CIJFER: 2 THOMSON'S THEE
MENGELWERK.
Woensdag-avond
in het beschaafde Duitschland wel verstaan.
Talitjke Duitsche en Engelsche geleerden
niet alleen die zich met taalstudie bezighou
den kennen Nederlandsch, ook zijn er niet
weinig Duitschers, die, uit belangstelling in
do Vlaam8che Beweging, geabonneerd zijn op
Vlaameche tijdschriften."
Dit te hooren doet goed.
In De Gemeentestem waarschuwt mr. J. H.
De Vries, te Deventer, tegen het toene
mend gebruik vao stempels.
Zoowel in gemeente- als in andere admini-
etratiên wordt in de laatste jaren, zegt hy,
hoe langer hoe meer gebruik gemaakt van
eaoutchoucstompels. Zoo ziet men gedrukte
formulieren, waarop een maal of vflf zes bijv.
de naam der gemeente met groote letters
(liefst met andoren inkt) tusschen de kleinere
drukletters is afgestempeld. Dit misstaat, doch
beeft verder geen gevolgen.
Iete anders wordt het echter, als ook de
handteekeningeo gestempeld worden, hetgeen
thans meer en meer in de mode komt. Het
is wellicht te begrijpen, dat een ambtenaar
in een zeer groote administratie, die dage
lijks honderden ook onbeduidende stukken
(bijv. apostilles, begeleidende brieven, enz.)
heeft te teeken6n, zich voor laatstgenoemde
soort van een stempel bedient; doch ook vele
burgemeesters van zeer kleine gemeenten
bedienen er zich tegenwoordig van.
Op die wjjze kunnen de zaken worden afge
daan zonder dat de verantwoordelijke persoon
de stukken in handen beeft gehad. Hierin
schuilt het gevaar. Do onderteekening van
een stuk moet juist bewijzen, dat de onder
teekenaar dat stuk in handen heeft gehad, en
dit bewijs vervalt geheel door bet gebruiken
van een stempel, die ook in handen van ande
ren kan berusten en die zoo gemakkelijk is na
te maken.
Ook op de kantoren van sommige ontvangers
worden handteekening-stempels gebruikt. Men
komt belasting betalen als noch de ontvanger
noch iemand, die gemachtigd is om voor
hem te teekenen, aanwezig is. De stempel
van den ontvanger maakt dan het belasting
biljet tot een quitantie. Dat is wel practisch,
doch zou zulk eene quitantie in rechten geldig
*yn, als de post eens niet voor ontvangst
Is geboekt?
Het minst te verdedigen is het gebruik
van een handteekening-stempel, als het stuk,
waarop do handteekening moot staan, bestemd
is om iets to bewijzen. In enkele provinciën
worden de bewijzen van voldoening aan den
militieplicht namens den Commissaris der
Koningin gestempeld. Mij is een voorbeeld
bekend, zegt de schrijver, dat een ambtenaar
van den burgerlijken stand weigerde zulk
een bewijs by de huwelijks-papieren aan
te nemen.
En m. i. zeer terechtwant het bleek niet,
dat dit gewichtig bewijsstuk was afgegeven
door den Commissaris der Koningin, zooals
het K. B. van 17 Dec. 1861 („Stsbl." No. 127)
voorschrijft.
Ten slotte wyst mr. De Vries op een
bepaling als byv. art. 21 B. W., om te
betoogen, dat een handteekening, waar die
bestemd is om iets te bewijzen, door den
persoon zeiven moet zijn geschreven.
BECLAHEI,
a 25 Cents per regel.
988 2
SCHAA-KRUBR-IEK. - Maandag 27 September 1897.
Redactie: L- S.-V. „Morphy". Adres: W. C. TAN DER MEULEN, Brccstraat 151.
Schaaknieuws.
