N#. 11537.
Dingdag 5 October.
A". 1897
§eze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van <§pn- en feestdagen, uitgegeven.
„Een ongemeene verlossing."
Leiden, 4 October.
P euilleton.
Van Londen naar Parijs.
1EIDSCI
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 8 maanden. 1.10,
Franco per postf t 1 40.
Afzonderlijke Nommere 0.05.
PRIJS DER ADVERTENTIÈN
Van 1—6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17J. Grootere
letters naar plaatsruimte. Voor hst incaeseeren buiten de Btad
wordt f 0 05 berekend.
OlGciëel© Kennisgevingen.
Do Burgemeoster der gemeente Leiden;
Gelet op art. 65, laatste lid, der kieswet;
Brengt ter algemeene kennis, dat de stemming
ter benoeming va a écn lid van den Gemeenteraad
In hot late kieediatriot van Leiden zal plaate hebben
opDiDsdag denSden October 189 7, van
dos voormiddaga aoht tot das namiddags
vf uron.
Do lieten der oandidaten bevatten in alphabetische
volgorde de volgende namen, als:
Dr. P. J. KAISER,
A. G. KLOOT8 Jr.
De herstemming, zoo oie noodig mooht blijken,
zal plaats hebben op Vrijdag 15 October 18 97.
Art. 128 van bet Wetboek van Strafrecht luidt:
„Hy, die opzettelijk zich voor een ander uitgevende
„aan eon krachtens wettelijk voorschrift uitgeschreven
„verkiezing deelneemt, wordt gestraft met gevange-
„nisstraf van ten hoogste één jaar."
Loiden, De Bnrgemeester voornoemd,
27 Sept. 18tT. F. WAS.
Kostelooie Inenting.
Bnrgemeeeter en Wethouders van Leiden brengon
bg doze ter algemeene kennie, dat op Dinsdag
21 Sept. 1897 en tot nadere aankondiging
op eiken volgenden Dinsdag, telkenmale
des namiddags te twee uren, in het Elisabethshof
aan de Oude Vest, gelegenhoid zal worden gegeven
tot kosteloozo inenting van on- en min
vermogenden, wordende tevena aan belanghobbenden
herinnerd, dat zjj eleohte zullen worden toegelaten
op vertoon van een bewijs hunner geboorte-
tnaohrijving.
Burgemeester en Wothoaders voornoemd,
Loiden, F. WAS, Bnrgemeester.
16 Sept. 1897. E. KIST, Secretaris.
In waarheid mag alzoo het gedenkwaardig
ontzet van Leiden in 1674, op den 3den
October, heeten.
Een geduchte legermacht hield de veste
bekneld, zoodat haar bevelhebber niet anders
dacht, of hy zou haar zeker in zyn macht
krijgen. "Wel hield zy het langer vol dan hy
gedacht had, wel zocht hy door schoonscby-
nende redenen haar tot overgave te bewegen,
maar men stoorde zich daaraan zoo min als
aan zyn bedreigingen, dat zy, by langer ver
zet, de hooggeprezen goedertierenheid des
Konings zou verbeuren. Hoe hoog de nood
ook rees, hoe veel gebrek men ook leed, hoe
weinig hoop er ook was om mondbehoeften
in te voeren, toch wisten de kloeke Leide-
naar8, trots allerlei ellende, als bongtrsnood
en pest, elkaar moed in te spreken, vertrou
wende op de toezegging van den Prins van
Oranje en de Staten (wyl hun aan 't behoud
der stad zooveel gelegen was), dat zy hen
niet zouden verlaten, maar hun zouden toonen,
dat zy niets te zwaar zouden achten, om
Leiden te behouden.
Niet door een leger: want de landmacht
was te zwak, maar door het water wilden
zy beproeven de stad uit hare knellende
banden te bevryden. Zekerheid dat het middel
zou baten, bezat men niet. Schie- en Rynland
liggen lager dan het land rondom Leiden.
Toch besluiten de Staten, op aanraden vsn
den Prins, den IJseldyk by Kapelle op 16
plaatsen door te steken en by IJselmonde,
tusschen Rotterdam en Delftshaven, een ge
weldig groote opening te graven, waarna de
sluizen te Rotterdam, Schiedam en elders
werden opengezet. Met alle vlyt werden in
Delft, Rotterdam en elders een aantal plat
bodemds vaartuigen gebouwd en een groote
hoeveelheid krygstuig byeengebracht.
