MENGELWERK. onmiddellijk na de strafoplegging zal kunnen doen, maar eerst na verloop van twee dagen, qq dat hem een termijn van twee dagen, om zich te beklagen, wordt toegekend. Een zeer gewichtig artikel vindt bet blad ook dat, hetwelk op iedere meerdere den plicht legt, om zooveel mogelijk er voor te waken, dat de onder hem gestelde minderen een rechtvaardig en gepast gebruik maken van de hun bij het ontwerp toegekende bevoegd heden. De Graafschapper brengt in herinnering welk oordeel de tegenwoordige minister van justitie indertijd over het Staats- onderwijs uitsprak. Hij zeide: „Nog kie3t de Staat partij. Nog houdt het achriklijk pleit van dwang en vrijheid aan. Het onderwijs is nog Staats onderwijs en aan de hoogescbolen wordt nog officieel gestempelde wetenschap gedoceerd. Nog altijd spookt naast de infaillibihteit van godsdienstige dogmatica de zekerheid van wetenschappelijke hypothesen on kleedt de Staatswetenschap zich in den afgedragen mantol van den Staatsgodsdienst. Nog wordt strijd gevoerd voor openbaar neutraal onder was, ja zelfs voor schoolplicht en leerdwang. Maar men mag, met het oog op de algemeen© rechtsontwikkeling, veilig aannemeD, dat deze beweging is een reactionaire beweging, een voorbijgaande ebbende strooming in den groo- ten vloed der vrijheid". Het wordt den liberalen tot een zware gri f toegerekend, dat zij bij de jongste her stemming in het kiesdistrict Enschedee de voorkeur gegeven hebben aan den socialist Van Kol boven den anderen candidaat. Hiertegen voert de Kamper Courant aan, dat wanneer thans in het kiesdistrict Schotel* land de liberaal Pyttersen zijn plaats heeft moeten ruilen voor een revolutionnairen socialist, Van der Zwaag, dit eenig en alleen te danken is aan de anti-revolutionnairon. Yan der Zwaag had Diet, zooals Troelstra en Van Kol, zich bereid verklaard om zooveel nogeljjk mede te werken tot het tot-stand- brengen van hervormingen. Integendeel had hg openlijk verklaard het Kamerlidmaatschap slechts te begeeren in het belang der propa ganda voor zijn partij, en voorts omdat de ƒ2000 hem niet onverschillig waren. Om terug te komen op de verkiezing in Enschedee, mag niet vergeten worden, dat voor de liberalen geheel het karakter van den ditmaal bij de stembus gevoerden strijd meebracht om aan den heer Van Kol de voorkeur te geven boven den heer Ter Veer, toen eenmaal do kous tot die twee beperkt was. Hoe konden de liberalen, al ware het maar door onthouding, medewerken tot de verkiezing van een clericaal? Bad de heer Ter Veer zich losgemaakt van de clericale partij ©n hare politiek, de verhouding zou een geheel andere geweest zij Thans maakto hij zich voor alle anti-clericaleo onmogelijk. Vraagt men het blad echter, of het er zich veel goeds van voorstelt, dat drie socialen in de Kamer zitting zullen nemen, dan moet kefc ontkennend antwoorden. Yan der Zwaag zal in de Kamer een geïsoleerde plaats innemen, als vroeger Domela Nieuwenhuis, en waarscbijnlilk nog minder dan deze zich kunnen in toom houden. En Troelstra, al heeft hjj zich van Domela Nieuwenhuis afgescheiden en al verklaarde zich bij de stembus bereid met andere partijen samen te werken om hervormingen tot stand te brengen, toont in al' hetgeen hy schrijft, dat by geen haar beter is dan andere woordvoerders der party. Misschien is van de drie eocialistische afgevaardigden de heer Van Kol nog de beste, maar de K. C. is er geenszins zeker van, dat ook hy zich niet zal laten rceesleepon om de tribune der Kamer te misbruiken en van daar de volksmenigte te bewerken, in plaats van mede te werken om den parlemen tairen arbeid vruchtbaar te maken voor do belangen van land en volk. Pandjeshuizen. De heer J. Th. G(orlings) geeft in het Orgaan van de vereeni ging tot verbetering ran armenzorg te TJtrecht eanige beschouwingen omtrent het rapport van een gemengde