N#. 11537. Dingdag 5 October. A". 1897 §eze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van <§pn- en feestdagen, uitgegeven. „Een ongemeene verlossing." Leiden, 4 October. P euilleton. Van Londen naar Parijs. 1EIDSCI DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 8 maanden. 1.10, Franco per postf t 1 40. Afzonderlijke Nommere 0.05. PRIJS DER ADVERTENTIÈN Van 1—6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17J. Grootere letters naar plaatsruimte. Voor hst incaeseeren buiten de Btad wordt f 0 05 berekend. OlGciëel© Kennisgevingen. Do Burgemeoster der gemeente Leiden; Gelet op art. 65, laatste lid, der kieswet; Brengt ter algemeene kennis, dat de stemming ter benoeming va a écn lid van den Gemeenteraad In hot late kieediatriot van Leiden zal plaate hebben opDiDsdag denSden October 189 7, van dos voormiddaga aoht tot das namiddags vf uron. Do lieten der oandidaten bevatten in alphabetische volgorde de volgende namen, als: Dr. P. J. KAISER, A. G. KLOOT8 Jr. De herstemming, zoo oie noodig mooht blijken, zal plaats hebben op Vrijdag 15 October 18 97. Art. 128 van bet Wetboek van Strafrecht luidt: „Hy, die opzettelijk zich voor een ander uitgevende „aan eon krachtens wettelijk voorschrift uitgeschreven „verkiezing deelneemt, wordt gestraft met gevange- „nisstraf van ten hoogste één jaar." Loiden, De Bnrgemeester voornoemd, 27 Sept. 18tT. F. WAS. Kostelooie Inenting. Bnrgemeeeter en Wethouders van Leiden brengon bg doze ter algemeene kennie, dat op Dinsdag 21 Sept. 1897 en tot nadere aankondiging op eiken volgenden Dinsdag, telkenmale des namiddags te twee uren, in het Elisabethshof aan de Oude Vest, gelegenhoid zal worden gegeven tot kosteloozo inenting van on- en min vermogenden, wordende tevena aan belanghobbenden herinnerd, dat zjj eleohte zullen worden toegelaten op vertoon van een bewijs hunner geboorte- tnaohrijving. Burgemeester en Wothoaders voornoemd, Loiden, F. WAS, Bnrgemeester. 16 Sept. 1897. E. KIST, Secretaris. In waarheid mag alzoo het gedenkwaardig ontzet van Leiden in 1674, op den 3den October, heeten. Een geduchte legermacht hield de veste bekneld, zoodat haar bevelhebber niet anders dacht, of hy zou haar zeker in zyn macht krijgen. "Wel hield zy het langer vol dan hy gedacht had, wel zocht hy door schoonscby- nende redenen haar tot overgave te bewegen, maar men stoorde zich daaraan zoo min als aan zyn bedreigingen, dat zy, by langer ver zet, de hooggeprezen goedertierenheid des Konings zou verbeuren. Hoe hoog de nood ook rees, hoe veel gebrek men ook leed, hoe weinig hoop er ook was om mondbehoeften in te voeren, toch wisten de kloeke Leide- naar8, trots allerlei ellende, als bongtrsnood en pest, elkaar moed in te spreken, vertrou wende op de toezegging van den Prins van Oranje en de Staten (wyl hun aan 't behoud der stad zooveel gelegen was), dat zy hen niet zouden verlaten, maar hun zouden toonen, dat zy niets te zwaar zouden achten, om Leiden te behouden. Niet door een leger: want de landmacht was te zwak, maar door het water wilden zy beproeven de stad uit hare knellende banden te bevryden. Zekerheid dat het middel zou baten, bezat men niet. Schie- en Rynland liggen lager dan het land rondom Leiden. Toch besluiten de Staten, op aanraden vsn den Prins, den IJseldyk by Kapelle op 16 plaatsen door te steken en by IJselmonde, tusschen Rotterdam en Delftshaven, een ge weldig groote opening te graven, waarna de sluizen te Rotterdam, Schiedam en elders werden opengezet. Met alle vlyt werden in Delft, Rotterdam en elders een aantal