Valdez, de Spaansche krygsoverate, dacht
het beleg op te breken, omdat hy vreesde
voor dien geduchten vyand, het water, maar
Spaanschgezinde landlieden wisten hem zyn
angst te ontnemen, door hem te verzekeren,
dat het water nooit de dyken zou over-
8troomen. Eu werkelyk was het vóór de
Landscheiding, een dyk tusschen Ryn- en
Delfland, slechts 10 a 12 palmen gerezen.
De Spanjaarden riepen den Leidenaren toe:
„Gy, gouskens, gaat op den toren en 2Ï3t
het Maaswater te gemoet." Onder de Heeren
Staten waren er, die aan de onderneming
wanhoopten.
In 't begin van Herfstmaand daagde de
vloot, tot ontzet van Leiden, onder bevel van
de admiraals Lodewyk van Boisot en Nicolaas
Willemszoon.
Aan de Landscheiding genaderd, bevonden
zy, dat het water wel twee voet daarbeneden
stond. Deze dyk werd doorgestoken en tot
aan den Groenenweg, een tweeden dyk,
gevaren, welke ook werd doorgegraven. Aan
de Zoetermeer8che brug kwam het tot een
hevig gevecht met de Spanjaarden, die zich
daar genesteld hadden, om dit punt te ver
dedigen. Wel sneuvelden er vele Spanjaarden,
maar men vorderde niet, waarom Boisot naar
het Zoetermeersche meer voer.
Ongelukkig hield de wind het wassen van
het water tegen. Eindeiyk bereikte de vloot
de Noord-Aa. Gelukkig, dat de Spanjaarden
verzuimd hadden dit gewichtig punt te be
zetten. Nu kwamen de vlotelingen aan een
breeden waterplas, die zich tot aan Zwieten
uitstrekte. Maar men had nog altyd met den
lagen stand van het water te worstelen. Ja,
het scbeen, alsof de onderneming daardoor
zou moeten falen.
Na veel mo-ite gelukte het den Kerkweg
of dyk van Zoeterwoude te bereikeD, die
eveneens werd doorgestoken. Nog had men
niet veel gewonnen. Ja, Lodewyk Boisot begon
zelf te twyfelen, of het ontzet wel zou ge
lukken, toen een felle noordoostenwind het
water zeewaarts stuwde en dus nog meer
deed vallen. Maar ziet, toen het scheen, alsof
er geen uitkomst bestond voor de beklagens
waardige Leidenaars, die, by gebrek aan het
noodige voedsel, met moeite het veege leven
rekteD, toen stak, Godlof, met den springvloed
een storm op uit het noordwesten, waardoor
het water naar L°iden toestroomde en het
land rondom de stad, zóó onder wat.r
zette, dat do vloot eindeiyk tusschen Zoeter
woude en de schans te Lammen zich kon
vertoonen.
Valdez had zich reed9 lang uit de voeten
gemaakt en had zyn onderbevelhebbers gelast
zyn voorbeeld te volgen, indien zy vreesden
dat de manschappen zouden verdrinken.
De schrik had hun bevangen, en toen, in
den Dacht van den 2den op den 3 3en October,
een gedeelte van den stadsmuur instortte,
dacht de bezetting van de schans te Lammen,
dat de Leidenaars oen uitval dedeD, nu zy de
vloot zoo naby wisten. De Spanjaarden, hier
gelegerd, slaan op de vlocht Een Leidsche
knaap, die op de wallen stond, had hen met
brandende lonten zien uittrekken. Men geloofde
hem niet, toen hy dat heuglyk bericht in de
stad bracht, en bood hem zes gulden aan,
indien hy zich derwaarts begaf. Hy vertrekt,
en, daar aangekomen, wuift by met zyn hoed.
Zou het hem van de Spanjaarden gelast zyn?
Wel neen, want hopman Genit Van der Laan
ontmoette daarna een paar galeien, door Boisot
op verkenning uitgezonden. Zoo was 't dan
toch waar, dat de Spanjaarden ook dit hoog
gelegen punt haduen verlaten. Het bleek echter,
dat de mooding van den Vliet door paalwerk
was afgedamd. Nu gingen de matrozen, by-
gestaan door stads werklieden, aan 't werk
om deze hindernis op te nimen. En als dit
geschied is, vaart de vloot door en het ontzet
van Leiden, is o vreugde 1 oen voldongen feit.
