N°. 11575 Doiiderdag 18 November. A0. 1897 Courant wordt, dagelijks, met uitzondering van (gpn- en feestdagen, uitgegeven» i>iL Hommer bestaat uit TWEE Bladen. Eerste Blad. Leiden, 17 November. Feuilleton. Moeder ea Dochter. LEIDSCH DA&BLAD. PRLJS DEZER COUBANTi Voc? Leiden per 3 maanden- 1.10* Franco per postIA0. Afzonderlijke Nommers 0.06. PRIJS DEB ADVEBTENTIËN: Van 1-6 regels f 1.06. Iedere regel meer f 0.17J. - Grootere letters naar plaatsruimte, wordt f 0.05 berekend. Yopr het incasseereD buiten de stad Do Leidsehe havengelden en de Kroon. ifa de gemeenteraadszitting van 14 Juli j. 1. word in behandeling genomen het voorstel van B. en Ws. van 7 Juli te voren tot wijziging van art. 5 van het besluit op do heffing van havengelden. By dut rapport werd modedeeling gedaan van een schrijven van de Gedeputeerde Staten van 6 15 April, strekkende iQ ant woord op de missive van B. en Ws. van 22 Februari te voren, waarin modedeeling was goiaan van hetgeen ia de Raadsver gadering van 11 Februari te voren met ge sloten deuren was besloten in zake de by Gedeputeerde Statm bestaande bezwaren tegen het Ra.dsbesluit van 30 Juli 1896. Tevens word daarbij voorgesteld art. 5 van hetheffings- besluit zoodanig te wijzigen, dat daarbij aan de bezwaren van Gedeputeerde Staten werd te gemoet gekomen, met uitzondering van het bezwaar, gegrond op de heffing van haven geld van in den Rijn beoosten de Schrijvers- brug vertoevende of verblijvende vaartuigen. In do aangehaalde Raadszitting van 14 Juli j. 1. werd ce door B. en Ws. voorgestelde wijziging aangenomen en tevens besloten, vermits de heffing van havengeld by Kon. Besluit van 4 December 1894 was verleend tot en met 31 December 1897, by de aan vrage om goedkeuring van het gewyzigd bosluit aan de Regeering te verzoeken die goedkeuring te verleenen tot en met uit. December 1900. Yan dit besluit ie, m6t overlegging van alle betrekkelijke stukken, aan de Gedeputeerde Staten mededeelmg gedaan by schryven van B. en Ws. van 19 Juli jl. B. en Wa. ontvingen daarop, onder dag teekening van 1/10 November jl., een missive van Ged. St..teo, waarby werd toegezonden een uittreksel uit de missive van den Minister van Binnenlandsche Zaken dd. 14 October jl, onder mededeeling, dat, indien de Raad mocht volharden by zyn meening, dat de vrystelling niet verleend zal worden voor vaartuigen, die vertoeven of verblijven beoosten de Schry vers- brug, welk gedeelte, naar de meening van Godeputoerde Staten, by de provincie in be heer en onderhoud is gebleven, het geschil omtrent beheer en onderhoud van dat gedeelte van den Ryn, krachtens art. 148 der Pro7in ciale Wet, aan de beslissing der Kroon zal moeten onderworpen worden. Het toegezonden uittreksel uit de boven aangehaalde missive van den Minister van Binnenlandsche Zaken luidt als volgt: „Du bestaande he.'fing van havengeld is goedgekeurd tot 1 Januari a. s., zoodat goed keuring der thans voorgedragen wijzigingen slechts zoude kunnen werken tot dat tycstip. Wenscht de gemeente, zooals uit den brief van Burgemeester en Wethouders van 19 Juli 1897 blykt, een voortzetting der heffing na het einde van 1897, dan behoort een nieuw vastgestelde verordening met volledige opgaaf omtrent ontvangsten en uitgaven vóór dat tijdstip ter beoordeeliDg te worden aangeboden. In verband hiermede ware den Raad intrek king van zfin besluit van 14 Juli 1897 in overweging te geven." Wat de medodeeling van Gedep. Staten betreft omtrent het geschil over de vraag of het hier bedoelde gedeelte van den Ryn be oosten de