N°. 11539
Dondei-dag 7 October.
A0, 1897
Tweede Blad
PERSOVERZICHT.
Feuilleton.
Van Londen naar Parijs.
LEIDSCH
DAGBLAD
PRUS DEZER OOUKATTTl
Voor Lelden per 8 maanden, f S.1(K
franco per post1.40.
Aftonderljjke Nommers 0.05
feze <§oiiravi wordt dagelijks, poet uitzondering
Van fon- en feestdagen, uitgegeven.
PEXJ8 T1CT
Van 1—6 regels f 1.05. Iedere regel meer f o.n|. Grootere
jattere naar plaatsruimte. <m YoQX hat iccasseoroD huitan tio st^d
wordt f 0.05 berekend.
In Het Vaderland vestigt zekere A. D. in
een ingezonden stuk de aandacht op den
langen arbeidsduur van winkel
bedienden over 't algemeen. Voor arbei
ders wordt gezorgd zegt hy o. a. of
dezen stellen zeiven hun tyd van werken
vast; vrouwenarbeid (die van winkeljuffrou
wen echter uitgezonderd) wordt beschermd
door de wet, maar in weerwil van al die
verbeteringen, is er in den ongunstigen toe
stand van winkelbedienden niets ten goede
veranderd. Slechts enkele raagazjmen hebben
voor het winterseizoen hun sluitingsuur be
paald op acht uren; verreweg de meest»
blijven tot negen of tien uren, soms nog
later, geopend. Vooral 's winters komt na zes
uren bjjna niemand meer in den winkel, of
h°t moest een dienstbode zijn om een of
andere rekening te betalen, wat met een
beetje goeden wil evenzeer vroeger had kun
nen geschieden. Veel patroons zouden wel
gaarne in hun eigen voordeel de winkels om
acht uren willen sluiten, maar worden da-'»*'
van weerhouden door andere magazynhoul. rs,
die zeiven wel om vijf of zes uren naar huis
gaan, maar hun personeel tot 's avonds tien
of elf uren achter de toonbank laten blijven.
Te Zwolle en te Arnhem worden de meeste
groote magazijnen om acht uren gesloten en
er is geen reden om dit voor Den Haag ook
niet vast te stellen, 't Ligt bier geheel en al
aan den goeden wil der patroons. Wanneer
dezen onderling overeenkomen hunne wiükels
om acht uren te sluiten, dan kan hiertoe zonder
eenige moeite worden overgegaan en zijn de
bedienden gevrijwaard tegen overmatigen
arbeidsduur.
Nu de Tweede Kamer in haar geheel om
de vier jaren aftreedt, meent Het Neder-
landsche Dagblad, dat de bepaling van art. 98
der Grondwet: Elke Kamer onderzoekt de
geloofsbrieven barer nieuw inkomende
leden en beslist de geschillen, welke daarover
of over de verkiezing rijzen niet meer in
het kader der Grondwet past.
Er is thans immers, zegt het blad, geen
Kamer met nieuw intredende leden, maar
een geheel nieuwe Kamer, wier leden eerst
in functie kunnen treden, als hun geloofs
brieven goedgekeurd zijn, en die toch, om
over die geloofsbrieven te kuDnen oordeelen,
reeds dadelijk, boewei volkomen onbevoegd,
in functie treden. Het onderzoek der geloofs
brieven moet dus aan de Tweede Kamer
worden ontnomen. Voor de Eerste Kamer,
waarvan een derde om de drie jaar aftreedt,
beboeft dit niet; maar om de gedachte aan
bevoorrechting te vermijden, kan het blad
wel meegaan met de zienswijze van prof.
Buys, die het onderzoek der geloofsbrieven
geheel aan den admiDi3tratieven rechter wil
zien opgedragen. Ook de Hooge Raad zou
mot die taak kunnen worden belast. In elk
geval behoort ook deze rechtspraak bij de
volksvertegenwoordiging niet thuis. Op onpar
tijdigheid van het parlement mag daarbij
zelden gerekend worden.