commissie te Utrecht over do pandjeshuizen, waaromtrent we vroeger reeds osn en ander hebben medegedeeld en dat voor Leidon niet van belang ontbloot is met het cog op het adres van Leidens Raad aan de Twoede Kamer inzake de Banken-van-Leening, aan welk adres door onderscheidene gemeente raden adhatsia is betuigd. Onder verwyzing o. a. naar de vermelde artikelen van den heer Treub in het Sociaal Weekbladwyst schr. als een bezwaar tegen de door de commissie gewenschto Model Bank- vau-Lo:ning op do moeilijkheid der controle, die voor oen vereeniging de onderneming zou doeu mislukkon, evenals zy steeds het strui kelblok voor do stedelyke bankbn is geweest. Een ander bezwaar is de te geringe opbrengst der vorstane panden, omdat de opkoopers zich coaliseeron en de beambten te woinig vryheid van bowegiog hebben en te weinig belang by de zaak. Schr. acht daarom een baak van-leoning byzonder ongeschikt om door beambten te worden gedreven; ditkanalleon met goad gevolg worden gedaan door iemand, die het voor eigen rekening doet. Dat zoo iemand woekerwinst wil behalen, als men daarin alleen ziet het berekenen eener hooge rente, acht hy niet zulk een groot bezwaar, en hy ziet niet in, waarom juist by pandjes huizen een rechtstreeksche bestryding daar van zoo noodzakeiyk is. „Do onvermydeiyke oDkosten (bewaar- en administratiekosten), aan de beleoning van kleine panden verbonden, z(jn op zichzalven reeds zoo buitengewoon groot, dat do com missie oen vergoeding van 42 pycent 's jaars niet te hoog noemt. Over den woeker behoeft men zich by zulke cyfers het hoofd niet meer te breken. Het maken van onwettige winsten, niet gegrond op de openbaar te maken tarieven, moet tegengegaan worden, maar overigens aan de concurrentie de taak worden overge laten, de tarieven binnen redfiiyke grenzen te houden." Al wil de schr. het pandjeshuis een com mercieel bedryf laten blyven, hy wil daarom niet de inbrengers aan de willekeur der pandjes huishouders overlaten. „Integendeel, onverschillig of iemand een goed of verkeerd gebruik van die instelling maakt, moet hy zeker zyn het ingebrachte goed na eenigen tyd, tegen betaling der ge leende som met rente en kosten volgons hem vooraf bekend gemaakte tarieven, terug to kunnen krygen of, is hy tot die betaling niet in staat en wordt het goed derhalve na een bepaalden tyd verkocht, dan moet hy in elk geval terugontvangen, hetgeen het pand heeft opgebracht boven het door hem verschuldigd bedrag. Deze rechtszekerheid kan de inbrenger zich- zelven niet verschaffen; daarvoor wake dus de overheid door een behoorlijk geregeld toe zicht op de pandjeshuizon. De houders moeten verplicht zyn tot het voeren van registers naar een vastgesteld model, de tarieven en voorwaarden moeten worden openbaar ge maakt. Wanneer dan daarenboven, geiyk de commissie aanbeveelt, verboden werd over draagbare beleenbriefjas af te geven, beleen- briefjes in beleening te nemen, met kinderen beneden 16 jaren te handelen, enz., dan zou reeds een belangrijke stap in de goede richting zyn gedaan." Daarmede is de schr. echter niet tevreden, want het ergste kwaad, dat het pandjeshuis een huis van verkoop met recht van weder - inkoop wordt, kan do gemeent9lyke wetgever niet tegengaao, omdat de gemeente wetgever de contract-vryheid ni9t mag belemmeren. „Tegen deze soort van pandjeshuizen baat geen ander middel dan dat do wet de vryheid tot het sluiten van het contract van verkoop met recht van wedorinkoop beperkt en, zoolang dit niot geschiedt, is afdoende verbetering op het gebied der pandjeshuizen niot bereikbaar. Ook hierby boude men intusschen in het oog, dat: „Te mieux est FebhemC du bien". Dat de wet niet toelaat den gewenschten tosstand volledig te verkrygen, is voor de gemeente geen reden om het bereikbare te verwaarloozen. Met genoegen nam schr. daarom kennis van de