Berlyn: Dank zij den yver der redacti9 van „Wochenscbach" zijn wy in staat
onzen lezers veel mede te deeleu van de gebeurtenissen, die ons allen in zoo liooge mate
intereseeeren. Zeker evenveel is dit met Haupt als met Meister-turnier bet geval, door de
aanwezigheid van onzen landgenoot D. Bl-ykmans uit Amsterdam. Meermalen is ge1 leken,
dat de heer Bleykmans een vrü juist inzicht iu de hoogste trap der Nederlandsche schaak
kracht geeft. En zi.-tl Deze geeft blyk een meesterkraebt te zijn, want wy kunnen, den
stand van deze we;k aanziende, verwachten, dat Bleykmans, ni=ttegtnsfcaande mededingers
lis Von Popial, Doppler en Keidanski, met hoogste score in de „Siegergruppe" zal overgaan.
19 September: Iste Groep. (9 pirtyen gespeeld.)
Bleykmans 7'/a, v. Popiel 7'/2, Hoinrichsen 6'/^ K ilan3ki 4'/a.
Hde Groep. (10 partijen gespoeld).
Doppler 8, Brody 6, B. Hülsen 5, Beek 5.
Het Meist r turnier geeft veel te zien. v. Bardeleben is voorzien van 19 sierlijke nullen,
amdat Heir Eoglisch hem dat gra;g gunde. Na do lsto party is hy nl. ziek geworden en
E. weigerde hem te laten schrappen. Marco schijnt in conditie te zyn. Met 6l/2 punt van
de 7 paitijen laat by Walbrodt en Blackburno 1'/, punt achter zich. Laat hy zoo voortgaan,
naar die mooie aanloopjes zyn aityd geen zegoo.
Te veel schakon behoeven de meesters niot, maar de adspirant meesters worken maar
foort zonder op-ouden.
Waarde lezer, wensch kracht en sterkto aan B:eykmansl
Amerika. Het is Steinitz ni t beschoren ooit rust te hebben. Nu is by weer in een
pro es gewikjc^li met James Frotingham, du beweert ruim ƒ20,000 van hem te vorderen
ie hebben. Steimtz viodfc, dat f 200 wel genoeg is. De schuld zou dateeren van de uitgave
van de „Modern Chess Instructor."
Laatste berichten. In de „Siegergruppe" staat B.eykmans mot Brody en Hülsen voor
No. 1, allen met 1 winstpunten.
Schaakpartij No. 41, gespeeld in het Meister 1 urnier te Herlijn, 14 Sept. '97.
Franschc partij.
mot g 4
den aanval te ver-
L e 3
19
D h 4
D. BLuLborne.
Cohn.
volgen.
c 5
20
L e 5
9
L d 7
c 6 1
21
Wit.
Zioart.
Ld 2
10
0 0 0?
Beslissend.
e i
1
e 6
b 4
11
P e 4
21
Lal:
d 4
2
d 5
L e 4
12
f5
cd74^
22
T d 7
PcS
O
O
d e 4:
L c 2
13
Df 6
Tal:
23
gö
Beter P f 6
bö
14
P e 7
La 7:
24
g 4
Pe4:
4
P f 6
P e 5
15
P g 6
D e 6
25
D e 7
Ld 3
P c 6
Pg6:
16
D g 6
D e 7
26
T e 7
c 3
6
h 6
0-0
17
Df 6
L f 5 4^
27
K d 8
Tc-mpo verlies.
c 4
18
Td 1 4-
28
K e 8
P f 3
7
L d 8
Een schoon
piennenoffer,
L g 6 4-
29
K f 8
D e 2
8
D o 7
dat den aanval onwederstaan-
L c 5
30
geeft op.
b 3
9
baar maakt.
{Aanmerkingen van J. Miese
Om als zwart
rocbeert,
18
D d 4
Probleem No. 41 van J. J.
Zwart.
8
Colpa, te Leiden.
Stand der stukken:
WitK f 2, T d 4, L g 7, L g 8, P d 8.
Pel, b 2, f3.
Zwart: K c 5, Pal, b 5, b 6, b 7.
abcdefgh
Wit
Mat in 2 zetten.
Oplossingen in te zenden by J. J.
Colpa, Lange Mare 18, vóór Zaterdag.
Oplossiog Probleem No. 40.