Het katholieke blad De Grondwet adviseert
d© anti-liberalen om het aangekondigd wets
voorstel tot wijziging van invoer
rechten, hoewel ze er in beginsel vóór
moefcten zijn, te verwerpen.
Hun doel toch met tariefsherziening was
landbouw en nijverheid te beschermen en tot
bloei te brengen; de Regeering daarentegen
wil er geld uit halen, om wetten in te voeren,
waartegen de anti-liberalen bezwaar hebben.
„Zoo beschouwd, Is het, dunkt ons, niet
meer dan plicht van de anti-liberalen, zich te
verzetten togen een wijziging van het tarief
van invoerrechten, omdat zy vooruit weten,
dat de voordeelen, welke die herziening mocht
opleveron aan de schatkist, zullen aangewend
worden om hen in hun heiligste rechten en
diep ingrijpende belangen te kwetsen en te
benadeelen."
De Nieuwe Rotter damsche Courant teekent
by deze woorden aan:
rDaargelaten, dat met invoering van per
soonlijker. militieplicht en van leerplicht zeker
niet bedoelvordt iemands heiligste rechten
en diep iDgrypendo belangen te krenken, zii
de opmerking geoorloofd, dat de Regeering
hare plannon omtrent bet tarief volstrekt
niet in verband heeft gebracht met eeDigen
anderen wetgevenden maatregel, dien zy voor
nemens is voor te stellen.
De zaak ia eenvoudig, dat de minister van
financiën m«t het oog op den bestaanden
flnanc'ëeler- toestand versterking van 's Rijks
middelen noodip acht. A: ware er vaD geen
dienstplicht en g6©r< leerplicht sprake, er zou
toch naar middelen moeter worden omgezien
om bet tekort in de schatkist-, door vroegere
maatregelen van den wetgever te voorschijn
geroepen, aan te vullen."
Het blad hoopt, dat QrondweVs raad niet
gevolgd wordt, daar dit veel zou geleken op
obstructionists.
V. 't H. leidt in de Geneeskundige Courant
uit een reeks gegevens af, hoe gebrekkig de
wettelijke regeling der vaccinatie nog
is en hoe de voorstanders der verplichte vac
cinatie daarmede geen vrede kunnen of mogen
hebbeD, maar moeten omzien naar een regeling,
die binnen de grenzen der menschelijke feil
baarheid afdoende voorzorg geeft tegen het
ontstaan eener epidemie zonder dat daartegen
eenig bezwaar is aan te voeren dan dat der
belemmerde persoonlijke vrijheid, die echter
naar de meer [en meer veldwinnende opvat
ting aan het algemeen belang ondergeschikt
behoort te zfln.
De schrijver zou dan] willen bepaald hebben
het volgende:
Art. 1. Elk kind behoort vóór den afloop
van het eerste jaar te worden gevaccineerd;
de vaccinatie behoort te geschieden met ani
male lymphe (stof van het kalf).
Een bepaald nader te bepalen aantal
pokken moeten opkomen.
Ontheffing wordt alleen verleend op een
geneeskundige verklaring, die behoort in te
houden de reden der ontheffing en den duur,
welke laatste Dooit meer dan zes maanden
bedragen mag.
Art. 2. Telkens vijfjaar na de laatste inenting
moet ieder beringeönt worden.
Ontheffing wordt alleen verleend op de gron
den, vermeld in art. 1, of zoo in twee opvol
gende termijnen van vijf jaar geen pokken
zijn opgekomen.
Art. 3. Van Rijkswege worden aangesteld
inentingsgeneeskundigen, belast met het toe
zicht op de wijze der inenting, de gebruikte
stof, de gelegenheid tot kostelooze inenting, enz.
Art. 4. Van Rijkswege worden ingesteld en
beheerd kweekplaatsen van koepokstof.
