algemeen hetzelfde, 9 liter per hoofd. Maar in de meeste groote steden werd het gebruik minder. Amsterdam gaat voorop met een vermindering van byna 2'/2 liter in de Iaat6te 15 jaar; daarop volgen Leeuwardon, Utrecht en Rotterdam met ruim 2 liter, Den Haag met byna 2 liter, Arnhem met 1%, Den Bosch met ruim iy5,Haarlom met byna l'/2, Groningen met ruim 1 liter. Slechts in drie steden vermeerderde de con sumptie, in Zwolle, Middelburg en Assen, in de eerste het meest, met hter, en laatste waarschyniyk alleen door de vermeer dering van garnizo n. De Haagsche correspondent van de Zutfen- sclie Courant bespreekt te daling der koffiepryzen en acht deze te grooter ramp, omdat er weinig kans is, dat het in den eersten tyd beter zal worden. Onverwacht kwam trouwens die daliog niet. Mannen van het vak hadden reeds gozegd: Als de daling in de Santos-koffie doorgaat, dan zal ook de Java-koffie daarvan den terugslag moeten ondorvinden, want zóó groot is het'verschil in qualiteit niet, dat de handel by voort during voor Java-koffie 120 pet. meer zou willen betalen. En dat is uitgekomen. Het vorige jaar was de verhouJing 46 en 24. Thans is de Braziliaansche kofüe tot beneden 18 gedaald. In de laatste veiling kon zelfs geen 17J/a bedongen worden. Onder die om standigheid werd de verleiding groot, om ook hier te lande koffie uit Braziliö te laten komen en zo als Java koffie te verkoopen wat in den laatsten tyd op groote schaal schijnt te zyn geschied. Het natuuriyko ge volg moest zyn, dat ook ons artikel uit de Oost gedepreciëerd werd. Zeker, dat zal weer andtrs worden als de prys van het concur- reerende product weer omhoog gaat, maar daarvoor is de kans voorlcopig zeer gering. Do oogst in Brazilië i3 zóó overvloedig, dat men daar nog lagere pryzen verwacht. In de eerste plaats is do daling natuurlyk een ramp voor de Indischs financiën, die nog altyd voor een deel op do kurk van de koffie dry ven, maar de ramp is te grooter, omdat ook de koffie cultuurmaatschappyen, die zich in den laatsten tyd zoo goed ontwikkelden, gevoelig zullen worden getroffen. Met de suikercultuur ging het reeds jaren slecht, maar de koffiecultuur was nog een lichtpunt. Is bet niet te vreezee, dat er oen débacle komt, als straks ook de koffieplanters met verlies zullen moeten werken? En zullen niet ook de kredietgevende Indische Bankinstellin gen, die toch in de laatste jaren geen beste zaken maakteo, van dit alles den terugslag ondervinden? O^er de nieuwe organisatie der christeiyL historischo of vry-anti-revolutionnaire party schryft het October nummer van Ons Tijdschrift (nog niet van hot program af- wetend) o. m. bet volgende: „Wat ons hoofdzaak dunkt in en voor deze party, en waarom ons hare opkomst verbiydt, is, dat zy, te oordeelen naar hen, die haar vormen, naar haar orgaan, naar al wat we van haar weten, bedoelt een Christelyke party te zyn, geen kerkeiyke. We zeiden reeds meer, dat juist dat kerkeiyke do beide andere Christelyke partyen, hetzy willen9 of onwil lens, sterk blyfe stempelen. En dit juiat maakt weer de Christenen tot een gedeeld leger. Dit is eeriyk beschouwd do waarheid. Wy moeten meer doen als 't R e v e i 1 deed, en we meenen te bespeuren, dat men dit hier wil Van marktgeschreeuw blyken de vry-anti- rovolulionnairen dusver afkeeiig. Dit pleit vcor hen." Zijn Lordschap. Uil het Engelsch van Warren Bell „Ik zeg n nu voor het laatst, Gerald, dat die zaak een einde moet nomen," zeide Lord Barchester, terwyi hy met zyn neef aan het dessert