Pe7. K X e, 2Dd7KxP3 D f 5
P X D 4 Pg 6 T
gxP3Dd5Kf6. 4Pg8=p
PbG 3 PcG -f- K X F 4 D X g
K f 6 4 D e 6
anders 3De6-4-KxP4Pd6=F
Kd4 4 Dd5q=
c Xb 2 li b 5 Pb 63 D c 5
KxD 4 PeS
anders 3 D d 5 Kc3, 4 D c 4
anders 2 D b 5, c X b 3 als 2de variant
of e rdor mat.
Volledige opl. No. 39 ontvangen van:
Leiden: J. v. Bevelen, R. Paulides, H.
J. Broekveldt,
A. C. Splinter,
Jbr. Strict v. Linschoten,
Deventer: A. v. Eelde,
buiten mede
dinging.
Onvolledige opl. No. 39 ontvangen van:
Leiden: W. Ridderhof, G. H. Key, J. J.
Do Casparls,
R. v. Dam (buiten mededinging).
Een zeldzame diamant.
Uit het Engelsch van Mary West
Reeds jaren heb ik een goud- en zilver-
wiokel in Avonmouthlaat my u een vreemde
geschiedenis verhalen, die my in den handel
overkwam.
Op een avond trad er een jonge man van
een zeer fatsoeniyk uiteriyk myn winkel
binnen, geiyktydig den hoed afnemend. Daar
ik altyd zeer op goede manieren ben gesteld
geweest, nam deze kleine beleefdheid my al
dadeiyk voor den onbekende in. Ik keek hem
onderzoekond aan, om onmiddeliyk myn blik
te wenden van zyn gelaat naar een ring met
een schitterenden diamant aan zyn derden
vinger. Ik zag dadelyk, dat het een roos was,
daar de diamant meer schitterende stralen
schoot dan dat de steen die opnam en weer
kaatste zooals een briljant doet.
„Ik zie, dat u mijn ring opmerkt," begon
de bezoeker, geiyktydig dien afdoende en op
„Ik kom u den ring weder verkoopen",
zeide by, dien op de toonbank leggend.
„Hoe zoo?" vroeg ik verbaasd.
„Wel, als ik reis met trein of tram, zit
ieder naar den ring te staren en van den
ring naar my. Men begint my zoo langzamer
hand „den man met den ring" te noemen."
„Als u handschoenen aandoet...."
„Ik haat handschoenen en aan tafel of by
het spel kan men die toch ook niet dragen.
En daarby komt nog, dat de ring my geen
geluk aanbrengt. Laat my eens wat zien, dat
niet zoo in het oog loopt."
Ik toonde hem verscheidene diamanten en
by koos er een, die met zetten mede 90 pd.
st kostte, en ging verheugd heen.
Weer sierde de steen myn winkelraam en
trok de blikken tot zich van de meesten der
▼oorbygangers. Thans kwam een kwakzalver
met een groote praktyk onder de arbeidersbe
volking er naar vragen. Ongetwijfeld had hy
wonderdadige genezingen verricht. Juist een
paar dag3n te voren had hy een triomfantelyken
intocht in Avonmouth gehouden met hoorn
Eet plagen gestraft.
myn hand plaatsend: „Het i3 juist over dien
ring, dat ik u kom spreken. Ik heb direct
geld noodig en nu wilde ik u verzoeken, my
op dien ring 100 guinjes te leenen. Zyn
waarde is 160 pd. st. Na drie dagen breng
ik u het goleende terug plus 10 pd. st. als
rente."
Ik ben een kenner van diamanten, al de
geschiedenissen, aan bekende steenen, van af
den Kóh i-Diirtot den Derya nür toe, verbonden,
weet ik uit myn hoofd, zoodat oen blik op dezen
diamant voldoende was om my te overtuigen
van zyn groote waarde. Ongetwyfeld was
het een Indische steen von een paar eeuwen
geleden, want tegenwoordig worden alle dia
manten als briljanten gesneden. Ook was de
steen zeer anti k gozet, terwyi er in zeer
kleine lettere1, binnenin een of ander woord
gegraveerd stond.
Van den ring keek ik weer naar den
eigenaar; en afgaande op myn mensch.n-
kennis, die ik my vleide niet gering te zyn,
zag ik in hem een gentleman en iemand,
die volkomen ter goeder trouw handelde.