Art. 5. Bepalingen tegen gemeentebesturen,
die onvoldoende gelegenheid geven tot koste
looze vaccinatie van iedereen zonder onder
scheid; tegen doctoren, die ie hygiënische
voorzorgen by de inenting venraimen; tegen
ouders of voogden, die niet zorgen, dat hun
kinderen of pupillen ingeënt worden.
Indien dit W6tsgeraamte door koninklijke
besluiten tot een lichaam gemaakt werd, zou
voldaan z(jn aan de door den schrijver ge
stelde eischen en zou de verplichting een
algomeene weldaad worden.
Het Oetober-nummer van Ik Gids bevat
een artikel van de hand van mr. L. J. Plemp
van Duiveland over Koningin en Huwe
lijksrecht. De schrijver weerlegt daarin
tegenover mr. Wtt9waal in zjjn studie: ,De
Koningin en Haar Gemaal" en mr. "Westen
dorp in zijn proefschrift, de stelling,- dat geen
afzonderlijke wet noodig is om der Koningin
na baar huwelijk tegenover haar echtgenoot
de positie to geveD, die haar toekomt.
Mr. Plomp komt tot deze conclusie:
„De Koningin staat niet boven de wet;
want zij is Koningin krachtens de Grondwet.
Als gehuwde vrouw staat z$ met alle ge
huwde vrouwen, in haar koninkrijk gelijk,
onder du heerschappij der burgerlijke wet,
die voor haar evenzeer voldoende of onvol
doende is als voor haar zustereB in den laDde.
AaD haar het vrije oordeel, mocht er conflict
ontstaan, om te beslissen welke dier verplich
tingen naar het strenge recht het zwaarst
rao3t wegen; aan haar de verheven taak
conflict te voorkomen.
Niet aan den wetgever, den prins-gemaal
een dwangbuis aan te leggen en dit één9
huwelijksleven, dat toch al, stellig niet tot
verhooging van hot persoonlijk geluk der
ochtgenooten, zich afspeelt a een „glazen
huis", te verbitteren door de verhouding er
van om te keeren en te verwikkelen. Laten
zij beiden althans in die betrekkelijke intimi
teit den last van het koningschap, den dwang
van de wet en van het recht, zoo min moge
lijk gevoelen. Laat de KoniDgïn der Neder
landen daar het bewustzijn houden te bs-
hooren tot dien kring, waaruit; men haar niet
rukken mag: den kring der HederlaQdsche
vrouwen."
De Gids-redactie laat onder défee conclusie
de meening van haar lid, prof. Molengraaff,
met wien zij het geheel eens is, svolgen. Diens
meening luidt:
„Voor geen vrouw Is een uitzonderingswet
minder noodig dan voor de Koningin. Want
al deugt onze huwelijkswetgeving niet en al
bevat zij tal van grievende en de vrouw
achterstellende bepalingen, ddar, waar tusschen
de echtgenooten een goede harmonie heerscht,
het huweiyk is wat het behoort te wezen,
een op sympathie en waardeering gegronde
levensgemeenschap, hindert die wetgeving de
vrouw in geen onkel opzicbL Zoo van eenige
vrouw, mag van de Koningin worden vor-
wacht, dat zy in haar huwelijk de gebreken
van onze huwelykstvet niet sal voslen. Wie
voor haar een uitzonderingswet verlangt, gaat
uit van de veronderstelling, dat hare verstand
houding met haren echtgenoot wel te wenschen
zal overlaten. Een uitzonderingswet te haren
behoeve ware in den volsten zin van het
woord het uitreiken vaneen testimonium
paupertatis. My dunkt, de Nederlandsche
wetgever kan de Koningin beter eeren dan
op deze wyze."