zienswijze der commissie, dat de gemeenteiyke wetgever bevoegd is te achten een vei ordening in het leven te roe pen tot regeling van het pandjeshuisbedryf. Hy hoopt, dat het gemeentebestuur trachten zal langs dien weg althans die verbeteringen te verkrygen, welke in zyn macht liggen". In verband met een desbetreffend tot ons gericht verzoek vestigen wy de aandacht van hen, die levendig belangstellen in het Reservekader, op de artikelen, daarom trent voorkomende in De Avondpost iDen Haag) van 2930 en 31 Augustus jl., waaromtrent wy in ons Overzicht van Zaterdag der vorige week melding maakten; op 09n ingezonden artikel ter zake in hetzelfde blad van 56 Söptombsr, alsmede op 09n ingezonden artikel omtrent dat kader in de Utrechtsche Courant van 10 September. Het komt ons wenscheiyk voor het by deze verwijzing naar de bronnen te laten. Brandweerman: Pietlaten wvj die lamp redden Heb je ze? Ja!.... lo3 maar! Potverdriel! Gemeenteraad van Rjjnzaterwoude. Tegenwoordig alle leden, behalve de heer N. Van Beyeren, die met kennisgeving af wezig is. Voorzitter de Burgemeester. Na opening der vergadering worden de notulen der vorige zitting gel zen en goed gekeurd. Hierna wordt overgegaan' tot de beëadiging der herkozen Raadsleden, de beeren W. Tim- mers en G. Rosenbooin. Door beide heeren worden achtereenvolgens de vereischte ooden in handen van den Voorzitter afgelegd, waarna zy door den Voorzitter met hunne herkiezing worden gelukgewenscht. Komt aan de orde: 1. Benoeming van een wethouder. Worden uitgebracht zes stemmen, waarvan vyf op den heer W. Timmers, zoodat deze gekozen is. Op de betreffende vraag van den Voorzitter verklaart do heer Timmers gebruik te willen maken van de 24 uren beraad, hem by art. 85 der Gemeentewet toegestaan. 2. Benoeming van een ambtenaar van den Burgerleken Stand. Worden uitgebracht zes stemmen, waarvan vier op den heer W. Timmers, zoodat hy ook voor deze betrekking de benoemde is. De heer Timmers wil zich eveneens over het aannemen dezer betrekking beraden. Door den Voorzitter wordt medegedeeld, dat de rekening der gemeente over het jaar 1896 door Gedeputeerde Staten van Zuid Holland is goedgekeurd en definitief vastgesteld. Hierna wordt, do agenda afgewerkt zynde en geen der heeren meer het woord verlan gende, da vergadering door den Voorzitter gesloten. ?t Kan verkeeren. Uit het Fransch van Michel Triveley. I. „En ga wilt dus nog altyd niet trouwen? Ik weet anders een ryke erfgename. Kom Maandag eten, dan zal ik u met haar in kennis brengen." Van de tien keer, dat de heer Eusèbe Durand zyn vriend Prosper Cointel sprak, overviel hy hem met een dergelyk voorstel. En steeds kreeg hy ten antwoord: „Ik ben vast besloten, zelf een vrouw te kiezen, myn beste Durand; tusschenpersonen komen niet in aanmerking." „Maar daarom kunt ge toch wel eens kennis maken." „Nean, dank u, ik' houd niet van gemaakte huweiyken." „Zoo gelieft gij het nu te noemen en toch is het met anders dan dat gy komt eten en die joöge dame komt eten „Die natuurlyk begrypt, waarom we op den zelfden dag gevraagd zyn en die zich dus niet op haar gemak gevoelt, en zich heel anders voordoet dan ze is. Zoo kan ik immers niet oordeelen. Neen, bij een eerste ontmoeting moet niet gedacht worden aan een mogelyk huweiyk, wat toch in zoo'n geval onver- mijdelyk is." „Maar hoe denkt "ge dan nog eens aaneen vrouw te komen?" „Och, dat weet ik niet, door het toeval misschien. Men ontmoet haar op reis, hoven op een berg of id een hotel. Zachtheid en goedhartigheid zyn myn eerste eischen; mist een vrouw di9 beide eigenschappen, dan zal ze my nooit kunnen bekoren. En voor goeden raad op dat punt ben ik stokdoof." „Theorieën, niets dan onzinnige theorieën I" riep Durand verontwaardigd. „Toch is myn opvatting de juiste." „En moet uw toekomstige wederhelft by geval nog meer goede eigenschappen