N°. 11575
Doiiderdag 18 November.
A0. 1897
Courant wordt, dagelijks, met uitzondering
van (gpn- en feestdagen, uitgegeven»
i>iL Hommer bestaat uit TWEE
Bladen.
Eerste Blad.
Leiden, 17 November.
Feuilleton.
Moeder ea Dochter.
LEIDSCH
DA&BLAD.
PRLJS DEZER COUBANTi
Voc? Leiden per 3 maanden- 1.10*
Franco per postIA0.
Afzonderlijke Nommers 0.06.
PRIJS DEB ADVEBTENTIËN:
Van 1-6 regels f 1.06. Iedere regel meer f 0.17J. - Grootere
letters naar plaatsruimte,
wordt f 0.05 berekend.
Yopr het incasseereD buiten de stad
Do Leidsehe havengelden en de Kroon.
ifa de gemeenteraadszitting van 14 Juli j. 1.
word in behandeling genomen het voorstel
van B. en Ws. van 7 Juli te voren tot wijziging
van art. 5 van het besluit op do heffing van
havengelden. By dut rapport werd modedeeling
gedaan van een schrijven van de Gedeputeerde
Staten van 6 15 April, strekkende iQ ant
woord op de missive van B. en Ws. van
22 Februari te voren, waarin modedeeling
was goiaan van hetgeen ia de Raadsver
gadering van 11 Februari te voren met ge
sloten deuren was besloten in zake de by
Gedeputeerde Statm bestaande bezwaren tegen
het Ra.dsbesluit van 30 Juli 1896. Tevens
word daarbij voorgesteld art. 5 van hetheffings-
besluit zoodanig te wijzigen, dat daarbij aan
de bezwaren van Gedeputeerde Staten werd
te gemoet gekomen, met uitzondering van
het bezwaar, gegrond op de heffing van haven
geld van in den Rijn beoosten de Schrijvers-
brug vertoevende of verblijvende vaartuigen.
In do aangehaalde Raadszitting van 14 Juli
j. 1. werd ce door B. en Ws. voorgestelde
wijziging aangenomen en tevens besloten,
vermits de heffing van havengeld by Kon.
Besluit van 4 December 1894 was verleend
tot en met 31 December 1897, by de aan
vrage om goedkeuring van het gewyzigd
bosluit aan de Regeering te verzoeken die
goedkeuring te verleenen tot en met uit.
December 1900.
Yan dit besluit ie, m6t overlegging van alle
betrekkelijke stukken, aan de Gedeputeerde
Staten mededeelmg gedaan by schryven van
B. en Ws. van 19 Juli jl.
B. en Wa. ontvingen daarop, onder dag
teekening van 1/10 November jl., een missive
van Ged. St..teo, waarby werd toegezonden
een uittreksel uit de missive van den Minister
van Binnenlandsche Zaken dd. 14 October jl,
onder mededeeling, dat, indien de Raad mocht
volharden by zyn meening, dat de vrystelling
niet verleend zal worden voor vaartuigen, die
vertoeven of verblijven beoosten de Schry vers-
brug, welk gedeelte, naar de meening van
Godeputoerde Staten, by de provincie in be
heer en onderhoud is gebleven, het geschil
omtrent beheer en onderhoud van dat gedeelte
van den Ryn, krachtens art. 148 der Pro7in
ciale Wet, aan de beslissing der Kroon zal
moeten onderworpen worden.
Het toegezonden uittreksel uit de boven
aangehaalde missive van den Minister van
Binnenlandsche Zaken luidt als volgt:
„Du bestaande he.'fing van havengeld is
goedgekeurd tot 1 Januari a. s., zoodat goed
keuring der thans voorgedragen wijzigingen
slechts zoude kunnen werken tot dat tycstip.
Wenscht de gemeente, zooals uit den brief
van Burgemeester en Wethouders van 19 Juli
1897 blykt, een voortzetting der heffing na
het einde van 1897, dan behoort een nieuw
vastgestelde verordening met volledige opgaaf
omtrent ontvangsten en uitgaven vóór dat
tijdstip ter beoordeeliDg te worden aangeboden.
In verband hiermede ware den Raad intrek
king van zfin besluit van 14 Juli 1897 in
overweging te geven."