Het optreden der socialisten by het
Adresdebat in de Tweede Kamer „geeselt"
om met De Residentiebode te spreken, vDe
Standaard met fijn vernuft" aldus
„De drie sociaal-democratische Kamerleden
hebben er geen gras over laten groeien, maar
zyn terstond by het Adres van Antwoord
van leer getrokken.
Aan de usantie, dat nieuwe leden met hun
maiden-speech eenige weken toeven, stoor
den zy zich niet.
By het eerste debat het beste vroegen ze
voor leder ander het woord; en van de drie
sprak er niet één, en kwamen er niet twee
op, maar liefst alle drie.
Ook by stemmingen, die anders met stille
trom afloopen, vroegen ze herhaaldeiyk a p p el
nominal.
Eén hunner ging zelfs in dupliek.
Kortom, de heeren hebb >n zich niet on
betuigd gelaten; en houden ze het zóó vier
jaar vol, dan zal op geen gering deel van den
nationalen tyd door deze kleine fractie beslag
worden gelegd.
Wat nu hun optreden zelf betreft, bevestigde
zich al aanstonds het loopende gerucht, dat
dit drietal niet één, maar twee fractiën wil
vertegenwoordigen.
Troelstra en Van Kol zitten niet alleen op
zekeren afstand van Van der Zwaag, maar
plaatsen zicb ook principiëel op zekeren afstand
van hem. De heeren treden op als orgaan
van twee tegen elkander overstaande partyen.
Voor het overige was hun spreken, geiyk
wy in onze asterisk wel vermoeden dorsten,
niet in stryd met de parlementaire usantie.
Veeleer spraken ze duideiyk, met heldere stem,
en eer kort dan lang.
Wat blykbaar hinderde was alleen hun
protest van hulde aan de Koningin-Regentesse,
hun anti-monarchale zin en hun losheid van
het Oranjehuis.
Toch mogen onze liberalen in den lande
niet vergeten, dat hetgeen de sociaal-demo
cratische leden desaangaande verluiden lie
ten, nog lieflyk mocht heeten, vergeleken
by betgeen de staatschen in onze aloude
republiek tegen het toen nog veel glorieuzer
Huis van Oranje èn spreken èn complotteeren
èn doorzetten dorsten. En al mag met inge
nomenheid geconstateerd, dat de tegenwoor
dige liberalen ten dezen met heel anderen
goest dan hun vaderen bezield zyn, toch
moeten ze zich er niet te zeer over verwonderen,
dat het anti-oranje-gezinde Atavisme nog by
huQ sociaal-democratische geeates-kinderen
nawerkt.
Doch deze familie-quaestie nu daargelaten,
kon toch de oprechtheid, waarop de hee
ren een beroep deden, om aan hun protest
een schoonen schyn te geven, hen niet redden.
Dat overbeleefde vormen steeds gevaar
loopen de oprechtheid te verschalken, moet
toegegeven, en op verre na niet alle uitzuive
ring van het onoprechte Is ten deze overbodig
te achten.
Maar als men zegt: „Zoo tal van moeders
voeden hun kind zorgzaam en teeder op.
Waarom dan in die moederzorge hier iets zoo
byzonders te vinden"? dan wordt vergeten,
dat het hier een kind geldt, dat niet aan
een enkel geziD, noch aan een enkele familie,
maar aan de natie toebehoort. En geiyk
een toeziend voogd wel ter dege een moeder
voogdes, by het afgaan der voogdy, harteiyk
dank zal zeggen, indien by ontwaren mocht,
dat de moederiyko opvoeding een wezenlijk
teedere was, zoo ook voegde het de Staten-
Generaal, als toeziende voogd over dit konink-
ïyk kind, de Vorsteiyke voogdesse dank te
bieden, nu bleek, dat de zorge voor de opvoe
ding der Koningin verre van alledaagsch was.
Een toeziend voogd, die by het afleggen
der voogdyrekening geen woord van dank
tot de moeder sprak, zou eenvoudig lomp
wezen; en zooffzou ook de St-ten-Generaal
in kieschheid zyn te kort geschoten, indien
ze elk woord van dank opzetteiyk had terug
gehouden.