plat bodemds vaartuigen gebouwd en een groote hoeveelheid krygstuig byeengebracht. Valdez, de Spaansche krygsoverate, dacht het beleg op te breken, omdat hy vreesde voor dien geduchten vyand, het water, maar Spaanschgezinde landlieden wisten hem zyn angst te ontnemen, door hem te verzekeren, dat het water nooit de dyken zou over- 8troomen. Eu werkelyk was het vóór de Landscheiding, een dyk tusschen Ryn- en Delfland, slechts 10 a 12 palmen gerezen. De Spanjaarden riepen den Leidenaren toe: „Gy, gouskens, gaat op den toren en 2Ï3t het Maaswater te gemoet." Onder de Heeren Staten waren er, die aan de onderneming wanhoopten. In 't begin van Herfstmaand daagde de vloot, tot ontzet van Leiden, onder bevel van de admiraals Lodewyk van Boisot en Nicolaas Willemszoon. Aan de Landscheiding genaderd, bevonden zy, dat het water wel twee voet daarbeneden stond. Deze dyk werd doorgestoken en tot aan den Groenenweg, een tweeden dyk, gevaren, welke ook werd doorgegraven. Aan de Zoetermeer8che brug kwam het tot een hevig gevecht met de Spanjaarden, die zich daar genesteld hadden, om dit punt te ver dedigen. Wel sneuvelden er vele Spanjaarden, maar men vorderde niet, waarom Boisot naar het Zoetermeersche meer voer. Ongelukkig hield de wind het wassen van het water tegen. Eindeiyk bereikte de vloot de Noord-Aa. Gelukkig, dat de Spanjaarden verzuimd hadden dit gewichtig punt te be zetten. Nu kwamen de vlotelingen aan een breeden waterplas, die zich tot aan Zwieten uitstrekte. Maar men had nog altyd met den lagen stand van het water te worstelen. Ja, het scbeen, alsof de onderneming daardoor zou moeten falen. Na veel mo-ite gelukte het den Kerkweg of dyk van Zoeterwoude te bereikeD, die eveneens werd doorgestoken. Nog had men niet veel gewonnen. Ja, Lodewyk Boisot begon zelf te twyfelen, of het ontzet wel zou ge lukken, toen een felle noordoostenwind het water zeewaarts stuwde en dus nog meer deed vallen. Maar ziet, toen het scheen, alsof er geen uitkomst bestond voor de beklagens waardige Leidenaars, die, by gebrek aan het noodige voedsel, met moeite het veege leven rekteD, toen stak, Godlof, met den springvloed een storm op uit het noordwesten, waardoor het water naar L°iden toestroomde en het land rondom de stad, zóó onder wat.r zette, dat do vloot eindeiyk tusschen Zoeter woude en de schans te Lammen zich kon vertoonen. Valdez had zich reed9 lang uit de voeten gemaakt en had zyn onderbevelhebbers gelast zyn voorbeeld te volgen, indien zy vreesden dat de manschappen zouden verdrinken. De schrik had hun bevangen, en toen, in den Dacht van den 2den op den 3 3en October, een gedeelte van den stadsmuur instortte, dacht de bezetting van de schans te Lammen, dat de Leidenaars oen uitval dedeD, nu zy de vloot zoo naby wisten. De Spanjaarden, hier gelegerd, slaan op de vlocht Een Leidsche knaap, die op de wallen stond, had hen met brandende lonten zien uittrekken. Men geloofde hem niet, toen hy dat heuglyk bericht in de stad bracht, en bood hem zes gulden aan, indien hy zich derwaarts begaf. Hy vertrekt, en, daar aangekomen, wuift by met zyn hoed. Zou het hem van de Spanjaarden gelast zyn? Wel neen, want hopman Genit Van der Laan ontmoette daarna een paar galeien, door Boisot op verkenning uitgezonden. Zoo was 't dan toch waar, dat de Spanjaarden ook dit hoog gelegen punt haduen verlaten. Het bleek echter, dat de mooding van den Vliet door paalwerk was afgedamd. Nu gingen de matrozen, by- gestaan door stads werklieden, aan 't werk om deze hindernis op te nimen. En als dit geschied is, vaart de vloot door en het ontzet van Leiden, is o vreugde 1 oen voldongen feit. 