Wat de medodeeling van Gedep. Staten
betreft omtrent het geschil over de vraag of
het hier bedoelde gedeelte van den Ryn be
oosten de Schry versbrug ook na de grens-
uitbreiding in beheer en onderhoud by de
provincie is gebleven, blyven B. en Ws. van
oordeel, op de gronden, aangevoerd in hun
rapport van 7 Juli j.l., dat zulks niet het
geval is, zoodat, wanneer de gemeenteraad
deze zienswijze deelt, het geschil, zooals God.
Staten opmerken, aan de beslissing van de
Kroon zal moeten worden onderworpen.
Intusachen zal thans tot de vaststelliug van
eon nieuw besluit op de heffing van haven
gelden moeten worden overgegaan en bestaat
er geen bezwaar, overeenkomstig het verlan
gen van den Minister van Binnenlandsche
Zaken, het Raadsbesluit van 14 Juli in te
trekken, voor zoover het betrekkiüg had op
het tydperk tot uit. December 1897. De toen
vastgestelde redactie van art. 5 litt d kan
echter onveranderd worden aangtnomen in
het opnieuw vast te stellen Raadsbesluit.
By die redactie toch wordt de heffing voor
de in gemoente wateren vertoevende of ver-
blyvende vaartuigen en houtvlotten beperkt
tot de wateren, by de gemeente in beheer en
onderhoud. Mocht alzoo worden uitgemaakt,
dat het binnen het territoir der gemeente
gelegen gedeelte van den Ryn beoosten de
Schry versbrug niet in beheer en onderhoud is
by de gemeente, maar by de provincie, dan
zal in dat gedeelte van den Ryn, evenmin
als in de Nieuwe Vaart (Haagsche Trek vliet),
buiten de oude grens der gemtente, geen
havengeld woruen geheven van aldaar ver-
toovende of verbiyvende vaartuigen en hout
vlotten.
B. en Ws. geven den gemeenteraad alzoo
in overweging:
lo. Hun te machtigen aan de Gedeputeerde
Staten te kennen te geven, dat de Gemeente
raad bereid is het geschil met de provincie
Zuid-Holland omtrent het beheer en onder
houd van het binnen hot territoir der ge
meente Leiden gelegen gedeelte van den Ryn
beoosten de Schry versbrug krachtens art.
148 der Provinciale Wöt aan de beslissing
van de Kroon te onderwerpen;
2o. te besluiten tot intrekking van het
Raadsbesluit van 14 Juli jl., houdende wijzi
ging van art. 5 van het Raadsbesluit van
27 September 1894 voor het heffen van haven
gelden voor vaartuigen en houtvlotten, die
de gemeentewateren in Leiden binnenkomen,
voor zoover bet betrekking heelt op hottyd*
vak tot uit. December 1897;
3o. vast te stellen het ingediende besluit
voor het heffen van havengelden voor vaar
tuigen i.n houtvlotten, die de gemeentewateren
in Leiden binnenkomen.
De tentoonstelling van etsen, teekeniogen,
enz. van de Haarlemsche schilders is heden-
namiddag te vier uren gesloten. Over een
paar dagen wordt er in de Lakenhal een
expositie geopend van Japansche kunst,
De inspecteur van het militair onderwijs,
generaal-majoor Borel, zal morgenochtend per
trein van 9 u. 49 m. alhier aankomen tot het
bywonen vaa de lessen van het 1ste en 2de
studiejaar van den cursus by het 4de regi
ment infanterie.
De kolonels jhr. H. Laman Trip, van
het reg. gren. en jagers, W. G. F. Snyders,
van het 1ste reg., en G. L. Langgutb, van
het 4do reg. inf., worden met Januari e.k.
bevorderd tot generaal-majoor en belast met
het bevel over eene divisie.
Beroepen is tot predikant by de Ned.-
Herv. Gem. te 's Hser-Hendrikskinderon c. a.
do heer H. J. F. Keers, cand. te Hazerawoude.
Bedankt is voor het beroep naar Kuilenburg
door ds. G. A. Lolcama, te Boskoop; voor
dat naar Woubrugge door ds. M. A. VanRhyn,
te Wateringen.
In de zitting der Tweede Kamer van
gisternamiddag waarschuwde de heer Bahl-
mann Vooral tegen stelselverandering op Atjeh,
waar wy thans vooruitgaan. Yoor hem is het
optreden van den heer Cremer geruststellend,
mits geen halve maatregelen worden toegepast.