Dit is geen vlei er y, maar voldoen aan
een behoefte van het hart
Zelfs een toeziend voogd, die Protestant was,
zou een moeder-voogdesse, die Roomschwas,
zeer wel voor haar toewyding en ernst kunnen
dank zeggen, ook al wraakt hy het geloof,
waarin de pupil was opgevoed.
P.S. Aan het verzoek van den heer
C. H. K. hopen we in het Leidsoh Dagblad
dat a. 8. Zaterdagnamiddag uitkomt, te vol
doen.
Burgerlijke Stand.
NOORDWIJK. Geboren: Theodorus Jeronus,
Z. van C. J. L. Van der Meer en G. Lubbe.
Susanna Maria, D. van H. A. Van Zonneveld en
W. H. Ruijs Jannigje, D. van J. Koudstaal
en W. Van der Wal.
Ondertrouwd: Engel Van Roon 61 j. en
Jacoba Haasnoot 38 j. Amerik Kloos 24 j., en
Wilhelrnina Herbold 23 j.
VOORHOUT. Geboren: Gerardus Johannes,
Z. v. J. Westerhoven en C. Van der Lans. An-
tonius Johannes, Z v. F. Van der Ploeg en J.
Vrolijk.
Overleden: A. Zandbergen, 4 w.
VOORSCHOTEN. Ondertrouwd: H. J. Van
Klaveren 23 j. en J. v. Leeuwen 24 j.
Geboren: Willem, Z. v. G. W. v. Weerden en
A. J. Warners. Johannes Henricus Cornelis, Z.
v. C. C. A. Hense en F. Izaks. Johannes, Z. v.
P. Houniet en A. Do Koning. Elsje, D. v. L.
Verhaar en L. v. Egmond.
Overleden: M. De Nijs 59 j., geh. met H.
Ouwersloot.
ALKEN. Bevallen: H. Slot geb. Van Heijnin-
gen D. A. C. Van Wijngaarden geb. Hoogendijk
i. J. Van Arkol gen. Van den Berg Z. A.
J. De Lange geb. Verruyt levenl. Z.
AARLANDERVEEN. Bevallen: A. M. Wille-
brands geb. Van Dornberg Heiden D. M.
Rodenburg geb. Otto Z. A. J. Beek geb.
Lettink D.
Overleden: K. Groen in 'tWout,echtg. van
C Griffioen, 57 i.
BODEGRAVEN. Overleden: S. De Jong, wedr.
van C- Van Vliet 76 j. J. Roeahorst 7 m.
J. C. Vink 3 m.
Gehuwd: C, Verwaal jra. 23 j. en P.Schouten
jd. 28 jaar.
BOSKOOP. Bevalleu: G. Van Wilgen geb.
Verschoor D. C. v. d. Water geb. Lensink Z.
M. C. Van Kleef geb Hamers Z. A. Bik geb.
Blok Z. M. Beer geb. Verkade Z. L. Van
Eyk geb. Kranenburg D.
Overleden: C. Boer geb. v Gelderen 71 j.
HAZERSWOUDE. Bevallen: A. Ballering geb.
Verbij Z.
O verleden A. Spijker, wed. J Groenendijk 75 j.
KOUDEKERK. Bevallen: P. Borst geb
Geerlof Z. C. Van Zijl geb. Van der Spek D.
C. J. Verbaan geb. StraverZ. J. ReijneveldgeV
Dorrepaal Z
OUDSHOORN. Bevallen: M. W. Van denUssel
geb. Kootkar Z.
Overleden: D. Lub, echtg. van W. C. Felix,
54 jaar.
RKEUWIJK. Bevallen: J, Verboom geb.
Baas Z.
Overleden: A. M. Splinter 8 m.