„En als u den ring nu eens niet na drie
dagen komt halen?" vroeg ik.
„Dan wordt die uw eigendom, maar ik
zal ongetwyfdld op den bepaalden tyd bier
zyn. Het is een familiestuk, zie maar wat
er binnenin staat gegraveerd."
„Ik ken juist genoeg Latijn om te kunnen
ontcijferen: Auctor pretiosa facit: de gever
bepaalt de waarde der gift. E9n eenLszins
vreemd motto voor zulk een kostbaar voor
werp t"
„Wilt ge my de honderd guinjes geven?"
vroeg hy.
De man maakte een goeden indruk op my
en de stien was van groote waarde, zoodat
ik heen het geld leende.
„U doet my een groeten dienst," zeide hy,
my do hand schuddend.
„Zaterdag kom ik dus terug."
Maar er verscheen dien bepaalden dag
niemand en 's Maandags daarop ontving ik
het volgende briefje:
„Mijnbeer! Het is my onmogelijk, tot myn
leedwezen den ring te lossen. Natuuriyk zult
u dien nu verkoopen; doe my 't genoegen
en houd oen weinig, zoo ge kunt, den kooper
in het oog. Da rmede zult ge zeer verplichten
Uw dw.
John Smith."
„Dat is zyn werkelijke naam niet," dacht
ik, zonder echter t?gen den persoon zelf arg
waan op te vatten.
Ik zette den ring voor myn winkelraam,
waar die zeer de attentie trok, zooals ik wel
gedaebt had.
Eer er acht dagen verloopen waren, trad
een rechter, een zeer welgesteld man, myn
winkel binnen.
„U hooft daar een prachtigon diamant",
begon hy: „ik houd veel van zoo iets antieks;
hoeveel vraagt ge er voor?"
„150 p st."
„Denkt ge, dat iemand in Avonmouth dat
voor een ÜDg zal geven!"
„De president der rechtbank kan die som
toch zeker wel missen," zeide ik glimlachend.
„Ik zal u 100 pd. st. geven."
Ik liet hom den ring zien en by deed dien
aan zyn vinger.
„Een prachtige steen. Wilt ge hem voor
110 pd. st. laten?"
Ik zag, dat by ernstig over den koop dacht
en vroeg daarom ais minsten prys 125 pd. st.
Op myn verzoek beloofde hy my te waar
schuwer, als -hy dien soms weer van do hand
mocht willen doen.
Een jaar verliep en de oude, deftige rechter
trad opnieuw mya winkel binnen.
en trompetgeschal. Hy was een klein manneke
met een groot hoofd en een paar vreemd
flikkerende oogjes.
„Hoeveel kost die ring?" vroeg by, zoodra
by myn drempöl overschreden bad.
„150 pd. st."
„Zooveel kan ik niet betalen, maar 100
pd. st. wil ik u gaarne ar voor geven."
Eindelyk na veel loven en bieden kocht
by den ring voor 120 pd. st. en ik vroeg
weder de eigenaar te mogen worden, wanneer
hy hem soms later wilde verkoopen.
„Nu dadelyk bataal ik u 90 pd. sL en de
volgende week de re3t," zeide hij: „ineens
is het my onmogelijk."
Achttien maanden lang hoorde of zag ik
niets van hem, tot hy opeen3 voor my stond,
geheel verslagen, den ring in zyo band.
Hy zei ie, dat de stoen hem ongeluk had
aangebracht: het volk wantrouwde hem tegen
woordig.
Ic lachte om zyn bygeloovigheid en liet
hem andere ringen zien, maar van dat artikel
wilde hy niets meer weten en kocht een
horloge met ketting, tegen den prys van 95
pd. st.
Voor de derde maal zette ik nu den ring
achter het glas, en drie weken verliepen
zonder dat er iemand naar kwam vragen.
Toen kwam een ryke oude jongejuffrouw myn
magazijn binnenstappen, vroeg naar den prys
en betaalde zonder eenig bedenken den prys,
dien ik vroeg: 150 pd. st. Ik vroeg evenals
do bei ie vorige keeren in geval van verkoop
om de voorkeur.
