MENGELWERK.
onmiddellijk na de strafoplegging zal kunnen
doen, maar eerst na verloop van twee dagen,
qq dat hem een termijn van twee dagen, om
zich te beklagen, wordt toegekend.
Een zeer gewichtig artikel vindt bet blad
ook dat, hetwelk op iedere meerdere den plicht
legt, om zooveel mogelijk er voor te waken,
dat de onder hem gestelde minderen een
rechtvaardig en gepast gebruik maken van
de hun bij het ontwerp toegekende bevoegd
heden.
De Graafschapper brengt in herinnering
welk oordeel de tegenwoordige minister
van justitie indertijd over het Staats-
onderwijs uitsprak.
Hij zeide: „Nog kie3t de Staat partij. Nog
houdt het achriklijk pleit van dwang en
vrijheid aan. Het onderwijs is nog Staats
onderwijs en aan de hoogescbolen wordt nog
officieel gestempelde wetenschap gedoceerd.
Nog altijd spookt naast de infaillibihteit van
godsdienstige dogmatica de zekerheid van
wetenschappelijke hypothesen on kleedt de
Staatswetenschap zich in den afgedragen
mantol van den Staatsgodsdienst. Nog wordt
strijd gevoerd voor openbaar neutraal onder
was, ja zelfs voor schoolplicht en leerdwang.
Maar men mag, met het oog op de algemeen©
rechtsontwikkeling, veilig aannemeD, dat deze
beweging is een reactionaire beweging, een
voorbijgaande ebbende strooming in den groo-
ten vloed der vrijheid".
Het wordt den liberalen tot een zware
gri f toegerekend, dat zij bij de jongste her
stemming in het kiesdistrict Enschedee de
voorkeur gegeven hebben aan den socialist
Van Kol boven den anderen candidaat.
Hiertegen voert de Kamper Courant aan,
dat wanneer thans in het kiesdistrict Schotel*
land de liberaal Pyttersen zijn plaats heeft
moeten ruilen voor een revolutionnairen
socialist, Van der Zwaag, dit eenig en alleen
te danken is aan de anti-revolutionnairon.
Yan der Zwaag had Diet, zooals Troelstra
en Van Kol, zich bereid verklaard om zooveel
nogeljjk mede te werken tot het tot-stand-
brengen van hervormingen. Integendeel had
hg openlijk verklaard het Kamerlidmaatschap
slechts te begeeren in het belang der propa
ganda voor zijn partij, en voorts omdat de
ƒ2000 hem niet onverschillig waren.
Om terug te komen op de verkiezing in
Enschedee, mag niet vergeten worden, dat
voor de liberalen geheel het karakter van
den ditmaal bij de stembus gevoerden strijd
meebracht om aan den heer Van Kol de
voorkeur te geven boven den heer Ter Veer,
toen eenmaal do kous tot die twee beperkt
was. Hoe konden de liberalen, al ware het
maar door onthouding, medewerken tot de
verkiezing van een clericaal? Bad de heer
Ter Veer zich losgemaakt van de clericale
partij ©n hare politiek, de verhouding zou
een geheel andere geweest zij Thans maakto
hij zich voor alle anti-clericaleo onmogelijk.
Vraagt men het blad echter, of het er
zich veel goeds van voorstelt, dat drie socialen
in de Kamer zitting zullen nemen, dan moet
kefc ontkennend antwoorden.
Yan der Zwaag zal in de Kamer een
geïsoleerde plaats innemen, als vroeger
Domela Nieuwenhuis, en waarscbijnlilk nog
minder dan deze zich kunnen in toom houden.
En Troelstra, al heeft hjj zich van Domela
Nieuwenhuis afgescheiden en al verklaarde
zich bij de stembus bereid met andere
partijen samen te werken om hervormingen
tot stand te brengen, toont in al' hetgeen hy
schrijft, dat by geen haar beter is dan andere
woordvoerders der party.