't Was op Zondag den Sden October, de3
morgens te 8 uren, dat deze ongedachte ver
lossing der veege stad ten deel viel.
Wel bad Leiden ontzettend geledon door
hongersnood en pest, waardoor van de 14000
zielen er wel 6000 ten grave werden ge
sleept, maar nu de stad behouden en in den
eersten nood voorzien is, galmt het langs de
straten„Leiden ontzet! Leiden ontzet! Eeuwig
zy de Heer geprezen I"
Overheid, burgers eo zeelieden gaan tem-
pelwaarts om God te loven en te danken
voor zoo'n ongemeene verlossing, want men
gevoelt het, dat Zyne hulp naby was, toen de
nood het hoogst was gestegen en de vloot,
door tegenwind teruggehouden, de stad niet
kon bereiken.
Daags na Leidens verlossing stak een felle
zuidoostenwind op, die hel water van de stad
afdreef, en toen weder noordwaarts zwaaiende,
het met een onweder naar zes terugvoerde,
zoodat het land in korten tyd weer droog
was, om het vee er nog eeDigen tyd op te
brengen. Ook hierin zag men den bystand
des Heeren, wien de dankbare menigte ook
hiervoor allen lof toebracht
Gisteren (Zondag) herdacht Pater B. C.
Ruyten, kapelaan van de parochie O. L. Vr.
Onbevl. Ontvang. (Hartebrug), den dag, waarop
hy vóór vyf en twintig jaren in de Orde van
den H. Franciscus trad. Onder het H. Misoffer,
dat door den Zeer Eerw. jubilaris op plechtige
wyze werd opgedragen aan het, thans byna
voltooide, prachtige hoofdaltaar, geassisteerd
door zyn Zeer Eerw. medebroeders, pastoor
H. L. A Gadet als presbyter assistens, pater
H. A. Van Kessel en pater A. Daniöls, als
diaken en sub-diaken, en door de Eerw. heeren
J. Clavan en B. Hermans als cantores en den
Eerw. heer J. C. Aalberse als ceremoniarius,
werd door het zangkoor op verdienstelyke
wyzo uitgevoerd, behalve het „Veni Creator"
van J. Beltjen8, en de „O Salutaris" van
Miss Dolby (Bas-solo), de solemneele mis van
Riga, het „Tantum ergo" van Viotta en het
„Landate Dominum" van Groenendyk.
Na de Hoogmis werd de ZeerEerw. jubilaris
gecomplimenteerd, behalve door vele particu
lieren, ook door verscheidene corporation, o. a.
het Kerk- en Armbestuur, de St.-Vincentius-
vereeniging, de Congregatie van de Derde
Orde, den R.-K. Volksbond, Zangkoor, College
van Collectanten, R. K. Militairen-vereeniging,
enz. Vele fraaie cadeaus en bloemstukken
werden den jubilaris aangeboden, o. a. een
beeld van óen H. Franciscus.
Het feest werd besloten door een plechtig
Lof, waarby het altaar baadde in een zee
van licht. Behalve het mannenkoor deed zich
ook het goed geoefende knapenkoor hooren.
De feestpredikatie W6rd gehouden door den
ZeerEerw. Zeergel. heer prof. B. P. Aalberse,
van het Seminarium Hageveld, die naar aan
leiding van Eccli. L. 1. („In zyn leven stutte
by het buis en in zyne dagen versterkte hy
den tempel".) er op wees, hoe de H. Fran
ciscus een geheelen omkeer teweegbracht in
den toestand van zyn eeuw, vooral door de
instelling der Derde Orde, waaraan de gewyde-
redenaar den wensch vastknoopte, dat het
den Jubilaris (bestuurder van de Congregatie
der Derde Orde te Leiden) moge gegeven zyn,
ook schoone vruchten van zyn onvermoeiden
arbeid te mogen plukken.
Met groote voldoening kan de ZeerEerw.
jubilaris terugzien op dezen, voor hem gewis
onvergetelyken, feestdag, waarop hem van zoo
verscheiden zyden de meest ondubbelzinnige
biyken van hoogachting en waardeering ge-
warden.
