N°. 11539 Dondei-dag 7 October. A0, 1897 Tweede Blad PERSOVERZICHT. Feuilleton. Van Londen naar Parijs. LEIDSCH DAGBLAD PRUS DEZER OOUKATTTl Voor Lelden per 8 maanden, f S.1(K franco per post1.40. Aftonderljjke Nommers 0.05 feze <§oiiravi wordt dagelijks, poet uitzondering Van fon- en feestdagen, uitgegeven. PEXJ8 T1CT Van 1—6 regels f 1.05. Iedere regel meer f o.n|. Grootere jattere naar plaatsruimte. <m YoQX hat iccasseoroD huitan tio st^d wordt f 0.05 berekend. In Het Vaderland vestigt zekere A. D. in een ingezonden stuk de aandacht op den langen arbeidsduur van winkel bedienden over 't algemeen. Voor arbei ders wordt gezorgd zegt hy o. a. of dezen stellen zeiven hun tyd van werken vast; vrouwenarbeid (die van winkeljuffrou wen echter uitgezonderd) wordt beschermd door de wet, maar in weerwil van al die verbeteringen, is er in den ongunstigen toe stand van winkelbedienden niets ten goede veranderd. Slechts enkele raagazjmen hebben voor het winterseizoen hun sluitingsuur be paald op acht uren; verreweg de meest» blijven tot negen of tien uren, soms nog later, geopend. Vooral 's winters komt na zes uren bjjna niemand meer in den winkel, of h°t moest een dienstbode zijn om een of andere rekening te betalen, wat met een beetje goeden wil evenzeer vroeger had kun nen geschieden. Veel patroons zouden wel gaarne in hun eigen voordeel de winkels om acht uren willen sluiten, maar worden da-'»*' van weerhouden door andere magazynhoul. rs, die zeiven wel om vijf of zes uren naar huis gaan, maar hun personeel tot 's avonds tien of elf uren achter de toonbank laten blijven. Te Zwolle en te Arnhem worden de meeste groote magazijnen om acht uren gesloten en er is geen reden om dit voor Den Haag ook niet vast te stellen, 't Ligt bier geheel en al aan den goeden wil der patroons. Wanneer dezen onderling overeenkomen hunne wiükels om acht uren te sluiten, dan kan hiertoe zonder eenige moeite worden overgegaan en zijn de bedienden gevrijwaard tegen overmatigen arbeidsduur. Nu de Tweede Kamer in haar geheel om de vier jaren aftreedt, meent Het Neder- landsche Dagblad, dat de bepaling van art. 98 der Grondwet: Elke Kamer onderzoekt de geloofsbrieven barer nieuw inkomende leden en beslist de geschillen, welke daarover of over de verkiezing rijzen niet meer in het kader der Grondwet past. Er is thans immers, zegt het blad, geen Kamer met nieuw intredende leden, maar een geheel nieuwe Kamer, wier leden eerst in functie kunnen treden, als hun geloofs brieven goedgekeurd zijn, en die toch, om over die geloofsbrieven te kuDnen oordeelen, reeds dadelijk, boewei volkomen onbevoegd, in functie treden. Het onderzoek der geloofs brieven moet dus aan de Tweede Kamer worden ontnomen. Voor de Eerste Kamer, waarvan een derde om de drie jaar aftreedt, beboeft dit niet; maar om de gedachte aan bevoorrechting te vermijden, kan het blad wel meegaan met de zienswijze van prof. Buys, die het onderzoek der geloofsbrieven geheel aan den admiDi3tratieven rechter wil zien opgedragen. Ook de Hooge Raad zou mot die taak kunnen worden belast. In elk geval behoort ook deze rechtspraak bij de volksvertegenwoordiging niet thuis. Op onpar tijdigheid van het parlement mag daarbij zelden gerekend worden. Het katholieke blad De Grondwet adviseert d© anti-liberalen om het aangekondigd wets voorstel tot wijziging van invoer rechten, hoewel ze er in beginsel vóór moefcten zijn, te verwerpen. Hun doel toch met tariefsherziening was landbouw en nijverheid te beschermen en tot bloei te brengen; de Regeering daarentegen wil er geld uit halen, om