hebben?" „Zeker, ze moet zich gemakkeiyk bewegen, intelligent zyn en goed kunnen pianospelen, maar bovenal zacht en goedhartig." „Maar „Een zacht karakter stel ik het hoogst. Vrouwen, die dadelijk de tranen in de oogen hebben, zullen ongetwyfeld aan hun mannen onderworpen zyn en dat is voor een gelukkig huweiyk een eerste vereischte." „Meent ge?" „Stellig." „Het jonge meisje, met wie ik u in kennis wilde brengen, munt toevallig uit door zachtheid van karakter." „Beste vriend, ik wantrouw die berichten uit de tweede hand. Weet gy, hoe zy zich houdt onder grievende teleurstellingen, hoe ze een weigering opneemt, of ze iets voelt voor het ongeluk van anderen?" „Ja, ziet ge „Ik zie, dat ge my het antwoord schuldig moet blyven. En laat my du voortaan met vrede. Den een of anderen dag kom ik u onverwachts myn aanstaande vrouw voor stellen en dan kunt gy er van overtuigd zyn, dat ik goed uit myn oogen gekeken heb." II. Het was ruim een jaar geleden, dat dit gesprek gehouden was en de heer Eusébe Durand zat genoeglyk met zyn echtgenoote in het salon. „Daareven sprak ik Vitard; zyn dochter weigert nog steed9 ieder aanzoek." „Ik ben er zeker van, dat zy van Prosper Cointel houdt; dwaas van hem, zoo'n meisje niet to trouwen, zo had hem zeker gelukkig gemaakt." „Hy wilde eenvoudig niet naar goeden raad luisteren, wat heel verkeerd is." „Waar is hy eigenlijk op het oogenblik?" „Ergens in het Zuiden, maar hy moest al lang terug zyn; morgen zal ik oons by hem aanloopen." „Mijnheer Cointel!" diende de knecht aan, de deur van het salon openwerpend. „Wy spraken juist over u," zeide Durand, toen de eorste begroetingen afgeloopen waren, „en over een jonge dame, die u nog niet vergeten is, maar ge zyt zoo ongevoelig op dat punt." „Volstrekt niet, ik verlang zelfs kennis te maken." „Wat?" „Waariyk?" „Ja, myn ideeën over het huweiyk zyn veel gewyzigd." „Wel, wel," lachto Darand triomfantelijk, „en sinds wanneer?" „Sinds myn echtscheiding!" „Wat zegt ge! Vertol ons dat eens." „Met genoegen, hoewel ik zelf er de be lachelijke rol in speel." Het echtpaar schoofde stoelen wat dichterby. Hl, „U herinnert u ons laatste gesprek over dit onderwerp nog wel, toen ik zelf nog een vrouw wilde kiezen?" „Zeker, en nog wel een, die uitmuntte door goedhartigheid en zachtheid." „Juist, en daar ik. meende die in Parijs niet te zullen vinden, vertrok ik naar hot Zuiden." „Ja, dat wist ik." „Nu, ik was al oenige dagen in Marseille, toen ik naar een concert ging, daar ik op dat oogenblik niets beters te doen had. Ik kreeg een plaats vlak vooraan, tusschen een oud heer en een jong meisje, dat naast haar moeder zat." „Een mooi meisje?" „Onbescbryfiyk mooi, zoodat ik ineens tot over de ooren verliefd was. De orkestdirec teur maakte het gewone teeken voor het be gin en de „Marche Funèbre" van Chopin klonk door de zaal." „Indrukwekkende muziek," verzuchtte me vrouw Durao. „En heeriyk uitgevoerd! Aan myn linker kant knikte de deftige heer goedkeurend en het jonge meisje rechts schreide heetetranen. Zacht en goedhartig van karakter, dacht ik dadelyk en myn hart begon sneller te kloppen. Het twoede nummer was „rAmour d' une femme" van Schubert." „Een treurig stuk." „De oude heer knikte heftiger en het jonge meisje hield den zakdoek styf tegen de oogen gedrukt. Eindoiyk had ze daar niet genoeg ain cn leendo ook dien van haar moeder. Zachter natuur zal ik moeilijk kunnen vinden, dacht ik en toen het concert uit was volgde ik de beide dames." „Nu, en....?" „Ik vond kennissen, die my aan hen konden voorstellen, kreeg spoedig een invitatie en een maand later was myn huweiyk in deftigen eenvoud voltrokken." „Nu begryp ik nog niet „Geduld, beste vriend. Den dag van ons huweiyk vertelde ik haar, hoe trotsch ik op haar was en hoe prettig ik 't vond, haar aan myn Parysche vrienden voor te stellen. Maar Heloïse was