„De riDg i3 bestemd voor een cadeau,"
Z9ide zij eenigszins verlegen, „en ik ben
overtuigd, dat de vriend, aan wien ik het
kleinood geef, hiervan nimmermeer afstand
zal willen doen."
Ik informeerde eens wie al zoo de vrienden
der dame waren en raadde al heel gauw wie
de golukkige of wellicht beter gezegd de
eng Iukkige bezitter van den ring was ge
worden.
Twee jaren verliepen en ik had de hoop
re3ds opgegeven ooit hot kleinood weder in
m.n bezit te krijgen, toen ik plotseling den
dood der oude dame vernam.
Den dag na de begrafenis trad een oud
achtig heer, dien ik zeker verwacht had,
h ow 1 ik moet 'c eerlyk bekennen niet
zoo spoedig, myn winkel binnen. Hy was de
me st populaire prodikant der stad. Daar hy den
riag niet aanhad, begreep ik, dat die uit zyn
vestZik zou te voorscbyn komen.
„Ik heb gehoord, dat u bekendstaat als
een uitstekend beoordeelaar van juwoelen,"
begon hij; „daarom heb ik my tot u ge
wend. Ik wilde gaarne weten wat de steen
u waard is."
„Een roosjesdiamant is zeker niet alle-
daagsch, ik wil er u gaarne 90 pd. st. voor
geven."
„Ik geloof, dat ge er mij veilig 110 pd. st.
voor kunt geven, zonder schade te lyden."
„Laat ons het verschil dan deelen."
Hy stemde toe en wenschte het geld te
ontvangen in plaats van het voor iets anders
van waarde te besteden.
Geen van de drie opvolgende eigenaars
had nu nog het inschrift ontdekt en ik vond
het niet noodig er op te wyzen.
"Weer schitterde de zeldzame steen voor
myn venster, vyf jaar nadat die daar voor
het eerst gelegen had.
Een jonge dame van een zeer aangenaam
uiteriyk bleef er lang naar kyken, maar het
is zoo iets gewoons, dat mooie jonge meisjes
graag voor juwelierswinkels kyken, dat ik er
verder geen notitie van nam. Tot myn ver
bazing stapte ze echter naar binnen en vroeg
den steen te mogen zien.
„Het is geen damesring," verklaarde ik.
„Neen, dat weet ik," antwoorddé zy, „maai
ik zou hem toch gaarne oven zien."
Ze keek zelfs niet naar den steen, doch
trachtte dadelyk de inscriptie te ontcyferen.
Ik zag direct, dat ze den ring kende.
„Hoeveel vraagt ge er voor?"
„150 pd. at., maar voor den eersten eigenaar
minder."
„Toch zou de prys ook voor dezen niet
te hoog zyn. Hier zyn de geleende honderd
guinjes en interest voor vyf jaar. Ik ben de
eigenares."
Z(j gaf my de muntbiljetten.
„Maar het was een heer...."
„Als ge u even omkeert, zult go hem de
straat zien inkomen."
Hot was inderdaad dezelfde man, die my
vyf jaar geleden den ring gebracht had. Zy
schoof snel den ring aan baar middelsten vinger,
naast een eenvoudlgen gladden trouwring.
„Hobt ge den ring gevonden?" riep hy
haar in de deur reeds verheugd toe, want
ze hield haar hand opgestoken.
„Laten we nu dezen heer onze geschiedenis
vertellen en hem bedanken, dat hy zoo trouw
zyn woord heeft gehouden."