wetten in te voeren, waartegen de anti-liberalen bezwaar hebben. „Zoo beschouwd, Is het, dunkt ons, niet meer dan plicht van de anti-liberalen, zich te verzetten togen een wijziging van het tarief van invoerrechten, omdat zy vooruit weten, dat de voordeelen, welke die herziening mocht opleveron aan de schatkist, zullen aangewend worden om hen in hun heiligste rechten en diep ingrijpende belangen te kwetsen en te benadeelen." De Nieuwe Rotter damsche Courant teekent by deze woorden aan: rDaargelaten, dat met invoering van per soonlijker. militieplicht en van leerplicht zeker niet bedoelvordt iemands heiligste rechten en diep iDgrypendo belangen te krenken, zii de opmerking geoorloofd, dat de Regeering hare plannon omtrent bet tarief volstrekt niet in verband heeft gebracht met eeDigen anderen wetgevenden maatregel, dien zy voor nemens is voor te stellen. De zaak ia eenvoudig, dat de minister van financiën m«t het oog op den bestaanden flnanc'ëeler- toestand versterking van 's Rijks middelen noodip acht. A: ware er vaD geen dienstplicht en g6©r< leerplicht sprake, er zou toch naar middelen moeter worden omgezien om bet tekort in de schatkist-, door vroegere maatregelen van den wetgever te voorschijn geroepen, aan te vullen." Het blad hoopt, dat QrondweVs raad niet gevolgd wordt, daar dit veel zou geleken op obstructionists. V. 't H. leidt in de Geneeskundige Courant uit een reeks gegevens af, hoe gebrekkig de wettelijke regeling der vaccinatie nog is en hoe de voorstanders der verplichte vac cinatie daarmede geen vrede kunnen of mogen hebbeD, maar moeten omzien naar een regeling, die binnen de grenzen der menschelijke feil baarheid afdoende voorzorg geeft tegen het ontstaan eener epidemie zonder dat daartegen eenig bezwaar is aan te voeren dan dat der belemmerde persoonlijke vrijheid, die echter naar de meer [en meer veldwinnende opvat ting aan het algemeen belang ondergeschikt behoort te zfln. De schrijver zou dan] willen bepaald hebben het volgende: Art. 1. Elk kind behoort vóór den afloop van het eerste jaar te worden gevaccineerd; de vaccinatie behoort te geschieden met ani male lymphe (stof van het kalf). Een bepaald nader te bepalen aantal pokken moeten opkomen. Ontheffing wordt alleen verleend op een geneeskundige verklaring, die behoort in te houden de reden der ontheffing en den duur, welke laatste Dooit meer dan zes maanden bedragen mag. Art. 2. Telkens vijfjaar na de laatste inenting moet ieder beringeönt worden. Ontheffing wordt alleen verleend op de gron den, vermeld in art. 1, of zoo in twee opvol gende termijnen van vijf jaar geen pokken zijn opgekomen. Art. 3. Van Rijkswege worden aangesteld inentingsgeneeskundigen, belast met het toe zicht op de wijze der inenting, de gebruikte stof, de gelegenheid tot kostelooze inenting, enz. Art. 4. Van Rijkswege worden ingesteld en beheerd kweekplaatsen van koepokstof. Art. 5. Bepalingen tegen gemeentebesturen, die onvoldoende gelegenheid geven tot koste looze vaccinatie van iedereen zonder onder scheid; tegen doctoren, die ie hygiënische voorzorgen by de inenting venraimen; tegen ouders of voogden, die niet zorgen, dat hun kinderen of pupillen ingeënt worden. Indien dit W6tsgeraamte door koninklijke besluiten tot een lichaam gemaakt werd, zou voldaan z(jn aan de door den schrijver ge stelde eischen en zou de verplichting een algomeene weldaad worden. Het Oetober-nummer van Ik Gids bevat een artikel van de hand van mr. L. J. Plemp van Duiveland over Koningin en Huwe lijksrecht. De schrijver weerlegt daarin tegenover mr. Wtt9waal in