't Was op Zondag den Sden October, de3 morgens te 8 uren, dat deze ongedachte ver lossing der veege stad ten deel viel. Wel bad Leiden ontzettend geledon door hongersnood en pest, waardoor van de 14000 zielen er wel 6000 ten grave werden ge sleept, maar nu de stad behouden en in den eersten nood voorzien is, galmt het langs de straten„Leiden ontzet! Leiden ontzet! Eeuwig zy de Heer geprezen I" Overheid, burgers eo zeelieden gaan tem- pelwaarts om God te loven en te danken voor zoo'n ongemeene verlossing, want men gevoelt het, dat Zyne hulp naby was, toen de nood het hoogst was gestegen en de vloot, door tegenwind teruggehouden, de stad niet kon bereiken. Daags na Leidens verlossing stak een felle zuidoostenwind op, die hel water van de stad afdreef, en toen weder noordwaarts zwaaiende, het met een onweder naar zes terugvoerde, zoodat het land in korten tyd weer droog was, om het vee er nog eeDigen tyd op te brengen. Ook hierin zag men den bystand des Heeren, wien de dankbare menigte ook hiervoor allen lof toebracht Gisteren (Zondag) herdacht Pater B. C. Ruyten, kapelaan van de parochie O. L. Vr. Onbevl. Ontvang. (Hartebrug), den dag, waarop hy vóór vyf en twintig jaren in de Orde van den H. Franciscus trad. Onder het H. Misoffer, dat door den Zeer Eerw. jubilaris op plechtige wyze werd opgedragen aan het, thans byna voltooide, prachtige hoofdaltaar, geassisteerd door zyn Zeer Eerw. medebroeders, pastoor H. L. A Gadet als presbyter assistens, pater H. A. Van Kessel en pater A. Daniöls, als diaken en sub-diaken, en door de Eerw. heeren J. Clavan en B. Hermans als cantores en den Eerw. heer J. C. Aalberse als ceremoniarius, werd door het zangkoor op verdienstelyke wyzo uitgevoerd, behalve het „Veni Creator" van J. Beltjen8, en de „O Salutaris" van Miss Dolby (Bas-solo), de solemneele mis van Riga, het „Tantum ergo" van Viotta en het „Landate Dominum" van Groenendyk. Na de Hoogmis werd de ZeerEerw. jubilaris gecomplimenteerd, behalve door vele particu lieren, ook door verscheidene corporation, o. a. het Kerk- en Armbestuur, de St.-Vincentius- vereeniging, de Congregatie van de Derde Orde, den R.-K. Volksbond, Zangkoor, College van Collectanten, R. K. Militairen-vereeniging, enz. Vele fraaie cadeaus en bloemstukken werden den jubilaris aangeboden, o. a. een beeld van óen H. Franciscus. Het feest werd besloten door een plechtig Lof, waarby het altaar baadde in een zee van licht. Behalve het mannenkoor deed zich ook het goed geoefende knapenkoor hooren. De feestpredikatie W6rd gehouden door den ZeerEerw. Zeergel. heer prof. B. P. Aalberse, van het Seminarium Hageveld, die naar aan leiding van Eccli. L. 1. („In zyn leven stutte by het buis en in zyne dagen versterkte hy den tempel".) er op wees, hoe de H. Fran ciscus een geheelen omkeer teweegbracht in den toestand van zyn eeuw, vooral door de instelling der Derde Orde, waaraan de gewyde- redenaar den wensch vastknoopte, dat het den Jubilaris (bestuurder van de Congregatie der Derde Orde te Leiden) moge gegeven zyn, ook schoone vruchten van zyn onvermoeiden arbeid te mogen plukken. Met groote voldoening kan de ZeerEerw. jubilaris terugzien op dezen, voor hem gewis onvergetelyken, feestdag, waarop hem van zoo verscheiden zyden de meest ondubbelzinnige biyken van hoogachting en waardeering ge- warden. Op den 3den October, gisteren, is over- leuen een welbekend, by velen geacht bejaard persoon, namelyk de heer H. A. Van logen Schenau. Hy bereikte den