Hervormend is de minister z. i. niet. Ruimere
inkomsten zijn te verkrygen uit verbetering
der koffiecultuur.
Dj heeren Van Kamebeek en Pyttersen
verwachten van eon enquête geenszins de
pacificatie van Atjeh,
Laatstgenoemde steunt het streven naar
bezuiniging op de weelderige Indische huishou
ding.—Beden voortzetting der beraadslagingen.
De Haagsche gemeenteraad benoemde
gisteren tot onderwyzer 4de kl. G. Bos, to
Hilversum, tot onderwyzer 1ste kl. B. J. Te
Kiefte, te Amsterdam.
Geruimen tyd werd van gedachten gewisseld
over het verzoek van den eervol ontslagen
commissaris van politie te Scheveningen, den
heer L. G. Vemée, om herziening, d. w. z.
verhooging van het hem toegekend pensioen.
De heeren Yan Kempen, Van Wassenaer
en Polak Daniels waren van oordeel, dat
onderzocht kon worden of 's heeren Vernée'B
ongeschiktheid inderdaad ontslaan was in en
door den dienst, hetgeen hem uitzicht sou
openen op hoogcr pensioen.
Daarentegen waren met den voorzitter de
heeren Pape en Mouton van oordeel, dat geheel
overeenkomstig de pensioen-verordening was
gehandeld; dat de heer Vemée geen andere
aanspraken kon doen gelden en dat een nader
praeadvie3 van Burg. en Weths. geen ver
andering kon brengen in de positie van desen
ambtenaar, wien woorden van waardeering
niet werden onthouden.
Een voorstel van den heer Van Wassenaer,
om Burg. on Weths. een nader praeadvieste
verzoeken, werd verworpen met 24 tegen 6
stemmen, en het adres gesteld in handen van
Burg. en Weths. ter afdoening.
Uit Delft meldt men ons: De heer F.
Wibaufc presideerde gisteravond een vergade
ring io het gebouw „De Gemeenschap" alhier,
waaria namens het Comité van Socialisten,
behalve uit dezen nog bestaande uit mr. P.
J. Troelstra en H. Van Kol, als spreker optrad
de heer Enrico Ferri, „Professeur de droit"
aan de universiteit te Rome. Op boeiende
wyze en met groot redenaarstalent schetste
de spreker „den mensch van het jaar 2000."
In korte trekken gaf de heer Ferri de ge
schiedenis van het socialisme, waarna werd
stilgestaan by wat bekende sociologen reeds
over een toekomstigen socialistischen staat
hebben geschreven. Nadat deze herhaaldeiyk
door applaus onderbroken rede was uitge
sproken, maakten eenigen der aanwezigen,
van wie het meerendeel uit studenten bestond,
gebruik van de gelegenheid om vragen te
stellen, en op even welsprekende wyze gaf
de heer Ferri zyne meening omtrent het
bevolkiugavraag8tuk, het militairisme en den
toestand van de kunst in den toekomststaat,
zooals by zich dezen voorstelde.
Tot aan de sluiting der byeenkomst door
c'en heer Wibaut, die namens de aanwezigen
een woord van dank bracht aan den heer
Ferri, toonde het auditorium de grootste
aandacht.
De „Sts.-Ct." bevat heden den tekst van
de verdragen tot wederkeerige uitlevering van
misdadigers, welke te Beriyn op 31 December
1896 en 21 September 1897 tusschen Neder
land en het Duitsche Ryk zyn gesloten, en
waarvan de uitwisseling der akteQ van be
krachtiging mede te Beriyn den 23sten October
1897 heeft plaats gebad,
Deze verdragen, waarvan het tweede alleen
het onder Duitsche bescherming staande ge
bied goldt, treden drie maanden na de uit
werking der akten van ratificatie iu werking.
Het bestuur der Noord- en Zuid-Neckr-
landsche Opera-Vereeniging deelt ons mede,
dat de voorstellingen voorloopig zyn gestaakt,
aangezien de leden van het orkest en het koor
by overgroote meerderheid geweigerd hebben
genoegen te nemen met het voorstel van het
bestuur, om met de betaling der laatste halve
maand tot 22 November te wachten.