zjjn studie: ,De Koningin en Haar Gemaal" en mr. "Westen dorp in zijn proefschrift, de stelling,- dat geen afzonderlijke wet noodig is om der Koningin na baar huwelijk tegenover haar echtgenoot de positie to geveD, die haar toekomt. Mr. Plomp komt tot deze conclusie: „De Koningin staat niet boven de wet; want zij is Koningin krachtens de Grondwet. Als gehuwde vrouw staat z$ met alle ge huwde vrouwen, in haar koninkrijk gelijk, onder du heerschappij der burgerlijke wet, die voor haar evenzeer voldoende of onvol doende is als voor haar zustereB in den laDde. AaD haar het vrije oordeel, mocht er conflict ontstaan, om te beslissen welke dier verplich tingen naar het strenge recht het zwaarst rao3t wegen; aan haar de verheven taak conflict te voorkomen. Niet aan den wetgever, den prins-gemaal een dwangbuis aan te leggen en dit één9 huwelijksleven, dat toch al, stellig niet tot verhooging van hot persoonlijk geluk der ochtgenooten, zich afspeelt a een „glazen huis", te verbitteren door de verhouding er van om te keeren en te verwikkelen. Laten zij beiden althans in die betrekkelijke intimi teit den last van het koningschap, den dwang van de wet en van het recht, zoo min moge lijk gevoelen. Laat de KoniDgïn der Neder landen daar het bewustzijn houden te bs- hooren tot dien kring, waaruit; men haar niet rukken mag: den kring der HederlaQdsche vrouwen." De Gids-redactie laat onder défee conclusie de meening van haar lid, prof. Molengraaff, met wien zij het geheel eens is, svolgen. Diens meening luidt: „Voor geen vrouw Is een uitzonderingswet minder noodig dan voor de Koningin. Want al deugt onze huwelijkswetgeving niet en al bevat zij tal van grievende en de vrouw achterstellende bepalingen, ddar, waar tusschen de echtgenooten een goede harmonie heerscht, het huweiyk is wat het behoort te wezen, een op sympathie en waardeering gegronde levensgemeenschap, hindert die wetgeving de vrouw in geen onkel opzicbL Zoo van eenige vrouw, mag van de Koningin worden vor- wacht, dat zy in haar huwelijk de gebreken van onze huwelykstvet niet sal voslen. Wie voor haar een uitzonderingswet verlangt, gaat uit van de veronderstelling, dat hare verstand houding met haren echtgenoot wel te wenschen zal overlaten. Een uitzonderingswet te haren behoeve ware in den volsten zin van het woord het uitreiken vaneen testimonium paupertatis. My dunkt, de Nederlandsche wetgever kan de Koningin beter eeren dan op deze wyze." Het optreden der socialisten by het Adresdebat in de Tweede Kamer „geeselt" om met De Residentiebode te spreken, vDe Standaard met fijn vernuft" aldus „De drie sociaal-democratische Kamerleden hebben er geen gras over laten groeien, maar zyn terstond by het Adres van Antwoord van leer getrokken. Aan de usantie, dat nieuwe leden met hun maiden-speech eenige weken toeven, stoor den zy zich niet. By het eerste debat het beste vroegen ze voor leder ander het woord; en van de drie sprak er niet één, en kwamen er niet twee op, maar liefst alle drie. Ook by stemmingen, die anders met stille trom afloopen, vroegen ze herhaaldeiyk a p p el nominal. Eén hunner ging zelfs in dupliek. Kortom, de heeren hebb >n zich niet on betuigd gelaten; en houden ze het zóó vier jaar vol, dan zal op geen gering deel van den nationalen tyd door deze kleine fractie beslag worden gelegd. Wat nu hun optreden zelf betreft, bevestigde zich al aanstonds het loopende gerucht, dat dit drietal niet één, maar twee fractiën wil vertegenwoordigen. Troelstra en Van Kol zitten niet alleen op zekeren afstand van Van der Zwaag, maar plaatsen zicb