Schry versbrug ook na de grens- uitbreiding in beheer en onderhoud by de provincie is gebleven, blyven B. en Ws. van oordeel, op de gronden, aangevoerd in hun rapport van 7 Juli j.l., dat zulks niet het geval is, zoodat, wanneer de gemeenteraad deze zienswijze deelt, het geschil, zooals God. Staten opmerken, aan de beslissing van de Kroon zal moeten worden onderworpen. Intusachen zal thans tot de vaststelliug van eon nieuw besluit op de heffing van haven gelden moeten worden overgegaan en bestaat er geen bezwaar, overeenkomstig het verlan gen van den Minister van Binnenlandsche Zaken, het Raadsbesluit van 14 Juli in te trekken, voor zoover het betrekkiüg had op het tydperk tot uit. December 1897. De toen vastgestelde redactie van art. 5 litt d kan echter onveranderd worden aangtnomen in het opnieuw vast te stellen Raadsbesluit. By die redactie toch wordt de heffing voor de in gemoente wateren vertoevende of ver- blyvende vaartuigen en houtvlotten beperkt tot de wateren, by de gemeente in beheer en onderhoud. Mocht alzoo worden uitgemaakt, dat het binnen het territoir der gemeente gelegen gedeelte van den Ryn beoosten de Schry versbrug niet in beheer en onderhoud is by de gemeente, maar by de provincie, dan zal in dat gedeelte van den Ryn, evenmin als in de Nieuwe Vaart (Haagsche Trek vliet), buiten de oude grens der gemtente, geen havengeld woruen geheven van aldaar ver- toovende of verbiyvende vaartuigen en hout vlotten. B. en Ws. geven den gemeenteraad alzoo in overweging: lo. Hun te machtigen aan de Gedeputeerde Staten te kennen te geven, dat de Gemeente raad bereid is het geschil met de provincie Zuid-Holland omtrent het beheer en onder houd van het binnen hot territoir der ge meente Leiden gelegen gedeelte van den Ryn beoosten de Schry versbrug krachtens art. 148 der Provinciale Wöt aan de beslissing van de Kroon te onderwerpen; 2o. te besluiten tot intrekking van het Raadsbesluit van 14 Juli jl., houdende wijzi ging van art. 5 van het Raadsbesluit van 27 September 1894 voor het heffen van haven gelden voor vaartuigen en houtvlotten, die de gemeentewateren in Leiden binnenkomen, voor zoover bet betrekking heelt op hottyd* vak tot uit. December 1897; 3o. vast te stellen het ingediende besluit voor het heffen van havengelden voor vaar tuigen i.n houtvlotten, die de gemeentewateren in Leiden binnenkomen. De tentoonstelling van etsen, teekeniogen, enz. van de Haarlemsche schilders is heden- namiddag te vier uren gesloten. Over een paar dagen wordt er in de Lakenhal een expositie geopend van Japansche kunst, De inspecteur van het militair onderwijs, generaal-majoor Borel, zal morgenochtend per trein van 9 u. 49 m. alhier aankomen tot het bywonen vaa de lessen van het 1ste en 2de studiejaar van den cursus by het 4de regi ment infanterie. De kolonels jhr. H. Laman Trip, van het reg. gren. en jagers, W. G. F. Snyders, van het 1ste reg., en G. L. Langgutb, van het 4do reg. inf., worden met Januari e.k. bevorderd tot generaal-majoor en belast met het bevel over eene divisie. Beroepen is tot predikant by de Ned.- Herv. Gem. te 's Hser-Hendrikskinderon c. a. do heer H. J. F. Keers, cand. te Hazerawoude. Bedankt is voor het beroep naar Kuilenburg door ds. G. A. Lolcama, te Boskoop; voor dat naar Woubrugge door ds. M. A. VanRhyn, te Wateringen. In de zitting der Tweede Kamer van gisternamiddag waarschuwde de heer Bahl- mann Vooral tegen stelselverandering op Atjeh, waar wy thans vooruitgaan. Yoor hem is het optreden van den heer Cremer geruststellend, mits geen halve maatregelen worden toegepast. Hervormend is de minister z. i. niet. Ruimere inkomsten zijn te verkrygen uit verbetering der koffiecultuur. Dj heeren Van Kamebeek en Pyttersen verwachten van eon enquête geenszins de pacificatie van Atjeh, Laatstgenoemde steunt het streven naar bezuiniging op de weelderige Indische huishou ding.