HAARLEMMERMEER. Ondertrouwd: K.
Wink en E. Nelemans H. Vreeken en A. Haringa.
Gehuwd: C. Wolfstang w. en K. Slinger w.
A. C. Immink en E. C. Geurtsen van Baarskamp
Bevallen: A. Van Scbajik geb. Oskam D.
M. Jansen geb. Rok3 D. M. C. De Block geb.
Pieters Z. T. Vink geb. Griekspoor Z. A. E.
Snijders geb. De Krijger Z. G. Van Rjjn geb.
De Jong D. J. Postma geb. Kleinjan D. L.
A. Vertegaal geb. Stoop D. E. Van Dragt geb.
Markwat Z. C. Janssen geb. Van Roon D.
A. Van der Meer geb. Noorman Z.
Overleden: J. F. Bouwdewijn 5 m. P. O.
Van der Stelt 20 j. P. Slingerland 3 m. J. De
Vos 2 w. J. Nieuwenhuizen 32 j. J. Kool geb
Van'Schuppen 44 j.
HILLEGÓM. Bevallen: E. Darneu geb.Ruigrok
D. G. M. Ter Woort geb. Rijke Z. A* Jonkheer
§eb. Van Loon D. J. Do Groot geb. VinkZ.
M. Korbee gob. Barendso D.M. E. v. d. Valk
geb. Modenblik D. M. Huis geb. De RooyZ.
Overleden: M. Van Til geb. Visser 3d j.
OEGSTGEEST. Geboren: Wilhelrnina, D. Van
H. Bouman en D. Minnee.
Overleden: H. Duivenvoorde, wedr. van P.
Van Steijn, 80 j.
Slot.)
Deze las het aandachtig met gefronste
wenkbrauwen. Ik trachtte my den inhoud te
herinneren, om te zien of het iets bevatte,
^flit myn «ehuld of onschuld bewyzen kon.
Maar voor het een zoowel als voor het ander
was het te voorzichtig gesteld.
Eindeiyk wendde de chef zich tot my:
„Welnu, mynheer, wat hebt gy te zeggen?"
Aldus uitgenoodigd, gaf ik een lange en
ik vrees zeer verwarde uitlegging. Ik beschreef,
zoo goed ik kon, het geheele net van bedrog
en leugens, waarin ik verstrikt geraakt was
en waardoor ik, zonder het te weten, het
werktuig was geworden van lafhartige ellen
delingen, wier ware plannen ik helaas te laat
ontdekt had.
De man met den rooden baard met
andere woorden de chef van de recherche
hoorde my ten einde toe aan. Toen zeide hy
koeltjes:
-Als uw verhaal waar is, zyt ge wel te
beklagen. Ge zyt op heeterdaad betrapt, in
het bezit van een helsche machine, die op
gewonden was en waarmee gy naar alle
waarBchyniykheid binnen enkele minuten den
keizer van Rusland en bovendien nog een
bondtrdtal andere onschuldige personen zoudt
gedood hebben. Bywyze van uitlegging vertelt
go een zeer onwaarschyoiyke geschiedenis
van een smaragd en assurantls-njaatscbappyen
en roovers, wat alles samen klaarblykeiyk
verzonnen is. Het eenige, wat voor u pleit,
is, dat ge een Engelsohman zyt. Maar onder
de Engelschen zyn toch ook anarchisten, niet
waar? En wie zegt my, dat gy er geen zytI"
Ik wilde opnieu^ beginnen my te ver
dedigen, maar hy vfël my in de rede:
„Nu zal ik u eens een ander verhaal doen
en feiten noemen. Van het oogenblik, dat het
bezoek van den Czaar te Parys bepaald was,
hebben we scherp toezicht gehouden op de
vreemdelingen en voornameiyk op hen, die
van eon minder goede gezindheid ten op
zichte van de Republiek verdacht werden.