Misschien is van de drie eocialistische
afgevaardigden de heer Van Kol nog de beste,
maar de K. C. is er geenszins zeker van,
dat ook hy zich niet zal laten rceesleepon
om de tribune der Kamer te misbruiken en
van daar de volksmenigte te bewerken, in
plaats van mede te werken om den parlemen
tairen arbeid vruchtbaar te maken voor do
belangen van land en volk.
Pandjeshuizen. De heer J. Th.
G(orlings) geeft in het Orgaan van de vereeni
ging tot verbetering ran armenzorg te TJtrecht
eanige beschouwingen omtrent het rapport van
een gemengde commissie te Utrecht over do
pandjeshuizen, waaromtrent we vroeger reeds
osn en ander hebben medegedeeld en dat voor
Leidon niet van belang ontbloot is met het
cog op het adres van Leidens Raad aan de
Twoede Kamer inzake de Banken-van-Leening,
aan welk adres door onderscheidene gemeente
raden adhatsia is betuigd.
Onder verwyzing o. a. naar de vermelde
artikelen van den heer Treub in het Sociaal
Weekbladwyst schr. als een bezwaar tegen
de door de commissie gewenschto Model Bank-
vau-Lo:ning op do moeilijkheid der controle,
die voor oen vereeniging de onderneming zou
doeu mislukkon, evenals zy steeds het strui
kelblok voor do stedelyke bankbn is geweest.
Een ander bezwaar is de te geringe opbrengst
der vorstane panden, omdat de opkoopers
zich coaliseeron en de beambten te woinig
vryheid van bowegiog hebben en te weinig
belang by de zaak. Schr. acht daarom een
baak van-leoning byzonder ongeschikt om door
beambten te worden gedreven; ditkanalleon
met goad gevolg worden gedaan door iemand,
die het voor eigen rekening doet. Dat zoo
iemand woekerwinst wil behalen, als men
daarin alleen ziet het berekenen eener hooge
rente, acht hy niet zulk een groot bezwaar,
en hy ziet niet in, waarom juist by pandjes
huizen een rechtstreeksche bestryding daar
van zoo noodzakeiyk is.
„Do onvermydeiyke oDkosten (bewaar- en
administratiekosten), aan de beleoning van
kleine panden verbonden, z(jn op zichzalven
reeds zoo buitengewoon groot, dat do com
missie oen vergoeding van 42 pycent 's jaars
niet te hoog noemt. Over den woeker behoeft
men zich by zulke cyfers het hoofd niet meer
te breken. Het maken van onwettige winsten,
niet gegrond op de openbaar te maken tarieven,
moet tegengegaan worden, maar overigens
aan de concurrentie de taak worden overge
laten, de tarieven binnen redfiiyke grenzen
te houden."
Al wil de schr. het pandjeshuis een com
mercieel bedryf laten blyven, hy wil daarom
niet de inbrengers aan de willekeur der pandjes
huishouders overlaten.
„Integendeel, onverschillig of iemand een
goed of verkeerd gebruik van die instelling
maakt, moet hy zeker zyn het ingebrachte
goed na eenigen tyd, tegen betaling der ge
leende som met rente en kosten volgons hem
vooraf bekend gemaakte tarieven, terug to
kunnen krygen of, is hy tot die betaling niet
in staat en wordt het goed derhalve na een
bepaalden tyd verkocht, dan moet hy in elk
geval terugontvangen, hetgeen het pand heeft
opgebracht boven het door hem verschuldigd
bedrag.
Deze rechtszekerheid kan de inbrenger zich-
zelven niet verschaffen; daarvoor wake dus
de overheid door een behoorlijk geregeld toe
zicht op de pandjeshuizon. De houders moeten
verplicht zyn tot het voeren van registers
naar een vastgesteld model, de tarieven en
voorwaarden moeten worden openbaar ge
maakt. Wanneer dan daarenboven, geiyk de
commissie aanbeveelt, verboden werd over
draagbare beleenbriefjas af te geven, beleen-
briefjes in beleening te nemen, met kinderen
beneden 16 jaren te handelen, enz., dan zou
reeds een belangrijke stap in de goede richting
zyn gedaan."