—Beden voortzetting der beraadslagingen. De Haagsche gemeenteraad benoemde gisteren tot onderwyzer 4de kl. G. Bos, to Hilversum, tot onderwyzer 1ste kl. B. J. Te Kiefte, te Amsterdam. Geruimen tyd werd van gedachten gewisseld over het verzoek van den eervol ontslagen commissaris van politie te Scheveningen, den heer L. G. Vemée, om herziening, d. w. z. verhooging van het hem toegekend pensioen. De heeren Yan Kempen, Van Wassenaer en Polak Daniels waren van oordeel, dat onderzocht kon worden of 's heeren Vernée'B ongeschiktheid inderdaad ontslaan was in en door den dienst, hetgeen hem uitzicht sou openen op hoogcr pensioen. Daarentegen waren met den voorzitter de heeren Pape en Mouton van oordeel, dat geheel overeenkomstig de pensioen-verordening was gehandeld; dat de heer Vemée geen andere aanspraken kon doen gelden en dat een nader praeadvie3 van Burg. en Weths. geen ver andering kon brengen in de positie van desen ambtenaar, wien woorden van waardeering niet werden onthouden. Een voorstel van den heer Van Wassenaer, om Burg. on Weths. een nader praeadvieste verzoeken, werd verworpen met 24 tegen 6 stemmen, en het adres gesteld in handen van Burg. en Weths. ter afdoening. Uit Delft meldt men ons: De heer F. Wibaufc presideerde gisteravond een vergade ring io het gebouw „De Gemeenschap" alhier, waaria namens het Comité van Socialisten, behalve uit dezen nog bestaande uit mr. P. J. Troelstra en H. Van Kol, als spreker optrad de heer Enrico Ferri, „Professeur de droit" aan de universiteit te Rome. Op boeiende wyze en met groot redenaarstalent schetste de spreker „den mensch van het jaar 2000." In korte trekken gaf de heer Ferri de ge schiedenis van het socialisme, waarna werd stilgestaan by wat bekende sociologen reeds over een toekomstigen socialistischen staat hebben geschreven. Nadat deze herhaaldeiyk door applaus onderbroken rede was uitge sproken, maakten eenigen der aanwezigen, van wie het meerendeel uit studenten bestond, gebruik van de gelegenheid om vragen te stellen, en op even welsprekende wyze gaf de heer Ferri zyne meening omtrent het bevolkiugavraag8tuk, het militairisme en den toestand van de kunst in den toekomststaat, zooals by zich dezen voorstelde. Tot aan de sluiting der byeenkomst door c'en heer Wibaut, die namens de aanwezigen een woord van dank bracht aan den heer Ferri, toonde het auditorium de grootste aandacht. De „Sts.-Ct." bevat heden den tekst van de verdragen tot wederkeerige uitlevering van misdadigers, welke te Beriyn op 31 December 1896 en 21 September 1897 tusschen Neder land en het Duitsche Ryk zyn gesloten, en waarvan de uitwisseling der akteQ van be krachtiging mede te Beriyn den 23sten October 1897 heeft plaats gebad, Deze verdragen, waarvan het tweede alleen het onder Duitsche bescherming staande ge bied goldt, treden drie maanden na de uit werking der akten van ratificatie iu werking. Het bestuur der Noord- en Zuid-Neckr- landsche Opera-Vereeniging deelt ons mede, dat de voorstellingen voorloopig zyn gestaakt, aangezien de leden van het orkest en het koor by overgroote meerderheid geweigerd hebben genoegen te nemen met het voorstel van het bestuur, om met de betaling der laatste halve maand tot 