De man, die zich Bertrand noemt, is geen
nihilist. Hy is een Duitsch anarchist, die aan
zyn haat tegen de monarchie en zyn haat
tegen Frankryk tegeiykertyd lacht wilde geven.
Den Czaar te Paqjs te vermoorden! Ja, dat
zou een fraai einde zyn van de vriendschap
tusschen Frankryk en Rusland. Aldu3 bielden
we dien zoogenaamden mynheer Bertrand
in het oog,- maar hy waa zoo slim naar
Eogeland over te steken, waar hy zyn helsche
machines in vrede kon vervaardigen, be
schermd door de Eogeische wet. Wy wisteD,
dat hy te Londen een kantoor gehuurd had,
waar hy u ook ontvangen heeft; ge zult hem
er niet meer vinden, als ge terug zyt. Men
zag u daar gistermorgen binnengaan en
eenigen tyd blyven, en van dat oogenblik
af zyn al uw gangen bespied. Te Calais
waart ge my by na ontsnapt, omdat ge op
reis een andere overjas aan hadt, maar sinds
dat oogenblik heb ik u niet meer uit het oog
verloren. Ik vermoedde, dat gy de helsche
machine zoudt overbrengen, maar ik dacht
niet, dat gy ook degene zoudt zyn, die ze
moest laten springen. Een aardig idee, niet
waar? U de machine af te nemen om ze op
te winden en ze u dan op het laatste oogen
blik terug te geven? Als ge werkelyk
onschuldig zyt, dan kan ik a zeggen, dat ge
den dood nog nooit zóó naby geweest zyt,
jongmen8ch!"
Ik luisterde in angstige spanning toe, ver
bluft door dien ironischen toon.
„Maar, mynheer, ge zult toch wel inzien,
dat ik een slachtoffer, een werktuig geweest
ben in deze afschuweiyke zaak? Lees dat
papier nog eens; laat my aan myn vrienden
telegrapheeren."
De chef haalde zyn schouders op en wees
op do revolver.
„En dat dan?" vroeg hy op strengen toon.
„Dragen onschuldige reizigers zoo'n ding by
zich, als ze voor hun pleizier een uitstapje
doen
„Maar ik heb immers gezegd, dat men my
bovoleD had er een mee te nemen. Bovendien,
het is niet geladen."
Hy glimlachte ongeloovig.
„Ik verzeker bet ulaat het onderzoeken."
Hy nam het wapen in de hand.
„Zool Mag ik by voorbeeld deze revolver op
u afschieten?"
Ik voelde eon koude rilling over myn
rug gaan. Het was een gevaariyke proef,
waarvan echter wellicht myn lot afhing. Als
ik weigerde, welke kans had ik dan, dat myn
verbaal geloofd werd? En als ik ja zeide, en
er was misschien by vergissing een geladen
patroon onder de andere verdwaald geraakt
Ik aarzelde dus even vóór lk antwoordde;
„Jawel, mynheer, schiet maar op my."
Hy keek my ernstig aan.
„Ik zeg dat niet uit aardigheid, jongmensch."
„Ik evenmin," zeide ik en liet er trotsch
op volgen; „Zooals u zooeven gezegd hebt,
ik ben een Engelschmanl"
Hy hield het wapen in de hoogte, mikte
op myn hoofd en vuurde.
Eén, twee, drie, vier, vijf, zes, zeven; ik
telde de schoten hardop en glimlachte.
„Inderdaad," riep hy uit, het rookendo
pistool neergooiende, „ik geloof uw verhaal,
ge kunt gaan."
„Ben ik vry?" riep ik uit. Ik kon hetniot
gelooven.
„Ja zeker. Ziet ge, het zou niet heel aan
genaam voor ons zijn, als het bekend werd,
dat het leven van den Czaar hier in zulk
een groot gevaar geweest is. Wy zulllen
Duitschland die voldoening niet geven."
En zoo kwam ik met don schrik vry.