van die vriendelyke en waardeerende woorden niet gediend en ant woordde koeltjes, dat ze er niet over dacht, Marseille te verlaten; als ik wilde, kon ik alleen gaan. En toen ik haar zeide, dat 't toch afgesproken was, hield ze kalm vol, dat ze er geen oogenblik over dacht, om te ver trekken. „Maar Heloïse," waagde ik op te merken. „Beste vriend," zeide zy, „ik heb er nooit tegen gekund dat men my con- trarieerde, en toen ik al redeneerend trachtte haar over te halen, vergat ze zichzelve zoo ver, dat ze my een klap in het gezicht gaf." „En dat op uw trouwdag, dat is kras! Zoo iemand heet nogal Heloïse I" riep mevrouw Durand in edele verontwaardiging. „Laat my uitspreken, wy zyn nog niet aan het eind; ik stamelde woorden schijnbaar zonder eenigen zin: Chopin.... Schumann.... tranen.zakdoek.ontroering.zacht heid. zoodat het haar niet kwaiyk was te nemen, dut ze my verbaasd vroeg, wat ik toch meende, al had ze dit ook op wat vrien- deiyker manier kunnen doen. „Ik zeg," schreeuwde ik, nubuüen myzelven van woede, „dat je je schamen moest, een vronw, die zoo licht ODtroerd is, die weent als ze Chopin hoort spelen!" „En wat antwoordde ze?" vroeg mynheer Durand. „Ik? Huilen onder een muziekstuk nooit hoor! Dat is een onmogelijkheid. Twee zakdoeken nat maken op één concert 1 O, nu begryp ik waar je van spreekt; ik herinner me nu dat concert, waarop ik zoo verkouden was „Ik liet haar den zin niet voleindigen, maar maakte my eensklaps uit de voeten." „En?" „Sinds dat oogenblik heb ik myn vrouw niet meer teruggezien; gelukkig heeft zy scheiding aangevraagd, zoodat ik nu weer vry man ben." „Dus het jonge meisje, waarmede ik u geiyk wilde vragen „Ik wil haar heel gaarne ontmoeten, invi teer ons maar eens samen." „En dat kan ik u verzekeren op myn woord van eer: zacht en goedhartig van karakter is ze, juist iemand om een man gelukkig te maken." Gemengd Nieuws. Reeds geruimen tyd werd in Frankfort verhaald, dat in den Main goud was ta vindon en door gelukkige zoekers ook gevonden was. OnlaDga is aan het licht ge komen, dat dit gerucht waarheid bevat. By het uitbaggeren van de rivier dicht by de oude brug vond men in de specie herhaaldeiyk kop-ren en zilveren munten; eindeiyk dicht by een pyier ook goudstukken. De directie der publieke werken liet nu toezicht houden en wolira waren uit de diepte ongeveer 500 goudstukken opgehaald. H-t z'ijn meestal louis uit den tyd van Lodewyk XIV en XV en uit den tyd der eerste republiek. Ook werden nog overbiyfselen van een kist, van een slot en een sleutel opgehaald. Men vermoedt, dat daar ter plaatse een oorlogskas is neergelaten, waarvan de Inhoud zich allengs heeft verspreid. By laag water kwam nu en dan iets daarvan te zien eu dit heoft, naar het schynt, tot het verhaal aanleiding gegeven: de op merkers zei ven zullen er wel over gezwegen hebben. Hoeveel er bedolven is, zal moeiiyk zyn uit te maken, daar men niet zeer diep baggeren wil, uit vrees, dat de stevigheid der brug er door lyden zal. Het wielryden ontwikkelt zich eiken dag meer en meer, naarmate iedereen er zich op kan toeleggen. In Frankryk had men tot dusverre geen jn;ste aanduidingen oveT den omvang, dien deze nieuwe beweging-mode had aangenomen. Het ministerie van finan ciën heeft met het oog daarop een uittreksel gemaakt van de opbrengsten van de rijwiel- belasting en de jaariykscho rijzingen ©n dalin gen, die deze belasting ondergaat Da resul taten, die de fiscus heeft geconstiteerd, zyn nogal merkwaardig. Het aaotal vélocipèdes, waarvoor belasting was betaald, bedroeg op 1 Januari 1897: 329,816 over geheel Frankryk. Voor 1895 was het getal op 256,034 en voor 1894 op 203,026 geschat. Dit jaar zal het getal nog overtroffen, worden. Da belasting heeft gedurende 1896 de som van 3,272,339 franken opgebracht. Het is eigenaardig hoe dit gttal van 329,816 rijwielen zich