22 November te wachten. Uit 's-Gravenhage meldt men, dat (in het a. 8. voorjaar) aldaar twee commission zullen benoemd worden, om te examinoeren voor de hulpakte, en zulks met het oog op het groot aantal candidaten. In den ouderdom van 63 jaren overleed te 's-Gravenhage de heer J. H. Hingman, Rykschartermeo8ter, in welk ambt en in vorige betrekkingen aan het Ryksarchief hy den lande on het archiefwezen groote diensten heeft bewezen. In zyn 42-jarige loopbaan voor een paar jaron vierde hy onder algemeene deelneming, vooral uit wetenschappeiyke kringen, zyn 40 jarig ambtsfeest heeft de heer Hingman door groote werkkracht uit geblonken. De „N. R. C." van heden schryft het volgende „By de eerste voordracht op het klavier, door mevrouw Roger Miclos te Rotterdam gegeven, waren, zooals we vernamen, 25 per sonen opgekomen. De uitvoeriog van Toon kunst moest toen wel ongunstigen invloed op het bezoek hebben. Gisteravond, ter tweede soiróe, torwyl Toonkunst geen verhindering kon zyn, telden w(j nauweiyks 50 menscben. Vandaag keert de artiste naar Parijs terug, rnet de herinnering aan halfleege zalen te Amsterdam en te 's-Gravenhage, aan den voor een twaalfde deel gevulden Tivoli-schouwburg te Rotterdam. Deze resultaten van een tournée in ons land zyn voor mevrouw-Roger—Miclos zeker onaangenaam, maar ze pleiten volstrekt niet tegen de kunstenares; zy deelt dit lot met andere artisten en virtuozen uit den vreemde, die, hoewel geen onbekenden meer, nóg zekere koele onverschilligheid ontmoeten; ja, met de eerste muzikale talenten van ons land, wier concerten wegens te weinig be langstelling worden afgelast. Pregl had overal een klein auditorium, het Brusselsch Octet brak zyn reis teleurgesteld af, en meer andere bewyzen zouden er te geven zjjn, dat bet publiek nu en dan toont van concerten, buiten onze eigen uitvoeringen, geno9g te hebben. Bestormd door aankondigingen en lastig gevallen met reclames van allerlei aard, krygt het nu en dan een onverwinJyken lusi om met onwrikbare beslistheid „neen" te zeggen tot impresarii en concertagonten." Uit het bovenstaande ziet men, dat Loiden dus op dit gebied niet alleen staat. By de gisteren door den Intendant in de Nieuwe Hollandsche waterlinie gehouden aanbesteding voor de leveriDg van runderen ten behoeve van de militaire slachterij en van aardappelen, zout en reuzel, ten behoeve van de soldaten-menages te Utrecht, waren inge komen 12 inschryvingsbiljetten. Ingeschreven was o. a. voor runderen pei kilogram door H. A.J Herschel te Utrecht, tegen 53*/,0 ets.; L. Pinto te "Winschoten, tegen 548/10 ets.G. W. Zandvoort te Leiden, togen 55 ets.de firma I. B. Zeehandelaar te Amsterdam, tegen 55T/l0 ets.; en A. L. Van Eyck te Utrecht, tegen 558/I0 ets.voor aard appelen per hectoliter door M. De Groot te Utrecht, tegen f 2.93, D. Van dor Grift te Utrecht, tegen f 3.05, T. Wouteraen te Utrecht, tjgen f 3.06, en J. Keur te Utrecht tegen f 3.11. De lste luit. O. A. Van Tricht, van het 7de reg. inf. te Naarden, heeft detacheering aangevraagd by het Oost-Indische leger. De hoogleeraar dr. H. J. Van Ankum vierde gisteren zyn 25 jarige ambtsvervulling aan de Rijks-universiteit te Gioningen. Hy behaalde aldaar den titel van doctor in do wis- en natuurkunde, 12 Sept. 1870 op een disser tatie, getiteld„Inlandsche sociale wespen." Deze is een eerste gedeelte van een omwer king eener in 1866 met goud bekroonde prys vraag, in 1865 door de faculteit der wi3- en natuurkunde uitgeschreven. Zy bevat aan het slot een dichterlyke ontboezeming van