ook principiëel op zekeren afstand van hem. De heeren treden op als orgaan van twee tegen elkander overstaande partyen. Voor het overige was hun spreken, geiyk wy in onze asterisk wel vermoeden dorsten, niet in stryd met de parlementaire usantie. Veeleer spraken ze duideiyk, met heldere stem, en eer kort dan lang. Wat blykbaar hinderde was alleen hun protest van hulde aan de Koningin-Regentesse, hun anti-monarchale zin en hun losheid van het Oranjehuis. Toch mogen onze liberalen in den lande niet vergeten, dat hetgeen de sociaal-demo cratische leden desaangaande verluiden lie ten, nog lieflyk mocht heeten, vergeleken by betgeen de staatschen in onze aloude republiek tegen het toen nog veel glorieuzer Huis van Oranje èn spreken èn complotteeren èn doorzetten dorsten. En al mag met inge nomenheid geconstateerd, dat de tegenwoor dige liberalen ten dezen met heel anderen goest dan hun vaderen bezield zyn, toch moeten ze zich er niet te zeer over verwonderen, dat het anti-oranje-gezinde Atavisme nog by huQ sociaal-democratische geeates-kinderen nawerkt. Doch deze familie-quaestie nu daargelaten, kon toch de oprechtheid, waarop de hee ren een beroep deden, om aan hun protest een schoonen schyn te geven, hen niet redden. Dat overbeleefde vormen steeds gevaar loopen de oprechtheid te verschalken, moet toegegeven, en op verre na niet alle uitzuive ring van het onoprechte Is ten deze overbodig te achten. Maar als men zegt: „Zoo tal van moeders voeden hun kind zorgzaam en teeder op. Waarom dan in die moederzorge hier iets zoo byzonders te vinden"? dan wordt vergeten, dat het hier een kind geldt, dat niet aan een enkel geziD, noch aan een enkele familie, maar aan de natie toebehoort. En geiyk een toeziend voogd wel ter dege een moeder voogdes, by het afgaan der voogdy, harteiyk dank zal zeggen, indien by ontwaren mocht, dat de moederiyko opvoeding een wezenlijk teedere was, zoo ook voegde het de Staten- Generaal, als toeziende voogd over dit konink- ïyk kind, de Vorsteiyke voogdesse dank te bieden, nu bleek, dat de zorge voor de opvoe ding der Koningin verre van alledaagsch was. Een toeziend voogd, die by het afleggen der voogdyrekening geen woord van dank tot de moeder sprak, zou eenvoudig lomp wezen; en zooffzou ook de St-ten-Generaal in kieschheid zyn te kort geschoten, indien ze elk woord van dank opzetteiyk had terug gehouden. Dit is geen vlei er y, maar voldoen aan een behoefte van het hart Zelfs een toeziend voogd, die Protestant was, zou een moeder-voogdesse, die Roomschwas, zeer wel voor haar toewyding en ernst kunnen dank zeggen, ook al wraakt hy het geloof, waarin de pupil was opgevoed. P.S. Aan het verzoek van den heer C. H. K. hopen we in het Leidsoh Dagblad dat a. 8. Zaterdagnamiddag uitkomt, te vol doen. Burgerlijke Stand. NOORDWIJK. Geboren: Theodorus Jeronus, Z. van C. J. L. Van der Meer en G. Lubbe. Susanna Maria, D. van H. A. Van Zonneveld en W. H. Ruijs Jannigje, D. van J. Koudstaal en W. Van der Wal. Ondertrouwd: Engel Van Roon 61 j. en Jacoba Haasnoot 38 j. Amerik Kloos 24 j., en Wilhelrnina Herbold 23 j. VOORHOUT. Geboren: Gerardus Johannes, Z. v. J. Westerhoven en C. Van der Lans. An- tonius Johannes, Z v. F. Van der Ploeg en J. Vrolijk. Overleden: A. Zandbergen, 4 w. VOORSCHOTEN. Ondertrouwd: H. J. Van Klaveren 23 j. en J. v. Leeuwen 24 j. Geboren: Willem, Z. v. G. W. v. Weerden en A. J. Warners. Johannes Henricus Cornelis, Z. v. C. C. A. Hense en F. Izaks. Johannes, Z. v. P. Houniet en A. Do Koning. Elsje, D. v. L. Verhaar en L. v. Egmond. Overleden: M. De Nijs 59 