Op den 3den October, gisteren, is over-
leuen een welbekend, by velen geacht bejaard
persoon, namelyk de heer H. A. Van logen
Schenau. Hy bereikte den hoogen leeftyi van
ruim vyf en tachtig jaren en was, zooals
byna elk L9idenaar weet, drager van het
Metalen Kruis.
Met hem ging het laatste lid heen der
clhiar bestaande vereeniging „Het Metalen
Kruis", van welker beide soctiön hy vele
jaren voorzitter was.
De begrooting der gemeente Haarlem
van 1898 sluit in ontvangsten en uitgaven
met een bedrag van 1,259,830, de buitenge
wone uitgaven worden geraamd op f 212,735.
Op de hoofdsom van het personeel zullen
10 opcenten minder worden geheven. Da
hoofdeiyke omslag is ruim ƒ3000 minder
geraamd. De schuldenlast der gemeente is
op 1 Juni 1897 ƒ4,110,060.
De „Opr. Haarl. Ct." verneemt, dat de
heer N. W. Van Lenoep, de bekende schaker,
op reis van Londen naar Amsterdam is over
leden.
Reeds is gemeld, dat de prinsen van
Koetei Vryjag door HH. MM. de Koningin
nen ter audiëntie werden ontvangen. Volgens
den adat van hun land gingen zy (naar het
„H.blad" meldt) als vazallen van den Neder-
land8chen Staat aan do Koningin verlof
vragen om zich uit Nederland te mogen
verwyderen en naar hun land terug te gaan.
D.i prinsen, die in groot gala waren, hebben
zich ter audiëntie nog goruimen tyd met de
Koninginnen onderhouden, waarby de heer
Eerdmans weder als tolk didDSt deed.
HH. MM. vroegen hun met welke indruk
ken zy Europa verlieten, waarop de prinsen
antwoordden, dat die indrukken in alle op
zichten gunstig waren en dat zy veelhaddm
gezien en geleerd. Van allo steden, die zy go-
zien hadden, was Amsterdam hun het best
bevallen; Parys en Beriyn hadden zy zeer
mooi gevonden; Londen vonden zy een groote
stad, doch vao daar waren zy niet met prettige
incrukken teruggekeerd: die stad was hun
veel te rumoerig.
Alvorens de prinsen heengingen, ontvingen
zy van de Koninginnen de groote portrette»
der bei ie Vorstinnen, waarop haar eigen
handige naamteekening, met verzoek dezt
beeltenissen te overhaadigen aan hun vader
den regeerenden vorst van Koetei.
Dankbaar voor deze eer, namen de priasei
deze beeltenissen in ontvangst.
Het vertrek uit Rotterdam zal zonder eenis
officiéél eerebetoon plaats hebben.
De kennismaking van den burgemeesto
van 's-Gravenhaga met de officieren van he
garnizo:-n bepaalde zich Zaterdag-namiddag
te 2 uren tot de voorstelling door den kolone
jhr. Laman Trip, commandant van het re
giment grenadiers en jagers, van eeno depu
tatie van hoofd- en andere officieren van he
corps.
De ontvangst had plaats in de trouwkamer
Da Raad van Utrecht heeft goedgekeurd
de voordracht vao B. en Ws., om drie medailles
beschikbaar te stellen voor den door dr
Utrechtsche Schuttery Kader-Vereeniging
„Graaf Jan van Nassau" uilgeschreven schiet-
wedstryd.
De heer O. Van Riemsdyk, burgemeester
van Gram8bergeo, heeft als zoodanig ontslag
gevraagd.
Heden, Maandag-middag, zal in de be
stuurskamer der „Pharmaceutical Society of
Great Britain" te Londen de negende gouden
Hanbury-medaille worden overhandigd aan dr
J. E. De Vry, te 's Gravenhage. Uithoofd*
van zyn hoogen leeltyd zal onze landgenoot
zelf niet tegenwoordig kunnen wezen, doch
onze consul generaal, de heer Maas, zal de
medaille in ontvangst nemen en naar Nederland
opzenden. Zooals men weet, heeft dr. De Vry
als kina-kenner ook buiten Nederland eer
welgeve8tlgden naam.
De oppor-ceremoniemee8ter maakt be
kend, dat het Hof, ingevolge de bevelen var
H. M. de Koningin-Regentes, den lichten rouw
zal aannemen voor den tyd van drie dagenf
wegens het overly den van Zyne Hooghei'
prins Friedrich Wilhelm Adolf Günther, hertog
van MecklenburgSchwerin.