dr. J. Baart de la Faille. Gedurende ruim twee jaar was dr. H. J. Van Ankum leeraar aan de hoogere burgerschool te Rotterdam. Daar werkte hy o. a. mee tot oplichting der thans zoo bloeiende Dierkundige Vereoniging, die onlangs haar 25-jarig bestaan herdacht. In 1872 werd hy tot opvolger benoemd van pref. Ü2) „En zou hyzelf geen gevohl hebben fan de beleediging, die onze ontrouw hem aandoet?" „Hoe zou hy? Is hy niet ook volgens uw geloof een wezen, dat geheel en al een gees- teiyk i k is, slechts met zyn eigen volmaking bezig, slechts naar hGt licht toegekeerd, waarin het zich tracht te verheerlyken? Maar zeg mfi: Waarom bezwaart gy u met zulke ge dachten „Ze zyn nu eenmaal in my," sprak zy zacht, „on gy weet niet „Wat w«9t ik niet?" „Ach, het is niet te zeggen." VII. Ondanks den frisschen morgen en het lom mer der boomen, arbeiden de jonge mannen in het zweet huns aanacbyns aan de oude begraafplaats der heidensche Germanen. Zy hadden op Harders verzoek den hoogsten heuvel uitgekozen. De advocaat was de yve- rig8te en nieuwsgierigste; want Harder had btzoek van dames toegezegd, en hy merkte wel, wie bedoeld waren. „Nu?" vroeg hy heimelyk, „is uw bloed nog koel gebleven?" „Volkomen," verzekerde Harder. „Het doet my leed uw lQt niet te kunnen deelen." De advocaat stak een sigaar op. „Och!" zei hy glimlachend, „ik zou u die verovering van harte gunnen; myn kleine wonde ver toont sinds lang geen litteeken meer. Ik heb onlangs met iemand kennis gemaakt, weet g8....I" Hy legde den vinger op den mond, als wilde hy zichzelven het zwijgen opleggen. Daarby fonkelden zyn oogen. Emma had haar moeder overgehaald haar te vergezellen. Toen de dames aankwamen, was juist een der spaden op een steen ge- stooten. Emma wilde nu zelve meehelpeD, en men liet haar den wil. De steenan werden boven en aan don kant volkomen losgemaakt, zoodat zich nu een ruw bouwwerk vertoonde: op een vierkant van keisteenen lagen oanige groote, platte steenen als bedekking; van voren was een open ruimte gelaten, die wel een kleine deur van een gewelf scheen te zjjn. De heeren wentelden de deksteenen af. Do binnenste ruimte was verscheidene dui men hoog met wit zeezand gevuld geweest; nu bleek ze Rchier overal met de aarde dichtgeworpen, die door de breede voegen was binnengedrongen. Daarin stonden twee uroen van bruin gooi leem, de eene met, de andere zonder deksel. De groote viel by de eorste aanraking in kleine scherven; de andere bood, toen Emma ze behoedzaam er uit haalde, meer tegenstandalleen de rand brok kelde af. Zy schudde den inhoud, ascli en overbiyfselen van kolen, op een doek. Daarby viel er tot haar groote vreugde ook een fraai gevormde fibula (soort speld) van brons uit, gelyk die tot Lot bijeenhouden van het gewaad gebruikt werden. In hot zand vond men nog k het yzerwerk van een paardetoom, de spits eener lans, beide sterk door roest aangetast, een hoopje ruw bewerkte paarltn van barn steen, die waarschyniyk tot een snoer behoord hadden, en eenigo munten uit den lateren Romeinschen keizerstyd. Alle voorwerpen werden door de heeren zeer galant aan de jongo dame overhandigd, onder wier gelukkig gesternte de vondst gedaan was. Terwyi het kleine gezelschap zich met de ontcyfering van de moeilyk leesbare opschrif ten der munten onledig hield, hield Harder een nalezing in de asch, die uit de gebroken urn gevallen was, door ze met een puntig stokje te doorzoeken. Daarby bleef iets op de spits steken. Hy nam het er af, reinigde het van aarde en stak het, naar hy meende, on gemerkt by zich. Emma