Daarmede is de schr. echter niet tevreden,
want het ergste kwaad, dat het pandjeshuis
een huis van verkoop met recht van weder -
inkoop wordt, kan do gemeent9lyke wetgever
niet tegengaao, omdat de gemeente wetgever
de contract-vryheid ni9t mag belemmeren.
„Tegen deze soort van pandjeshuizen baat
geen ander middel dan dat do wet de vryheid
tot het sluiten van het contract van verkoop
met recht van wedorinkoop beperkt en, zoolang
dit niot geschiedt, is afdoende verbetering op
het gebied der pandjeshuizen niot bereikbaar.
Ook hierby boude men intusschen in het
oog, dat: „Te mieux est FebhemC du bien".
Dat de wet niet toelaat den gewenschten
tosstand volledig te verkrygen, is voor de
gemeente geen reden om het bereikbare te
verwaarloozen. Met genoegen nam schr. daarom
kennis van de zienswijze der commissie, dat
de gemeenteiyke wetgever bevoegd is te
achten een vei ordening in het leven te roe
pen tot regeling van het pandjeshuisbedryf.
Hy hoopt, dat het gemeentebestuur trachten
zal langs dien weg althans die verbeteringen
te verkrygen, welke in zyn macht liggen".
In verband met een desbetreffend tot ons
gericht verzoek vestigen wy de aandacht van
hen, die levendig belangstellen in het
Reservekader, op de artikelen, daarom
trent voorkomende in De Avondpost iDen Haag)
van 2930 en 31 Augustus jl., waaromtrent
wy in ons Overzicht van Zaterdag der vorige
week melding maakten; op 09n ingezonden
artikel ter zake in hetzelfde blad van 56
Söptombsr, alsmede op 09n ingezonden artikel
omtrent dat kader in de Utrechtsche Courant
van 10 September.
Het komt ons wenscheiyk voor het by
deze verwijzing naar de bronnen te laten.
Brandweerman: Pietlaten wvj die lamp redden
Heb je ze?
Ja!.... lo3 maar! Potverdriel!
Gemeenteraad van Rjjnzaterwoude.
Tegenwoordig alle leden, behalve de heer
N. Van Beyeren, die met kennisgeving af
wezig is.
Voorzitter de Burgemeester.
Na opening der vergadering worden de
notulen der vorige zitting gel zen en goed
gekeurd.
Hierna wordt overgegaan' tot de beëadiging
der herkozen Raadsleden, de beeren W. Tim-
mers en G. Rosenbooin. Door beide heeren
worden achtereenvolgens de vereischte ooden
in handen van den Voorzitter afgelegd, waarna
zy door den Voorzitter met hunne herkiezing
worden gelukgewenscht.
Komt aan de orde:
1. Benoeming van een wethouder. Worden
uitgebracht zes stemmen, waarvan vyf op den
heer W. Timmers, zoodat deze gekozen is.
Op de betreffende vraag van den Voorzitter
verklaart do heer Timmers gebruik te willen
maken van de 24 uren beraad, hem by art.
85 der Gemeentewet toegestaan.
2. Benoeming van een ambtenaar van den
Burgerleken Stand.
Worden uitgebracht zes stemmen, waarvan
vier op den heer W. Timmers, zoodat hy
ook voor deze betrekking de benoemde is.
De heer Timmers wil zich eveneens over
het aannemen dezer betrekking beraden.
Door den Voorzitter wordt medegedeeld, dat
de rekening der gemeente over het jaar 1896
door Gedeputeerde Staten van Zuid Holland
is goedgekeurd en definitief vastgesteld.
Hierna wordt, do agenda afgewerkt zynde
en geen der heeren meer het woord verlan
gende, da vergadering door den Voorzitter
gesloten.
?t Kan verkeeren.
Uit het Fransch van Michel Triveley.
I.
„En ga wilt dus nog altyd niet trouwen?
Ik weet anders een ryke erfgename. Kom
Maandag eten, dan zal ik u met haar in kennis
brengen."