zat. „Welke zaak?" „Die zaak met Dabbs, go weet heel goed wat ik meeD, go begrijpt zelf toch heel goed, dat er geen greintje gezond verstand in is." Als eenig antwoord liet Gerald een soort onderaard3ch gebrom hooren en likte hy nydig de asch van zyn sigaar. „En al hadt ge getoond al hot verstand van de wereld te bezitten," ging Lord Bar chester opgewonden voort, „dan nog wil ik, dat die zaak uit is. Dabbs zelf is een ver achtelijke vent en de zoon van een veroor deelde en de dochter is acht jaar ouder dan gij en even onbeschaafd als leriyk. Maak u toch niet belachelijk! Op myn toestemming voor die verbintenis behoeft ge nooit te rekenen." „Dabbs kan niet helpen, dat by de zoon van een veroordeoldo is." „Neen, natuurlyk kan hy dat niet, maar dat neej.t nijts van hot feit weg. En ik wensch geen banden aan te knoopen met iemand, wiens vader gezeten heeft. Daarby is hy prat op zjjn gelj, dat hy met schapen koopen en verkoopea gewonnen heelt in Australië. Waar men al niet trotsch op isl Ik verzoek u dus nogmaals dringend, Gerald, die juffrouw hoe heet zo Cherry geloof ik, niot meer het hof te maken." Lord Barchestors erfgenaam was echter van een geheel ander oordeel. „En waarvan denkt u, dat ik myn schulden betalon moot?" „Dat zal er van afhangcD, hoeveel die bo dragen." „Nu, ruw berekend, denk ik zoo tusschen do twaalf en vyftien duizend." Lord Barchester stond op van zyn stoel en begon zwygend de kamer op en neer te loopen. Eindelyk zeide hy: „Ik wist volstrekt nitt, dat ge zooveel geld noodig hadt; met verwyten zal ik u nu echter niat lastig vallen. Oagetwyfeld hebt ge gemeend, dat ik veel ryker ben dan werkelijk het geval is. De waarheid ia echter, dat ik zelf alle mogelyke moeite heb om uit de handen van sommige lieden te blyven. Myn inkomsten bestaan byna geheel uit de opbreDgst der landerijen; ge kunt dus begrijpen, hoe wtinig dat tegen woordig geeft. E:i toch beloof ik u, de be- noodigde som te zullen verschaffen, als ge my wederkeerig uw woord geeft, een eiade te maken aan die Dabbs goschiedenis." De oudo edelman had zich nooit ten volle rekenschap gegeven van de zelfzucht van zyn neef. „Ddn zal ik tegen uw zin myn wil moeten doorzetten." Het liet hem koud of zyn oom zich tegen hot huwelijk verklaarde, hy was do eenige erfgenaam, dus moest het landgood toch aan hem komen. „Laat ik u nog eens waarschuwen, Gerald, bedenk wel wat ge doet. Al doze jaren heb ik do plaats van een vader by u vervuld, hoe kunt ge my nu zoo'n verdriet aandoen, door een vrouw te trouwen geheel tegen myn zin. Er zyn toch ryke meisjes genoeg van uw eigen stand en leeftyd, wat behoeft go dan af te dalon tot de dochter van dezen schapenkoning? Kom, denk er ten minste nog eens een week over na." „Laat my, om ODnoodige bssprekiagen te voorkomen, u medodeolen, dat ik reeds geën gageerd ben met miss Dabbs." „Gy wilt haar dus tegen myn uitdrukke* lyken wensch trouwen?" „Tk ben vast besloten, oom." „Ga dan uit myn oogen, laat u nooit meer hier zien. Zoolang ik leef, wil ik nhts meer met u te maken hebben 1" II. Geralds engagement werd publiek en alge- moen wenschte men hem geluk met de ryke bruid. Hy nam al die felicitaties maar erg koeltjes op en iaadde zyn vrienden, zoo spoe dig mogelyk. hetzelfde te doen. Den avond vóór den dag van het huwelijk overhandigde de oude Dabbs hem oen cheque van 18,000 pond sterling. „Maak nu maar schoon schip, beste jongen, en gebruik wat er over is voor do witte broodsweken," zeide de oude schapeakoop- man met het troteche