j., geh. met H. Ouwersloot. ALKEN. Bevallen: H. Slot geb. Van Heijnin- gen D. A. C. Van Wijngaarden geb. Hoogendijk i. J. Van Arkol gen. Van den Berg Z. A. J. De Lange geb. Verruyt levenl. Z. AARLANDERVEEN. Bevallen: A. M. Wille- brands geb. Van Dornberg Heiden D. M. Rodenburg geb. Otto Z. A. J. Beek geb. Lettink D. Overleden: K. Groen in 'tWout,echtg. van C Griffioen, 57 i. BODEGRAVEN. Overleden: S. De Jong, wedr. van C- Van Vliet 76 j. J. Roeahorst 7 m. J. C. Vink 3 m. Gehuwd: C, Verwaal jra. 23 j. en P.Schouten jd. 28 jaar. BOSKOOP. Bevalleu: G. Van Wilgen geb. Verschoor D. C. v. d. Water geb. Lensink Z. M. C. Van Kleef geb Hamers Z. A. Bik geb. Blok Z. M. Beer geb. Verkade Z. L. Van Eyk geb. Kranenburg D. Overleden: C. Boer geb. v Gelderen 71 j. HAZERSWOUDE. Bevallen: A. Ballering geb. Verbij Z. O verleden A. Spijker, wed. J Groenendijk 75 j. KOUDEKERK. Bevallen: P. Borst geb Geerlof Z. C. Van Zijl geb. Van der Spek D. C. J. Verbaan geb. StraverZ. J. ReijneveldgeV Dorrepaal Z OUDSHOORN. Bevallen: M. W. Van denUssel geb. Kootkar Z. Overleden: D. Lub, echtg. van W. C. Felix, 54 jaar. RKEUWIJK. Bevallen: J, Verboom geb. Baas Z. Overleden: A. M. Splinter 8 m. HAARLEMMERMEER. Ondertrouwd: K. Wink en E. Nelemans H. Vreeken en A. Haringa. Gehuwd: C. Wolfstang w. en K. Slinger w. A. C. Immink en E. C. Geurtsen van Baarskamp Bevallen: A. Van Scbajik geb. Oskam D. M. Jansen geb. Rok3 D. M. C. De Block geb. Pieters Z. T. Vink geb. Griekspoor Z. A. E. Snijders geb. De Krijger Z. G. Van Rjjn geb. De Jong D. J. Postma geb. Kleinjan D. L. A. Vertegaal geb. Stoop D. E. Van Dragt geb. Markwat Z. C. Janssen geb. Van Roon D. A. Van der Meer geb. Noorman Z. Overleden: J. F. Bouwdewijn 5 m. P. O. Van der Stelt 20 j. P. Slingerland 3 m. J. De Vos 2 w. J. Nieuwenhuizen 32 j. J. Kool geb Van'Schuppen 44 j. HILLEGÓM. Bevallen: E. Darneu geb.Ruigrok D. G. M. Ter Woort geb. Rijke Z. A* Jonkheer §eb. Van Loon D. J. Do Groot geb. VinkZ. M. Korbee gob. Barendso D.M. E. v. d. Valk geb. Modenblik D. M. Huis geb. De RooyZ. Overleden: M. Van Til geb. Visser 3d j. OEGSTGEEST. Geboren: Wilhelrnina, D. Van H. Bouman en D. Minnee. Overleden: H. Duivenvoorde, wedr. van P. Van Steijn, 80 j. Slot.) Deze las het aandachtig met gefronste wenkbrauwen. Ik trachtte my den inhoud te herinneren, om te zien of het iets bevatte, ^flit myn «ehuld of onschuld bewyzen kon. Maar voor het een zoowel als voor het ander was het te voorzichtig gesteld. Eindeiyk wendde de chef zich tot my: „Welnu, mynheer, wat hebt gy te zeggen?" Aldus uitgenoodigd, gaf ik een lange en ik vrees zeer verwarde uitlegging. Ik beschreef, zoo goed ik kon, het geheele net van bedrog en leugens, waarin ik verstrikt geraakt was en waardoor ik, zonder het te weten, het werktuig was geworden van lafhartige ellen delingen, wier ware plannen ik helaas te laat ontdekt had. De man met den rooden baard met andere woorden de chef van de recherche hoorde my ten einde toe aan. Toen zeide hy koeltjes: -Als uw verhaal waar is, zyt ge wel te beklagen. Ge zyt op heeterdaad betrapt, in het bezit van een helsche machine, die op gewonden was en waarmee gy naar alle waarBchyniykheid binnen enkele minuten den keizer van Rusland en bovendien nog een bondtrdtal andere onschuldige personen zoudt gedood hebben. Bywyze van uitlegging vertelt go een zeer onwaarschyoiyke geschiedenis van een smaragd en assurantls-njaatscbappyen en roovers, wat alles samen klaarblykeiyk verzonnen is. Het eenige, wat voor u pleit, is, dat ge een Engelsohman zyt. Maar onder de Engelschen zyn toch ook anarchisten, niet