Van de tien keer, dat de heer Eusèbe Durand
zyn vriend Prosper Cointel sprak, overviel hy
hem met een dergelyk voorstel.
En steeds kreeg hy ten antwoord:
„Ik ben vast besloten, zelf een vrouw te
kiezen, myn beste Durand; tusschenpersonen
komen niet in aanmerking."
„Maar daarom kunt ge toch wel eens
kennis maken."
„Nean, dank u, ik' houd niet van gemaakte
huweiyken."
„Zoo gelieft gij het nu te noemen en toch
is het met anders dan dat gy komt eten en
die joöge dame komt eten
„Die natuurlyk begrypt, waarom we op den
zelfden dag gevraagd zyn en die zich dus niet
op haar gemak gevoelt, en zich heel anders
voordoet dan ze is. Zoo kan ik immers niet
oordeelen. Neen, bij een eerste ontmoeting
moet niet gedacht worden aan een mogelyk
huweiyk, wat toch in zoo'n geval onver-
mijdelyk is."
„Maar hoe denkt "ge dan nog eens aaneen
vrouw te komen?"
„Och, dat weet ik niet, door het toeval
misschien. Men ontmoet haar op reis, hoven
op een berg of id een hotel. Zachtheid en
goedhartigheid zyn myn eerste eischen; mist
een vrouw di9 beide eigenschappen, dan zal
ze my nooit kunnen bekoren. En voor goeden
raad op dat punt ben ik stokdoof."
„Theorieën, niets dan onzinnige theorieën I"
riep Durand verontwaardigd.
„Toch is myn opvatting de juiste."
„En moet uw toekomstige wederhelft by
geval nog meer goede eigenschappen hebben?"
„Zeker, ze moet zich gemakkeiyk bewegen,
intelligent zyn en goed kunnen pianospelen,
maar bovenal zacht en goedhartig."
„Maar
„Een zacht karakter stel ik het hoogst.
Vrouwen, die dadelijk de tranen in de oogen
hebben, zullen ongetwyfeld aan hun mannen
onderworpen zyn en dat is voor een gelukkig
huweiyk een eerste vereischte."
„Meent ge?"
„Stellig."
„Het jonge meisje, met wie ik u in
kennis wilde brengen, munt toevallig uit door
zachtheid van karakter."
„Beste vriend, ik wantrouw die berichten
uit de tweede hand. Weet gy, hoe zy zich
houdt onder grievende teleurstellingen, hoe
ze een weigering opneemt, of ze iets voelt
voor het ongeluk van anderen?"
„Ja, ziet ge
„Ik zie, dat ge my het antwoord schuldig
moet blyven. En laat my du voortaan met
vrede. Den een of anderen dag kom ik u
onverwachts myn aanstaande vrouw voor
stellen en dan kunt gy er van overtuigd zyn,
dat ik goed uit myn oogen gekeken heb."
II.
Het was ruim een jaar geleden, dat dit
gesprek gehouden was en de heer Eusébe
Durand zat genoeglyk met zyn echtgenoote
in het salon.
„Daareven sprak ik Vitard; zyn dochter
weigert nog steed9 ieder aanzoek."
„Ik ben er zeker van, dat zy van Prosper
Cointel houdt; dwaas van hem, zoo'n meisje
niet to trouwen, zo had hem zeker gelukkig
gemaakt."
„Hy wilde eenvoudig niet naar goeden raad
luisteren, wat heel verkeerd is."
„Waar is hy eigenlijk op het oogenblik?"
„Ergens in het Zuiden, maar hy moest al
lang terug zyn; morgen zal ik oons by hem
aanloopen."
„Mijnheer Cointel!" diende de knecht aan,
de deur van het salon openwerpend.
„Wy spraken juist over u," zeide Durand,
toen de eorste begroetingen afgeloopen waren,
„en over een jonge dame, die u nog niet
vergeten is, maar ge zyt zoo ongevoelig op
dat punt."