Uit 's-Gravenhage meldt men, dat (in
het a. 8. voorjaar) aldaar twee commission
zullen benoemd worden, om te examinoeren
voor de hulpakte, en zulks met het oog op
het groot aantal candidaten.
In den ouderdom van 63 jaren overleed
te 's-Gravenhage de heer J. H. Hingman,
Rykschartermeo8ter, in welk ambt en in vorige
betrekkingen aan het Ryksarchief hy den
lande on het archiefwezen groote diensten
heeft bewezen. In zyn 42-jarige loopbaan
voor een paar jaron vierde hy onder algemeene
deelneming, vooral uit wetenschappeiyke
kringen, zyn 40 jarig ambtsfeest heeft de
heer Hingman door groote werkkracht uit
geblonken.
De „N. R. C." van heden schryft het
volgende
„By de eerste voordracht op het klavier,
door mevrouw Roger Miclos te Rotterdam
gegeven, waren, zooals we vernamen, 25 per
sonen opgekomen. De uitvoeriog van Toon
kunst moest toen wel ongunstigen invloed op
het bezoek hebben. Gisteravond, ter tweede
soiróe, torwyl Toonkunst geen verhindering
kon zyn, telden w(j nauweiyks 50 menscben.
Vandaag keert de artiste naar Parijs terug,
rnet de herinnering aan halfleege zalen te
Amsterdam en te 's-Gravenhage, aan den voor
een twaalfde deel gevulden Tivoli-schouwburg
te Rotterdam. Deze resultaten van een tournée
in ons land zyn voor mevrouw-Roger—Miclos
zeker onaangenaam, maar ze pleiten volstrekt
niet tegen de kunstenares; zy deelt dit lot
met andere artisten en virtuozen uit den
vreemde, die, hoewel geen onbekenden meer,
nóg zekere koele onverschilligheid ontmoeten;
ja, met de eerste muzikale talenten van ons
land, wier concerten wegens te weinig be
langstelling worden afgelast. Pregl had overal
een klein auditorium, het Brusselsch Octet
brak zyn reis teleurgesteld af, en meer
andere bewyzen zouden er te geven zjjn, dat
bet publiek nu en dan toont van concerten,
buiten onze eigen uitvoeringen, geno9g te
hebben. Bestormd door aankondigingen en
lastig gevallen met reclames van allerlei aard,
krygt het nu en dan een onverwinJyken lusi
om met onwrikbare beslistheid „neen" te
zeggen tot impresarii en concertagonten."
Uit het bovenstaande ziet men, dat Loiden
dus op dit gebied niet alleen staat.
By de gisteren door den Intendant in
de Nieuwe Hollandsche waterlinie gehouden
aanbesteding voor de leveriDg van runderen
ten behoeve van de militaire slachterij en van
aardappelen, zout en reuzel, ten behoeve van
de soldaten-menages te Utrecht, waren inge
komen 12 inschryvingsbiljetten.
Ingeschreven was o. a. voor runderen pei
kilogram door H. A.J Herschel te Utrecht,
tegen 53*/,0 ets.; L. Pinto te "Winschoten,
tegen 548/10 ets.G. W. Zandvoort te Leiden,
togen 55 ets.de firma I. B. Zeehandelaar te
Amsterdam, tegen 55T/l0 ets.; en A. L. Van
Eyck te Utrecht, tegen 558/I0 ets.voor aard
appelen per hectoliter door M. De Groot te
Utrecht, tegen f 2.93, D. Van dor Grift te
Utrecht, tegen f 3.05, T. Wouteraen te Utrecht,
tjgen f 3.06, en J. Keur te Utrecht tegen f 3.11.
De lste luit. O. A. Van Tricht, van het
7de reg. inf. te Naarden, heeft detacheering
aangevraagd by het Oost-Indische leger.
De hoogleeraar dr. H. J. Van Ankum
vierde gisteren zyn 25 jarige ambtsvervulling
aan de Rijks-universiteit te Gioningen. Hy
behaalde aldaar den titel van doctor in do wis-
en natuurkunde, 12 Sept. 1870 op een disser
tatie, getiteld„Inlandsche sociale wespen."