over de departementen verdeelt. Natuurlyk staat dat van de Seino bovenaan met 62,892 rywieleD. Dan volgen: Seine et-Oise 14,343 ry wielen; Nord 10,386; Seine-et Maine 9,085; Seine- Inférieure 8,227; Gironde 7,985; Marnn 7,672; Oise 7,375; Aisne 5,973; Somtne 5,379, enz. De departementen, die de minste rywielen hebben, zyn da volgende: Corsica 98; Lozèrr 137; Hautes Alpes 320; Hauta-Loire 377; Bas3es-Alpes 402; Cantal 401 en Ariöge 546. Alleen Parys betaalt omstreeks het vyfde de*l van de geheela opbrengst van de belas ting, 629,916 fr. Sedert de Czaar het toover- woord heeft uitgesproken, geschieden in Frank ryk allerlei verbroederings wonder en en teekens. Zoo vertelt de „Matin" van een Russischen hond, die te Parys een Franschen knaap van verdrinken redde. Gezegde knaap was in het Canal Ourq, gevallen en had zich aan eeD arbeider, die hem nagesprongen was, zoo vast geklemd, dat beiden verloren schenen. Juist op dit oogenblik kwamen er twee politio-agenten langs, die een verdwaalden bond naar he* honden asyl wilden brengen. By het zien van de drenkelingen rukte do hond zich losr,spronf in het water en bracht den knaap levend aar den oever. Daar zyn halsband het iuscbrif „Dimitri" droeg, mo3t het een hond vax Russisch ras geweest zyn, en het v.it ni te betwyfelen, dat hy louter uit patriotism# handelde. De „Jour" is het spoor van der verbondsbond intusschon nagegaan en bericht- dat verscheidene personen zich in het honden asyl bevonden, om „Dimitri" op eigen koste in to lossen. Daar vernamen Z9 echter, da „Dimitrizich aan alle dankbetuigingen ont trokken had en na volbrachte patriotism, daad bescheiden heengeloopen was. Hoe in Siam ministerraad word* gehouden. Des avonds om tien uren begin' de byeenkomst van den koning met al zyr ministers, gewoonlyk in de groote zaal var het paleis. Aan den ingang van de zaal staan twee bronzen schotels, in grootte en vorm gelyk aan onze groote trommels spuwbakken voor do betelkauwers. In de zaal, aan weerskantsn der ryen stoelen voor ministers en maiidarynon, zyn hooge prachtpajons aangebracht, het symbool der koninklyko waardigheid, en tagen- over de stoelen, aan een anderen kant vay den ingang der zaal, is een drie meter vier kant groot, kniehoog podium opgericht, waarop een zyden matras en goudbosiikta kussens. Zyn de ministers verzameld, dan verschynt de koning en legt zich op hot troon- rustbed neer. De zitting begint alsdan. De koning stelt belang in alles, in de schynbaar kleinste gebeurtenissen in zyn residentie, en betoont dasrby een byzonder scherp geheugen, juist oordeel en vlugge opvattiDg. Men zou licht meenen, dat het aan een eigen broeder van den koning vergund zou zyn tegenwerpingen of aanmerkingen te maken om mogelijk verandering te brengen in den wil van den koning maar volgens Siameesche begrippen zou dit iets ongehoords zyn. Heeft de koning het woord gesproken, het besluit genomen, dan is dit onherroepelyk. In warme, zoele nachten vinden de zittingen buiten plaats in do open lucht, by lamplicht in de feeërieke paleis-binnenplaats. Een pagode- vormig paviljoen met rustbed wordt daarheen gerold, waarin de koning plaats neemt. De ministers in hun goudbestikte en van juweelen fonkelende eigenaardige kleeding hurken ia een cirkel op matten om hem heen, terwfll talryke bontgakleede dienaren, garden- en paleis opzichters, op eerbiedigen afstand ge schaard staan een beeld uit do sprookjes', wereld. Elk minister legt den koning de versclri^ lende aangelegenheden van zyn departement voor, de koning deelt daarover zyn bevelen uit, waarop de ministers zich naar hun bureel begeven, om deze te laten uitwerken. De beambten blyven menigmaal tot den vro?geïfc morgen aan het werkmair daarmoe zyn de regeeringszaken voor den loopenden dag ook afgedaan.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1897 | | pagina 6