„Volstrekt niet, ik verlang zelfs kennis te
maken."
„Wat?"
„Waariyk?"
„Ja, myn ideeën over het huweiyk zyn veel
gewyzigd."
„Wel, wel," lachto Darand triomfantelijk,
„en sinds wanneer?"
„Sinds myn echtscheiding!"
„Wat zegt ge! Vertol ons dat eens."
„Met genoegen, hoewel ik zelf er de be
lachelijke rol in speel."
Het echtpaar schoofde stoelen wat dichterby.
Hl,
„U herinnert u ons laatste gesprek over
dit onderwerp nog wel, toen ik zelf nog een
vrouw wilde kiezen?"
„Zeker, en nog wel een, die uitmuntte door
goedhartigheid en zachtheid."
„Juist, en daar ik. meende die in Parijs niet
te zullen vinden, vertrok ik naar hot Zuiden."
„Ja, dat wist ik."
„Nu, ik was al oenige dagen in Marseille,
toen ik naar een concert ging, daar ik op
dat oogenblik niets beters te doen had. Ik
kreeg een plaats vlak vooraan, tusschen een
oud heer en een jong meisje, dat naast haar
moeder zat."
„Een mooi meisje?"
„Onbescbryfiyk mooi, zoodat ik ineens tot
over de ooren verliefd was. De orkestdirec
teur maakte het gewone teeken voor het be
gin en de „Marche Funèbre" van Chopin klonk
door de zaal."
„Indrukwekkende muziek," verzuchtte me
vrouw Durao.
„En heeriyk uitgevoerd! Aan myn linker
kant knikte de deftige heer goedkeurend en
het jonge meisje rechts schreide heetetranen.
Zacht en goedhartig van karakter, dacht
ik dadelyk en myn hart begon sneller te
kloppen. Het twoede nummer was „rAmour
d' une femme" van Schubert."
„Een treurig stuk."
„De oude heer knikte heftiger en het jonge
meisje hield den zakdoek styf tegen de oogen
gedrukt. Eindoiyk had ze daar niet genoeg
ain cn leendo ook dien van haar moeder. Zachter
natuur zal ik moeilijk kunnen vinden, dacht
ik en toen het concert uit was volgde ik de
beide dames."
„Nu, en....?"
„Ik vond kennissen, die my aan hen konden
voorstellen, kreeg spoedig een invitatie en
een maand later was myn huweiyk in deftigen
eenvoud voltrokken."
„Nu begryp ik nog niet
„Geduld, beste vriend. Den dag van ons
huweiyk vertelde ik haar, hoe trotsch ik op
haar was en hoe prettig ik 't vond, haar
aan myn Parysche vrienden voor te stellen.
Maar Heloïse was van die vriendelyke en
waardeerende woorden niet gediend en ant
woordde koeltjes, dat ze er niet over dacht,
Marseille te verlaten; als ik wilde, kon ik
alleen gaan. En toen ik haar zeide, dat 't
toch afgesproken was, hield ze kalm vol, dat
ze er geen oogenblik over dacht, om te ver
trekken. „Maar Heloïse," waagde ik op te
merken. „Beste vriend," zeide zy, „ik heb
er nooit tegen gekund dat men my con-
trarieerde, en toen ik al redeneerend trachtte
haar over te halen, vergat ze zichzelve zoo
ver, dat ze my een klap in het gezicht gaf."
„En dat op uw trouwdag, dat is kras! Zoo
iemand heet nogal Heloïse I" riep mevrouw
Durand in edele verontwaardiging.
„Laat my uitspreken, wy zyn nog niet aan
het eind; ik stamelde woorden schijnbaar
zonder eenigen zin: Chopin.... Schumann....
tranen.zakdoek.ontroering.zacht
heid. zoodat het haar niet kwaiyk was
te nemen, dut ze my verbaasd vroeg, wat ik
toch meende, al had ze dit ook op wat vrien-
deiyker manier kunnen doen.