Do minister van financiën herinnert be
langhebbenden aan de bopaliDgen van df
koninklijke besluiten van 14 November 186P
(Staatsblad No. 168) en van 8 April 189f
(Staatsblad No. 41), waarby hun de verplicb
ting is opgelegd zich vóór of op 15 Novembe;
tot het departement te wenden ter verkrygiog
van de buweiyksgelden uit het fonds der
Vrouwe Clara Jansdr. van Sparwoude; de
uitkeering heeft slechts plaats „ten behoeve
van die personen, wier huwelyk niet langer
dan drie jaren vóór de aanmelding heeft
plaats gehad en welke te dier zake nog
geene uitkeering hebben genoten."
8)
Hy beiikte juist het portier van myn coupé,
toen de rein afgeluid werd. De locomotief
floot en 3 machine zett% zich in beweging.
Het volg'ide oogenblik was er een groote
verwarring op het perron; ik keok uit het
raampje e zag nog juist het opgewonden
gezicht va.den man met den rooden baard,
die hard et den trein meeliep en trachtte
de kruk vi een der portieren te openen,
terwyi eem spoorwegbeambten hem by de
armen teruj-okken.
Met een ovoel van verlichting, dat die
man, wie 1 dan ook zyn mocht, Diet in
myn coupé gekomen was, zette ik myn
bagage onde.de bank en stak een sigaar
op. Het is rioodig te zeggen, dat ik niet
aan slapen dat. Myn medereizigers schenen
allen gewone,-espectabele lui te zyn, maar
ik vermeed t met hen in gesprek te
komen.
Toen de trei»Q parys het station binnen-
stoomde, 6tond 0p 0Q keek het raampje uit,
om te zien of i.]0n man met de rozet ook
ontdekken kon. andere passagiers zochten
hun bagage by kaar en stapten uit. Toen
nam ik ook n bagage op en volgde
langzaam.
Maar daar niem] my kwam aanspreken,
moest ik ten laai wei een kruier nemen
om myn valies te .g0Q en een fiacre voor
my te bestellen. Eerst nadat ik den koetsier
het „Hdtel de Rome" genoemd had, bemerkte
ik, tot myn groote verbazing, den man van
Calais, die met zyn rug naar my toe stond,
maar dicht genoeg by, om het adres geboord
te hebben.
Inwendig myn onvoorzichtigheid verwen-
scbende, keerde ik my om, om in het rytuig
te stappen, toen ik byna in botsing kwam
met een anderon man, die snel den anderen
kant opliep en een zwart en geel strikje In
zyn jaszak wegstopte. Ik begreep den toestand
oogenblikkeiyk. De persoon, die my ontmoeten
zou, had my aan het station opgewacht,
maar de tegenwoordigheid van den man uit
Calais weerhield hem, my aan te spreken.
Vervuld van een ernstig voorgevoel by dit
afdoend bewys van de gevaren, die my om
ringden, nam lk plaats in het rytuig, dat het
station uitreed. Daar zag ik den onbekende
met een rozet in een wachtend rytuig sprin
gen, dat in snellen draf voor my uitreed.
Nadat we verscheidene straten doorgereden
waren, verloor ik het rytuig uit het gezicht,
maar was niet erg verbaasd, toen ik het in
de Rue Caumartin by het hotel zag staan,
toen ik voorreed.
Nauwelyks had ik myn eigen koetsier
afbetaald en was ik naar binnen gegaaD, of ik
stuitte op den man van het Gare duNord.
Hy had het strikje weer in zyn knoopsgat
gestoken en sprak my dadelyk aan met de
woorden, die my opgegeven waren.
Hy sprak zeer goed Fransch en ik ant
woordde hem in dezelfde taal, de zinsnede
gebruikende, die my voorgeschreven was.
„Dank u zeer, mynheer Mayheir," ant
woordde hy, „het is in orde; laten we maar
naar uw kamer gaan, om eens gezellig te
praten."
Ik wendde my naar den portier, die met
eenig ongeduld stond te wachten, om my te
zeggen, dat het hotel vol was. Maar zoodra
ik myn nieuw aangenomen naam genoemd
had, wees hy ons den weg naar een com
fortabel ingerichte kamer op de tweede ver
dieping. Nauwelyks had de portier ons ver
laten, of myn metgezel stapte naar de deur
en sloot die af, terwyi hy den sleutel zéé
in 't slot liet steken, dat het sleutelgat ge
heel versperd was. Ik kan niet zeggen, dat
er iets byzonders aan den man was, als dat
zyn uiteriyk en houding meer aan eeu mili
tair dan aan een diamantonhandelaar deden
denken.