Deze is een eerste gedeelte van een omwer
king eener in 1866 met goud bekroonde prys
vraag, in 1865 door de faculteit der wi3- en
natuurkunde uitgeschreven. Zy bevat aan
het slot een dichterlyke ontboezeming van
dr. J. Baart de la Faille. Gedurende ruim twee
jaar was dr. H. J. Van Ankum leeraar aan
de hoogere burgerschool te Rotterdam. Daar
werkte hy o. a. mee tot oplichting der thans
zoo bloeiende Dierkundige Vereoniging, die
onlangs haar 25-jarig bestaan herdacht. In
1872 werd hy tot opvolger benoemd van pref.
Ü2)
„En zou hyzelf geen gevohl hebben
fan de beleediging, die onze ontrouw hem
aandoet?"
„Hoe zou hy? Is hy niet ook volgens uw
geloof een wezen, dat geheel en al een gees-
teiyk i k is, slechts met zyn eigen volmaking
bezig, slechts naar hGt licht toegekeerd, waarin
het zich tracht te verheerlyken? Maar zeg
mfi: Waarom bezwaart gy u met zulke ge
dachten
„Ze zyn nu eenmaal in my," sprak zy zacht,
„on gy weet niet
„Wat w«9t ik niet?"
„Ach, het is niet te zeggen."
VII.
Ondanks den frisschen morgen en het lom
mer der boomen, arbeiden de jonge mannen
in het zweet huns aanacbyns aan de oude
begraafplaats der heidensche Germanen. Zy
hadden op Harders verzoek den hoogsten
heuvel uitgekozen. De advocaat was de yve-
rig8te en nieuwsgierigste; want Harder had
btzoek van dames toegezegd, en hy merkte
wel, wie bedoeld waren. „Nu?" vroeg hy
heimelyk, „is uw bloed nog koel gebleven?"
„Volkomen," verzekerde Harder. „Het doet
my leed uw lQt niet te kunnen deelen."
De advocaat stak een sigaar op. „Och!"
zei hy glimlachend, „ik zou u die verovering
van harte gunnen; myn kleine wonde ver
toont sinds lang geen litteeken meer. Ik heb
onlangs met iemand kennis gemaakt, weet
g8....I" Hy legde den vinger op den mond,
als wilde hy zichzelven het zwijgen opleggen.
Daarby fonkelden zyn oogen.
Emma had haar moeder overgehaald haar
te vergezellen. Toen de dames aankwamen,
was juist een der spaden op een steen ge-
stooten. Emma wilde nu zelve meehelpeD, en
men liet haar den wil. De steenan werden
boven en aan don kant volkomen losgemaakt,
zoodat zich nu een ruw bouwwerk vertoonde:
op een vierkant van keisteenen lagen oanige
groote, platte steenen als bedekking; van
voren was een open ruimte gelaten, die wel
een kleine deur van een gewelf scheen te
zjjn. De heeren wentelden de deksteenen af.
Do binnenste ruimte was verscheidene dui
men hoog met wit zeezand gevuld geweest;
nu bleek ze Rchier overal met de aarde
dichtgeworpen, die door de breede voegen
was binnengedrongen. Daarin stonden twee
uroen van bruin gooi leem, de eene met, de
andere zonder deksel. De groote viel by de
eorste aanraking in kleine scherven; de andere
bood, toen Emma ze behoedzaam er uit
haalde, meer tegenstandalleen de rand brok
kelde af. Zy schudde den inhoud, ascli en
overbiyfselen van kolen, op een doek. Daarby
viel er tot haar groote vreugde ook een fraai
gevormde fibula (soort speld) van brons uit,
gelyk die tot Lot bijeenhouden van het gewaad
gebruikt werden. In hot zand vond men nog
k het yzerwerk van een paardetoom, de spits
eener lans, beide sterk door roest aangetast,
een hoopje ruw bewerkte paarltn van barn
steen, die waarschyniyk tot een snoer behoord
hadden, en eenigo munten uit den lateren
Romeinschen keizerstyd. Alle voorwerpen
werden door de heeren zeer galant aan de
jongo dame overhandigd, onder wier gelukkig
gesternte de vondst gedaan was.
Terwyi het kleine gezelschap zich met de
ontcyfering van de moeilyk leesbare opschrif
ten der munten onledig hield, hield Harder
een nalezing in de asch, die uit de gebroken
urn gevallen was, door ze met een puntig
stokje te doorzoeken. Daarby bleef iets op de
spits steken. Hy nam het er af, reinigde het
van aarde en stak het, naar hy meende, on
gemerkt by zich.