echter had hem gadegeslagen. Toen nu de asch uit den doek weer inhetsteonen omhulsel geschud, de steenen bedekking er op gewenteld en de aarde weer in de opening van den heuvel geworpen was, en hot kleine gezelschap den terugtocht aanvaardde, sloot zy zich by Harder aan, die met opzet een Weinig scheen achter to blijven, en knoopte een gesprek met hem aan. „Onze buit is zeer bevredigend," zeido zy. „De grafstede schynt voor een krijgsman gediend te hebben; het stuk yzer van den toom en de lanspunt wyzon daarop. Ook is de gevonden speld te groot om by een vrouwenkleed behoord te hebben." „Zeer juist," hernam hy, „maar de paarlen van barnsteen behoorden toch zeker by vrou- welyken opschik. Wij vonden immers ook twee urnen." „Maar in de tweede was niets dan asch. Of hebt gy een ontdekking gedaan? Ik be speurde, dat gy een klein voorwerp opraaptet en by u staakt." „Ik stond dus onder scherp toezicht. Nu, een verduistering was niet bedoeld, zooals ik durf verzekeren." „Och, hoe kunt gy zoo spreken Ieder heeft immers recht op hetgeen hy vindt. En zoo de heeren zoo vriendeiyk waren „Ik wilde echter ook iets te schenken heb- beD, en nog wel iets geheel byzonders. Waar voor behoeven de andoren het te weten?" „Gy maakt my nieuwsgierig." „In het steenen omhulsel daarvan ben ik overtuigd hebben de urnen van een man en eea vrouw gestaan. Ik veronderstel, dat die vrouw zyn vrouw was, en dat zy jong stierf. Hy richtte voor haar deze graf stede op en liet in het steenen gewelf plaats ▼oor zyn eigen overbiyfselen. Na zyn dood werd de heuvel geopend en zyn urn er by gezet." Emma zag hem verrast aan. „Waaruit wilt gy dat afleiden?" vroeg zy. „Uit de omstandigheid, dat de eerste urn brak. Zy was de oudste en reeds ééns aan den toegang der lucht blootgesteld geweest, misschien ook by het afnemen der deksteenen reeds beschadigd geworden." „D.tt laat zich hooren. Maar waarom zegt gy, dat de vrouw jong was, toen zy stierf? Weet gy niet soms ook al, dat zy schoon geweest is?" „Spot rnaarl Ik heb toch myn redenen. De man most zyn vrouw teeder bemind hebben, daar hy naast haar rusten wilde en een zoo 6ieriyken grafheuvel voor haar oprichtte. Waarom mogen wy niet aannemen, dat zy hem vroeg door den dood ontnomen was, als wy toch bezig zyn te dichten Doch ik maak nog een andere gevolgtrekking: jonge vrou wen houden van opscbik." „Ha, de parels van barnsteen I" „Die niet alleen! Ik meen te mogen ba- weren, dat de jonge vrouw een zeer kleine hand gehad heeft," hy wierp een blik zy- waarts „ik geloof, geen grootere hand dan gy, mejuffrouw." Emma verborg onwillekeurig heur hand in de plooien van haar kleed. „Dan ik? Hoe komt gy daaraan?" Hy greep in zyn zak. „Als ge my de proef neming wilt veroorloven I" Hy trad heel dicht op haar toe, snapte haar hand en schoof haar een ring aan den vinger, die een meer malen kronkelende slang voorstelde; do kronkelingen bestonden uit glad zilverdraad, alleen de kop en de staart waren massief. „Ziet gehet ringetje past uitstekend." Het jonge meisje werd bloedrood. De hand trilde; toch onttrok zy ze hem niet. „Een ring?" stamelde de ternauwernood geopende mond. 4Eq dien hebt gy in de asch gevonden en dien moet ik „Behouden, evenals al de andere dingen, voltooide hy, „misschien ook tot aandenken aan dezen dag dragentot aandenken aan de sehoone jonge vrouw, om wie zeker eens veel tranen vergoten zyn, die zy ver* dier de, en die bemind was als de beste en gelukkigste van haar geslacht." (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1897 | | pagina 1