hoogen leeftyi van ruim vyf en tachtig jaren en was, zooals byna elk L9idenaar weet, drager van het Metalen Kruis. Met hem ging het laatste lid heen der clhiar bestaande vereeniging „Het Metalen Kruis", van welker beide soctiön hy vele jaren voorzitter was. De begrooting der gemeente Haarlem van 1898 sluit in ontvangsten en uitgaven met een bedrag van 1,259,830, de buitenge wone uitgaven worden geraamd op f 212,735. Op de hoofdsom van het personeel zullen 10 opcenten minder worden geheven. Da hoofdeiyke omslag is ruim ƒ3000 minder geraamd. De schuldenlast der gemeente is op 1 Juni 1897 ƒ4,110,060. De „Opr. Haarl. Ct." verneemt, dat de heer N. W. Van Lenoep, de bekende schaker, op reis van Londen naar Amsterdam is over leden. Reeds is gemeld, dat de prinsen van Koetei Vryjag door HH. MM. de Koningin nen ter audiëntie werden ontvangen. Volgens den adat van hun land gingen zy (naar het „H.blad" meldt) als vazallen van den Neder- land8chen Staat aan do Koningin verlof vragen om zich uit Nederland te mogen verwyderen en naar hun land terug te gaan. D.i prinsen, die in groot gala waren, hebben zich ter audiëntie nog goruimen tyd met de Koninginnen onderhouden, waarby de heer Eerdmans weder als tolk didDSt deed. HH. MM. vroegen hun met welke indruk ken zy Europa verlieten, waarop de prinsen antwoordden, dat die indrukken in alle op zichten gunstig waren en dat zy veelhaddm gezien en geleerd. Van allo steden, die zy go- zien hadden, was Amsterdam hun het best bevallen; Parys en Beriyn hadden zy zeer mooi gevonden; Londen vonden zy een groote stad, doch vao daar waren zy niet met prettige incrukken teruggekeerd: die stad was hun veel te rumoerig. Alvorens de prinsen heengingen, ontvingen zy van de Koninginnen de groote portrette» der bei ie Vorstinnen, waarop haar eigen handige naamteekening, met verzoek dezt beeltenissen te overhaadigen aan hun vader den regeerenden vorst van Koetei. Dankbaar voor deze eer, namen de priasei deze beeltenissen in ontvangst. Het vertrek uit Rotterdam zal zonder eenis officiéél eerebetoon plaats hebben. De kennismaking van den burgemeesto van 's-Gravenhaga met de officieren van he garnizo:-n bepaalde zich Zaterdag-namiddag te 2 uren tot de voorstelling door den kolone jhr. Laman Trip, commandant van het re giment grenadiers en jagers, van eeno depu tatie van hoofd- en andere officieren van he corps. De ontvangst had plaats in de trouwkamer Da Raad van Utrecht heeft goedgekeurd de voordracht vao B. en Ws., om drie medailles beschikbaar te stellen voor den door dr Utrechtsche Schuttery Kader-Vereeniging „Graaf Jan van Nassau" uilgeschreven schiet- wedstryd. De heer O. Van Riemsdyk, burgemeester van Gram8bergeo, heeft als zoodanig ontslag gevraagd. Heden, Maandag-middag, zal in de be stuurskamer der „Pharmaceutical Society of Great Britain" te Londen de negende gouden Hanbury-medaille worden overhandigd aan dr J. E. De Vry, te 's Gravenhage. Uithoofd* van zyn hoogen leeltyd zal onze landgenoot zelf niet tegenwoordig kunnen wezen, doch onze consul generaal, de heer Maas, zal de medaille in ontvangst nemen en naar Nederland opzenden. Zooals men weet, heeft dr. De Vry als kina-kenner ook buiten Nederland eer welgeve8tlgden naam. De oppor-ceremoniemee8ter maakt be kend, dat het Hof, ingevolge de bevelen var H. M. de Koningin-Regentes, den lichten rouw zal aannemen voor den tyd van drie dagenf wegens het overly den van Zyne Hooghei' prins Friedrich Wilhelm Adolf Günther, hertog van MecklenburgSchwerin. Do minister van financiën herinnert be langhebbenden aan de bopaliDgen van df koninklijke besluiten van 14 November 186P (Staatsblad No. 168) en van 8 April 189f (Staatsblad No. 41), waarby hun de verplicb ting is opgelegd zich vóór of op 15 Novembe; tot het departement te wenden ter verkrygiog van de buweiyksgelden uit het fonds der Vrouwe Clara Jansdr. van Sparwoude; de uitkeering heeft slechts plaats „ten behoeve van die personen, wier huwelyk niet langer dan drie jaren vóór de aanmelding heeft plaats gehad en welke te dier zake nog geene uitkeering hebben genoten." 