Emma echter had hem gadegeslagen. Toen
nu de asch uit den doek weer inhetsteonen
omhulsel geschud, de steenen bedekking er
op gewenteld en de aarde weer in de opening
van den heuvel geworpen was, en hot kleine
gezelschap den terugtocht aanvaardde, sloot
zy zich by Harder aan, die met opzet een
Weinig scheen achter to blijven, en knoopte
een gesprek met hem aan. „Onze buit is zeer
bevredigend," zeido zy. „De grafstede schynt
voor een krijgsman gediend te hebben; het
stuk yzer van den toom en de lanspunt wyzon
daarop. Ook is de gevonden speld te groot
om by een vrouwenkleed behoord te hebben."
„Zeer juist," hernam hy, „maar de paarlen
van barnsteen behoorden toch zeker by vrou-
welyken opschik. Wij vonden immers ook
twee urnen."
„Maar in de tweede was niets dan asch.
Of hebt gy een ontdekking gedaan? Ik be
speurde, dat gy een klein voorwerp opraaptet
en by u staakt."
„Ik stond dus onder scherp toezicht. Nu,
een verduistering was niet bedoeld, zooals ik
durf verzekeren."
„Och, hoe kunt gy zoo spreken Ieder heeft
immers recht op hetgeen hy vindt. En zoo
de heeren zoo vriendeiyk waren
„Ik wilde echter ook iets te schenken heb-
beD, en nog wel iets geheel byzonders. Waar
voor behoeven de andoren het te weten?"
„Gy maakt my nieuwsgierig."
„In het steenen omhulsel daarvan ben
ik overtuigd hebben de urnen van een
man en eea vrouw gestaan. Ik veronderstel,
dat die vrouw zyn vrouw was, en dat zy
jong stierf. Hy richtte voor haar deze graf
stede op en liet in het steenen gewelf plaats
▼oor zyn eigen overbiyfselen. Na zyn dood
werd de heuvel geopend en zyn urn er by
gezet."
Emma zag hem verrast aan. „Waaruit wilt
gy dat afleiden?" vroeg zy.
„Uit de omstandigheid, dat de eerste urn
brak. Zy was de oudste en reeds ééns aan
den toegang der lucht blootgesteld geweest,
misschien ook by het afnemen der deksteenen
reeds beschadigd geworden."
„D.tt laat zich hooren. Maar waarom zegt
gy, dat de vrouw jong was, toen zy stierf?
Weet gy niet soms ook al, dat zy schoon
geweest is?"
„Spot rnaarl Ik heb toch myn redenen. De
man most zyn vrouw teeder bemind hebben,
daar hy naast haar rusten wilde en een zoo
6ieriyken grafheuvel voor haar oprichtte.
Waarom mogen wy niet aannemen, dat zy
hem vroeg door den dood ontnomen was, als
wy toch bezig zyn te dichten Doch ik maak
nog een andere gevolgtrekking: jonge vrou
wen houden van opscbik."
„Ha, de parels van barnsteen I"
„Die niet alleen! Ik meen te mogen ba-
weren, dat de jonge vrouw een zeer kleine
hand gehad heeft," hy wierp een blik zy-
waarts „ik geloof, geen grootere hand dan
gy, mejuffrouw."
Emma verborg onwillekeurig heur hand in
de plooien van haar kleed. „Dan ik? Hoe
komt gy daaraan?"
Hy greep in zyn zak. „Als ge my de proef
neming wilt veroorloven I" Hy trad heel dicht
op haar toe, snapte haar hand en schoof
haar een ring aan den vinger, die een meer
malen kronkelende slang voorstelde; do
kronkelingen bestonden uit glad zilverdraad,
alleen de kop en de staart waren massief.
„Ziet gehet ringetje past uitstekend."
Het jonge meisje werd bloedrood. De hand
trilde; toch onttrok zy ze hem niet. „Een
ring?" stamelde de ternauwernood geopende
mond. 4Eq dien hebt gy in de asch gevonden
en dien moet ik
„Behouden, evenals al de andere dingen,
voltooide hy, „misschien ook tot aandenken
aan dezen dag dragentot aandenken
aan de sehoone jonge vrouw, om wie zeker
eens veel tranen vergoten zyn, die zy ver*
dier de, en die bemind was als de beste en
gelukkigste van haar geslacht."
(Wordt vervolgd.)