gebaar van den echten parvenu. „En zyn Lordschap wil dus niets met my en Cherry te makon hebben?" vervolgde hy, „nu dan zal ik hem in eigen persoon eens op gaan zoeken. Want ik had toch graag, dat by morgen by de trouwplechtigheid was. Gaat ge mee?" „Dank u, liever niet," antwoordde Gerald en ging zyn laatsten vryen avond in zyn club doorbrengen. De millionnair liet zich aandienen by den ouden edelman, dien hy in eenzame groot heid by den wyn na het dessert vond. „Ik kom u hier zelf uitnoodigan, morgen by de plechtigheid togenwoordig te zyn," riep hy luide roods in de deur. „Tot myn spyt moet ik my dat genoegen ontzeggen," antwoordde zyn Lordschap styf. „Ik moet morgen by een dergeiyke vertooning verschynen, waarvoor ik myn woord reeds eenigen tyd geleden gegeven heb. Morgen trouwt een oud vriend van my." „Me dunkt, dat uw neef toch grooter rech ten heeft." „Veroorloof me dat zelf te beslissen, myn waarde heer." „En nu zeg ik, dat 't uit moet zyn," stoof eensklaps de schapenhandelaar op, met zyn roode hand op de tafel beukend. „Waarom wilt gy niet, dat myn dochter uw neef trouwt, zeg?" „Omdat ik een huwelijk met uw dochter, mynheer Dobbs, beschouw als ver beneden zyn stand. Zulke verbintenissen eindigen altyd ongelukkig; dat is een van m(jn redenen." Met een geduchten vloek schreeuwde Dobbs: „Als gy uw neef niet gonoeg zakgeld kunt geven, heeft hy gelyk, dat hy dat by oen ander tracht te krygen Lord Barchester stond bedaard op en trok aan de schel. Onmiddellyk verscheen een knecht. „Laat den heer Dobbs uit." „Oude, armoedige gek".... begon de ver bolgen millionnair te schelden, toen de lakei een eind er aan maakte, door hem te ver zoeken de kamer te verlaten, en daar hy nog andere bedienden in livrei zag, gaf Dóbbs al heel gauw aan die uitnoodiging gehoor. Heel rustig verliet hy het kasteel, alleen was hy thuis zóó ontzettend uit zyu humeur en balde hy zóó aanhoudend in zyn machtelooze woede de vuisten, dat men elkander tevergeefs vroeg wat hem toch was overkomen. III. Na de huwelyksvoltrekking verbaasde myn heer Dabbs de jongelui met de aangename mededeeling, dat hy van plan was hen op de huweiyksreis te vergezellen. „Het verveelt me hier al lang; van avond vertrekken we dus naar Australië, waar myn hart altyd weer heentrekt." Gerald en Cherry verzetten zich heftig tegen dit plan, doch zagen al heel gauw hun mach teloosheid in. Zy waren geheel afbankeiyk van den oudon millionnair en moesten hem dus wel gehoorzamen. Onder do reis gaf de oude heer zyn schoon zoon veel nuttige wenken omtrent schapen» fokken en verkoopen en Gerald was wel ge noodzaakt te doen alsof hy er naar luisterde. Een jaar later kwam de tyding, dat de oude Lord Barchester gestorven was. „Gy gaat nu zeker dadelijk terug naar Engeland, mylord?" vroeg Dabbs, Gerald met onverholen bewondering aanstarend. „Ik ga natuurlyk mede, de schapen kunnen tydelyk myn toezicht missen. Onderwyi kan ik met graven en hertogen converseeren." Maar Gerald wist hem te beduiden, dat 't veel verstandiger was, als hy met een boot later kwam, schoonpapa kon dan alles op het kasteel in] orde vinden. Zoodra de oude millionnair in Londen aan kwam, liet hy zich naar Barkley ryden. Dezelfde lakei, die hem den laatsten keer ver zocht had zich te verwijderen, deed hem open. „Is zyn Lordschap thuis? Ge behoeft niet zoo onbeschaamd te grinniken. Breng my onmiddellijk by Lord Barchester". „Heel goed, als gy hem werkelijk zien wilt, zal ik u bij hem brengen, hy is op 't oogen- blik nog