8) Hy beiikte juist het portier van myn coupé, toen de rein afgeluid werd. De locomotief floot en 3 machine zett% zich in beweging. Het volg'ide oogenblik was er een groote verwarring op het perron; ik keok uit het raampje e zag nog juist het opgewonden gezicht va.den man met den rooden baard, die hard et den trein meeliep en trachtte de kruk vi een der portieren te openen, terwyi eem spoorwegbeambten hem by de armen teruj-okken. Met een ovoel van verlichting, dat die man, wie 1 dan ook zyn mocht, Diet in myn coupé gekomen was, zette ik myn bagage onde.de bank en stak een sigaar op. Het is rioodig te zeggen, dat ik niet aan slapen dat. Myn medereizigers schenen allen gewone,-espectabele lui te zyn, maar ik vermeed t met hen in gesprek te komen. Toen de trei»Q parys het station binnen- stoomde, 6tond 0p 0Q keek het raampje uit, om te zien of i.]0n man met de rozet ook ontdekken kon. andere passagiers zochten hun bagage by kaar en stapten uit. Toen nam ik ook n bagage op en volgde langzaam. Maar daar niem] my kwam aanspreken, moest ik ten laai wei een kruier nemen om myn valies te .g0Q en een fiacre voor my te bestellen. Eerst nadat ik den koetsier het „Hdtel de Rome" genoemd had, bemerkte ik, tot myn groote verbazing, den man van Calais, die met zyn rug naar my toe stond, maar dicht genoeg by, om het adres geboord te hebben. Inwendig myn onvoorzichtigheid verwen- scbende, keerde ik my om, om in het rytuig te stappen, toen ik byna in botsing kwam met een anderon man, die snel den anderen kant opliep en een zwart en geel strikje In zyn jaszak wegstopte. Ik begreep den toestand oogenblikkeiyk. De persoon, die my ontmoeten zou, had my aan het station opgewacht, maar de tegenwoordigheid van den man uit Calais weerhield hem, my aan te spreken. Vervuld van een ernstig voorgevoel by dit afdoend bewys van de gevaren, die my om ringden, nam lk plaats in het rytuig, dat het station uitreed. Daar zag ik den onbekende met een rozet in een wachtend rytuig sprin gen, dat in snellen draf voor my uitreed. Nadat we verscheidene straten doorgereden waren, verloor ik het rytuig uit het gezicht, maar was niet erg verbaasd, toen ik het in de Rue Caumartin by het hotel zag staan, toen ik voorreed. Nauwelyks had ik myn eigen koetsier afbetaald en was ik naar binnen gegaaD, of ik stuitte op den man van het Gare duNord. Hy had het strikje weer in zyn knoopsgat gestoken en sprak my dadelyk aan met de woorden, die my opgegeven waren. Hy sprak zeer goed Fransch en ik ant woordde hem in dezelfde taal, de zinsnede gebruikende, die my voorgeschreven was. „Dank u zeer, mynheer Mayheir," ant woordde hy, „het is in orde; laten we maar naar uw kamer gaan, om eens gezellig te praten." Ik wendde my naar den portier, die met eenig ongeduld stond te wachten, om my te zeggen, dat het hotel vol was. Maar zoodra ik myn nieuw aangenomen naam genoemd had, wees hy ons den weg naar een com fortabel ingerichte kamer op de tweede ver dieping. Nauwelyks had de portier ons ver laten, of myn metgezel