waar? En wie zegt my, dat gy er geen zytI" Ik wilde opnieu^ beginnen my te ver dedigen, maar hy vfël my in de rede: „Nu zal ik u eens een ander verhaal doen en feiten noemen. Van het oogenblik, dat het bezoek van den Czaar te Parys bepaald was, hebben we scherp toezicht gehouden op de vreemdelingen en voornameiyk op hen, die van eon minder goede gezindheid ten op zichte van de Republiek verdacht werden. De man, die zich Bertrand noemt, is geen nihilist. Hy is een Duitsch anarchist, die aan zyn haat tegen de monarchie en zyn haat tegen Frankryk tegeiykertyd lacht wilde geven. Den Czaar te Paqjs te vermoorden! Ja, dat zou een fraai einde zyn van de vriendschap tusschen Frankryk en Rusland. Aldu3 bielden we dien zoogenaamden mynheer Bertrand in het oog,- maar hy waa zoo slim naar Eogeland over te steken, waar hy zyn helsche machines in vrede kon vervaardigen, be schermd door de Eogeische wet. Wy wisteD, dat hy te Londen een kantoor gehuurd had, waar hy u ook ontvangen heeft; ge zult hem er niet meer vinden, als ge terug zyt. Men zag u daar gistermorgen binnengaan en eenigen tyd blyven, en van dat oogenblik af zyn al uw gangen bespied. Te Calais waart ge my by na ontsnapt, omdat ge op reis een andere overjas aan hadt, maar sinds dat oogenblik heb ik u niet meer uit het oog verloren. Ik vermoedde, dat gy de helsche machine zoudt overbrengen, maar ik dacht niet, dat gy ook degene zoudt zyn, die ze moest laten springen. Een aardig idee, niet waar? U de machine af te nemen om ze op te winden en ze u dan op het laatste oogen blik terug te geven? Als ge werkelyk onschuldig zyt, dan kan ik a zeggen, dat ge den dood nog nooit zóó naby geweest zyt, jongmen8ch!" Ik luisterde in angstige spanning toe, ver bluft door dien ironischen toon. „Maar, mynheer, ge zult toch wel inzien, dat ik een slachtoffer, een werktuig geweest ben in deze afschuweiyke zaak? Lees dat papier nog eens; laat my aan myn vrienden telegrapheeren." De chef haalde zyn schouders op en wees op do revolver. „En dat dan?" vroeg hy op strengen toon. „Dragen onschuldige reizigers zoo'n ding by zich, als ze voor hun pleizier een uitstapje doen „Maar ik heb immers gezegd, dat men my bovoleD had er een mee te nemen. Bovendien, het is niet geladen." Hy glimlachte ongeloovig. „Ik verzeker bet ulaat het onderzoeken." Hy nam het wapen in de hand. „Zool Mag ik by voorbeeld deze revolver op u afschieten?" Ik voelde eon koude rilling over myn rug gaan. Het was een gevaariyke proef, waarvan echter wellicht myn lot afhing. Als ik weigerde, welke kans had ik dan, dat myn verbaal geloofd werd? En als ik ja zeide, en er was misschien by vergissing een geladen patroon onder de andere verdwaald geraakt Ik aarzelde dus even vóór lk antwoordde; „Jawel, mynheer, schiet maar op my." Hy keek my ernstig aan. „Ik zeg dat niet uit aardigheid, jongmensch." „Ik evenmin," zeide ik en liet er trotsch op volgen; „Zooals u zooeven gezegd hebt, ik ben een Engelschmanl" Hy hield het wapen in de hoogte, mikte op myn hoofd en vuurde. Eén, twee, drie, vier, vijf, zes, zeven; ik telde de schoten hardop en glimlachte. „Inderdaad," riep hy uit, het rookendo pistool neergooiende, „ik geloof uw verhaal, ge kunt gaan." „Ben ik vry?" riep ik uit. Ik kon hetniot gelooven. „Ja zeker. Ziet ge, het zou niet heel aan genaam voor ons zijn, als het bekend werd, dat het leven van den Czaar hier in zulk een groot gevaar geweest is. Wy zulllen Duitschland die voldoening niet geven." En zoo kwam ik met don schrik vry.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1897 | | pagina 5