Daarop vertelde hy, dat hy de zoon was
van een landeigenaar zonder fortuin en dus
zyn eigen weg had moeten vindoD. Vyf jaar
geleden had by een postje gekregen in Zuid-
Amerika en daar hy en zyn meisje het beiden
verschrikkelijk vonden te moeten scheiden,
waron zo in stilte getrouwd den avond vóór
ze in AvoDmouth onder zeil zouden gaan. By
aankomst alhier bemerkten ze, dat hun een
portefeuille met geldswaarde was ontstolen,
een gek geval, daar ze nu niets anders be
zaten dan eenige sieradiön dor jonge vrouw
on den ring, een erfstuk in hun familie. Er
bleef hun geen keus over, ze moesten don
ring verkoopen, om de passage op de boot te
kunnen betalen. En ze durfden de politie niet
in den arm te nemeo, omdat het dan meteen
uit zou komen wie ze waren. Een vriend
had beloofd den ring terug te komen halen,
doch deze was juist gestorven eer de drie
dagen verloopen waren. Ze waren arm heen
gegaan, doch by had in die vyf jaar voel
geld verdiend en nu kwamen ze voor eenigen
tyd naar het vaderland.
„En heet u John Smith?" kon ik niet
nalaten te vragen.
„Neen, ik heet John Smith Caren, maar
vond het veiliger het laatste woord er maar
af te laten."
Ik deelde hun nu mede waar de ring in
dien tyd gezworven had, iets wat myn hoor
ders natuuriyk zeer interesseerde. Toen vroeg
ik mevrouw Caren, my de geschiedenis van
den steen te willen vertellen.
„Een myner voorvaderen bracht dien medo
uit Indie," zeide ze; „hy is afkomstig uit
een graftombe, die een ryk echtgenoot had
laten zetten op het graf zyner meest geliefde
vrouw. Myn voorvader gaf den steen als huwe
lijksgeschenk aan zyn eenige doebter en deze
liet er de inscriptie in graveeren. Sinds dien
tyd is het kleinood steeds in onze familie
geweest. Behalve zyn groote waarde heeft
de steen deze eigenaardigheid, dat by ongeluk
aanbrengt, zoodra die niet gegeven wordt uit
liefde aan den geliefde."
INGEZONDEN.
Mynheer de Redacteur l
In Uw blad, dd. Vrydag 24 Sept. jl., zegt
U omtrent de candidatuur voor den Gemeen
teraad in het eerste district dezer gemeente:
„De voo.uitstrevend-liberale kio3vereeniging
„Vooruitgang" zal den candidaat van de
„Vrijzinnige Kiesvereeniging" steunen.
Deze uitdrukking is niet goed en ter wille
van hare reputatie als zelfstandige vereeni-
ging zy het volgende omtrent Vooruitgangs
candidaat-telling medegedeeld.
Dinsdag 20 Sept. hield deze kiesvereeüiging
vergadering en stelde men een candidaat.
Deze nam onder zeker hier niet ter
zake doende voorbehoud een candidatuur
aan. Dit voorbehoud was echter van dien
aard, dat men voor alle zekerheid een tweeden
candidaat stelde, voor het geval de eerste
zich genoopt zag zich terug te trekken. - Dit
was het geval en de tweede candidaat was
dus beslist aangewezen door „Vooruitgang".
Doze was dr. P. J. Kuiser.
Tyiens „Vooruitgang" candideerde, had de
„Vryz. Kiesver." nog slechts hare groslijst
gemaakt, waaromtrent by „Vooruitgang" ni.ts
officiééls bekend was.
De 1.1. WoeDsdag gehouden vergadering der
„Vrijzinnige Kiesv." moest beslissen. H^ar
eerste candidaat bedankte en zy moest dus
een tweeden stellentoen stelde zy dr. P. J.
Kaiser, den aangewezen candidaat van „Voor
uitgang."
Tusschen „candidaat stellen" en „steunen",
Mijnheer de Redacteur, ligt een groot ver
schil, en dat verschil kan wel eens invloed
uitoefenen op het prestige eener vereeniging.
Diiiitom verdocht ik U een plaatsje voor
dit scbryven en dank ik u voor de verleende
ruimte iu uw blad.
L. 24/9. '97. Een lid van Voor uitgang.
wordt thans het Leldsch Dagblad even*
als het nummer, dat op Zaterdag avond ver-
schynt door de loopers binnen de stad on
door de Agenten in de verschillende gemeenten,
thuis bezorgd aan iedereen, die daartoe zijn
verlangen te kennen geeft, tegen betaling van
2 Cents per nummer,
DE UITGEVER.