„Ik zeg," schreeuwde ik, nubuüen myzelven
van woede, „dat je je schamen moest, een
vronw, die zoo licht ODtroerd is, die weent
als ze Chopin hoort spelen!"
„En wat antwoordde ze?" vroeg mynheer
Durand.
„Ik? Huilen onder een muziekstuk
nooit hoor! Dat is een onmogelijkheid. Twee
zakdoeken nat maken op één concert 1 O, nu
begryp ik waar je van spreekt; ik herinner
me nu dat concert, waarop ik zoo verkouden
was
„Ik liet haar den zin niet voleindigen, maar
maakte my eensklaps uit de voeten."
„En?"
„Sinds dat oogenblik heb ik myn vrouw
niet meer teruggezien; gelukkig heeft zy
scheiding aangevraagd, zoodat ik nu weer vry
man ben."
„Dus het jonge meisje, waarmede ik u
geiyk wilde vragen
„Ik wil haar heel gaarne ontmoeten, invi
teer ons maar eens samen."
„En dat kan ik u verzekeren op myn woord
van eer: zacht en goedhartig van karakter is
ze, juist iemand om een man gelukkig te
maken."
Gemengd Nieuws.
Reeds geruimen tyd werd in
Frankfort verhaald, dat in den Main goud
was ta vindon en door gelukkige zoekers ook
gevonden was. OnlaDga is aan het licht ge
komen, dat dit gerucht waarheid bevat. By
het uitbaggeren van de rivier dicht by de
oude brug vond men in de specie herhaaldeiyk
kop-ren en zilveren munten; eindeiyk dicht
by een pyier ook goudstukken. De directie der
publieke werken liet nu toezicht houden en
wolira waren uit de diepte ongeveer 500
goudstukken opgehaald. H-t z'ijn meestal louis
uit den tyd van Lodewyk XIV en XV en uit
den tyd der eerste republiek. Ook werden nog
overbiyfselen van een kist, van een slot en
een sleutel opgehaald. Men vermoedt, dat daar
ter plaatse een oorlogskas is neergelaten,
waarvan de Inhoud zich allengs heeft verspreid.
By laag water kwam nu en dan iets daarvan
te zien eu dit heoft, naar het schynt, tot het
verhaal aanleiding gegeven: de op merkers
zei ven zullen er wel over gezwegen hebben.
Hoeveel er bedolven is, zal moeiiyk zyn uit
te maken, daar men niet zeer diep baggeren
wil, uit vrees, dat de stevigheid der brug er
door lyden zal.
Het wielryden ontwikkelt zich
eiken dag meer en meer, naarmate iedereen er
zich op kan toeleggen. In Frankryk had men
tot dusverre geen jn;ste aanduidingen oveT
den omvang, dien deze nieuwe beweging-mode
had aangenomen. Het ministerie van finan
ciën heeft met het oog daarop een uittreksel
gemaakt van de opbrengsten van de rijwiel-
belasting en de jaariykscho rijzingen ©n dalin
gen, die deze belasting ondergaat Da resul
taten, die de fiscus heeft geconstiteerd, zyn
nogal merkwaardig.
Het aaotal vélocipèdes, waarvoor belasting
was betaald, bedroeg op 1 Januari 1897:
329,816 over geheel Frankryk. Voor 1895 was
het getal op 256,034 en voor 1894 op 203,026
geschat. Dit jaar zal het getal nog overtroffen,
worden.
Da belasting heeft gedurende 1896 de som
van 3,272,339 franken opgebracht.
Het is eigenaardig hoe dit gttal van 329,816
rijwielen zich over de departementen verdeelt.
Natuurlyk staat dat van de Seino bovenaan
met 62,892 rywieleD.
Dan volgen: Seine et-Oise 14,343 ry wielen;
Nord 10,386; Seine-et Maine 9,085; Seine-
Inférieure 8,227; Gironde 7,985; Marnn 7,672;
Oise 7,375; Aisne 5,973; Somtne 5,379, enz.