in de kinderkamer." De man ging Dabbs voor, breede gangen door en portalen over. Eindelijk bleef hy voor een deur staan en die openwerpend zeide by Zyn Lordschap, mynheerI" Dabbs zag een kind op den schoot der kindermeid. „Over een maand kuDt ge vertrekken, onbe schaamde vlegel!" riep Dabbs woedend: „dat zal ik u leeren met my geen gekheid te maken. Ik vraag u nogmaals, waar ia zijn Lordschap „Dit i3 Lord Barchester, mynheer." „Wat meent gy bulderde Dabbs. „De vorige Lord Barchester trouwde op den zelfden dag, dat zyn neef uw dochter huwde,1 verklaarde de man op kal men toon: „De kleine Lord is nu juist zes maandeü, myuheer." „Dus is myn dochter geen Lady Barchester l" „Nood, mynheer, dat valt tegen," antwoordde de knecht onbeschaamd. „Waar is myn schoonzoon „Terug naar Australië." „Dan zal ik ook maar gaan." De knecht sloot de deur en leidde den ouden millionnair naar beneden en de deur uit» SCHAAKRUBRIEK. - Maandag 29 November 1897. Redactie: L. S.-V. „Morphy". Adres: «F. F. ESSEB, ftrierawe Ryn 106, Leiden*' Schaaknieuws. Dinsdag 23 November, werd het Leidsche Studenten Schaakgezelschap „A. 1. a. p. i. n." (Amici ludamus ac pugnemus inter nos Laat ons al3 vrienden onder elkaar spelen en stryden) opgericht. Het ledental neemt steeds toe en naar we hopen en gelooven zal deze vereenlging wel een goede toekomst te gemoet gaan, daar er onder de studenten enkele werkelyk goede spelers z(jn. Moge er onder alle Leidsche schaakverenigingen een nauw& vriendschapsband ontstaaD, zoodat zy te zamen iets prestoeren voor Leiden. 11 December wordt in Den Haag door de naaml. venn. „Sportterrein" esn schaak- voorstelling met levende figuren en den volgenden dag een kleine wedstryd op één dag gearrangeerd. De match Janowski-Walbradt werd, nadat de afgesproken zes partyon met gelyk resul taat voor beide spelers geëindigd waren, met 3 partyen verlengd. Hiervan won Janowsk de beide eerste, zeodat hy overwinnaar is. Schaakpartij No. 49, gespeeld iu het Frankfarter Meistcrturnier 1887. Engeleche Party. 3. Alopin. Harmonist, Wil. Zwart. ed 1 cS P f 3 2 PcS c 3 3 de Dad d fS L b 5 5 P g e 7 e d 5 6 D d 5: 0 0 7 L e 6 dd 8 e d d cdd: 9 O 1 0 1 O Zeer gewaagd. P c 3 10 D f 5 Boter schijnt D h 5 te zyn L e 3 11 g5 Hhrdcor wordt een tegen aanval ingeleid enLg7 voor bereid. Deze tegenaanval is echter ontijdig. Zwart moest liever zijn koningsstelling verzekeren. Tfcl 12 h 5 b 4 13 hd Pel ld gd Ld 3 15 Dh5 b 5 16 PbS Da7: 17 Lh6 Zwart kan zieh niet meer genoegzaam verdedigen. Pad 18 Dezo zet legt duidelijk de zwakte van zwart's stelling bloot. P b 6 -f- D b 6 b c 6 T abl 18 19 20 21 22 T d 6 Tb6: c6 P e c 6 D f 7 Om b7 te dekken. La 6 23 Nu gaf zwart terecht do onhoudbare partij op. Correspondentie. J. v. B. Onze dank voor uw bijdrage. Wü zullen spoedig onderzoo- ken of da party geschikt is voor deze rubriek. Probleem No. 50 van dr. H. v. Zwart. Gottschoff, te Görlitz. Oplossingen in te zenden by J. J, Colpa, L3ngo Mare 18, vódr Zaterdag Oplossing Probleem No. d9. Del KxP Dhl^ K c 6 P e 7 rp TXP Tb5:p T dun P e 7 q: T anders P f 6 anders DxTp Goede opl. No. dS ontvangen van: Leiden: J. J. De Casparis, G. H. Key, J. v. Bevtren, R. Paulides, W.' Ridderhof, P. W. Gerstel, jhr. Strick v. Linschoten. Warmond: J. T. Kouwenhaven.' Deventer: A. V. Eelde, G. W. Kloosterboer. N y k e r kW. T. Enderle. Mat in 3 zetten. No. d7 is nog goed opgelost door: Leidon: J. v. Beveren, M.v.Beva ren Jzn.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1897 | | pagina 6