stapte naar de deur en sloot die af, terwyi hy den sleutel zéé in 't slot liet steken, dat het sleutelgat ge heel versperd was. Ik kan niet zeggen, dat er iets byzonders aan den man was, als dat zyn uiteriyk en houding meer aan eeu mili tair dan aan een diamantonhandelaar deden denken. Hy keerde zich tot my met een air van gezag. „Zeer goed, tot zoover hebt ge het er goed afgebracht. En geef my nu vóór alle dingen het kistje, dat voor my bestemd ia." Ik nam myn plaid en haalde het kistje voor den dag. „Hier zyn uw „horloges,"" zeide ik, hem het kistje overhandigende. lk legde eenigen nadruk op het laatste woord en had do voldoening te zien, dat hy my even scherp aankeek, als om te zien of ik er iets mee bedoelde. Toen ik hem echter ook rustig aankeek, scheen hy gerustgesteld. „Dit zal ik meenemen. Ik moet i chter binnen eenige minuten verlaten," c w ie bij, haastig sprekende, als iemiüd,die geen oogen blik te verliezen heeft. „Ik vrees, dat gy alreeds de aandacht getrokken hebt van degenen, die wy ontwyken moeten, en daarom zou het van my onvoorzichtig zyn hier te blyven, of van u, om by my te komen. Kortom, het is hoog noodig (wat ik ook wel voorzag) iets te verzinnen, dat den schyn van een toevallige ontmoeting heeft, zoodat ik u ongemerkt het pakje in handen spelen kan, dat ge naar Londen brengen moet. Gy begrypt my immers, niet waar?" „Volkomen; ge meent, dat wy elkaar op straat moeten tegenkomen of zoo iets?" vroeg ik. „Juist. Het plan, dat ik gemaakt heb, is dit. Van avond gaan de keizer en de keizerin naar de gala-voorstelling in de Opera, die hier om den hoek is, zooals ge wellicht weet. Er zal een ontzagiyke menigte op de been zyD, om hen te zien binnengaan, en nu moeten we trachten in het gedrang naast elkaar te komen; dan zal niemand zien, dat gy een klein pakje van my aanneemt." „Zou dit niet bezwaariyk zyn uit te voeren opperde ik. „Volstrekt niet. Al wat gy te doen hebt, is daar op tyd te zyn, dat is vóór negenen, en zorg dan, dat ge zoo dicht mogelyk by de plaats komt, waar het keizeriyk rytuig zal stilhouden, alsof ge alleen door nieuwsgierig heid gedreven werdt, om hun Majesteiten te zien uitstappen. Wacht daar en ik zal zor gen, naast u te komen en het pakje in uw hand to duwen. Als ge my ziet naderen, moet ge natuuriyk geen teeken van herken- ning geven en evenmin moogt ge by het aannemen van het pakje eenige beweging maken, die ons zon kunnen verraden aan d' dieven, als ze daar mochten zyn. Neem vooral in acht voor een forschen man mo rooden baard." „Maar dat is joist de man, die my, sedert ik te Calais aan land kwam, achtervolgt* heeft." Myn metgezel fronste ongeduldig zyn wenk brauwen. „Daar was ik al bang voor. Die man is da brutaalste en gewetenlooste van onze tegeqr standers. Zorg, dat ge uit zyn handen biytf In den loop van den dag moet ge trachteh- hem uw spoor te doen byster worden. Ho beste zal zyn, dat ge Da het ontbyt dit hote verlaat en niet terugkomt; later kunt ge om uw bagage sturen. Loop Parys door als eer gewoon toerist en tracht u in de menigt te verliezen. Wenscht ge nu nog iets te vragen?" „Alleen dit: Wat moet ik doeD, als de smaragd in myn bezit is?" „Biyf doodstil staan, tot de Czaar naar binnen is en de menigte zich gaat verspreiden. Dan moet ge zoo spoedig mogelyk naar Londen teruggaaD." Hy sprak snel, alsof hy op heete kolen zat. „Maar tegen dieu tyd is do nachtboot al weg," merkte ik op. Myn metgezel maakte een beweging van ongeduld. (S/of volgti)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1897 | | pagina 1