Hy keerde zich tot my met een air van
gezag.
„Zeer goed, tot zoover hebt ge het er goed
afgebracht. En geef my nu vóór alle dingen
het kistje, dat voor my bestemd ia."
Ik nam myn plaid en haalde het kistje voor
den dag.
„Hier zyn uw „horloges,"" zeide ik, hem
het kistje overhandigende.
lk legde eenigen nadruk op het laatste woord
en had do voldoening te zien, dat hy my even
scherp aankeek, als om te zien of ik er iets
mee bedoelde. Toen ik hem echter ook rustig
aankeek, scheen hy gerustgesteld.
„Dit zal ik meenemen. Ik moet i chter
binnen eenige minuten verlaten," c w ie bij,
haastig sprekende, als iemiüd,die geen oogen
blik te verliezen heeft. „Ik vrees, dat gy
alreeds de aandacht getrokken hebt van
degenen, die wy ontwyken moeten, en daarom
zou het van my onvoorzichtig zyn hier te
blyven, of van u, om by my te komen.
Kortom, het is hoog noodig (wat ik ook wel
voorzag) iets te verzinnen, dat den schyn van
een toevallige ontmoeting heeft, zoodat ik u
ongemerkt het pakje in handen spelen kan,
dat ge naar Londen brengen moet. Gy begrypt
my immers, niet waar?"
„Volkomen; ge meent, dat wy elkaar op
straat moeten tegenkomen of zoo iets?"
vroeg ik.
„Juist. Het plan, dat ik gemaakt heb, is
dit. Van avond gaan de keizer en de keizerin
naar de gala-voorstelling in de Opera, die
hier om den hoek is, zooals ge wellicht weet.
Er zal een ontzagiyke menigte op de been
zyD, om hen te zien binnengaan, en nu moeten
we trachten in het gedrang naast elkaar te
komen; dan zal niemand zien, dat gy een
klein pakje van my aanneemt."
„Zou dit niet bezwaariyk zyn uit te voeren
opperde ik.
„Volstrekt niet. Al wat gy te doen hebt,
is daar op tyd te zyn, dat is vóór negenen,
en zorg dan, dat ge zoo dicht mogelyk by de
plaats komt, waar het keizeriyk rytuig zal
stilhouden, alsof ge alleen door nieuwsgierig
heid gedreven werdt, om hun Majesteiten te
zien uitstappen. Wacht daar en ik zal zor
gen, naast u te komen en het pakje in uw
hand to duwen. Als ge my ziet naderen,
moet ge natuuriyk geen teeken van herken-
ning geven en evenmin moogt ge by het
aannemen van het pakje eenige beweging
maken, die ons zon kunnen verraden aan d'
dieven, als ze daar mochten zyn. Neem
vooral in acht voor een forschen man mo
rooden baard."
„Maar dat is joist de man, die my, sedert
ik te Calais aan land kwam, achtervolgt*
heeft."
Myn metgezel fronste ongeduldig zyn wenk
brauwen.
„Daar was ik al bang voor. Die man is da
brutaalste en gewetenlooste van onze tegeqr
standers. Zorg, dat ge uit zyn handen biytf
In den loop van den dag moet ge trachteh-
hem uw spoor te doen byster worden. Ho
beste zal zyn, dat ge Da het ontbyt dit hote
verlaat en niet terugkomt; later kunt ge om
uw bagage sturen. Loop Parys door als eer
gewoon toerist en tracht u in de menigt
te verliezen. Wenscht ge nu nog iets te
vragen?"
„Alleen dit: Wat moet ik doeD, als de
smaragd in myn bezit is?"
„Biyf doodstil staan, tot de Czaar naar
binnen is en de menigte zich gaat verspreiden.
Dan moet ge zoo spoedig mogelyk naar
Londen teruggaaD." Hy sprak snel, alsof hy
op heete kolen zat.
„Maar tegen dieu tyd is do nachtboot al
weg," merkte ik op.
Myn metgezel maakte een beweging van
ongeduld.
(S/of volgti)