De departementen, die de minste rywielen
hebben, zyn da volgende: Corsica 98; Lozèrr
137; Hautes Alpes 320; Hauta-Loire 377;
Bas3es-Alpes 402; Cantal 401 en Ariöge 546.
Alleen Parys betaalt omstreeks het vyfde
de*l van de geheela opbrengst van de belas
ting, 629,916 fr.
Sedert de Czaar het toover-
woord heeft uitgesproken, geschieden in Frank
ryk allerlei verbroederings wonder en en teekens.
Zoo vertelt de „Matin" van een Russischen
hond, die te Parys een Franschen knaap van
verdrinken redde. Gezegde knaap was in het
Canal Ourq, gevallen en had zich aan eeD
arbeider, die hem nagesprongen was, zoo vast
geklemd, dat beiden verloren schenen. Juist op
dit oogenblik kwamen er twee politio-agenten
langs, die een verdwaalden bond naar he*
honden asyl wilden brengen. By het zien van
de drenkelingen rukte do hond zich losr,spronf
in het water en bracht den knaap levend aar
den oever. Daar zyn halsband het iuscbrif
„Dimitri" droeg, mo3t het een hond vax
Russisch ras geweest zyn, en het v.it ni
te betwyfelen, dat hy louter uit patriotism#
handelde. De „Jour" is het spoor van der
verbondsbond intusschon nagegaan en bericht-
dat verscheidene personen zich in het honden
asyl bevonden, om „Dimitri" op eigen koste
in to lossen. Daar vernamen Z9 echter, da
„Dimitrizich aan alle dankbetuigingen ont
trokken had en na volbrachte patriotism,
daad bescheiden heengeloopen was.
Hoe in Siam ministerraad word*
gehouden. Des avonds om tien uren begin'
de byeenkomst van den koning met al zyr
ministers, gewoonlyk in de groote zaal var
het paleis.
Aan den ingang van de zaal staan twee
bronzen schotels, in grootte en vorm gelyk
aan onze groote trommels spuwbakken voor
do betelkauwers. In de zaal, aan weerskantsn
der ryen stoelen voor ministers en maiidarynon,
zyn hooge prachtpajons aangebracht, het
symbool der koninklyko waardigheid, en tagen-
over de stoelen, aan een anderen kant vay
den ingang der zaal, is een drie meter vier
kant groot, kniehoog podium opgericht,
waarop een zyden matras en goudbosiikta
kussens. Zyn de ministers verzameld, dan
verschynt de koning en legt zich op hot troon-
rustbed neer. De zitting begint alsdan. De
koning stelt belang in alles, in de schynbaar
kleinste gebeurtenissen in zyn residentie, en
betoont dasrby een byzonder scherp geheugen,
juist oordeel en vlugge opvattiDg.
Men zou licht meenen, dat het aan een
eigen broeder van den koning vergund zou
zyn tegenwerpingen of aanmerkingen te maken
om mogelijk verandering te brengen in den
wil van den koning maar volgens Siameesche
begrippen zou dit iets ongehoords zyn. Heeft
de koning het woord gesproken, het besluit
genomen, dan is dit onherroepelyk.
In warme, zoele nachten vinden de zittingen
buiten plaats in do open lucht, by lamplicht
in de feeërieke paleis-binnenplaats. Een pagode-
vormig paviljoen met rustbed wordt daarheen
gerold, waarin de koning plaats neemt. De
ministers in hun goudbestikte en van juweelen
fonkelende eigenaardige kleeding hurken ia
een cirkel op matten om hem heen, terwfll
talryke bontgakleede dienaren, garden- en
paleis opzichters, op eerbiedigen afstand ge
schaard staan een beeld uit do sprookjes',
wereld.
Elk minister legt den koning de versclri^
lende aangelegenheden van zyn departement
voor, de koning deelt daarover zyn bevelen
uit, waarop de ministers zich naar hun bureel
begeven, om deze te laten uitwerken. De
beambten blyven menigmaal tot den vro?geïfc
morgen aan het werkmair daarmoe zyn de
regeeringszaken voor den loopenden dag ook
afgedaan.